xro. LEIDSC/H DAGBLAD, Zatardag 1© Hesember. PERSOVERZICHT. Zmi MOEDER. Amo 1@©S, Dr. Bronsveld vergelijkt in zijn Kro niek' in „Stommen voor Waar heid en Vrede" dr. Kuy per met den Duitschen Keizer en vindt in beiden «enige overeenkomstig© pnntoo. „Hot heeft er", zegt hij, ,,na dr. Kuy- per's verkiezing te Ommen allo schijn van aisof heel do liegeoring van ons land zioh om <len personon van dr. Kuyper moet be wegen. Anti-revolutionnair© cn ook libe rale couranten hebben aan hot optreden van dezen ex-Minister opnieuw relief ge geven. Voor niets is dr. Kuyper zoo bang als voor „verflauwing der grenzen". Er werd eon hoop le\endig, dat het ministerie- HeernsXcrk zoo dicht tot do vrije liboralen izou naderen, clat or, zooal niet van een coalitie, dan toch van een welwillende ver houding en samenwerking zou sprake zijn. Daarmee ware een wig gedreven in de christelijke coalitio en om dit te vermijden dwong dr. Kuyper (naar dn. B. meent) het Ministerie, zijn eenheid met hem (Kuy per) onbewimpeld te belijden. Dr. Bronsveld vreest, dat dit «rustig© gevolgen zal hebben. Ten eerst© verwacht hij in 1900 opnieuw do leus: „Vóór of te gen Christus 1" weer to <z.ullen hooren weerklinken. Ten tweede betreurt hij, dat thans, na de solidariteitsverklaring van minister Heemskerk, de roomsch-kar tbolieke partij in de rechtsche coalitie haar plaats zal blijven innemen. Ten dorde be droeft hij er zich over, dat, wordt in Juni 1609, do bekendo antitheso-lcus weder aan geheven, voorloopig het uitzicht vervlogen ie op de formatie van een middenpartij, die evenmin socialistisch als clericaal wil wezen. Dr Bronsveld merkt op, dat de afbake ning tusschen rechter- en linkerzijde voor hem niet zoo duidelijk is waar te nemen als „D e Standaard" haar meent te zien. Hij herinnert aan don vroegeren ver bitterden strijd van en tegen de liberalen op koloniaal en onderwijsgebied cn wijst or op, hoe op eerstgenoemd gebied do anti these geheel is verdwenen, terwijl op on derwijsgebied een merkbare toenadering tus schen rechts en links tot stand gekomen ia. „Blijkt het toch hier niet", zegt hij, „dat men op zeer ingrijpende punten van staatsbeleid kan samengaan, terwijl men op godsdienstig gobied ver uiteenloopt!" In de practische politiële maakt het inder^ daad geen verschil of mon gelooft aan „ordinantiën Gods" of niet. En het woord 1 i b e r aal heeft voor d© grioovigen niet meer dezelfde bet-eekenis als in de vroeger© staatkunde. Na te hebben betoogd, dat ©r van samen werking met do sociaal-democraten geen Hp rak© kan zijn, en verklaard, dat hij zich wil houden aan de beginselen van den Chró?felijk-Historischen Kie»©rsbond, in dertijd (1897) o. a. door dr J. T. de Vis ser onderteekend, schrijft dr. Bronsveld, da.t hij een eindo gemaakt wensebt te zien aan de coalitie, wijl deze insluit: het samen gaan met. do roomschen. „D e Niouwe Courant" dringt er Dp aan, dat do Regeering zoo spoedig mo gelijk opnieuw de achterstands- wetten indienen zal, als het dan moet, met verhooging van de leeftijdsgrens van 65 op 70 jaar. Maar, eogt rij, laat rij bet opnieuw doen als eon stuk wcfk* dus als middel om in een noodtoestand te voor- ai on, maar dat teven^ verergering van dion tocstland voorkomt. Laat zjj vragen om moer personeel, maar zóó, dat te gelijk hot principo van do leeftijdsgrens en van de alleen rechtspraak daaraan verbonden is. En vooral, laat zij deze maal onom wonden en ruiterlijk aan de Volksvor tegen woordig! ng duidelijk maken, dat hot hier om een principe gaat. Wat doz© laatste, eindigt rij de Tweede en vooral de Eerste Kamer betreft, zij moge gewaarschuwd zijn Door slechte bezoldiging, behoud van bejaarden in hoo- gen rang en gebrekkige promotie is in het legér veel bedorven. Toon het tijd was, reeds jaren geleden, toen men er zelden oveT sprak heeft men niet hervormd. Met het gevolg, dat met dat leger het ergste is gébeurd, wat het overkomen kon: de prooi te worden van partijpolitiek en bloot te staan aan den onbekookten hervormingsijver van democraten, die onbewust, of den zeer wel overwogen stormloop van andere de mocraten, die bewust, zijn ondergang be werken. Moet het met onzo reohtcriijko macht ook zoo gaan! Zal do Volksvertegenwoordiging Blind blijken voor een toeken des tijds als dit, dat een lichaam als de Ncderlandsche Juristenvereeniging dezen zomor do leeken. rechtspraak niet onvoorwaardelijk en a priori wilde veroordeelenZal zij gedul dig afwachten, dat straks kruiers en koo- menijsbazen voor zich het rechtspreken op- eischen, overtuigd, dat rij het althans min- deT omslachtig, met meer werkkracht en kennis van hot maatschappelijk leven kun nen, dan een ambtenarenkorps, dat voor de middelmatigheid de meeste aantrekkings kracht bezit! Zal zij het zoover laten ko men, dat door het land in verkiezingsmee tings do demagogische leuze „volksrecht" weergalmt, even gevaarlijk, maar even ver klaarbaar als thans do mede-galm van een „volksleger" Men zij gewaarschuwd! Onder hot opschrift Roet in 't eten schrijft „D o Standaar d", blijkbaar naar aanleiding van een artikel van „D e Noderlandor", het volgende: Niet ten onrechte maakte „Het Cen trum" kort geleden de opmerking, dat het noch van zelf beheer Behing noch van be leid getuigde, zoo do persorganen van de drio gecoaliseerdo groepen, nu pas do vre de hersteld was, weer stekelachtig uit kwamen. Dat werpen van roet in 't eten is zeer stellig een gevaarlijk spel, vooral waar bet den vorm aanneemt van persoonlijke insi nuatie tegen één der leiders van ecu ge coaliseerdo groep. Te zeggen, dat zulk ccn leider als Minis ter minder gevaarlijk is dan buiten het be wind, spreekt uit, dat men hem altoos als gevaarlijk beschouwt. Zeker geen captatio benevolentiae jegens een bondgenoot. En to zeggen, dat zulk een leidor zelf gelooft, dat hij de incarnatie van het ware beginsel is, doet de vraag rijzon of or nu geloofelczers evenals ge- dachtenlezera onder ons zijn opgestaan, die een geheimmiddcl bezitten om er achter te komen, wat in iemands verborgen zelfbesef omgaat. Toch rij men niet beducht, dat wij prik ken zullon, omdat men ons prikt. Do an ti re voluti onnairo pers volgde dusver do goedo gewoonte, do personen van de leiders dor bondgenooten ®oo goed als her metisch buiten het debat te houden. We herinneren ons niet, dat, hangendo do coar tie, tegen den heer Nolens, den heer Loeff, den heer Lohman of den heer Schokking ooit iets persoonlijks in onze pers voor kwam. En zoo hoort het. Niets vergiftigt spoediger de verhouding, dan bet met speld of stekel tegen bondgenootschappelijke lei ders te keer gaan. Juist daarom ia reageeren tegen dit min goede bedrijf van ons niet te duchten. To wel voorzien ia daarvoor onze dosis lijd zaamheid. We rijn daarom niet pachyderm in dien zin, dat we het onvriendelijke niet voelen, maar we achten hot plioht dit te dragon. Wio in do politiek zich een doel heeft gesteld, dat hij bereiken wil, moet tegen een stoot en duw kunnen. Nu we eenmaal, met hot oog op 1909, tot het besluit kwamen, om de coalitie t© steu nen, brengt kwaad noch goed gerucht ons hiervan af. We gaan nu rechtlijnig dooi', en nie mand zal ons van onzen koers afbrengen. Bondgenoot noch tegenstander. Dat we desniettemin op het gevaarlijk spel van dit „roet in 't eten" de aandacht vestigen, heeft dan ook heel ander dool. Het kan zoo licht onder de kiezers kwaad bloed zetten, en de geestdrift blussohen, wanneer men onzerzijds in 1909 voor bond genootschappelijke candidal en in het vuur (zal moeten. En daarom waarschuwen we. Elke zwarte plek van het roet in den room doet kwaad. Nu de „Time s" ook de sbemrit i- i i n g heeft aanbevolen, herinnert ,,D o Standaard" or aan, dat- rij reeds jaren geleden het denkbeeld aan de hand heeft gedaan, om de mogelijkheid te openen voor een minderheid, die nog steeds in een be paald district al haar stemmen in hot wa iter zag vallen^ dio doelloos uitgebrachte stemmen naar een ander district op don daar door haar gestelden candidaat over to brengen. Feitelijk zou men h. i. hierdoor hetzelfde resultaat bereiken als met even redige vertegenwoordiging wordt ibeoogd, maar onder mijding van de vele bezwaren, waaraan het proportioneel© stelsel onder worpen is. Technisch ware het verklaart zo uiterst eenvoudig in te richten door het uit reiken van twee biljetten aan eiken kiezer, het ééno voor het district, waar hij woonde, en het andere voor een ander district, waar op hij den naam van het district., waarvoor hij stemde, in kon vullen, met dien vérstan- do, dat, werd zijn candidaat in rijn eigen district niet gekozen, zijn stom ten goede zou komen aan don opgegeven candidaat in het ander© district, waarheen hij zijn dtom wo.nochte over to brengen. Dat ook dit stelsel door bezwaren gedrukt wordt, spreekt vanzelf. Word toch de over dracht geheel vrijgelaten, zoo zou het, om slechts dit één© te noemen, er too leiden kunnen, om, door ophooping van. Btemmen in één bepaald district, de kundigste partij mannen uit het parlement te weren. Maar dit bozwaac" en tegen andere bedenkingen waren in de wet de noodige bepalingen vast te leggen. Het groot© voordeel van dit stel sel der etemuitruiling ia en blijft-, dat het de kans opent, om de districtsindccliDg met het haar eigen leven in stand te houden, en tooh den ©isch dor evenredigheid tot zijn recht te laten komen. De „Haagsche Courant" komt, evenals trouwens andere bladen ook reeds betoogden, tot de conclusie, dat het ana lytisch vorslag wel wat noodcloos kostbaar begint te worden. Het blad becijfert, dat „het bedrag per jaar, dat het fameuze analytisch verslag ons kost, op zeker een f 60,000, precies f 10 por geabonneerde."' En het blad zegt dan verder o. m. „Is heb niet hoog tijd, vragen wij in de eerste plaats, om, nu hot nog kan worden n)fgew)önd, dergelijk geJdvermorson cn dAt nu zelfs het noodigste wachten moet, omdat er geen geld is, te stuiten, vóór dat 4 ton gouds wordt weggeworpen voor een. liefhebberij van cenigo Kamerleden, aan wier weinig oï niets beduidend© oraties door do krantenverslagen k. i. niet genoeg aandacht werd geschonken!" De „Haagse he Courant", er op wijzend, dat het analytisch verslag een proef zou rijn, zegt, dat dit ook eerlijk als zoo danig moet worden beschouwd cn betoogt dan nog: „Wil men dat onverantwoordelijke weg smijten van 4 ton gou<Ls voorkomen, zonder daarom de proef nog te gtaken, dan zijn er nog twee middelen, waardoor dat verspillen van 's lands geld ten minst© kan worden ontgaan. Men late, óf den analytische© dienst nog wat aan het werk en bestode voor bijv. vijf jaren do levering van hot daarvoor vore isch te drukwerk onder de particuliere industrie uit.; óf, wat neg veel beter zou zijn, men stelle eenvoudig voor -da gegadig den de vollcdigo „Handelingen" voor min der verkrijgbaar, wat minder zou kosten dan thans de analytische dienst nog zonder de 4 ton voor nieuw materieel en gebouwen Aan „D a Tolograaf" werd geschre ven: „In de Raadsvergadering van Naarden, word besloten, do binnengrachten van deze gemeente voor den tijd van zes jaren met zes optie^jaren, aan do afdechng Y in het Gooi van den Algomconon Hen ge laarsbond ondershands te verpachten, niettegenstaande door een beroeps vis s c h e r belangrijk hooger werd geboden. Een en ander geschiedde in verband met den treurigen visckstand van deze ceivs zoo rijke vischwateren, welke door het beroep bijna totaal rijn uitgemoorden ook in het belang van dc min- gegoede ingezetenen van deze gemeente, die nu hun Lans om een zootje visch te vangen, aanmerkelijk ver hoogd zien. Door een combinatie van hcngelsportbo oefcnaarB in het G-ooi ia, naar aanleiding van bovengenoemd besluit, besloten, in de grachten edele vischsoorten uit te zotten, en zal hiermede spoedig een begin worden gemaakt. Het is te hopen, dat het prijzenswaardig voorbeeld, dat de gomeento Naarden gaf, ook door andera gemeenten van het Rijk zal gevolgd worden, opdat de vrijwel uitgemoor de wateren in ons land weder bevolkt wor den." „D ©Rotterdammer" sluit zich vol gaarne bij dien Laatsten weneoh aan „Do hengelviescherij is een zeer onschul dig volksvermaak, dat door duizenden wordt beoefend. Door hoogen en lagen, aanzienlijken efl geringon. D© beroemde Amsterdamscho prof. Pel zelfs een zeer bekend hengelaar. Door het geroep over „uitmoorden van onzo visch rijke wateren" rijn echter te veel beletselen aan de hengelaars in denkweg ge* Iegd. En tochniet de hengelaars, maar do beroepsvisschers met- hun netten moorden de wateren uit. Sommigen hunner drijven den groothandel zelfs reet Parijs. Daardoor is cr voor dc hengelaars weinif visch te vangen. Noch door den behoeftigen, eke in zijn vrije uren voor rijn gezin „een bakzootje' tracht te veroveren. Noch door tV-ugenc, die meer in het bij zonder „voor zijn ploizicr" vischt. Doch als men allerwegen op dezen treu rigen visckstand oen kijk krijgt als t© Naar den, komen wij allengs in ons vaderland ook in dezen opricht© wel tot beterschap." Wij weten, dat de drankbestrij- d e r s vooral zich verzetten tegen do tel kenmale voorgestelde verhooging van den dran k-a c c ij n s, omdat de Ncder landsche Staat geen voordeel mag trekken uit ccn volkszonde. Tegen dit standpunt komt „Drankvijand'in hot „Sociaal W c e k b 1 a d" in verzet. „Drankzuchtigen, feitelijk zieken, zullon niefc minder drinken, als de drank duurder wordt-, althans zo zullen niet minder w i 1- 1 e n drinkenwèl rullen zij in vele gevallen! minder moeten drinken, wanneer zij voor 60 ets. in plaats van twaalf sleohts tien borrels kunnen krijgen cn zij van hun loon aireede niets of slecht© bet door hen oirbaar geachte minimum voor hun gezin besten- men. Dit minimum hangt niet af van do kosten van den drank, doch van do mate, waarin d© dronkaards reeds zedelijk gezon ken rijnik betoogde zulks vroeger in den breode cn ben nog steeds overtuigd van do juistheid daarvan. Yan dc nietndraniz-uchlige.nvan dege nen, die nog in hoofdzaak vrij zijn het drin ken t© staken of te verminderen, zullen or ongetwijfeld velen minder gaan drinkc i Zc zijn reeds zoo talrijk do lieden, dio ./el inzien, dat het drinken van een paar bor rels daags een slechte gewoonte is, hoog stens nog goed. t© praten, maar meer ook niet, als het gezin or niet te zeer onder lijdt* Hrt duurder worden van den drank zal voor velen van hen een gereede aanleiding zijn om cr van af te zien of althans het verbruik in te krimpen. Yerkoogen van den jeneveraccijns staat gelijk met zandstrooien. op het hollend vlak, waarop zich de zooge naamd matige verbruiker bevindt." Ten slotte merkt de schrijver op „Do Minister va-u Financien zal welflchfc goed doen, als hij het wantrouwen, dat nog tegen zijn plannen in deze bestaat, opheft door vast t© leggen, dat het volgend jaar Toen haar man, zijn vader, stiorf, wa-ron taj heclemaal op elkander aangewezen. Hij was toen acht jaar, zijn moeder was vier en veertig. Familio hadden zij niet meer en kennissen, dio het hun lastig maakten, had den zij nooit gehad. Hij was een stille, In zichzelf gokeerdo jongen, half een droomer en half een artist; en zij leefde heelemaaJ voor haar zoon. Op school had hij nooit veel het gezelschap van anderen gezocht; trouwens, hij was niet veel langer dan tot zijn twaalfde jaar op school geweest.. Toen had hij nog wel vier jaar als „toehoorder" enkele vakken van de burgerschool doorloo- ponhoofdzakelijk de talen. Maar het had al altijd vastgestaan, dat hij violist zou wor den, cn met voorbijgaan van al het andere had hij zich op zijn kunst geworpen in vol maakte afzondering. Nog bij hot leven van zijn vader had zioli al ccn „wonderkind" in hem gemanifes teerd. Niemand wist waar hij het vandaan hadniemand in <'e familie, zoover men rich kon herinneren, kendo een noot muziek. Zijn vader, groot wiskundige, die geen knus van een mol wist te onderscheiden, bc- Bchouwdo de muziek als een luxueus, maar fatsoenlijk tijdverdrijf. En daar hij met zijn helderen blik in zijn eigen jongen eenigszins zijn eigen kluizcnaarsnatunr van afgetrokken kamer geleerde terugvond, dacht hij, wanneer hij hem wat muziek liet leeren, de deuren der salons gemakkelijker voor hem te openen. Hijzelf had misschien nooit, andere muziek gehoord dan die op een partijtje gemaakt werd door een aardig meisje aan de piano, een jongmonsch d. .naast met een viool; cn zeker hnd hij nooit geweten, dat „La priórc d'unc vier go" of <te ..Berceuse" van Go- dard neg iets ander, is dan een Concert van Beetho. n. Hij vond do piano een beetje c o m rr. u n voor ccn jongen cn dus 7X)u zijn zoon viool lccrcn spelen. Hij vreesde van rijn „boy" oen ongelukkigen boekenwurm 9? zieu groeien zooaln ijzol. was; het vioolspel zou hem wat verzetten't was immers een aardige „liefhebberij", cn hot hield je vaak af van minder onschuldige amusementen. Zijn moeder was nog onmuzikaler dan zijn vader; j© kon haar met muziek naar bed ja gen, zei men altijd. De viool me ester vond al gauw iets bijzon ders in den jeugdigen leerling, 't Wag of do poczio en dc rythmiek der lijnen en getal- Ion van den vader in den zoon zich open baardon in muziek Alle magen zijn van het- zelfde blood. Toen stierf ziju vader on do moeder had niets anders dan haar jongen, om zich aan te wijdon. Zij deed dit ten vollo. Do weinige afleiding, die zij nog gehad had, liet zij ge heel varen, om tooh maar altijd voor hem gereed te staan. Met haar onmurikalen zin leerde zij pianospelen, om hem te kunnen begeleiden. Op liaar ouden dag, terwijl zij naar do vijftig liep, maakte zij haar vingers lenig met een opperst© wilsinspanning; zij werd ziek van de vingeroefeningen en étu des, d© heelc pianostudie stond haar hevig tegen in alle mogelijke opzichten, maar om dat hie-t voor haarl jongen was en zij een ontzaglijk wilskrachtig© vrouw was, dio steeds bereikte wat zo zich eenmaal had voorgesteld en die ook nooit een eenmaal opgevat plan liet varen, studeerde zij dik wijls vier, vijf uur por dag en na enkele jaren van reusachtige energie was ze zoo ver, dat ze haar zoon kon begeleiden A vue en wat hij maar wilde. Hij, infusschen, was met grootc sohreden vooruitgegaan. Ret was nu tien jaar, dat zijn vader dood was, cn ofschoon hij nog nooit in het publiek was opgotreden, had hij zich kunnen meten met velo violisten, die naam maken op oonoorten. Doch zijn cenige toehoorster, buiten zijn leermeester, was zijn moeder. Zij vond liet een marteling, naar zijn spel t© luisteren, maar toch hield zij niet op het t© doon; ieder, dio het hooren wilde, betuigend hoo mooi lmar jongen apeelde en hoe prachtig zij het vond. Moeder en zoon zaten dikwijls heele mid dagen of avonden 's ochtends wandelden zij samen aan dc piano; zij, als zij hem niet accompagneerde, luisterend, met als eenig gezelschap dc meubelen van het salon. Sommige études of sonaten hoorde zij der tig, veertig keor, en dikwijls, als hij iets nieuws instudeerde, herhaalde hij een paar maten zóó vaak, dat zij physieh wee er van werd. Maar ziij bleef trouw er bij zitten, rij had er bij gebleven, al had rij zich voe len sterven, en zij vond het mooi. Het was deels, omdat het haar zoon, haar eenigste was, dio daar speelde; deels om hem aan te moedigen cn hem het bewustzijn te go- ven, dat ©r iemand was, die naar hem luis terde, die zijn fouten en rijn vooruitgang opmerkte en hem bewonderde, en ten 8lotte was het voor een groot deel, om, als rijn tijd gekomen zou zijn om in do wereld op te treden, do wereld voorbereid to vin den voor do suggestie van rijn grootheid. Want werkelijke grootheid zonder suggestie brengt liet niet ve>r, meende zij, omdat z© zelf niet muzikaal was. Zij had haar leven gewijd aan do suggestie, terwijl haar jon gen do kunst zou aanbrengen, moest hij fciak kunnen bezighouden ook uitsluitend met do kunst. Al heb andere, daar zou z ij voor zorgen. Want rij wilde hem nu een maal groot zien. En net zooals zij gewild had piano te kunnen spelen om hem t© bunnen begeleiden en ook om aan do sug gestie een schijn van eerlijkheid te kunnen geven, net zoo zou zij haar wil, hem groot en beroemd te zien, óók weten door te zet ten. Zoover had zij dien eorstcn wil nu doorgezet, dat zij werkelijk volmaakt ook tegenover haar zoon, wat even goed ncodig was do comcdio van muzikaal to zijn, kon volhouden. Wanneer haar physick het maar volhield naar hem t© fluisteren cn telkens andere woorden te vinden voor Knar bewondering! Technisch verstandig wist zij nu met hem meo t© praten, een eigen meening t© hebben zondor don min sten bok to schieten, zijn fouten en zijn progressies aan to wijzen. Hij en zijn leer meester haddon do illusie, dab zij altijd minstens «ven muzikaal was geweest als haar zoon, en deze zei haar vaak: „Maat.jo, ik begrijp niet, dat u geen ster is gewor den 1" Dan lacht© zij blijde. Eens zei hij \ls ik later in hot open baar ga spelen, begeleidt u mo dan! Ik zou niet met iemand anders kunnen spe len." En t rwijl zij even bleek word, beloofde rij het. Maar van dion dog af zocht zij toch meer kennissen op, knoopt© oud© vriend schapsbanden weer aan ©n trachtte naar nieuwe. En van tijd tot tijd vroeg zij een meisje haar zoon t© begeleiden, om hom to wennen aan vreemde handen. Maar zij hoorde onmiddellijk, dat het niet ging; dat niemand het zoo kon als zij. En zij dacht: „Zou die opoffering óók nog van mo ge vraagd worden!" En amgstig dacht rij: „Ho© dan, als ik cr eens niet meer ben!" Maar op dat punt stelde zijn leermees ter haar al spoedig gerust „Als zij eens niot meer kon of wilde „0wilde, daar is geen sprake van l" eoi zij. „Dan zouden er toch altijd groot© pianisten genoeg gevonden worden, die het zich tot een geluk zouden rekenen haar zoon te mogen begeleiden." Ja, dat begreep ze wel, maar die het ook zouden kunnen Dio het evengoed als zij zouden kunnen? En do racester was een beetjo verbaasd, dat zij de dame- meisjes van haar kennissen, di© ze ge vraagd had, over één kam scheerde met ernstigo pianisten. Toen kwam de dag, dio ovor het optreden in het openbaar zou beslissen. Zijn leer meester had Stumpf van ,,D© Nieuwe Muziekhandel" ontmoet, die gevraagd had, of hij niot iets moois voor hem wist, om het seizoen meo in te zetten. „Ik heb een fenomenaal violist van even negentien jaar voor jo, van wien niemand nog gehoord heefthad d© leermeester met een glimlachje van trots hij toch zou de ontdekker en do leermeester zijn ge antwoord. „Och kom, hou je me nu voor den gek? Hier in Amsterdam?" „In Amsterdam, een Paganini, een Kube- lik, meneerEn niemand heeft hem nog gehoord dan zijn moeder, een paar rausi- oeerende salon juffers ©n ik Stumpf zou komen met een paar kenners. De laatste dagen werkte de moeder zich op tot do hoogste krachtsinspanning. Zij had voortdurend hoofdpijn en een gevoel van onpasselijkheid, maar zij sloeg er geen acht ophaar zoon morat. tegenover die kenners cn dien improssario, die over zijn todXomsfc zou beslissen, een goed, neen, eon schitterend figuur maken. En zij was weer de proctisohe genius. Hij hoefde nergens voor te zorgen, hij moest alleen maar denken aan een loven voor ziju spel, dan zou rij alles beredderen cn allo omstandigheden als gesneden koek hem voorzetten. Dooh niet alleen, dat zij het gcheele practische gedeelte van zijn rijn moest bezorgen, zij moest ook met hem spelen ©n zij moest voor hem denken. Zij koos de stukken, die hij dien middag zou maken. Zij repeteerde ze met hem die laatst© paar dagen tot in het oneindige; hij mocht eens haperen, zich onzeker voelen een oogenblik, als al die vreemde heerem er bij warenDo groot© geest, die uit dio stuk ken ademde, ging haar geheel voorbij; do machtig© emotie, die opsloeg uit hot spol van haar zoon, liet haar gansch koud, ten minste voor zoover het een muzikale emo tie was. En bij haar vermoeidheid en over spanning, dio in een reactie uitbrak nu liet doel nabij was, wat dit alios een marteling. Do hecren kwamon en moeder en zoon begonnen te spelen: een uitgezocht program ma, dat rij me>t zuiver intellect nee le muzi kaliteit had samengesteld. Zij voelde zich ellendig. Het duurde niet lang of rij speel de geheel automatisch, zdj zag do piano en do kamer als door eon vlies, hoordo de muziek, do spontane toejuichingen, de opmerkingen als uit de verto. Nu eens brak hot zweet baar uit-, dan weer voer een koude rilling over haar lijf. Zij duizelde* Zij zmi rich dadelijk moeten verwijderen. En ineens, midden onder 't spel, gleed zij van de tabouret, bewusteloos. De heoren, onhandig, nog ouder den in druk van een „Foocata" van Bach voor piano en viool, schoten toe. Een schellf dissonant gleed van d© viool, haar zoon stond starend cr bij. Een van de heeren haalde de dienstbo de, een and r ging om den dokter. Na een oogenbük sloeg zij d1 oogen op en het. eerste, wat zo vroeg, was: ,,Ts hij aangenomen?" Toen strekte zij do hand uit naar haar zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 9