ZONDAG5BIAD*
•v VAM HET
1E.ID5CM DAGBIAD
°041P11/
No. 15001.
16 Januari.
Anno 1909.
OLAOIBE LiTAPiE.
De sergeant van de wacht verwijderde
zicHj en liet Claude Latapie achter als voor
post, op een verhevenheid, door de muren
van een verwoeste hut beschut. De nacht
brak aan en den jongen soldaat, zich een
zaam gevoelende te midden van dat win
terachtige landschap, waar alle voorwerpen
in het ^schemerduister zulke zonderlinge
schaduwen afwierpen, werd het droevig te
moede.
Zijn ge eat schiep zich, in die vormen, de
gedaanten van tooverachtige wezens, zooals
ze voorkwamen in de verhalen, die men
elkander 's winters vertelde. De lucht werd
meer en meer door dikke wolken verduis
terd en de wind gierde akelig door de tak
ken. Door vrees bevangen, omklemde de
schildwacht krampachtig zijn geweer. Hij
was als verstijfd van kou; zijn geest zweef
de zelfs niet meer in de herinneringen van
het .zoo ver verwijderde tehuis. Hij had
zelfs geen begrip meer van zijn plicht als
voorpost.
In de stilte van den nacht klonk nu plot
seling een klagende kreet-, dicht bij
kex geschud uit zij/a verstrooiing hield
Claude zijn geweer gereed, den vinger aan
den trekker en met het oog de schaduwen
doorzoekend.
Hij herinnerde zich nu, dat de kamera
den aan zijn zorg waren toevertrouwd, dat
hun veiligheid van hom afhing, en verweet
zdch zijn bezwijming.
Het klagende geluid hield aan, een ake
lig, maar hoorbaar gereutel; daarop klonk
een angstig geroep uit de- bouwvallen.
Claude waagde zich door de half open
staande deur, ontstak een lucifer en zag in
den hoek, onder een verwarden hoop bal
ken en planken van het ingestorte dak, een
m^nschelijke gedaante. Hij ontstak eeD
kaars, die daar op den grond lag, en trad
naderbij. Bij het flikkerende licht ontdekte
hij een vijandelijk soldaat, door een balk
ter aarde geworpen. Met een blik vol haat
greep Claude zijn wapen met de dreigende
bajonet.
De ander zag hem verwilderd aan.
Ma-ar... de schildwacht schaamde zich:
net- was een vijand, ja, maar een gewonde
Hij trok zijn ge-weer terug en mompelde:
,..Laat hem zijn eigen dood sterven!"
„Drinkenklonk het nu met reutelend?
stem.
„Drinken? Ja, dat kunt- ge begrijpen,"
en de soldaat greep zijn veldflesch, dia no'g
warm was van de dubbele portie warme
koffie, die hij er in had gedaan vóór hij op
post ging. Koffie met brandewijn.
„Ja, dat moest er nog bijkomen, het- li
ehaam van een vijand te goed doen ten
koste van een FraaschmanHij grinnikte,
en als om den gewonde te tarten ontkurkte
hij zijn veldfesch en bracht haar aan de lip-
7t Was toch in alle geval een mensch, die
Duitscher. Clatitle zette zijn geweer tegen
den muur, knielde bij den gewonde neer en
ontlastte diens borst van den balk, die hem
benauwde. Nu hield hij de veldflesch bovon
de lippen van den gekwetste, deze strekte
de lianden uit om de flesch te grijpen en
zelf te drinken. „Ho 1 dat gaat zóó niet",
zei-de Claude. „Handen thuis, of je krijgt
niets! Zoo'n kerel! Ik zou moeten drin
ken op de plaats, waar hij met zijn biermuil
geweest is."
De gewonde verstond het; hij had vóór
den oorlog in Frankrijk gewoond, zooals
zoovele anderen van zijn landgenooten, die
den ondergang beraamden van het land,
waar ze hun brood verdienden.
Bij de uitdrukking van afschuw, die
kracht gaf aan de woorden van Claude,
wendde hij het hoofd af. Doch de onuit
staanbare dorst had de overhand. Hij open
de den mond, waarin Claude nu een straal
tje warme koffie goot. Toen stond Claude
op, nam zelf een teug, en ging heen om
zijn post te hervatten.
„Drommels", zeidè hijj, „dat smaakte
IL
Hetzij om eens te zien hoe de gekwetste
het maakte, of om zich een oogenblik te
beschutten tegen den wind, ging Claude, na
verloop van een halfuur, de hut nog eens
binnen. Door een hevige koorts gemarteld,
strekte de Duitsche soldaat de handen naar
de veldflesch uit.
Claude had medelijden met hem. Zijn
eersten tegenzin vergetende en zich niet ie
lang willende bphouden, maakte hij den
riem los en gaf de veldflesch aan den ge
kwetste. Hierop wilde hij heengaan, toen
vier gewapende mannen zich vóór hem
plaatsten, en hem, vóór hij in staat was
alarm te maken, ontwapenden.
Verscheidene voetstappen, waarvan het
geluid door de rmeeuw verdoofd werd,
kwamen naderbij. Een troep hield halt.
Het hoofd er van, een Beiersehe kapitein,
liet den gevangene in de hut brengen. Hij
ondervroeg hem in hot Fransoh. Claude
antwoordde niet.
„Ik zal je den mond met de bajonet doeh
openbreken, als je niet antwoordt!" riep
de kapitein. „Waar is je post, de hoofd
wacht?"
De soldaat zweeg.
..Komaan," zei de kapitein, „nagelt den
stijfkop aan den muur."
„Houdt opklonk nu een smeekendc
stem.
De verwonderde officier zag den gekwet
ste. Hij herkende hem als een van zijn com
pagnie, die als dood was achtergelaten, en
hoorde nu hoe gced de gevangene voor hem
was geweest.
„Het zij zoo! Ik schenk hem gratie, ma r
bij het minste teeken, dat- hij geeft, wordt
hij gedood. Wij nomen hem mee. Muller en
Hermann, houdt hem tusschcn je in, mot
gebonden, handen. En bij het eerste geluid
smoor j© hem de stem in -de keel."
„Voorwaarts 1 Wij zullen de hoofdwaeirt^
toch wel vinden."
Claude was wanhopend. Hij had zijn post,
verlaten, geen alarm gemaakt, en zijn ka-i
meraden zouden overrompeld en vermoord;
worden. Hoe ze te waarschuwen. Te redden f;
Hij liep gedwee mede, en verheugde zich,
reeds, t-oen hij zag, dat men een verkeerden!
weg insloeg; maar de kapitein bemerkte'
hot en nam een anderen.
Nu was hij op den goeden weg, cn men
zou den voorpost nu in de flank of ecnigs-
zins van achteren kunnen aanvallen. AUca
was verloren 1
Eensklaps deed Claude een misstap ca
viel, en terwijl zijn bewakers zich bukten,
om hem op te helpen, klemden zijn vingers^
zich om den beugel van Huilers geweer.
Deze trachtte zijn geweer terug te trekken,
maar Claude hield vaat; ondanks den hin
der van den band om zijn handen, ba<2 bij
den haan reeds gespannen, en zocht- nu den
trekker.
Hermann bracht hem een hevigen bajo
netsteek toe, en Claude, doodelijk gewond,
vreesde reeds te moeten loslaten, toén het
schot eindelijk overging.
„Te wapen 1 Te wapen 1" riep hij met de
kracht, die hem restte.
Het volgende oogenblik kromde hij zich
onder de bajonetten, die hem doorboorden,
en zonk tcTr- aarde. Doch het schot en zijn
kreet waren gehoord. De wacht liep te wa
pen, de hoofdwacht kwam te hulp en de
vijand was genoodzaakt de wapens neer te
leggen.
III.
In de ambulance, waar Claude lag te ziel-
togen, verscheen de chef der legerafdee* i
ling. Men. had hem ingelicht omtrent de
toewijding, door den stervende betoond, en
hij wilde hem zelf de belooning der dappe
ren overhandigen: het .Kruis van het Le
gioen van Eer I
Do stervende maakte eeiï afwijzende be
weging.
„Neen, neen... als u wist
„Ik weet, dat gij- een dappere zijt". ant
woordde de generaal.
„Moet ik dan mijn schande nog beken
nen! Ik verdtien voor den krijgsraad te
recht te staan in plaats van het Kruis."
En hij beleed aarzelend en snikkend hoe
bij een oogenblik zijn post verlaten had.
„En te moeten denken, dat zij allen door
mijn fout hadden kunnen omkomenmaar
die arme Pruis leed zoozeer, dat mijn hart
er door getroffen werd."
„Zijn kameraden hebben je er wol voor
beloond."
„Dnt is niets", antwoordde Claude een
voudig. „Zij haddon het mij gezegd en ik
verwachtte het, maar ik wilde liever zeit
st:>rven dan dat ze mijn kameraden, die on
der mijn hoede gerust sliepen, overvielen.
Ik hen gelukkig, generaal! Ik sterf
voor Frankrijk. O! het is haast te mooi,
daar ik den strop verdiend had."
„Geef mij de hand, brave jongen, je hebt
je nalatigheid volkomen hersteld; ik ben er