ZONDAG5BIAD LEID5CH DAGBIAD No. 14:9*73. HONIG. nig' De vrouw in het spreekwoord. 12 Hecemher. Anno 19 OS, VAN HET All t t I êèO6$Cê»09&Oê lil mum i-MiijE. Honig is bereide spijs; Voor allen bron van kracht; Voor man en kind, voor vrouw cn grjjst Verjonging, levensmacht. Maar onrervalscht en goed bereid Moet voor dat dool hij zijn Wordt hij op deze wijs bereid, Dan looft bcm groot en klein. Vrij vertaald stond bovenstaand vorBje onder een keurige plaat, waarop een aan vallig blozend meisje stond afgebeeld, hou dende in de opgeheven hand een flacon bloe- menhonig. Op deze en op nog vele andere nrij?«Ti wordt in hei buitenland reclame ge maakt voor het honiggebruik. Zuivere, onvervaJsehte honig heeft een hooge voedingswaarde. Raathonig of honig in de raat moet aanwezig zijn in blanke ratende gevulde cellen moeten al He gesloten zijn met dek seltjes van was. Houdt men de raten tegen het licht, dan mogen er geen donkore plek ken in aangetroffen worden: deze zouacn wijzen op de aanwezighoid van bijenbrood, dat aan den honig een bitteren, onaangena- men arnaak bezorgt. De honig in meer brui- fno raten i3 gewoonlijk ook wel goed, doch als raathonig is hij dan minder genietbaar, om-dat oude raat als eon stijve massa in den mond achterblijft. Ook ziet zulke honig er erg onooglijk uit. Honig uit de raat wordt gewoonlijk in flacons ten verkoop aangeboden. Op drieër lei wijzen wordt deze verkregendoor de raten te laten uitdruipen of uitlekken, door persing of door slingeren. Vandaar de be namingen: pershonig, lekhonig, sÜDgcrho- Zuivere bijenhonig is te herkennen aan 'den hoDigglane, aan den smaak en aan het aroma of den geur. Hot beate bewijs is echter nog de kristallisatie. Elke goede honigsoort uit de raat gaat langzamerhand versuike- ren. Verduikende honig kan door verwar ming worden opgelost. Men w ach te zich wel voor een al te sterke verhitting; daardoor toch verliest de honig rijn oliehoudende stoffen en zijn mieren- zuur en verkrijgt bovendien een brandigen bijsmaak. Het beste is do flacon vorsuikerden honig fn een pot met warm (niet-kokend) water te plaatsen, tot de honig behoorlijk vloeibaar is geworden. Het is niet goed honig geruimen tijd aan den invloed der dampkringslucht bloot 4e stellen. Raathonig kan, in zuivere potten of vaatjes en dan op een droge plaats be waard, maanden lang goed blijven. Geur, kleur en smaak van den honig zijn afhankelijk van do bloemen en bloesems, waaruit de bijen den nectar hebben verza- tneldl De meest voorkomende honigsoorten zijn: bloemenhonig, heidehonig, boekweithonigen witte kl aver- honig. Bloemenhonig is afkomstig uit onder scheidene bloemsoorten en heeft veelal een neer geurige smaak. Hij behoeft in geen en kel opzicht onder te doen voor de andere honigsoorten. In do meeste plaatsen van ons land zijn winkels of verkoophuizen, waar goede ho nig ven elke soort te verkrijgen ie. Bij verschillend© volken neemt de vrouw in het spreekwoord een weinig eervolle plaats in. Wij halen hier eenige spreekwoorden aan met de opmerking, dat er natuurlijk met mandor moeit® evenveel spreekwoorden i© verzamelen zouden zijn, met hot tegendeel J er in. Zoo zijn de Germanen, met name do Duit- schors, op dit gebiod het zachtmoedigst in hun uitdrukkingen: „Luister naar de eer ste meening eener vrouw, maar niet naar de tweede"; hoewel deze minder Kvchtziiralg I is: ,,Wic een vrouw heeft, heeft zijn straf.' De Franschman zegt: „Een man van stroo is evenveel waard als een vrouw van goud." De Spanjaard oreert: „Vrouwen, wind en geluk zijn vergankelijk"„Wat men openbaar wil maken, heeft men slechts aan vrouwen te vertellen"; „Een raad van een vrouw heeft volstrekt geen bcteekenis, maar volgt gij dien niet op, dan scheldt zij u uit voor een gek." „Hoedt u voor een boo zo vrouw en vertrouwt geen onkole goede." De Engelschman beweert: „De meening van een vrouw wisselt gelijk dc wind in April." „De kracht eener vrouw ligt In haar tong." De Portugees: „Vrouwen zijn overbodig als zij er zijn, en ontbreken als zij er niet zijn." De Schotten zeggen: „Men jaagt den dui vel gemakkelijk in een vrouw, maar drijft hem nimmer weer uit haar." „Doe den wD eener vrouw, of zij barst van woede." Do Amerikaan beweert: „Vrouwen kun nen een geheim bewaren, daartoe is even wel een zeer groot aantal noodig." „Vrou wen verven zich, om niet te blozen." Dc Italiaan: „Wie zijn vrouw verliest en een cent, heeft slechts het geldstuk verlo ren." De Chinees: „De tong van een vrouw is haar zwaard, en zij laat dit niet roesten." Over het algemeen spreekt uit al deze aan halingen weinig waardeering voor het vrou welijk geslacht. Gelukkig was er een, die zich liet inapireeren cn dichtte: „Zij vlechten cn weven Hemelsche rozen in 't aardscho leven P' Wij, Hollanders, hebben een oud spreek woord: „Een sleohie vrouw is een duivel ;n huis, maar eon goede is met goen goud te betalen". En wij weten, dat er vele goede vrouwen zijn 1 RECEPT. Varkensribbotjes in het zuur. De ribben hakt men in de lengte door en snijdt ze zóó, dat er twee aan elkaar blijven een paar varkenspootjes hakt men cvenzoo door midden. Ribben en pootjes kookt men gaar, in half water, half azijn cn wat zout; men voegt er bjj de schil van een citroen, een paar Spaonscho pepers, 'n lepeltje fijno kruidnagelen en een paar laurierbladeren. Laat dit alles te zamen met het vleesch mee koken. Zoodra het gaar is, wordt het nat kokend heet door een zeef gegoten en op een warmo plaats gezet, totdat het bezon ken is. Het vlecsch wordt intusschen in een 6teenen pot geschikt cn daarop het heldere nat gegoten. Do pot afsliiit-n met een blaas of perkamentpapier. Niet to lang bewaren. Maten en gewechien in CBtina. Tot den huidigen dag hebben dc Chinec- sche maten en gewichten zich onderscheidon door hun bijzondere ongelijkheid. In bijna aJle provinciën gelden verschillende standaarden cn in sommige steden maken timmerlieden, landmeters en kleedcrmakcrs van maten gebruik, welke onderling aaii- zi enlijk versch 11 len. Een van 9 October gedateerd telegram meldt, dat op dien datum een keizerlijk be sluit is afgekondigd, waarbij het Departe ment van Financiën en Handel gemachtigd wordt voor het gehccle Chineesohe Rijk een nieuw stelsel maten en gowichten in te voe ren. Nu komt ons ter oore, dat het door bo vengenoemd Departement samengestelde ont werp, hetwelk onderworpen werd aan rn zonder amendement werd goedgekeurd door het comité voor hervormingen, thans als wet van kracht is geworden. Dc nieuwe standaard berust op het tien dcel ig stelsel, terwijl dc verschillende een heden als volgt zijn: De nieuwe lengrc-ecn- heid is de „tohi", welke precies 32 centime ter is. Het stelsel, voor de inhoudsmaten 1 aangenomen, hooft als eenheid de „fo", wel- i ke gelijk staat met 10,336 liter, terwijl de gewichtseenheid is de „lian" van 37,301 gram. N e u s w a rm o r t j e s. Een vreemde ling bezocht eens een fabriek van Goudsche pijpen en trof er alleen een leerjongen aan. „Je krijgt ccn gulden, als je me eens laat zien, hoe men die pijpen fabriceert", sprak dc bezoeker. „Ik kan alleen maar neus warmertjes ma ken, mijnheerantwoordde de jongen. „Wat zijn dat, neuswarraertjea 1 „Wel, korte pijpjes." „Nu, goed. ik zal je een gulden geven; maak cr nu aanstonds een." „Eerst uw gulden, mijnheer." De bezoeker geeft het geldstuk, en nu neemt do leerjongen een lange pijp, hroekfc een stuk van den steel cn verklaart leuk: „Kijk, dit is nu een nouswarmortje Het bock en het zadel. Boer Jochcms wilde op een dag iets nazien ineen boek, dat. hij wist, dat zijn buurman, boer Joosten, ia zijn bezit had Hij zond daarom zijn zoontje naar boer Joosten, om tc vragen, of hij het boek even i© leen mocht hebben. „Zeg aan je vader," zei borr Joosten, „d'at ik mijn boeken niet uitleenmaar als je voder graag iet© weten wil, kan hij wel eens op ccn dag hier komen om heb na te leren." Twee weken lafcer moest boer Joosten naai de markt, doch toen hij zijn paard uit den stal gehaald had, bemerkte hij, dat het zn- dol stuk was. Hij stuurde daarom zijn zoon tje naar boer .Tochcms, om te vragen of hij zijn zadel tc leen mocht hebben. „Zeg aan jo vader", zei boer Jochems, „dat ik mijn zadel niet uitleen, maar als je vader het graag gebruiken wil, moet hij maar eens bij mij komen, en dan raag hij er in den stal een hooien dag op zitten." Kleine vergissing, De plechtig beid van de vergadering werd «enigszins gestoord, toen de welsprekende joDge rede naar den verlaten toestand beschreef van dc vrouwen, wier mannen des avonds naar dc kroeg gaan. „Stelt u voor, mijno hoordersI" zei hij, „zoo'n arme, verlaten vrouw, die met één voet de wieg van haar slapend kindje doet schommelen, en met den andoren haar trar. non wegveegt 1" Een aanbevelenswaardige barbier! Barbier: „Merkwaardig! U zegt, dat u al eens hier is geweest. Maar ik kan mo uw gezicht niet herinneren." Heer: „Best mogelijk. Thans is alle* weer genezen." Assuranti c-a gent (wien door eci kleinen jongen wordt opengedaan): „Ventje weet je ook of je moeder in een fonds is?' Jongen: „Neen, zc is in de keuken In een provinciestad laat een vermogend* dame een groot, modern huis bouwen. E) zal ook een bibliotheek in diat huis komen, Blijkbaar voor deze bibliotheek bestelt zi bij den boekhandelaar: „vijf meter boeken bij bruin en groen passend." Machtder gewoonte. „Kellner terwijl daar een rijtuig passeert, springt oj het klappen van dc zweep mijn biefstuk vaj het bord op de tafel. Breng me liever cei onderen." X/ V vo8 W \/(iwVw Toen Does, onze bruine poedel, ten ge volge van algeraetrne lichaamszwakte en onophoudelijk janken, door middri van een kogel gedood wias, voelden wjj pas, wat Wij aan hem m.sten. Hij heeft ongetwijfeld tot diegenen behoord, die meer door hun persoonlijkheid dan door hun daden in vloed uitoefenen. Maar persoonlijkheden worden steeds zeldzamer, kiag-n de pessi misten, en Doss was cr een. Welk aanzien hij genoten heeft tijdons zijn om rakkeren op aarde, bemerkten wij aan de toenemen- d brutaliteit der kleine b3delaartjes, die zoi.dcr ophouden aan onze bel trokken; aan de onachtzaamheid van binnentredende werklieden en d3 indringerigheid van oude I 111 v i ouwen van beroep. Hen allen had Does, de oude, ta-ndelooze, doovo on doorgoot© Does, voorzeker door zijn schrik wekkende verschijningen, onder zijn hon- denduim. Met ruwharige 'boenen, ruigen baard van spookachtige kleuren, zat hij altijd voor het huis tc blaffen, en daarom had o)k:: n eerbied voor bom en da-cht, dat hij erg kwaadaardig was. Na zijn dood echter werden wij aan al lerlei slampampers overgeleverd. Men had geen schrik meer vocxr ons; ons gezag was naar de maan. Wij gevoelden veel spijt over Does en zijn droevig uiteind© verscheurde ons al ler hart. Daairom hadden wij beloofd ons geen hond meer aan te schaffen. Maar de toestand was onhoudbaar, onze woning zonder bewaker, cn van onze goed'e voor nemens kwam niots. In da cn tijd vnn regeeringloosheid las ik in bet dagblad, dat een hondenfokker in eon schilderachtig gel gen stadje twee mooie Collie's te koop had'. De vader be kroond, de mood ear zeven promies ontvan gen. i vlekkeloos! Een Collie was altijd mijn ideaal go- weest, rinds ik in Engeische romans de meest roerende anekdoten over dc trouw en bijna- menschelijke goedheid dezer beesten had gelezen. Ik had dus trek, een Collie te bestellen. Da familieraad word samengeroepen. De kindertjes jubelden den Collio tegen; al leen grootmoeder, die bij on6 de partij vormde van het verstandig overleg, stond' vijandig gezind tegenover het plan. Wijl Collie pas zes woken oud was, merkte zij terecht op, zou hij niet zindelijk zijn, alles stuik bijten en gebeuren, wat onder zijn kl aai wen kwam, en zeker zou in het eerst© jaar geen enkele dief of bedelaar respect voor hem krijgen. Hij zou de ziekt© krij gen, hij zou 's nacht om ziin moeder hui len. en, wat het ergst© van alles waswij zouden van hem een volslagen deugniet maken, daar niemand onzer verstand had van honden-opvoodfcunde. Al d©z°! beschcwingon troffen don spij ker op den kop. Grootmoeder had groot ge lijk, doch do partij van het recht hcoft op deze booze wereld nog maai? zelden gezege vierd, en ondanks de somberste voorspcj- lingen, bestelden wij den zandklcurigen Collie,-> met de zestien voorvaders cn ce ontelbare diploma's. „Het waa te voorzien," zei grootmoeder gelaten. Hij kwam onder rembours. Hij had de portretten van zijn ouders cn zijn stam boom bij zich Wij ontvingen hem daarom met allen eerbied. Hot was een alleraardigst ding. Een kleine, kroezige, lichtgele bal, waaruit een sierlijk spits snoetje stak. Hij voelde zacht aan, als een bundel pluimvee. Hij geleek meer op een jong gansje dan op een jong hondje. Hij was verbazend in zijn nopjes, toen hij uit het doosje kwam, waarin hij verzonden was; was buitenge woon beweeglijk en drod pogingen, om do saamgestroomdo huisgenooten met zijn staartje tegen te kwispolen. Dez© min zaamheid in <l©n omgang is hem steeds bij gebleven. Hij dronk zonder do geringste., moeilijkheid' dc licht gesuikerde melk en bewees in een ommezien tot driemaal toe, dat hij niet zindelijk was in huis. Grootmoeder achtte rich te hoog, om do vaan van het recht over ons to zwaaien; maaT zij keek mij met een onbeschrijfelijken blik aan. „Gij hebt het gewild," la© ik er uit-, en nog meer. Intuss©honi noemden wij onzen nieuwen huisvriend met den naam van Collio, bon den hem een blauw-zij den l:nt om den hals en bewonderden hom zonder ophouden. De eerste nacht was ontzettend. Collie zou onder dc tafel id de keuken slapen, in een mandje, en met een vachten doek toe gedekt. Maar hij wou niet-. Alle pogingen, om hem to doem iralapen, leden schip breuk, en zoodra wij hem alleen lieten, begon hij zóó klaaglijk te huilen, dat ons bart er van brak. Den eersten nacht waakten wij om beur ten bij Collie. Den tweeden na©ht ging het reeds beter. Daar wij een energieke keukenmeid hadden, werd Collie b:nncn het half jaar ook volkomen zindelijk in huis. In dien tijd zag hij er uit als een gele rat, zijn oorpus was slanker geworden, hot staartje krulde en het snoetje werd langer. Grootmoeder meende, dat- uit dit mormel nooit een fatsoenlijk hondje zou groeien maar do toekomst heeft bewezen, dat zij het mis had. Collie werd een wondermooi exemplaar van ziin ras. met lange been tjes en zilverwitte voetjes, met een vel. dat glom als goud, en een sneewwit bandje om den hals. Allo handtenfokkers waren er jaloersch op cu wij erg trotsch. Jammer genoeg, draagt hij de oortjes en den pluimstaart rechtop, hetgeen hij niet moest doen, daar dit twijfel zou kunnen i doen ontstaan aan zijn ras-echtheid. Ma"r in uren van groot verdriet is hij ongetwij feld echt, want dan „hangt" alles aan hem. Toen hij negen maanden oud was, kroeg hij de ziekte. Toen stolde hij in niet© meer belang, had buikpijn, at niet en lag bewegingloos op den vloer. Eindelijk begon hij chooolade t© eten en dat hielp hem. Maar hij lustte alleen heel fijne chooola de; voor do gewone trok hij den neus op. Sinds twijfelden wij heel e maal niet meer aan zijn echtheid. Hij is later buitengewoon groot gewor den, houdt mn ons allen dolveel, ia hot zachtmoedigste schepsel ter wereld, maar heeft een Bterko en zeer hevige antipathie, dio hij tot zijn geluk met grootmoeder deelt, n.l. hij baat dc automobielen. En dd- zo eigenschap zo-u voor hom en ons verder» feiijk worden. Zulk een tuf-fcuf kon Collio haast uit zijn mooi veJ doen springen. Met woedtond geblaf stormt hij op zoo'n voer tuig af, springt tegen de inzittenden om hoog en weet geen middelen genoeg uit te denken, om aan zijn misnoegen en rijn kwaadheid lucht to geven. Doze on vera nt- woordelijke vijandige gezindheid tegen een zoo prachtige uitvinding heeft Colli© al bijna „zijn goeden staf" bij ona gekost en zal dit wellicht nog wel doen. Met allerlei teekenen van diepen eerbied kwam de keukenmeid in ouz© woonkamer. „Er is een heer in het aal on 1" Nu ben ik gewoon geworden, van deze mededeeling mot zekere achterdocht kennu te nemen. „Een lieer in het salon"dlat bet*©- kont gewoonljjk: een reiziger in tabak of wijn, een agent van een levensverzekoiing, die het slagveld pas na twee uur verlaat, j een betaald collectant voor een school, eon kerk of iets anders, of een kunstschilder,1 wiens financieel© lamp geen olie me or heeft en dio in het gesprek Segatini voor een Italiaansehe stad houdt. Dezen keer echter was hot iets verreweg nog ver sok r Ikke lijkors. Het was een automo bielist in sportkostuum, mot stof bedekt en met een gezicht als zeven dagen rauw1 weer. „Kijk mo nou eens hior I" kreet hij woe dend. „Uw hond heeft mijn broek stuk ge scheurd, terwijl ik hem een trap wilde ge ven. Ik zal u aanklagen. Waarom houdu gij een beest, dat zoo gevaarlijk is voorj de gemeenschap? Ik zal u laten voelen, wat' daarvan komt! Vijftig gulden is de minsts schadevergoeding, die ik eiscJien kan!" Ik verzekerde d?n man, dat het mij 'eed deed en dat hij mij maar moest aanklager.; dat ik echter ook tot een verstand'go overeenkomst bereid woa. De man keek mij verwonderd aan. Blijk baar was hij van een impulsieve natuur, want hij veranderde plotseling van toon: „Nou, ik bon ook geen onmenscb, en als gij mij vast belooft, dat uw hond mijn auto niet weer aanblaft, zal ik voor dezen keer mijn beide oogen nog ©ons dicht doen. Maar let on het akelige, dier." Ik beloofde wat ik niet kon volbrengen. Want of ik Collio aai of ransel, of ge vangen zet, het baat alles niet. Ik heb dus vroeg of laat het ergste te wachten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 15