f-Tö.
EEiBSOH Woesisiï&g' S3 Becesnbsr. TweedoBlad.
PERSOVERZICHT.
Tweede Kamer.
FEUILLETON.
Maar Moeder
Aasi.o 1©0^.
Onder Let opecurift: Geen roet,
aar klare wijn schrijft „Do N e~
(J c r I a n dor":
Volgons „D e Standaard" maakten
yij ons schuldig aan insinuatie tegen één
der leiders ran do gecoali-seerde groep; hin
derlijk voor een bondgenoot ie het, te moe
ten Jtoorcn, dat men hem, buiten het be
wind zijnde, minder govaarlijk, e.genlijk dus
altijd als gevaarlijk beschouwt. Nimmer viel
de anbircvolutionnairo pers de personen aa-a
Van de leiders der bondgenooten. Zulke aan
vallen vc-rgiftiigen do bondgenootschappelij
ke verhoudingen. Gelukkig is de redacteur
dikhuidig genoeg om niet, geprikt worden
de, terug to prikken, maar zoo lioht zet
too'n aanval kwaad bloc cn bluscht bij de
Verkiezingen do geestdrift uit.
Ziedaar de goed bedoelde vermaning.
Eigenlijk zijn wij liet or mee eens, en wij
hopen dan ook, dat elko minder verkwik
kelijke polemiek zal kunnen wordon verme
den.
Ai aar in ons artikel gold het geen pole-
tru k, cloeh uiteenzetting van onze politieko
verhoudingen. Samenwerking tusschon par
tijen onderling moet nooit leiden tot ver
zwakking van een der partijen.
Zullen do partijen gezamenlijk het Kabi
net Heemskerk steunen, dan wachte men
zich het zóó voor te stellen, alsof één der
bondgenooten de eigenlijko wachter is op
do muren van Sion en dc andere minder
[vertrouwbare geestverwanten zijn, zoodafc
hef Kabinet eerst dan vertrouwbaar wordt,
als het de vlag van één der groepen in top
gchcschon heeft
Ook het. voortduren-i waarschuwen voor
conservatieve tendenzen kan &loahts geschie
den rneb het oog op do Chr.-HLst. partij,
vermits geou enkele liberale groep zich tot
jdusver aan een der rechtscbo partijen heeft
aangesloten of hot voornemen daartoe te
kennen gaf. Tegen deze laatste te waarschu
wen heeft geen zin.
Al wordt het niet tclkons uitdrukkelijk
herhaald, toch verkeert eon deel der anti-
Te vol uti onna irc bevolking ia don waan, dat
hot verschil tusschen antirovolutionnair cn
Chr.-Hist. zit in verschil van richting, on
dat de grootst© waakzaamheid verei6chb
wordt om te verhinderen, dat de een© groep
dooor de ander© ,,op hot conservatieve
•poor" wordt overgebracht.
Natuurlijk betwisten wij aan ,,D
6 t a n d a a r d" en haar redacteur het
tocht niet onze groep dien eigenaardigen
stempel op te drukken.
Maar onzerzijds vorblijvo het recht, tel
kens den nadruk er op te leggon, dat ons
TorscJiil op icte andera dan op verschil van
richting berust.
Herhaling van dit steeds door ons bo-
eeruo kan nimmer iota stekeligs bedoelen.
Zelfs niet, wanneer wij den leidor ,,go-
yaarlijk" noemen. Want wij, het is waarlijk
bnnoodig dit to zeggen, doelen daarmee vol
strekt niet op datgene, waarom do liberal©
pers dr. K. gevaarlijk noemt-, doch uitslui
tend op de tactiek van dien leidor.
Wij herinneren aan de tactiek in 1894.
Di wil men een voorbeeld uit later tijd, dan
Ictl© men op wat bij d© socialo wetgeving
voorviel. Toon het Kabinet-Kuyper socialo
•wetten voordroeg, waarbij nogal aanmerke
lijk was afgeweken van wat tot dusver on
der rlo antirevolutionnair© partijen ais vast
sta .;ul gold, kon met ecnigon grond worden
beweerd, dat dc felle oppositio van prof.
flFabius niet wel paste in de door dezon zelf
aanvaard© partij-organLsatioen lag het
'pok in dc eenmaal aangenomen lijn, do klei
nere bladen als het war© te dwingon ,,het
bo )fdorgaan" t© volgen.
Maar de Christ.-Hist, partij bleef volko
men vrij. Daarom was voor haar de organi
satie geen gevaar. En evenmin dr. Kuyper.
Is hot nu stekelig, ia hot een insinuatie,
Uit in het licht te stellen of uit te sprekent
Mi v chieai kon lit in vroegere dagen nog
kis een poging worden beschouwd om ecnigon
oan do antirevolutionnaire partij te ont
trekken.
Thans echter niot meer,, vermits di© par
tij zelve onomwonden en openlijk het volgen
van haar leider als doel- en plichtmatig be
schouwt en uitspreekt.
In het „Handelsblad" schroef de
oud-staatsraad Rooh ossen eon artikel over
hot parlementaire recht van
interruptie. Schrijver verdedigt
daarin do stelling dat menigmaal eon in
to, ruptie tot bekorting cn vereenvoudiging
van het debat kan leiden. Juist to rechter
tijd kan x.i. een opmerking gemaakt, een
vraag gesteld worden. Zeer onverstandig
waro dus, verklaart hij, do leiding der ver
gadering, die ieder© interruptie verbieden
wild©. Dikwerf ziet hij, dio aan het woord
ia, zich er door gediend, dat men hem in
de rock- valt en een welkome aanleiding
geeft om zijn betoog t© ve-rduiclelijken of
aan t© vullen. Er kunnen echter, voegt hij
daaraan toe, gevallen zijn, waarin een on
derbreking den spreker den draad van zijn
betoog doet verliezen on aan zijn beste ar
gumenten alle kracht ontneemt. Het schijnt
hem in verhand doannxlo billijk eon minis
ter, wiens taak toch reeds zwaar is, vrijheid
van beslissing t© Jatcn°of hij al dan niet
wil worden geïnterrumpeerd. Geeft hij te
konnon, dat hij zich de taak, voor 's lands
belangen, zooals het behoort, het woord t©
voeren, verzwaard ziet., wanneer men hom
niet laat uitspreken on niet bedaard aan
hoort wat hij te zeggen heeft, dan zal, dunkt
hem, ook de felste tegenstander dien wensch
moeten eerbiedigen. Dat is, z.i. in soortgo-
Lijko omstandigheden, de plicht van ieder
fatsoenlijk en rechtgeaard man. Komend©
tot het geval, dat hem aanleiding gaf tob
het. houden van zijn betoog, merkt schrijv.
eindelijk nog op:
In de vergadering van don llden Decem
ber j.l. wees do Minister van Marine de
mtormipti-es mn dbn .afgovovvrdigdo uit
Amsterdam III af, door zich lo beroepen
op het den spreker, die aan liet woord
is, gegeven reclit: voor den Minister, dio
aan hot woord is, tcvcn3 verdediging van
stellingen on voor den lando gowichtigen
ambtsplicht. Met zijn tweede interruptie:
„En ik intterrumpser u" kan dc\ heer
Troelstra bezwaarlijk hebben bedoeld, dit
voor allo aanwezigen boven twijfel ver
heven feit eenvoudig to eonshn.tec.Tondfe
éénigo zin, die redelijkerwijs aan deze ver
klaring kan worden gehecht, is, dat die
spreker voor inch, als afgevaardigde, en
derhalve voor allen, dio nu ïnr een der bei
de Kamers van do Staten - Gen c raai zitting
hebben on cr later zitting in zullen hebben,
aanspraak maakt op een onbeperkt recht
van interruptie tegenover do ministers-
tafel, in de uitoefening, aan dc presidiale
leiding ondergeschikt.. Doch hierbij vergeto
men niot, dat dc vermaning van den voor
zitter, niet to intorrumpe-eren, uitte raar cl
nooit dan n a een interruptie tusschenbeid
treden kan.
Parlementaire boraadslaging naar die
méthode kan niet. dan ten nadeel© van den
lande strekkan.
Maakten vel© afgevaardigden van het
recht van interruptie in den geest van den
hoer Trooktra gebruik de belastingplich-
tingen zouden zwaarder last te dragen krij
gen, cn 's lands zaken minder goed in
ordo zijn.
Do Haagscho hoefijzer-correspondent van
hot „Handelsblad" maakte een 'korte
kantteekening op het artikel van den hoer
Roohusseu. Hij verklaart:
Op het meer algemeen© deel van zdjn be
schouwing willen wij thans niet verder in
gaan dan door het woord „recht" tusschen
aanhalingsteekens to plaatsen, omdat- eenig
reoht van interruptie ons niet bekend is-
Maar omtrent het oonorete geval, waar
op do hooggeacht© schrijver doelt, wen
action wij op t© morkcn, dat hij vermoede
lijk niet aanwezig was ter vergadering van
do Tweodo Kamer, waarin dio vinnigheden
tusschen den Minister van Marino en den
heer Troelstra werden gewisold. „Tout sa-
voir o'est... boaucoup pardonner" zoo
al niet alles. En als de heer Rochussen den
Minister van Marine had' hooren spreken
en hem in zijn waarlijk niot sobuchtor op
treden had bijgewoond, dan zou hij waar
schijnlijk, evonals wijf' aan 's heeren Troel-
stia'e interruptie deze beteefeenis hebben
toegekend: Als gij. Minister, meent, dat d©
bvutalen de tialve wereld hebben, dan zal ik,
afgevaardigde, ioonen, dat,,, d© ardero j
belffc net oendor is.
Want Jo interrupti© sloeg op deze minis- j
teriocle woorden; „Ik ben aan ft woord!"
En als daar op den voorzitter ssfcoal een
minder welwillend cm toegeeflijk man had
gezeten dan de beor Röell, dan had Zijne j
Excellentie eich wel eens kunnen hooren
beri&pon met d© woorden, die president
GleiolimaiD^ in een dergelijk, oog met eens
woo kras geval, minister Van Houten toe-
voegde» „De Minister gelieve do leiding
der vergadering aa,u m ij over te laten".
„Het Huisgezin" oppert bezwraron
togen het denkbeeld vanstomrui- i
ling, door „D o Standaard" aanbe- j
volcn. Het blad schrijft o. m.
Zal overdracht alleen plaats hebben van
do stemmen der minderheden in hot dia-
trict, ©n niet van do stemmen dor partij,
dio haar candidaten gekozen zag, welke
boven de volstrekt© meerderheid werden
uitgebracht?
Is dil zoo, en uit do bewoordingen van
„D ©Standaard" is men geneigd op
te maken, dat hot zoo is dan ligt aan
het stolsel dor stemruiling een zeer groote
onbillijkheid ten grondslag.
Staat men den minderheden too, haar
stommen over te dragen, dan moet dit ook
toegestaan worden aan do stemmen, welke
de meerderheid méér uitbracht dan noodig
waren om haar candidaat gekozen to krij
gen, of men onthooft hot begrip der even
redig© vertegenwoordiging.
Ho© moet d© overdracht geschieden? Mag
ieder© kiezor een „subsidiair" district
naar verkiezing aannemen? Moet aan d°
vorschillend© partijen, m. a. vr. aan «1©
Ricsvoreenigingen, worden overgelaten dc
overdracht to dïrigeeren? Maar zal het, al
houdt- men dan nog zoo goed rekening
met de kaart van het land, niet gebeuren,
dat district X te veel subsid;airo stemmen
ontvangt om den candidaat cener zeker©
partij gekozen te krijgen, en district Z t©
weinig?
Verder: hoe moet do voor d© verkiezing
vereischt© meerderheid worden vastge
steld? Std, fn distriet Y zelf worden 8000
stemmen uit gebracht-. Naar dat district
zijn 4000 stemmen overgebracht. Is nu de
volstrekt© meerderheid GOOI?
Werkt dit stolsel zóó, dan is geen enkele
partij zeker van een zetel, zelfs in de
meest© „vaste" districten. En werkt het
zoo niet, hos wenscht men d© overdracht
dan to regelen?
Het blad wil met het vorenstaande zeg
gen, dab hot denkbeeld der stemruiling,
ho© sympathiek ook om de proportioneel©
strekking, die er den ondergrond van uit
maakt, in het exposé van „D Stand-
aaard" niet klaar en duidelijk genoeg is
ontwikkeld, orn het, zoo a-ls het. blad
wcnscht, iu overwoging te kunnen nemen.
Is wat thans min duidelijk lijkt opgehel
derd, dan is z. i. het denkbeeld nadere
overweging stellig overwaard.
Naar aanleiding van opmerkingen van
„Dc Nieuwe Courant" zegt „De
Nodorlander" omtrent de mogelijk
heid van een wede r-o ptr edon van d r.
Kuyper als minister na de ver
kiezingen van 1909:
Wij kunnen 6leohfcs herhalen, dat wij het
ondenkbaar achten, dat na een overwin
ning der rechterzijdo bij do Btembua, het
rechtsche ministerie zou aftreden. Dak wij
liet voorts even ondenkbaar achten, dak in
een zittend Kabinet do premier eenvoudig
vervangen zou worden door een anderen
premier, dr. Kuyper of wien ook. Maar in
de doido plaats, dat wij, wanneer thans
nog niet to voorziene omstandigheden er
in do toekomst nog eens toe mochten lei
den, dab een tweede Kabinet-Kuyper op
trad, hot voor de christ.-Kist. partij al
lerminst onaannemelijk zonden achten,
onder regime van ruik een Kabinfei an
dermaal deel der Regeer ingsm eerderheid
uit te maken.
Wanneer di'o Laatste verklaring ,,D e
Nieuwe Courant" „ongerust" mocht Heb ruw onispiingcn met dynamiet zal wot-
makon en haar de wapenen tegeu het Ka
binet-Heemskerk mooht doen wetten, het zij
zoo. Wij hebben nooit door eenige uitla
ting haar het recht gegeven anders to
denkub, d.w.a. to ineonon, dat een Kabi
net-Kuyper voor ons in dc toekomst steeds
onaannemelijk zou zijn.
Landbouwbegrootin g.
Bij liet verdere debat gis tor namiddag over
doze begrooting drong cl© heer H u g o n-
holtz aan op het meer aanstellen van
plaatselijke veeartsen tot plaatsvervangen
de districts-vcearteen, en die direct door
den Minister behooren t© worden, aangesteld
en niet op voordracht van dc di6tricts-vee-
artsen.
De heer Roy ne, zich hierbij aansluiten
de, bepleitte in 't algemeen herziening van
do bepalingen omtrent de veeartsen. Zoo
wild© liij o. a. dat voortaan alle gediplo
meerde veeartsen bevoegdheid kregen om in
geval van nood hulp t© vorleencn.
De Minister antwoordde, dat cr geen
klachten inkomen over hst weigeren van dis-
tricts-voeartsen om plaatselijke vee
artsen aan t© stollen, zoodat er geen aan
leiding ia do benoemingen direct door den
Minister te deen plaats hebben.
Do Regeering zal overigens zooveel moge
lijk zorgen, dat cr voldoende gediplomeerd©
plaatsvervangende veeartsen zijn voor nood
toestanden.
De hcor Rocssingh verdedigde Rijks-
steun aan gemeenten en particulieren voor
de ontginning van woeste gronden.
De Minister achtte zulks alleen mo
gelijk, wanneer hetgeen tot stand gebracht
wordt kan geacht worden te zijn gesonied
ten aigemsenen nutte.
Do heer Van Wijnbergen bepleitte
om alsnog ook na 'net in-werkïng-treden, op
1 Januari 1909, der Tiondwet, g'olcgenhcid
te geven tot heb aangaan van overeenkom
sten in den zelfden zin als waarin men vóór
d© in-werking-fcreding tot vrijen afkoop van
tienden was toegelaten. Hij vroeg of de Re-
geeriDg een wetsontwerp in dien geest kon
toezeggen.
Do Mi n i s t o r verklaarde, dat ook de
Regeering reeds naar middelen gezocht
heeft, om uitstel van afkoop te geven, dooh
dat. is niet doenlijk gebleken. Intussuhen
meent do Rcgcering een tussckcnweg to
hebben gevonden door het scheppen van do
gelegenheid aan d© belanghebbenden om
onder bepaalde waarborgen en tegen het
gonot van premies alsnog opgave te doen
van het zuivere bedrag der janrlijksche
tiondopbrengsten. Maar dez© zaak is zeer
moeilijk to regelen cn daarom zal de Re
geering deze kwestie ter oplossing voorleg
gen aan een na Januari to honden bijeen
komst van het Departement van Landbouw
met do voorzitters der tiendeommissiën.
Wellicht kan dan iu Februari een ontwerp
'worden ingediend.
Hot Staatstoezicht op hot mjjnb&djiGjf
kwam ter sprake, waarbij de heer R u y s
de Boeronbrouok o.a. aandrong op
aanstelling van aroeideus-oontrolours tor
betero handhaving van het mijnreglement;
on op beter© huisvesting van do ongehuwde
mijnarbeiders.
De heer Van Kol sloot zioh volkomen
aan bij den aandrang naar arbeiders-contro
leurs, on in het algemeen wonschte hij stren
ger© handhaving van het mijnreglement.
Ook d© hee-r Nolens wenschlo goede
toepassing van het mijn reglement, dat beter
is dan in menig ander lancï, maar dan ook
gehandhaafd moet. worden, en gaf verschil
lende wenken om daartoe to geraken, waar
bij ook hij op de aanstelling van arbeidors-
oontroleurs aandrong.
Do Minister vond do maxima-straffen
op do overtredingen van hot mijnreglement
voldoende. Ovor uitbreiding van het korps
Rijksveldwachters heeft hij niets te zoggen.
De Minister erkent ten volle de gevaarlijk
heid van het. mijnbedrijf en de wense he rijk
heid om arbeiders-controleurs aan t© stel
len. Het Engelsche stelsel van arbeids-oon-
troleurs achtte hij het meest gewenscht©.
den tegengegaan.
Bij Let artikel betreffende de boringen
naar steenkolen lichtte de heer B o 1 si us
een amendement toe, strekkend© om in 1909
geen boringen t© doen in de Peel cn den
Oostenlijken hoek van Gelderland on Ovcr-
ijsol, omdat er voorloopig genoeg terrein
voor exploitatie is.
Hierna legde d; Minister van Binncnland-
eche Zaken do reeds vermeld© Regearings-
verklaring omtrent H. M. de Kcnmgiu af.
Bij de voort-zetting van do discussie ovor
hot amcnde-ment-Bolsius, verklaardo de M i-
n i s t© r, dat dc exploratie dicpbormg"Q
noodzakelijk maakt-. Do Maatschappij, die
do boringen verricht, werkt tot groot© tevre
denheid der Regeering.
In den brcocle zet spreker uiteen, met
welk doel de exploratie moet geschieden.
Hot stop-zetten voor een jaar zou het go-
heelc systeem van werken stop-zetten. Daar
om moet dc Mmisthor de aanneming van het
amendement ontraden.
Na repliek van don heer B o I s i u s werd
het amendement verworpen met 49 tegen 21
stemmen.
De heer Passtoors drong aan op een
heid in zake het viaschersbedrijf, dat onder
één departement moet ressortcerea.
De heer Duysiacr van Twist be
pleitte con apocdigo tet-staDd-koming van
een bedrijfsorganisatie van de Zuichrzeo-
visseherij.
De heer Limburg vestigde de aandacht
op arbeiderstoestanden bij de zaJmvisscherij
cn wenschte tevens wijziging van het zalm-
tractaat in dion zin, dat do gesloten tijd
voor die visscherij word© vervroegd.
De heer Tydeman drong aan op spoe
dige invoering der visschcrswct.
De Minister sprak el© verwachting
uit, dat in den aanvang van 1909 de invoc
ring der vissoherswet zal kunnen worden
voorbereid. Hot zal' s Ministers eerste werk
zijn, zich van de Zuiderzee-visscherij, waar
omtrent geen gevestigd© opinie bestaat, op
de hoogte te stellen. Daarbij zal de kwestie
der nestvissohers het eerst ter hand worden
genomen. Een ambtelijk onderzoek naar het
zeevisschcrsbedrijf acht de Minister wen-
sokelijk, doch een Staatscommissie behoeft,
dat onderzoek niet in te stellen.
Na replieken herinnerdo de heer A a '-
h e r s o bij da. afdeehng Handel en Nijver
heid aan zijn redo van 1S06, waarin hij een
program voor sociale middonstandspolitiok
ontwikkelde. Hij bracht dank aan dez n
Minister cn zijn ambtsvoorganger voor do
door hen getoonde voortvarendheid in zake
de mkid east an dsb ©langen, en bracht ia
verband daarmee kuide aan te werkzaam
heid van do afdeoLiag Handel en Nijver
heid, die een goed inzichft toont op dit go-
bied. Op intensief overleg tus3ohen het
Departement van BinnenLandsche Zaken
in zake het vakonderwijs (meestercursus-
sen) drong spr. aan; voorts bepleitte spr.
do aanstelling van wandel leeraren, verte"
tering van het kredietwezen en organisatie
van de klcino nijverheid. Hij hoopt, dat de
Minister spoedig zal komen met een wets
ontwerp tot bestrijding der oneerlijke con
currentie cn verva-laching van levensmid
delen. Ook do regeling der vervroegde win
kelsluiting en do afschaffing van dor
nachtarbeid dor bakkers ziet spr. m.t be
langstelling t© gemoet. Hij hoopt, dat do
Minister ook zal geraken tot een sociale
organische inrichting van publiekrechtelij
ke vertegenwoordigingen van den midden
stand. AI wat de Minister in dfcze richtiv"
doet, zal ten goedo komen aan den midden
stand, den belangrijksten faotor in onze
samenleving.
Do Minister bepaalt zich tot oe£
enkele opmerking. Het zwaartepunt van
den arbeid voor don middenstand ligt bij
dezen stand zelf; do Regeering kan zich
slechts bepalen tot voorliohting en aanspo
ring. Zij moot niet in een bepaalde rich
ting drijver, en voorbijgaand© dingen trach
ten vast to loggen
De vergadering word te halfzes geschorst
tot acht uren 's avonds.
42
0, ik bad rayn afkeer van hen en hun
T&lschheid wel willen uitsohreeuwenmaar
)k hield myn mond. .Wacht maar," zei ik
telkens en telkens weer by mijzelf.
„Aan het station In Keswick misschien,
paar zUn na'uuriyk menschen. Dan moet ik
piet: wasrnemon."
Maar terwyi ik myzelf zoo trachtte gerust
te stellen, wist ik toch niet of ik, als het
feescbikte o ogen blik daar was, wel don ver-
&8chton moed zou hebben, om opeens de
algemeen© aandacht op mjj te vestigen en
lady Mary in het openbaar uit te maken
voor do moordenares van haar echtgenoot.
En térwyi wij zoo met ons drieën in het
rütulg, dat langzaam langs den weg voort-
Bjokto, byoenzaUn, drukte ik af on toe de hand
.togen mijn borst, daar, waar ik het zorgvul
dig toegevouwen papier tusschen myn kleoren
verborgen had. Dit was myn bewijs. Ik moest
iien, dat dit in handen zou komen van een
©f anderen persoon van gezag
Eindelijk waren wy in do buitenwyken der
jBtad. Nu kwam de tijd om te handelen. Myu
jiart klopte my tot iu de keel. Ik kon ter-
(nauwoinooJ ademhalen. Toch zorgde ik, dat
,men niets byzomlers aan my bemerkte, want
^ik wist, dat oen paar oogen my onophoudeiyk
door don krippen sluier heen gadesloegen.
Eindelijk waren wy aan het station I Wa
ven zy dan weikeiyk van plan met my naar
Schotland te gaan En wat voerden zü
daarmee in huu schild Juffrouw Cade liet
ons even met elkaar alleen om plaatskaartjes
te koopen. Eenige sjouwers liepen bedryvig
heen en weer. Drie of vier landeiyk uitziende
reizigers waren oveneens bezig voor hun
schamele bagage te zorgen, waar zy heel wat
hoofdbrekens mee hadden. Ik koek hen allen
één voor één vlak in het golaat. Zou ik wel
verstandig doen, door by deze eenvoudige
buitenlui opeens aan te komen met myn
geruchtmakend nieuws Zouden zy niet ver
schrikt terugdeinzen en my voor krankzinnig
houden
Krankzinnig I Nu herinnerde ik my, dat
men dit praatje van my had uitgestrooid.
Waarschyniyk had men dit gedaan met het
oog op helgeon er nu gebeurde.
Kon de stationschef maar eens voor den
dag komen l Dan zou ik met hem kunnen
spreken. Ik had toch myn brlof. Dien zou ik
hem goven.
Torwyi ik het nog steeds niet met mijzelf
eens was, wat ik moest doon, vurig ver
langend zelf handelend op te treden en toch
doodsbang om door voortvarendheid alles te
bederven, hoorde ik opeens het dreunende
geraas van den naderenden trein. Ik moest
nu onmiddeliyk een besluit nemen.
Een sjouwer, dio een koffer voor zich uit
duwde, kwam vlak langs my. Zenuwach
tig en met bevende lippen deed ik een stap
naar voren, maar lady Mary trok my naar
achter. „Pas op," zei zy. ,.Jo kunt je zoo
licht bezeren als je die mannen in den weg
loopt."
„Ik hob een coupé 1" hoorde Ik do stom
van juffrouw Cade roepen. En weer bevond
ik m\j tusschen hen beiden in on werd zon
der dat ik het wilde voortgedreven.
Het was geen seizoen, waarin men veel
reist <w> het aantal reizigers voor Keswick
groot is. Maar terwyl ik met weerzin tus
schen hot tweetal inliep, viel myn oog op
eens op een groepje jongelui, die er als toe
risten uitzagen.
Zy praatten en lachten opgewekt mot el
kaar en juist dio zorgelooze vrooiykheid
maakte, dat zy my toeschenen als wezens,
die tot een andere sfeer bohoorden als ik.
Maar toch 'zag ik hen vorschend aan, be
vochtigde m\jn lippen, die zoo droog waren,
dat ik haast niet kon spreken, en riep
„Help 1"
Enkelo der jongelui keerden zich om en
koken alsof zy dachton, dat zy niet goed
hadden gehoord.
„Wat is er, kindlief?" vroeg lady Mary
met haar zoetvieiend3to stem. „Struikel je?
Je hebt je toch niet bezeerd
Zy hield my by myn arm vast en boog
zich over my heen. Het groepje jongelui
ging weer verder. Ik werd half in een spoor
wegcoupé getild, half er in geduwd. Do
trein was op het punt te vertrekken, toen
een vriendelyke uitziende oude heer aanstal
ten maakte om by ons In don coupé te
komen.
„Dit is een gereservoorde coupé," zei juf
frouw Caao bits, onderwijl pp oöd bordje wy-
zeDdo, dat aan het raampje hing. Ea binnens
monds oen verontschuldiging mompelend,
ging de oude heer verder.
„L-Ioo attent van jo, Elisabeth," fluisterde
lady Mary. „Ik ben biy, dat je er aan gedacht
hebt, een coupé te roaerveeren.
't Ie prettiger, onder elkaar te reizen."
Alwoer oen kans minder 1 Er kwam lang
zamerhand een gevoel van hulpeloosheid over
my. En toch besloot ik mü door niets te
laten weerhouden om my, als wy eenmaal
op do pla&ta onzer bestemming waren, to
wenden tot don eersten voorbijganger, hoe
landelyk en nedorig by er ook uit mocht
zien.
Ik waagde eenige vragen te doen omtrent
de plaats, waar wy heengiogon eu waar
Donald zich bevond, niet omdat ik eenig ge
loof hechtte aan wat zy my zouden antwoor
den, maar omdat ik wildo zien' wat zy my
nog meer zouden wijsmakon.
Wy zouden naar een hotel ryden. waar
Donald ons zou ontmoeten, na er eerst voer
te hebben gezorgd, dat alles voor onze ont
vangst gereed was. Juffrouw Cade had
zeiden zy my gelegenheid gevonden hem
op lady Mary's verzoek te telegrafeer©», tor-
wyi wy aau het station te Keswick op den
trein wachtten.
Kr was dien dag zooveel gebeurd, dat ik
my haast niet kon voorstellen, dat het nog
vroeg in den middag was. Ik had myn ver
loofde om halfuegen aan het station moe
ten ontmoeten, maar dit was my onmoge-
Jyk gemaakt. Eu waar was hy nu? Hoe
groot was do afstand, dio ons nu van elkaar
scheidde, ofschoon or nog slechts zoo weinig
uren verloopen waren?
Dit godeolte van ons land was my geheel
vreemd. Aan ieder station, waar do troln
stopte, schoof ik, onder voorwendsel van
hot benauwd te vinden, hot raampje opon en
keok vol verwachting naar buiten. Maar nie
mand kwam zoo dicht by my, dat Ik hem
kon aanspreken, on als ik het zoa wagon,
hard te roepen, zou my natuurlyk onmiddel
iyk hot zwygen .wordon opgelegd door lady
Mary on juffrouw Cade.
Emdeiyk stond deze kmtsto op «n begon
onze bsgage by elkaar te leggen.
#W© zijn wl" s*i lady Mary.
XXVII.
De trein was nu een klein, onaanzienlijk
stationnetje binnengereden, dat slechts scheen
to bestaan uit een perron en een dak, waar
onder verscheidene banken stonden.
Do avond begon eindoiyk te vallen, en op
een brandende lantaarn, waar myn oog over
heen was gegleden, had lk den naamMaccles
town gelezen.
„Is u hier vroeger al eens meer gewoest
vroeg ik met een achterdochtigen klank in
myn stem aan lady Mary.
Zy zag m\j kalm aan
„Nooit, maar dat doet er niets toe. Wy
zuilen, zooals ik je reeds hebt gezegd, Donald
in een hotel ontmoeten. Ik geloof dat het ho
tel „De groene Draak" heot. 't Is een ouder-
wetsche naam en waarschyniyk ook een ouder*
wotsch huis. Maar het zal er ons aan niets
ontbroken, daar ben ik van overtuigdbehalve
misschien aan eenige mode^e gerieffykheden,
maar dat komt er op zoo'n interessante reis aio
deze niet op aan."
Eerst stapte juffrouw Cade en toen lady
Mary uit don coupé. De eerste stak my
haar hand toe, om my by het uitstappoD
behulpzaam te zyD, maar ik deed alsof ik
hot mot zag. Zonder haar hulp stapte ik op
het perron on keek daarby nieuwsgierig en
vol verwachting om my heen.
Wy schenen de eenige reizigers te zyn
voor Macclestown, behalve een paar mannen,
die ik in de duisternis maar vaag onderscheidde
en die gehuld waren in lange regenjassen me*
fladderend© cr s.
'Wordt vervolgd.'