VOOR DEJEUGD
Oplossingen der Haadsels.
L
Goede oulossingea ontvangen van:
Corre spondentie.
No. 14982,
Woensdag* 23 December,
Anno 1908,
iiiiijlil
IE-ID5CH DAGBIAD
►J
Een
kerstfeest.
Nellie's OCerstmis.
Ingoz, door Barend de Wit.
Een huisknecht zou de winter boter in
den kelder brengen, maar had het ongeluk
de trappen af te vallen. Do keukenmeid
zag dit en uitte toornig: Wat is dat voor
een lompe winterbotorkeLdertrapponnaar-
benedenvallery 1"
Ingez. door P, H. de Wit.
Moederlijke voorzorg.
Dokter: „Leg den jongen een warmen
pap van brood, melk en lijnzaad op den
arm."
Moeder: „Mag ik er ook wat suiker oij
doen dokter, de jongen ia zoo aan 't zoeto
gewend/'
Sobrijfburaau.
II.
Boter laat dan nooit.
IIL
Burgemeester.
IV.
Bokfokbokkokrok.
V.
BobrijfbafeL
„Sneeuwwitje"; „Narcis"; P. J. Cof-
frio Jr.; „Chrysanthemum"; Cato Has-
selbach; Bavius Ho Lader verJannie Ver-
hoof; Piet-er Bekooy; „Zonnestraal";
Fnancina Tendeloo; L. van Bergen van
Henegouwen; „Zandoogje"; Margaretbta.
van Meygiaarden; Jan de Nie; Wilhelmus,
WaltheruQ, en Adriana Sehoo-neJacoba do
Graaff; „Transvaalsche Jan"Annv van
Booy; P. Borrani; Jan van Rooy; Eliza
beth, Alida en Jan do Groot; Louis v.
Wijk; Hendrik Kriok; Johannes Tende
loo; Adriaantje Wempc; Marie Schoo-
vers; J. do Vries; Cornelis Tendeloo; Truus
van do Biandc; „de twee Kleintjes" „Blü-
cher"„do Afrikaan"; „de acht vriendin
netjes"; Willem v. cl. Linden; „Dik
Trom"; Cornelia van Alphen; Corn. Die-
ben; G. Otten; „Iris"; Stephanus do Haan;
„de Blonde"; ,,'t Sprinkhaantje"; Anna
Veerman; „de tweelingen"; „do twee
tulpen"; Jos. Strot-mann„Meitakje";
Jozef en Willem Beenakker; Philip en Hen
drik de Nle; Stientjo Bernard; Cristiaan
Brouwer; Tjalling en Jaap Lankamp; „do
Kleine Hcidi"Abraham van Rosmalen;
Frans van Hoeken; Anton, Gerard en
Martha Loozen; „Mistletoe"Jansje en
Johanna Selier; ..Tijgorvinkje"Helena
Krüger; Jules Verne; Arie Schipper; Ja
coba Bc&hovenM. de Vroede; „Boatha";
Margaretha en Nicolina Smit; „Kwajon
gen"; Josephina van Wiik; Jan en Willem
Couvee; „de Kleine Schilder"; Gerard
Paulides; David Oudshoorn: J aooba
wan Beieren"; Be r thus KeulsWillem
VeldhuyzcnP. do WitJan van Poel
geest; Suzanna van Poelapc.t; „Prins
Maurits" Wilhelmina van rtorson Jans-
jo v. d. Born; M. Neuteboom; M. Halb-
mcyer; Jacoba Eggink; A. Elom; Jan de
Wilde; Willy en Cato Vink; Johan Lan-
gezaal; Paulus Frank; Reinier du Pon;
Abram' OwelNceltjc en Marictjc v. d.
Burgh; Thomas van dor Burgh; Anthonia
ven Riiusoover„Gebroeders"; „Verfreet-
mij-r.Nt"; Gerrit Biilevcld; Greta Nieu-
wenburg; Albc-rtus Schenk; Jan, Mcindcrt
en Hcndrilcu«j Fontein; Jaantjc Ober; Hen
ri Vorst; Herman Popp „Lindeboompje
Cato VQ-n Dorden: „IwtoA"; Joh/in en
Anton Janssen; Hc-rman Punt; Hendrik
Kriek; Abraham Sicrag; Lizo Kriek; Cn-
tharina Oudshoorn; Willem en Jan Stok-
huyzcn; „de twee Waterleliën" Wilhelmina
VerkorenEduard en Piet Pley; „de
twee lachebekjes"; Jeanctte Oostveen; Wil
lem en Christina Serlie; „Herderinnetje";
„Anjelier; J. Verhoeven „Lilliputter";
Adriana do KierJacoba Smitfcenaar;
Maria Blansjaar; Jaoobus Smittenaar en
fifciont.je Werk, te Leiden.
Marie en Jan de Graaf te A 1 f e n a_/cL
R i j n.
Maria en Lena den Elzen; CL G. de
Vries; M. Roos; A. van Nieuwkoop; Mar
rio van Haastrecht; Willem v. d. Veer,
te Haarlemmermeer.
Cor en Pietje Visser; Jan, Martinus eö
Aloesius Zandvliet, te Hazorswoude.
Mietje Koek; T. Spaargaren; K. de
Vries Gzn.C. Docswijk; C. Leyen; D.
van Nieuwkoop; 0. Zwetsloot; Joh v.
Nieuwkoop, te Kaag.
„Strandlooper;" bo Katwijk aan
Zee.
Arie v. cL Bijl; Odilia Weraink; F. van
Leeuwen, te Koudekerk.
Cornelia Koemans, teNoorwijk Bin
nen.
Jan Martens; Cornelia Timmers; „Edel
weiss"; te Oegstgeest.
„Witte Kaaf"; „de twee Kleintjes";
„Broer en Zus"; Pieter Oostenrijk; te
Rijnaburg.
Jan en Hendrik Hoogstraten, te S a
Benhoim.
Marietje Reynoveld; te Voorscho
ten.
C. C. v. Nieuwkoop; Jo Bergman; I. P.
v. Tinus te Warmond.
Maartje van Donk en Johanna Parle-
vliet te Zoeterwoude.
De prijzen vielen ten deel aan: Marga-
retha van Meytfiaïden en „Chrys&nthe-
mum" te L e i d o n.
„Chrysanthemum". Ik geloof niet,
dat ons raadselvrienxlinnetjc te Oegstgeest
geregeld medewerkt; als je haar persoonlijk
kent, moet je haar maar eens aansporen.
Bavius Holsder ver. Je vraag, of
jc raadsels voor plaatsing geschikt zijn, kan
ik in do correspondentie onmogelijk beant
woorden het beste is dus, dat je in afwach
ting daarvan maar nieuwe bijdragen in
zendt.
Cato Hasflclbaci Als je nog nooit
een Kerstteestvioring hebt meegemaakt, zal
het jo zeker wel meevallen. Ik vind 't een
aardige gedachte van je moe om voor zusje s
verjaardag Haar nieuwe pop aan te kleedcn.
Was ze er blij mede
Stephanus J. de Ha an. Van liar-
to welkom nieuw raadselvriendje, je mede
werking zal mij zeer aangenaam zijn. Je bij
dragen, dio je in den juisten vorm hebt op
geschreven, kwamen in mijn bezit, ik hoop
cr binnenkort een good gebruik van te kun
nen maken.
„I r i s". Het verwondert me, dat je er
geon bezwaar in hebt je bok te laten ver
koop en. De meeste kinderen zouden zoo ie te
heel naar vinden.
J. v a n W c c r 1 e e. Van harte welkom in
onzen kring. Ik hoop spoedig nader kennis
met je te maken en verzoek je mij do vol
gende week een uitgebroiden brief te doen
toekomen.
„Een abon nétje". Ja vriendje, je
moogt ook meedoen, doch ik had gaarne,
dat je je briefjes mot inkt schreef; hetzelfde
geldt ook voor je broertje.
Albert Korenhof. Je medewerking
zal mij aangenaam zijn, terwijl ik mij voor
de toe®ending van raadsels en anekdoten
houd aanbevolen.
„Zonnestraa 1." Jo waart de eenige
niet dio mij in den laatsten tijd wat lang
op nieuwe raadsels, enz. liet wachten, doch
ik hoop, dat rnijn vriendjes en vriendin
netjes hun schade in do Korstvacantie wel
zullen willen inhalen.
„Mistletoe". Gaarne zal ik aan jc
vriendelijk verzoek voldoen in de hoop, dat
je je belofte gestand zult doen. Wat aardig
postpapier zond je mij 1 Ia het een Si.-Nico-
laaageschenk geweest t
BerthusKeuls. Had je het zoo druk
vriendje, dat je mij geen nieuwe bijdrage!!
kon toezenden?
J osephinavanWij'k. Ja moisje, nu
zag je briefje er veel netter uit; je moet nu
maar flink jo bost blijven doen dan je
stellig goede vorderingen en zal je Moe niet
meer boos behoeven te zijn op haar klein
meisje. Vriendelijke groetjes.
Jacoba Boshoven. Het speet me,
van jc Moo to moeten vernemen, dat je nog
niet in beterschap toeneemt; je moet echter
maar goeden moed houden meisjelief.
Vriendelijk dank voor je mooie prentkaart
en van harto beterschap.
A n j e li e r". Het was me een genoe
gen, van jo te vernomen dat on6 blaadje
je een prettige afleiding bezorgt, en je er
steeds verlangend naar uitziet. Ik hoop,
dat ook dit nummer wederom in je smaak
vzal vallen.
M. Blansjaar, Herman Popp
en „Sneeuwwitje" dank ik voor de-
mooie prentkaarten die ik van hen mocht
ontvangen.
„Gebroeders". Dank voor jullie
lieve wenschen, vriendjes1 Lk wensch je
eveneens prettige Kerstdagen toe. Jo ver
onderstelling, dat ik altijd nieuwe raadsels
enz. gebruiken kan, is volkomen juist, zoo
dat ik mij voor toezending daarvan gaarne
aanbeveel.
JanW. Martens, te Oegstgeest. Zoo
vriend, kom je weer eens opdagen? Nu, dat
doet me pleizier, zoo zoetjes aan krijg ik
al mijn verdwaalde schapen weer terug;
had ik nu maar een flinken herdershond'
om de kudde bijeen te houden 1
„Strandlooper". Hoe lang duurt
je Kerstvocantie Heb je nog plan uit de
stad te gaan Zoo niet, dan hoop ik dat je
je eens reoht verdienstelijk zult maken mèt
het toezenden van mooi geschreven bijdra
gen.
„P o o cl e 1". Ja vriendje, je briefje
kwam in mijn bezit. Dat je echter geen
antwoord op je vraag kreeg komt, doordat'
er zich wekelijks te veel nieuwe vriend
jes en vriendinnetjes komen aanmelden om
bon allen afzonderlijk welkom te hoeten.
Maarten van Donk. Het speet me,
dat jc naam onjuist in ons blaadje werd
afgedrukt, doch kan er heusch niets aan]
doen. Gelukkig echter, dat je toch begro;
pen hebt dat jij het wae, dat is het voor
naamste.
„E d e 1 w c i a s". Voor je schrift behoef
je jo heusch niet te verontschuldigen
meisje-lief; want dat ziet er inderdaad
keurig netjes uit. Heb je. wel gemerkt, dat
je vriendinnetjes nog niet weten achtef
wolken schuilnaam je je verbergt? Ik vind
het recht grappig!
M a r i o t j o M. Zoo meisje ga je d*
Kerstdagen bij jo grootouders to Amsteri
dam doorbrengen? Ik kan me begrijpei
hoe prettig ie het vindt dan tevens alV
niolitjes cn neefjes weer een» te «jptmocten'
Ik hoop dat je veel genoegen zult hebben,
Voor de beloofde prentkaart bij voorbaat
mijn dank. Vriendelijke groerton ook voof
je zusje, aan wie je uit mijn naam moog}
zeggen, dat ik het heel aardig vind, dat 2?
haar poppenkindje naar mij genoom#
heeft. Ik ben reeds over heel wat poppex»
kinderen peettante.
MARIE VAN AMSTEL.
«1»
AO
•A
A
0 0 0000000
Hot was een barque Decemberavond.
Sneeuw bedekte de toppen dor duinen cn de
golven kwamen met woest geweld het strand
op tegen do duinenrij die nochtans geen duim
breed week voor haar bestokers. Dc storm
woedde zoo hevig, als ooit iemand in het
dorp had beleefd, Visscher Wouters was ge
lukkig juist thuis met vrouw en kinderen
en er heerschtc gedurende het noodweer een
doodelijke stilte in de woonkamer.
Tegen tien uren knalde oen schot, spoedig
door een tweede gevolgd. Een schip in nood 1
„Geef muts en pij jakker, vrouw 1"
„Maar Wouters, denk..."
„Geen tcgenpraat, vtouw, als er mensohen
in gevaar verkeeren, zijn wij verplioht te
helpen."
Niets baatte. In den tdjd van enkele minu
ten was Wouters reods op het strand, bij
het gereed maken der reddingsboot. Een
oogenblik later stak zij in zee, ten prooi
aan storm en golven. Vijftien huisvaders
gingen daar, misschien voor altijd.
Dan zag men do boot bovonop een hemel
hoog© golf, dan weer verdween ze, om straks
wodor uit de diepte op te rijzon. Zoolang
men kon, staarde men haar na, maar het
was een donkere, stikdonkere nacht.
Zoo wachtte men lang, zeer langhopend,
biddend, handenwringend. Want men be
greep maar al te goed, toen de boot reeds
vier uur weggebleven was, dat.... maar neon,
fnen hoopte nog, men klemde zioh nog aan
een stroohalm vast.
Eindelijk was de verschrikkelijke nacht
voorbij om plaats te maken voor don dag,
die echter geen weersverandering met~"zich
bracht. Nog steeds bulderden do stormen, rol
den dc golven over liet strand, waar nog en
kele groepjes verzameld stonden.
Helaas, men moest eindelijk de hoop opge
ven, want met kleino tu6schenpoozcn spoel
den aan hot strand kleedingsbuldten aan die
aan de bemanning van dc reddingsboot toe
behoorden-
Zwaar werk hadden de roeiers om tegen
de hevige golven op te komen. Hot waren
stoere mannen, dio voor geen klein ge
ruchtje vervaard waren. Eindelijk, na veel
moeite, waren ze het schip genaderdde
mannon stonden reeds gereed om over te
springen, maar... daar 6loog de boot om en
allo manschappen in zeo. Alles greep wat
oen maar grijpen kon, doch de meesten ver
dronken.
Gelukkig heeft Wouters zich aan een stuk
/an de boot, die intusschen was te pletter
geslagen, kunnen vastklemmen, cn zoo dob
berde hij twee dagen op de wijde zee, den
kende aan zijn gezin, dat hij had achter
gelaten, aan zijn verdronken makkers
Reeds had hij alle hoop op redding opge
geven, toen hij uitgeput van zwakte heel in
de verte zag, dat een schip recht op hem
aanstuurde. Een boot werd uitgezet, de
manschappen lieten zioh or in sakken en
roeiden op Wouters aan. Bij hem gekomen
wilde hij or in stappen, maar zijn krachten
begaven hem, en toen vier krachtige armen
hom aangrepen, viel hij in zwijm. Toen hij
ontwaakte, bevond hij zich in een hospitaal.
Het was een groote ruime zaal, waarin ver
scheidene ledikanten stonden, alles hagelwit»
VerschillcUdo ziekenoppassers liepen in de
zaal op en neer.
„Waar, waar ben... ik?" vroeg Wouters
met half gesloten oogen en zwakke stom.
Men antwoordde hem in het Engelsoh en
zoo ver hij dio taal verstond, begreep hij
dat hij zich in. een Engelsoh hospitaal be
vond.
Slechts enkele oogenblikken had hij rijn
tegenwoordigheid van geest, toen verviel hij
weer in een ijlende koorts.
Vrouw, kindoron komt wat dichter bij
mij... red mij... de golven... En hij sloeg
met armen en becnen, dat drie oppassers
moeite hadden om den stoeron viesohor xa
bedwang te houden.
Langzaam, doch zeer langzaam herstelde
bij, en eerst na een paar weken was hij
weer oen woinig op de been. Eerst ging net
loopen lastig, hij moest van voren af aan
weer gaan loeren, achter oen rolwagentje,
maar met behulp van de ziekemop poseer*
ging hij aardig vooruit.
Het was twee uagen vóór het Kerstfeest,
don volgendén dag zou Wouters het hospi
taal verlaten om met de boot, daar bod de
Ncderlandsoho consul voor gezorgd, naar
zijn gezin en vaderland, waarnaar hij zoo
vurig verlangde, terug te keeren.
„Zoo, Wouters", riep hom een onbekend
heer in hot Hollandsch toe, „morgen ga je
naar ik hoor, weer naar huis. Heb je nu
nog wat geld om je kinderen op hot Korst-
feeet te verrassen?"
O, wat klonk dat zoet! Ofschoon Wouters
niet licht tranen Het zien, moest hij nu toch
„eventjes" do oogen afvogen.
„Och, neen mijnheer, waar zou ik dat
vandaan halen?"
„Nu, daar heb jo dan een kleinigheid, maar
voor het Kerstfeest, hoor!"
Weg was hij, die heer, nog vóór Wouters
hem had kunnen 'bedanken.
„Wie was die heer?" vroeg Wouters aan
een dor oppassers.
„O, dat is een der directeuren, oen Hol
lander ovenals u, die geeft altijd ioderen
zieke, die vertrekt een „kleinigheid" mee,
maar ik geloof, dat gij wel wat meer znlt
hebben gekregen dan oen ander, want een
landgenoot heeft altijd iets bij hem voor.
Den volgenden dag vertrok Wouters met
do boot, na van do oppassers hartelijk af-
«cheiid gvmomen cn eenig© inkoopen voor
het Kerstfeest gedaan te hebben.
Het was eerste Kerstdag.
Vijftien gezinnen herdachten hoe ze een
jaar geleden nog met echtgenoot on vader
het blijde Kerstfeest hadden gevierd, en nu...
Ook Wouters gezin was in ronw en men
dacht met diepen weemoed aan een vorig
Kerstfeest.
Ze zaten rondom de tafel geschaard en
reeds lang had er een bange stilte ga-
heer echt, slechts afgewisseld door het Uk kea
der klok en het gebruis der zee.
„Moeke, vieren we dit jaar geon Kerst
feest?" was de vraag van Jantje, die d«
stilte plotseling afbrak.
Moeke antwoordde niet, ze dacht aan an
dere dingen. Nu en dan pinkte zo een traan
weg en slaakte oen zucht. Tot nu toe had
den ze geleefd van de spaarpenningen, dio'
Wou tors' moeder had bijeen gegaard, maar'
ach, ze zouden spoedig uitgegeven zijn en
dan kon men het ergste duchten.
Eensklaps, terwijl moeder haar kinderen
bodroefd aanzag, hoorde men voetetappen.
Hemèl, wie zou dat zijn, ze klinken zoo be
kend!?
De deur wordt geopend en een kreet va®
schrik en tevens van vreugde stijgt op.
„Vader! Wouters!"
Waarlijk, het was Woutara.
„Ja, naast God hebben wij cr een En
gelsoh kapitein voor to danken. Danken we
God er eerst voor, dan zal ik n alles ver
tellen."
Een treffend tooneel, een huisgezin na
zulk ean lang© scheiding vereeuigd te sic®
in liet gebod.
„Nu, kindoren zal ik je allo® vertellen en
zelfs hot pak dat ik daar heb^ openen."
Vader stopte zijn pijp, en vertelde van
zijn wondorlijke redding en zijn uitstekend*
verpleging in Engeland.
Toen Wouters mot zijn verhaal gereed wa«
opende hij het pak en haalde voor de kinde.
ren allerlei speelgoed en lekkernijen
voorschijn en natuurlijk werd moeder niet
vergeten.
Het was een heerlijke feestdag, een dag,
<5© allen lang zou heugen.
Er word dien dag in het gezin van den
vissober een „blij Korstfcost" gevierd.
Het vroor dat het kraakte, zóó hard dat
het winterzonnetje niet in ataat was do
's nachts gevallen sneeuw te doen smelten;
toch blonk het er niet minder lustig om en
de wibte daken staken schitterend af tegea
den helderen, blauwen hemel en de boom
takken fonkelden als met diamanten bo-]
zaaid.
Alles zag e<r even vroolijk uit, behalve,
het kleine bleekneusje, dat voor het raam'
stond to turen, Paulientje was pas ziek go*;
weest en had daarom nog huisarrest, '/«j
vond het niets aardig van den dokter, omj
haar gevangen te houden mot dat prachtigs)
weer.
„Echt Kerstweertje," zei hjj vanochtend^
toen hij haar verliet.
Maar als dat nu maakte, dat zij thuifj
moest blijven, had zij het liever onecht gwi
had; zij merkte van het jaar toch niemen
dal van het feest, want nu mocht zij nietj
naar de familie Oorver waar ze zooals gei
woon lijk met haar zuajo op een Kerstboom
werd gevraagd. Hoe so ook had gqpruttoldj