f-Tö. EEiBSOH Woesisiï&g' S3 Becesnbsr. TweedoBlad. PERSOVERZICHT. Tweede Kamer. FEUILLETON. Maar Moeder Aasi.o 1©0^. Onder Let opecurift: Geen roet, aar klare wijn schrijft „Do N e~ (J c r I a n dor": Volgons „D e Standaard" maakten yij ons schuldig aan insinuatie tegen één der leiders ran do gecoali-seerde groep; hin derlijk voor een bondgenoot ie het, te moe ten Jtoorcn, dat men hem, buiten het be wind zijnde, minder govaarlijk, e.genlijk dus altijd als gevaarlijk beschouwt. Nimmer viel de anbircvolutionnairo pers de personen aa-a Van de leiders der bondgenooten. Zulke aan vallen vc-rgiftiigen do bondgenootschappelij ke verhoudingen. Gelukkig is de redacteur dikhuidig genoeg om niet, geprikt worden de, terug to prikken, maar zoo lioht zet too'n aanval kwaad bloc cn bluscht bij de Verkiezingen do geestdrift uit. Ziedaar de goed bedoelde vermaning. Eigenlijk zijn wij liet or mee eens, en wij hopen dan ook, dat elko minder verkwik kelijke polemiek zal kunnen wordon verme den. Ai aar in ons artikel gold het geen pole- tru k, cloeh uiteenzetting van onze politieko verhoudingen. Samenwerking tusschon par tijen onderling moet nooit leiden tot ver zwakking van een der partijen. Zullen do partijen gezamenlijk het Kabi net Heemskerk steunen, dan wachte men zich het zóó voor te stellen, alsof één der bondgenooten de eigenlijko wachter is op do muren van Sion en dc andere minder [vertrouwbare geestverwanten zijn, zoodafc hef Kabinet eerst dan vertrouwbaar wordt, als het de vlag van één der groepen in top gchcschon heeft Ook het. voortduren-i waarschuwen voor conservatieve tendenzen kan &loahts geschie den rneb het oog op do Chr.-HLst. partij, vermits geou enkele liberale groep zich tot jdusver aan een der rechtscbo partijen heeft aangesloten of hot voornemen daartoe te kennen gaf. Tegen deze laatste te waarschu wen heeft geen zin. Al wordt het niet tclkons uitdrukkelijk herhaald, toch verkeert eon deel der anti- Te vol uti onna irc bevolking ia don waan, dat hot verschil tusschen antirovolutionnair cn Chr.-Hist. zit in verschil van richting, on dat de grootst© waakzaamheid verei6chb wordt om te verhinderen, dat de een© groep dooor de ander© ,,op hot conservatieve •poor" wordt overgebracht. Natuurlijk betwisten wij aan ,,D 6 t a n d a a r d" en haar redacteur het tocht niet onze groep dien eigenaardigen stempel op te drukken. Maar onzerzijds vorblijvo het recht, tel kens den nadruk er op te leggon, dat ons TorscJiil op icte andera dan op verschil van richting berust. Herhaling van dit steeds door ons bo- eeruo kan nimmer iota stekeligs bedoelen. Zelfs niet, wanneer wij den leidor ,,go- yaarlijk" noemen. Want wij, het is waarlijk bnnoodig dit to zeggen, doelen daarmee vol strekt niet op datgene, waarom do liberal© pers dr. K. gevaarlijk noemt-, doch uitslui tend op de tactiek van dien leidor. Wij herinneren aan de tactiek in 1894. Di wil men een voorbeeld uit later tijd, dan Ictl© men op wat bij d© socialo wetgeving voorviel. Toon het Kabinet-Kuyper socialo •wetten voordroeg, waarbij nogal aanmerke lijk was afgeweken van wat tot dusver on der rlo antirevolutionnair© partijen ais vast sta .;ul gold, kon met ecnigon grond worden beweerd, dat dc felle oppositio van prof. flFabius niet wel paste in de door dezon zelf aanvaard© partij-organLsatioen lag het 'pok in dc eenmaal aangenomen lijn, do klei nere bladen als het war© te dwingon ,,het bo )fdorgaan" t© volgen. Maar de Christ.-Hist, partij bleef volko men vrij. Daarom was voor haar de organi satie geen gevaar. En evenmin dr. Kuyper. Is hot nu stekelig, ia hot een insinuatie, Uit in het licht te stellen of uit te sprekent Mi v chieai kon lit in vroegere dagen nog kis een poging worden beschouwd om ecnigon oan do antirevolutionnaire partij te ont trekken. Thans echter niot meer,, vermits di© par tij zelve onomwonden en openlijk het volgen van haar leider als doel- en plichtmatig be schouwt en uitspreekt. In het „Handelsblad" schroef de oud-staatsraad Rooh ossen eon artikel over hot parlementaire recht van interruptie. Schrijver verdedigt daarin do stelling dat menigmaal eon in to, ruptie tot bekorting cn vereenvoudiging van het debat kan leiden. Juist to rechter tijd kan x.i. een opmerking gemaakt, een vraag gesteld worden. Zeer onverstandig waro dus, verklaart hij, do leiding der ver gadering, die ieder© interruptie verbieden wild©. Dikwerf ziet hij, dio aan het woord ia, zich er door gediend, dat men hem in de rock- valt en een welkome aanleiding geeft om zijn betoog t© ve-rduiclelijken of aan t© vullen. Er kunnen echter, voegt hij daaraan toe, gevallen zijn, waarin een on derbreking den spreker den draad van zijn betoog doet verliezen on aan zijn beste ar gumenten alle kracht ontneemt. Het schijnt hem in verhand doannxlo billijk eon minis ter, wiens taak toch reeds zwaar is, vrijheid van beslissing t© Jatcn°of hij al dan niet wil worden geïnterrumpeerd. Geeft hij te konnon, dat hij zich de taak, voor 's lands belangen, zooals het behoort, het woord t© voeren, verzwaard ziet., wanneer men hom niet laat uitspreken on niet bedaard aan hoort wat hij te zeggen heeft, dan zal, dunkt hem, ook de felste tegenstander dien wensch moeten eerbiedigen. Dat is, z.i. in soortgo- Lijko omstandigheden, de plicht van ieder fatsoenlijk en rechtgeaard man. Komend© tot het geval, dat hem aanleiding gaf tob het. houden van zijn betoog, merkt schrijv. eindelijk nog op: In de vergadering van don llden Decem ber j.l. wees do Minister van Marine de mtormipti-es mn dbn .afgovovvrdigdo uit Amsterdam III af, door zich lo beroepen op het den spreker, die aan liet woord is, gegeven reclit: voor den Minister, dio aan hot woord is, tcvcn3 verdediging van stellingen on voor den lando gowichtigen ambtsplicht. Met zijn tweede interruptie: „En ik intterrumpser u" kan dc\ heer Troelstra bezwaarlijk hebben bedoeld, dit voor allo aanwezigen boven twijfel ver heven feit eenvoudig to eonshn.tec.Tondfe éénigo zin, die redelijkerwijs aan deze ver klaring kan worden gehecht, is, dat die spreker voor inch, als afgevaardigde, en derhalve voor allen, dio nu ïnr een der bei de Kamers van do Staten - Gen c raai zitting hebben on cr later zitting in zullen hebben, aanspraak maakt op een onbeperkt recht van interruptie tegenover do ministers- tafel, in de uitoefening, aan dc presidiale leiding ondergeschikt.. Doch hierbij vergeto men niot, dat dc vermaning van den voor zitter, niet to intorrumpe-eren, uitte raar cl nooit dan n a een interruptie tusschenbeid treden kan. Parlementaire boraadslaging naar die méthode kan niet. dan ten nadeel© van den lande strekkan. Maakten vel© afgevaardigden van het recht van interruptie in den geest van den hoer Trooktra gebruik de belastingplich- tingen zouden zwaarder last te dragen krij gen, cn 's lands zaken minder goed in ordo zijn. Do Haagscho hoefijzer-correspondent van hot „Handelsblad" maakte een 'korte kantteekening op het artikel van den hoer Roohusseu. Hij verklaart: Op het meer algemeen© deel van zdjn be schouwing willen wij thans niet verder in gaan dan door het woord „recht" tusschen aanhalingsteekens to plaatsen, omdat- eenig reoht van interruptie ons niet bekend is- Maar omtrent het oonorete geval, waar op do hooggeacht© schrijver doelt, wen action wij op t© morkcn, dat hij vermoede lijk niet aanwezig was ter vergadering van do Tweodo Kamer, waarin dio vinnigheden tusschen den Minister van Marino en den heer Troelstra werden gewisold. „Tout sa- voir o'est... boaucoup pardonner" zoo al niet alles. En als de heer Rochussen den Minister van Marine had' hooren spreken en hem in zijn waarlijk niot sobuchtor op treden had bijgewoond, dan zou hij waar schijnlijk, evonals wijf' aan 's heeren Troel- stia'e interruptie deze beteefeenis hebben toegekend: Als gij. Minister, meent, dat d© bvutalen de tialve wereld hebben, dan zal ik, afgevaardigde, ioonen, dat,,, d© ardero j belffc net oendor is. Want Jo interrupti© sloeg op deze minis- j teriocle woorden; „Ik ben aan ft woord!" En als daar op den voorzitter ssfcoal een minder welwillend cm toegeeflijk man had gezeten dan de beor Röell, dan had Zijne j Excellentie eich wel eens kunnen hooren beri&pon met d© woorden, die president GleiolimaiD^ in een dergelijk, oog met eens woo kras geval, minister Van Houten toe- voegde» „De Minister gelieve do leiding der vergadering aa,u m ij over te laten". „Het Huisgezin" oppert bezwraron togen het denkbeeld vanstomrui- i ling, door „D o Standaard" aanbe- j volcn. Het blad schrijft o. m. Zal overdracht alleen plaats hebben van do stemmen der minderheden in hot dia- trict, ©n niet van do stemmen dor partij, dio haar candidaten gekozen zag, welke boven de volstrekt© meerderheid werden uitgebracht? Is dil zoo, en uit do bewoordingen van „D ©Standaard" is men geneigd op te maken, dat hot zoo is dan ligt aan het stolsel dor stemruiling een zeer groote onbillijkheid ten grondslag. Staat men den minderheden too, haar stommen over te dragen, dan moet dit ook toegestaan worden aan do stemmen, welke de meerderheid méér uitbracht dan noodig waren om haar candidaat gekozen to krij gen, of men onthooft hot begrip der even redig© vertegenwoordiging. Ho© moet d© overdracht geschieden? Mag ieder© kiezor een „subsidiair" district naar verkiezing aannemen? Moet aan d° vorschillend© partijen, m. a. vr. aan «1© Ricsvoreenigingen, worden overgelaten dc overdracht to dïrigeeren? Maar zal het, al houdt- men dan nog zoo goed rekening met de kaart van het land, niet gebeuren, dat district X te veel subsid;airo stemmen ontvangt om den candidaat cener zeker© partij gekozen te krijgen, en district Z t© weinig? Verder: hoe moet do voor d© verkiezing vereischt© meerderheid worden vastge steld? Std, fn distriet Y zelf worden 8000 stemmen uit gebracht-. Naar dat district zijn 4000 stemmen overgebracht. Is nu de volstrekt© meerderheid GOOI? Werkt dit stolsel zóó, dan is geen enkele partij zeker van een zetel, zelfs in de meest© „vaste" districten. En werkt het zoo niet, hos wenscht men d© overdracht dan to regelen? Het blad wil met het vorenstaande zeg gen, dab hot denkbeeld der stemruiling, ho© sympathiek ook om de proportioneel© strekking, die er den ondergrond van uit maakt, in het exposé van „D Stand- aaard" niet klaar en duidelijk genoeg is ontwikkeld, orn het, zoo a-ls het. blad wcnscht, iu overwoging te kunnen nemen. Is wat thans min duidelijk lijkt opgehel derd, dan is z. i. het denkbeeld nadere overweging stellig overwaard. Naar aanleiding van opmerkingen van „Dc Nieuwe Courant" zegt „De Nodorlander" omtrent de mogelijk heid van een wede r-o ptr edon van d r. Kuyper als minister na de ver kiezingen van 1909: Wij kunnen 6leohfcs herhalen, dat wij het ondenkbaar achten, dat na een overwin ning der rechterzijdo bij do Btembua, het rechtsche ministerie zou aftreden. Dak wij liet voorts even ondenkbaar achten, dak in een zittend Kabinet do premier eenvoudig vervangen zou worden door een anderen premier, dr. Kuyper of wien ook. Maar in de doido plaats, dat wij, wanneer thans nog niet to voorziene omstandigheden er in do toekomst nog eens toe mochten lei den, dab een tweede Kabinet-Kuyper op trad, hot voor de christ.-Kist. partij al lerminst onaannemelijk zonden achten, onder regime van ruik een Kabinfei an dermaal deel der Regeer ingsm eerderheid uit te maken. Wanneer di'o Laatste verklaring ,,D e Nieuwe Courant" „ongerust" mocht Heb ruw onispiingcn met dynamiet zal wot- makon en haar de wapenen tegeu het Ka binet-Heemskerk mooht doen wetten, het zij zoo. Wij hebben nooit door eenige uitla ting haar het recht gegeven anders to denkub, d.w.a. to ineonon, dat een Kabi net-Kuyper voor ons in dc toekomst steeds onaannemelijk zou zijn. Landbouwbegrootin g. Bij liet verdere debat gis tor namiddag over doze begrooting drong cl© heer H u g o n- holtz aan op het meer aanstellen van plaatselijke veeartsen tot plaatsvervangen de districts-vcearteen, en die direct door den Minister behooren t© worden, aangesteld en niet op voordracht van dc di6tricts-vee- artsen. De heer Roy ne, zich hierbij aansluiten de, bepleitte in 't algemeen herziening van do bepalingen omtrent de veeartsen. Zoo wild© liij o. a. dat voortaan alle gediplo meerde veeartsen bevoegdheid kregen om in geval van nood hulp t© vorleencn. De Minister antwoordde, dat cr geen klachten inkomen over hst weigeren van dis- tricts-voeartsen om plaatselijke vee artsen aan t© stollen, zoodat er geen aan leiding ia do benoemingen direct door den Minister te deen plaats hebben. Do Regeering zal overigens zooveel moge lijk zorgen, dat cr voldoende gediplomeerd© plaatsvervangende veeartsen zijn voor nood toestanden. De hcor Rocssingh verdedigde Rijks- steun aan gemeenten en particulieren voor de ontginning van woeste gronden. De Minister achtte zulks alleen mo gelijk, wanneer hetgeen tot stand gebracht wordt kan geacht worden te zijn gesonied ten aigemsenen nutte. Do heer Van Wijnbergen bepleitte om alsnog ook na 'net in-werkïng-treden, op 1 Januari 1909, der Tiondwet, g'olcgenhcid te geven tot heb aangaan van overeenkom sten in den zelfden zin als waarin men vóór d© in-werking-fcreding tot vrijen afkoop van tienden was toegelaten. Hij vroeg of de Re- geeriDg een wetsontwerp in dien geest kon toezeggen. Do Mi n i s t o r verklaarde, dat ook de Regeering reeds naar middelen gezocht heeft, om uitstel van afkoop te geven, dooh dat. is niet doenlijk gebleken. Intussuhen meent do Rcgcering een tussckcnweg to hebben gevonden door het scheppen van do gelegenheid aan d© belanghebbenden om onder bepaalde waarborgen en tegen het gonot van premies alsnog opgave te doen van het zuivere bedrag der janrlijksche tiondopbrengsten. Maar dez© zaak is zeer moeilijk to regelen cn daarom zal de Re geering deze kwestie ter oplossing voorleg gen aan een na Januari to honden bijeen komst van het Departement van Landbouw met do voorzitters der tiendeommissiën. Wellicht kan dan iu Februari een ontwerp 'worden ingediend. Hot Staatstoezicht op hot mjjnb&djiGjf kwam ter sprake, waarbij de heer R u y s de Boeronbrouok o.a. aandrong op aanstelling van aroeideus-oontrolours tor betero handhaving van het mijnreglement; on op beter© huisvesting van do ongehuwde mijnarbeiders. De heer Van Kol sloot zioh volkomen aan bij den aandrang naar arbeiders-contro leurs, on in het algemeen wonschte hij stren ger© handhaving van het mijnreglement. Ook d© hee-r Nolens wenschlo goede toepassing van het mijn reglement, dat beter is dan in menig ander lancï, maar dan ook gehandhaafd moet. worden, en gaf verschil lende wenken om daartoe to geraken, waar bij ook hij op de aanstelling van arbeidors- oontroleurs aandrong. Do Minister vond do maxima-straffen op do overtredingen van hot mijnreglement voldoende. Ovor uitbreiding van het korps Rijksveldwachters heeft hij niets te zoggen. De Minister erkent ten volle de gevaarlijk heid van het. mijnbedrijf en de wense he rijk heid om arbeiders-controleurs aan t© stel len. Het Engelsche stelsel van arbeids-oon- troleurs achtte hij het meest gewenscht©. den tegengegaan. Bij Let artikel betreffende de boringen naar steenkolen lichtte de heer B o 1 si us een amendement toe, strekkend© om in 1909 geen boringen t© doen in de Peel cn den Oostenlijken hoek van Gelderland on Ovcr- ijsol, omdat er voorloopig genoeg terrein voor exploitatie is. Hierna legde d; Minister van Binncnland- eche Zaken do reeds vermeld© Regearings- verklaring omtrent H. M. de Kcnmgiu af. Bij de voort-zetting van do discussie ovor hot amcnde-ment-Bolsius, verklaardo de M i- n i s t© r, dat dc exploratie dicpbormg"Q noodzakelijk maakt-. Do Maatschappij, die do boringen verricht, werkt tot groot© tevre denheid der Regeering. In den brcocle zet spreker uiteen, met welk doel de exploratie moet geschieden. Hot stop-zetten voor een jaar zou het go- heelc systeem van werken stop-zetten. Daar om moet dc Mmisthor de aanneming van het amendement ontraden. Na repliek van don heer B o I s i u s werd het amendement verworpen met 49 tegen 21 stemmen. De heer Passtoors drong aan op een heid in zake het viaschersbedrijf, dat onder één departement moet ressortcerea. De heer Duysiacr van Twist be pleitte con apocdigo tet-staDd-koming van een bedrijfsorganisatie van de Zuichrzeo- visseherij. De heer Limburg vestigde de aandacht op arbeiderstoestanden bij de zaJmvisscherij cn wenschte tevens wijziging van het zalm- tractaat in dion zin, dat do gesloten tijd voor die visscherij word© vervroegd. De heer Tydeman drong aan op spoe dige invoering der visschcrswct. De Minister sprak el© verwachting uit, dat in den aanvang van 1909 de invoc ring der vissoherswet zal kunnen worden voorbereid. Hot zal' s Ministers eerste werk zijn, zich van de Zuiderzee-visscherij, waar omtrent geen gevestigd© opinie bestaat, op de hoogte te stellen. Daarbij zal de kwestie der nestvissohers het eerst ter hand worden genomen. Een ambtelijk onderzoek naar het zeevisschcrsbedrijf acht de Minister wen- sokelijk, doch een Staatscommissie behoeft, dat onderzoek niet in te stellen. Na replieken herinnerdo de heer A a '- h e r s o bij da. afdeehng Handel en Nijver heid aan zijn redo van 1S06, waarin hij een program voor sociale middonstandspolitiok ontwikkelde. Hij bracht dank aan dez n Minister cn zijn ambtsvoorganger voor do door hen getoonde voortvarendheid in zake de mkid east an dsb ©langen, en bracht ia verband daarmee kuide aan te werkzaam heid van do afdeoLiag Handel en Nijver heid, die een goed inzichft toont op dit go- bied. Op intensief overleg tus3ohen het Departement van BinnenLandsche Zaken in zake het vakonderwijs (meestercursus- sen) drong spr. aan; voorts bepleitte spr. do aanstelling van wandel leeraren, verte" tering van het kredietwezen en organisatie van de klcino nijverheid. Hij hoopt, dat de Minister spoedig zal komen met een wets ontwerp tot bestrijding der oneerlijke con currentie cn verva-laching van levensmid delen. Ook do regeling der vervroegde win kelsluiting en do afschaffing van dor nachtarbeid dor bakkers ziet spr. m.t be langstelling t© gemoet. Hij hoopt, dat do Minister ook zal geraken tot een sociale organische inrichting van publiekrechtelij ke vertegenwoordigingen van den midden stand. AI wat de Minister in dfcze richtiv" doet, zal ten goedo komen aan den midden stand, den belangrijksten faotor in onze samenleving. Do Minister bepaalt zich tot oe£ enkele opmerking. Het zwaartepunt van den arbeid voor don middenstand ligt bij dezen stand zelf; do Regeering kan zich slechts bepalen tot voorliohting en aanspo ring. Zij moot niet in een bepaalde rich ting drijver, en voorbijgaand© dingen trach ten vast to loggen De vergadering word te halfzes geschorst tot acht uren 's avonds. 42 0, ik bad rayn afkeer van hen en hun T&lschheid wel willen uitsohreeuwenmaar )k hield myn mond. .Wacht maar," zei ik telkens en telkens weer by mijzelf. „Aan het station In Keswick misschien, paar zUn na'uuriyk menschen. Dan moet ik piet: wasrnemon." Maar terwyi ik myzelf zoo trachtte gerust te stellen, wist ik toch niet of ik, als het feescbikte o ogen blik daar was, wel don ver- &8chton moed zou hebben, om opeens de algemeen© aandacht op mjj te vestigen en lady Mary in het openbaar uit te maken voor do moordenares van haar echtgenoot. En térwyi wij zoo met ons drieën in het rütulg, dat langzaam langs den weg voort- Bjokto, byoenzaUn, drukte ik af on toe de hand .togen mijn borst, daar, waar ik het zorgvul dig toegevouwen papier tusschen myn kleoren verborgen had. Dit was myn bewijs. Ik moest iien, dat dit in handen zou komen van een ©f anderen persoon van gezag Eindelijk waren wy in do buitenwyken der jBtad. Nu kwam de tijd om te handelen. Myu jiart klopte my tot iu de keel. Ik kon ter- (nauwoinooJ ademhalen. Toch zorgde ik, dat ,men niets byzomlers aan my bemerkte, want ^ik wist, dat oen paar oogen my onophoudeiyk door don krippen sluier heen gadesloegen. Eindelijk waren wy aan het station I Wa ven zy dan weikeiyk van plan met my naar Schotland te gaan En wat voerden zü daarmee in huu schild Juffrouw Cade liet ons even met elkaar alleen om plaatskaartjes te koopen. Eenige sjouwers liepen bedryvig heen en weer. Drie of vier landeiyk uitziende reizigers waren oveneens bezig voor hun schamele bagage te zorgen, waar zy heel wat hoofdbrekens mee hadden. Ik koek hen allen één voor één vlak in het golaat. Zou ik wel verstandig doen, door by deze eenvoudige buitenlui opeens aan te komen met myn geruchtmakend nieuws Zouden zy niet ver schrikt terugdeinzen en my voor krankzinnig houden Krankzinnig I Nu herinnerde ik my, dat men dit praatje van my had uitgestrooid. Waarschyniyk had men dit gedaan met het oog op helgeon er nu gebeurde. Kon de stationschef maar eens voor den dag komen l Dan zou ik met hem kunnen spreken. Ik had toch myn brlof. Dien zou ik hem goven. Torwyi ik het nog steeds niet met mijzelf eens was, wat ik moest doon, vurig ver langend zelf handelend op te treden en toch doodsbang om door voortvarendheid alles te bederven, hoorde ik opeens het dreunende geraas van den naderenden trein. Ik moest nu onmiddeliyk een besluit nemen. Een sjouwer, dio een koffer voor zich uit duwde, kwam vlak langs my. Zenuwach tig en met bevende lippen deed ik een stap naar voren, maar lady Mary trok my naar achter. „Pas op," zei zy. ,.Jo kunt je zoo licht bezeren als je die mannen in den weg loopt." „Ik hob een coupé 1" hoorde Ik do stom van juffrouw Cade roepen. En weer bevond ik m\j tusschen hen beiden in on werd zon der dat ik het wilde voortgedreven. Het was geen seizoen, waarin men veel reist <w> het aantal reizigers voor Keswick groot is. Maar terwyl ik met weerzin tus schen hot tweetal inliep, viel myn oog op eens op een groepje jongelui, die er als toe risten uitzagen. Zy praatten en lachten opgewekt mot el kaar en juist dio zorgelooze vrooiykheid maakte, dat zy my toeschenen als wezens, die tot een andere sfeer bohoorden als ik. Maar toch 'zag ik hen vorschend aan, be vochtigde m\jn lippen, die zoo droog waren, dat ik haast niet kon spreken, en riep „Help 1" Enkelo der jongelui keerden zich om en koken alsof zy dachton, dat zy niet goed hadden gehoord. „Wat is er, kindlief?" vroeg lady Mary met haar zoetvieiend3to stem. „Struikel je? Je hebt je toch niet bezeerd Zy hield my by myn arm vast en boog zich over my heen. Het groepje jongelui ging weer verder. Ik werd half in een spoor wegcoupé getild, half er in geduwd. Do trein was op het punt te vertrekken, toen een vriendelyke uitziende oude heer aanstal ten maakte om by ons In don coupé te komen. „Dit is een gereservoorde coupé," zei juf frouw Caao bits, onderwijl pp oöd bordje wy- zeDdo, dat aan het raampje hing. Ea binnens monds oen verontschuldiging mompelend, ging de oude heer verder. „L-Ioo attent van jo, Elisabeth," fluisterde lady Mary. „Ik ben biy, dat je er aan gedacht hebt, een coupé te roaerveeren. 't Ie prettiger, onder elkaar te reizen." Alwoer oen kans minder 1 Er kwam lang zamerhand een gevoel van hulpeloosheid over my. En toch besloot ik mü door niets te laten weerhouden om my, als wy eenmaal op do pla&ta onzer bestemming waren, to wenden tot don eersten voorbijganger, hoe landelyk en nedorig by er ook uit mocht zien. Ik waagde eenige vragen te doen omtrent de plaats, waar wy heengiogon eu waar Donald zich bevond, niet omdat ik eenig ge loof hechtte aan wat zy my zouden antwoor den, maar omdat ik wildo zien' wat zy my nog meer zouden wijsmakon. Wy zouden naar een hotel ryden. waar Donald ons zou ontmoeten, na er eerst voer te hebben gezorgd, dat alles voor onze ont vangst gereed was. Juffrouw Cade had zeiden zy my gelegenheid gevonden hem op lady Mary's verzoek te telegrafeer©», tor- wyi wy aau het station te Keswick op den trein wachtten. Kr was dien dag zooveel gebeurd, dat ik my haast niet kon voorstellen, dat het nog vroeg in den middag was. Ik had myn ver loofde om halfuegen aan het station moe ten ontmoeten, maar dit was my onmoge- Jyk gemaakt. Eu waar was hy nu? Hoe groot was do afstand, dio ons nu van elkaar scheidde, ofschoon or nog slechts zoo weinig uren verloopen waren? Dit godeolte van ons land was my geheel vreemd. Aan ieder station, waar do troln stopte, schoof ik, onder voorwendsel van hot benauwd te vinden, hot raampje opon en keok vol verwachting naar buiten. Maar nie mand kwam zoo dicht by my, dat Ik hem kon aanspreken, on als ik het zoa wagon, hard te roepen, zou my natuurlyk onmiddel iyk hot zwygen .wordon opgelegd door lady Mary on juffrouw Cade. Emdeiyk stond deze kmtsto op «n begon onze bsgage by elkaar te leggen. #W© zijn wl" s*i lady Mary. XXVII. De trein was nu een klein, onaanzienlijk stationnetje binnengereden, dat slechts scheen to bestaan uit een perron en een dak, waar onder verscheidene banken stonden. Do avond begon eindoiyk te vallen, en op een brandende lantaarn, waar myn oog over heen was gegleden, had lk den naamMaccles town gelezen. „Is u hier vroeger al eens meer gewoest vroeg ik met een achterdochtigen klank in myn stem aan lady Mary. Zy zag m\j kalm aan „Nooit, maar dat doet er niets toe. Wy zuilen, zooals ik je reeds hebt gezegd, Donald in een hotel ontmoeten. Ik geloof dat het ho tel „De groene Draak" heot. 't Is een ouder- wetsche naam en waarschyniyk ook een ouder* wotsch huis. Maar het zal er ons aan niets ontbroken, daar ben ik van overtuigdbehalve misschien aan eenige mode^e gerieffykheden, maar dat komt er op zoo'n interessante reis aio deze niet op aan." Eerst stapte juffrouw Cade en toen lady Mary uit don coupé. De eerste stak my haar hand toe, om my by het uitstappoD behulpzaam te zyD, maar ik deed alsof ik hot mot zag. Zonder haar hulp stapte ik op het perron on keek daarby nieuwsgierig en vol verwachting om my heen. Wy schenen de eenige reizigers te zyn voor Macclestown, behalve een paar mannen, die ik in de duisternis maar vaag onderscheidde en die gehuld waren in lange regenjassen me* fladderend© cr s. 'Wordt vervolgd.'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 5