lomer den geheel en oogst op", zegt de oude boer. Dat doen juist do andere vogels. En de oude boer behoorde te weten en to beden ken, dat mijnheer en mevrouw Spreeuw van don ochtend tot den avond jacht maken op gevleugelde en ongevleugelde insecten, om hun jongen licht verteerbaar en verster kend voedsel te verschaffen. Ook moet de moedor een tijdlang gevoed worden, als tij broedt. De spreeuw is een kordaat, werk zaam vogeltje en heed tam, als je goed voor hem bent. Ik heb een zwak voor hem, om dat ik als kind een tammen spreeuw gehad heb. Later heb ik jaren lang, eiken morgen, er een groot aantal voor mijn deur van voedsel voorzien en hun gaan en komen be studeerd. Ze zijn hartstochtelijke bestrij ders van de insectenplaag. Groene brom vliegen verzamelen zij in hun snavel, tot tij er niet meer houden kunnen en dan vlie gen do mannetjes naar hun gezin. Hoeveel spreeuwen er ook rijn, zoodra bet koren gesneden is, gaan zo voor drie weken of een maand' naar het veld; dan plunderen zij waarschijnlijk wel een beetje en ergeren daarmede den boer, hoewel tk> korrels, die op hot veld gevallen zijn, hun eindelijk voldoende moesten zijn. Als er sneeuw ligt, lijden de spreeuwen gebrek, zij beven voortdurend en vallen ook wel eens neer, want ze xijn dan verzwakt door gebrek aan voedsel. De woudduiven verwijderen zich mijlen ver van hun verblijfplaat» in de bosschcn, om te trachten eenig voedsel machtig te worden. Honderden van hen worden dood geschoten, als zij in het open veld komen. De boer kan ze verkoopen en heeft boven dien een diep gewortelden haat tegen al wat duif heet, want zij doen een hoop kwaad. Als de honger hen erg plaagt, eten de duiven soms een gedeelte van het fijne groen der asperges, maar dat is dan ook al. Als je den krop van een houtduif onder zoekt, zal je zien, als de winter ten minste Diet al te streng is, dat hij wel eens beuken- nootjes bevat, zoolang als die te vinden zijn. Als de tijd daarvan voorbij is, h de krop gevuld met do zaden van de twee ergste woekerplanten, waartegen de boor te strij den heeft. Roodborstjes en vinkon naderen do huizen, om te zien of er wat van hun ga ding is cn ook de lcwiksfcaartjes brengen ons soms een bezoek. Als je wat eemengde rest jes van de tafel strooit, kan jo dadelijk zien wat het gewone voedsel der vogels is. Alle echte insecten-eters, zooals de kwikstaart jes, verkiezen het vleeach boven de brood rijn trouwe bewaker viel in ateap met het hoofd op het voeteneinde. Raoul trad de kamer binnen om zijn mes te halen, dat hij den vorigen avond vergeten had. Zijn oog viel op een bank biljet-, dat op de tafel lag. Zestig gulden! De prijs van het geweeren wie zou het bemerken, als hij bet mee nam Het bl'eeko gedicht jo van Richard rust re onbeweeglijk op het kussen. Dat van Jac ques was in do deken begraven en geen van beiden had een beweging gemaakt. De verzoeking was groot. Raoul nam het bankbiljet, 9tak hot haastig in den zak en verliet da kamer over al zijn leden bevend, in de meening dat niemand hem gezien had. Doch op het oogenblik, dat hij zich omkeerde om de dour zacht ach ter 21 ch te sluiten, zag hij den vasten, eer lijken blik van Jacques op zich gevestigd. Had hij het gezien'? Hoe haatte hij op dit oogenblik het arme kind, dat daar juist tno-.st zijn om hem te spieden, wellicht aan te klagen. De gedochte, dat men den kleinen zwer- /er van den diefstal kon beschuldigen swam bij hem op en hij drong haar niet terug. Een oogenblik Later trad de heer Lasalle de kamer binnen. Richard was juist ont waakt. „HeS ik hier geen bankbiljet laten lig gen?" vroeg zijn vader. „Ik meen, dat het uit mijn portefeuille gevallen ia. Als het kruimels; stukjes spek zijn een lekk:rrvj voor hen. El*e vogel uit dien zwonn, die met hangende vleugels en staart u komt vragen hun honger te stillen, kiest uit het gemengde maal, dat gij hem voorzet, wot van zijn gading is. De rook, do beste vriend van don boer, lijdt rreeselijk al9 sneeuw en storm aan houden. Als bet mogelijk waa uit de kop pen van een dozijn rocken do insecten te holen, die schadelijk zijn voor do belangen der landbouwers, zou dat een klein mu seum worden, en toch schiet de boer hem dood, waar hij kan. Roeken verlaten hun nesten als de winter nadert en trekken in groote troepen in zuidelijke richting de bosschen in. Zij sporen het beetje voedsel op dat er te vinden is, keeren vroeg in den middag terug en halen wat zij kunnen van den publieten weg en uit de tuinen, maar dikwijls kwelt hen do dorst en daar de ma gen slecht gevuld worden, zijn de vogels er slecht aan toe. Hoe taai ze ook zijn, kan je ze wel eens dood onder een boom vinden want als hij, door de koude bevangen slape rig geworden, de tak waaraan hij zich vast klemt loslaat-, valt hij dikwijls bevroren op den grond. Nieuwe Raadsels. Ingez. door H. Botermans. L Mijn gohcol is iemand, die in den laateten tijd zeer bekend ia geworden en bestaat uit 13 letters. 3, 3, 4, 5 is een zw arte vogeL 6, 7, 10, 8 word* b*j bei wxöscfcea ge bruik*. 12, 13 is een voorzetsel I, 10, 7, ll is een kleur. II, 3, 6, is het tegenovergestelde Van moe dig. 9, 10, 13 gebruikt men bij Ee»t schrijrom Inge», door „RoachviooHae*, II. Mijn geheel bestaat uit 14 letters an is iets waar men des maters gebruik van maakt. 8, 1 is een maat. 3, 4, 12 is een meisjesnaam. 5, 9, 10 is een vogeltje. 4, 3, 14 is een boom. 5, 6, 7, 12 13, 1 vindt men bij bet midr dhgmaal op tafel. 11, 2» 8, 14 is een lichaamsdeel. 1, 2, 10, moot men goed leer en. '4, 12, 1 vindt men tussohen twee borgen. niet hier is, dan weet ik niet waar ik het noeken moet," „Ja Papa," zei do kleine jongen, „wij hebben bot nog gezien, toen U weg was en het op tafel gelegd, om bet te geven. Waar is het, Jacques V' Doch Jacques zooht het vergeefs. Het bankbiljet was niet meer, waar hij het neer gelegd had. Het verschrikte gelaat van Raoul, toen hij plotseling ontwaakte, en hem de kamer zag uitgaan, kwam hem in de gedachte. „Is er na mij nog iemand in de kamer geweest?" vroeg do heer Lasalle. „Niemand Papa." Jacques sprak hem niet tegen. Hij kon trouwens ook niet gelooven, dat Raoul tot zulk een laagheid in staat zou zijn. Hot bankbiljet moest worden teruggevonden. Jacques bleef zoeken, terwijl de heer La salle hom met ongerusten blik aanzag. AI hot zoeken hielp echter niet en het- bank biljet kwa-m niet to recht. De heer Lasalle, die vreesde den kleinen zieke zonuwochtig te maken, zcide niets meer cn verliet de ziekenkamer. Een oogen blik later werd Jacques geroepen cn hij kwam niet bij Richard terug. Het was geen bloote verdenking. De heer Lasalle geloofde zekerheid te hebben en het kostte hem veel, het vertrouwen prijs te gevc-n, dat het vroolijke cn openhartige go- laat van zijn beschermeling hem had inge boezemd. Maar wie heoft zich nooit door den schijn laten bedriegen? De ondeugd Ing-'z. door Trlius v. d. Brandc. III. Mijn geheel bestaat uit 9 letters en is in dc school. 9, 6, 2, 8, 9 is een lekkernij. 5, 7, 3 is een inhou-lsmaat. 4, 2, 5 is op een huis. 4, 7, 1 is in Zwitserland veel te zien. Ingez. door „een Raadselvriendjc". IV. Ik doe in Indië heel voel diezut, Wonscht gij mijn naam te weten? Neem tweemaal a, dan tweemaal 1 En wil geen i vergeten. Dan q en k me* tweemaal o En zeer gemakkelijk vindt ge 't *oo. (De beginletter ie K.) Ingezonden dotfr Albartua Schonk. V. Met negen letters schrijft mon mij. k Lig in de zon te braden, 'k Wacht, dat gij mij zult roden: Op Sumatra, daar vindt gij mij. De lettere 1, 3, 7, 3, t Is zeker, dat een jongen Er over is gesprongen, Wat ik nog altijd daa^lijks zie. 5, 4, 4, 3, h», o zoo fijn! De bakker zal het wel weten. Het wordt als brood gegeten, Daar, waar er grage monden rijn. T, 8 es 0 ts Een woord, dat meest in het donker, Soms zelfs bij stargeflonker Vdn kinderen te hooron is. (De beginletter is Pen dc hutetc tetter ia G)v Oplossingen der Raadsels, L Borstplaat. II. Jong gewaand, oud gedaan. III. KoreL IV. Wasaenaxr. V. Herderinnetje. kleedt zich dikwijls in bet gewaad der eer lijkheid. „Anselmus had gelijk," dacht de beer Laaalle, terwijl hij langzaam op de tuin manswoning toetrad!, „het was onvoorzich tig dien zwerver in zijn nuis op to nemen on hem vriendschap to laten sluiten mot rijn zoon. Wat ia hot toch moeilijk, goed te doon. Jacques was naar hot kamertje gegaan, dat hij niet meer bewoond had, sinds hij de verpleger van zijn vriend geworden was. A nsc 1 mus stond, togen zijn gewoonte, zon der iets te doen, mot over elkaar geslagen armen vódr de dour van zijn huisje. Hij groette rijn meester eerbiedig, doch zijn voorhoofd ontrimpelde zich niet. „Anselmus", vroeg de heer Laaalle, „weet je wat er gebeurd is?" „Ik weet, wat er gezegd wordt," ant woordde dc tuinman met een betrokken go- laat. „Geloof jo hot niet?" vroeg rijn meester verwonderd, „jij die zulk een slechten dunk van hot kind had?" „Mijnheer," antwoordde de grijsaard, met de waardigheid, eener vaste overtui ging. „ik ken het kind nu en ik ben tekeer dat hij onschuldig ia." (Wordt vmw&v*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 13