N®. 1*967.
L1S3USÖH DiLG-BlaASJ, Becemb®?.
A%ÜO 1908§
PERSOVERZICHT.
HEÏ ST.-MLAAS-FEEST.
Iel öna vorig Overzicht hebben wij een uit
treksel gegeven uit liet artikel in ,,D
Ni i e u w e Oourant", waarin wol de
Kuype r-k o e r a werd afgekeurd, doeh
tevens hot vertrouwen uitgesproken, dat
'daarvoor bij dit ministerie wel niet to vree
zen zou zijn. De toon van dit vrij-liberalo
orgaan jegene bet kabinet-Heemskerk was
zeer tegemoetkomend
„D e Rotterdammer" schrijft naar
aanleiding dezer houding:
Het is dus, zooais wij zeiden, hot vrjj-libo-
xalismo behoudt het liefst het kabinst-
Heomskerk, met een Hamer om het doode
punt.
„D e Nieuwe Oourant" wil het
daarop toeleggen, hoewel de uitwerking
baars inziens een vraag van „verkiezings-
twrftiek" is.
Nu, we zullen eens afwachten wat do vrij
liberalen zullen doen.
Of laat ons nuchter zijn, we weten voor
uit, dat do lieele vrijzinnige linie straks te
-"mover ons in het gelid staat-.
Doch het ia wel eigenaardig al de angsten
van het vrij-liberalisme te aanschouwen, cn
al do bochten to zien, waarin het zich
wringt, alvorens men in die kringen het
1 woemde radicale sleeptouw weer aanvat
on zich weer door de zwcc-p van Troelstra
laat drijven.
De vrij-liberalen hebben geen ruggegraat.
Het zal bij de komende stembus weer wor
den bewezen.
In „Land en Volk" liet volgende
De liefdesverklaringen van ,,D c Nieu-
w o Oourant" aan het adres va^ mr.
Heemskerk en zijn kabinet zijn könmer
kond voor beide partijen.
Het is juist dit persorgaan, dat zijn reden
jai bestaan vindt niet in actie, maar *n
verzet: verzet tegen den voortgang der so
ciale wetgeving, staatssocialisme betiteld,
on vorzet tegen versterking van den volks
invloed, voor streven naar allemansklcs-
reoht uitgekreten. Dit vorzet, deze negatie,
ia het kenmerk van het conservatism©.
Wanneer nu deze inearnatio van het bo-
houd bij het nadiren der verkiezingen van
Jaar jonge liefde maar niet kan scheiden,
is dan niet opnieuw een vermoeden bijge
bracht met kracht van bewijs, dab deze zie
len muw zijn verwant?
Waar door ,,D o Nieuwe Oourant'
ig betoogd, dat het vooral aan de wijze,
waarop do oppositie van links bij do Be-
grootingsdehatten in de Tweede Kamer
werd gevoerd, is to wijten geweest, dat van
de Re-georingstafel een vonnis over den
Kuyper-koera is weggeblev-ai; daar stelt
do „N iouwo Rotterdamse he
Cl,O u r a n t" tegenover, dat do Regeering
zich gewillig in een boek heeft laten drin-
JCu, zonder ook maar met cén woord te
ef^chen, dat men blaar zelve het recht zou
laten, te bos lissen, waar zij staan wilde,
hfót blad meent, dat bet voor do Regce-
r-ffig niet „ganoch onmogelijk" zou zijn gc-
wJïöt het woord te spreken, dat „Do
Ni o u w o Oourant" gaarne had ver- j
nomen, indien zij zich bewust waro ge-ble-
ven, dab niet do oppositie, doch zij de
leiding had te gevon aan het debat.
Do ,,N iouwo Rotterdamse lie
Courant" schrijft verddr
,,Mcn dreef eerst Kuyper en Heemskerk
te zamen". Wij durven uit do gehouden de
batten deze conohiüio niet trekken, noch
ook haar ontkennen. Het punt is voor velen
twijfelachtig. Z ij n Kuyper on Heomskcrk
samen gedreven, of is ,,de zoen" door de
tweo zonder aandrang van anderen „ge
sloten" Wij beslissen niet. Maar stel, dat
de opvatting van „De N i o u w e Cou
rant" juist moot worden genoemd. Wel
nu, dan is daaamieo de grooto, de, in de
gegaan omstandigheden wellicht onver
geeflijke, fout der Regeering aangewezen.
Een Halfbewuste Regeering, oen Regcering,
die fier heb hoofd omhoog wil honden,
moet zich niet laten drijven. Is het
gebeurd, dan is hot gcochied doordat hot
der Regeeriing ontbrak aan moed, of aan
kracht. ,,De Minister deed, wat hij koaM
voert „De Nieuwe Oourant"
ons tegen, onder verwijzing naar ©amigo zin
nen, die wij onder de „gladdo frases" zon
den willen rangsohikkeD, on naar do woor
den, door den Minister gebruikt, toon hij
herinnerde aan de zinsnede, waarmede mr.
Tydeman in Maart „zoo volkomen juist
het Kabinet karekteri Beerde»." Hier tegen
over behoeft slecht© dit gesteld te worden,
dat de woorden van mr. Tydeman, waar
heb inzonderheid op aankwam: „dat dit
Ministerie niet Beoogt de politieke ge
dachten van het Kabinot WJ()11905 to
doem lierleven, noch den weg daartoe te»
willen bereiden", oorspronkelijk... aan
'e Ministère aandacht ontsnapt bleken te
zijn, terwijl de Minister nu beweerde... de
beteekenis er van niet to kunóen door
gronden.
In welk eon zonderlingen toestand van
onzekerheid men thans, ten gevolge van de
gladde phrases van mr. Heemskerk, is go-
komen, blijkt wel weer opnieuw uit ,,D e
Standaar d". Dit blad is, na kennis te
hebben genomen van het algemeen begroo-
tingadehat, tot de overtuiging gekomen,
dab liet van don beginne af aan de zaken
verwonderlijk juist hoeft ingezien: ,,het
blijft bij wat wo steeds volhielden. Alleen
uit do abnormale omstandigheden, waar
onder het optrad, moot de wijze van op
treden van het Kabinet worden ver
klaard." Wanneer men nu daartegenover
leest deze verklaring van mr. Heemskerk:
„Hot is van algemeen© bekendheid, dat
ten aanzien van do bedoeling van hot Ka
binet en speciaal van mijn bedoeling, bij
dr. Kuyper, den leider der anti-revolution-
nairo partij, een misverstand heeft be- j
staan" dan is daaruit toch wel klaar, j
in welk een netelig parket mr. Heemskerk
door zijn gebrek aan openhartigheid do j
politieke partijen in het land beeft ge- j
bracht. Wat is nu eigenlijk do aard van
het Kabinet?,, DoNiouwe Oourant"
haalt het naar zich toe; „Do Stand-
a a r d" evenzeer. Eén van do tweo most
dan toch in dwaling vorkeeren. Maar wio?
Wij zullen hot niet beslissen. Ona-to in
druk van liet debat gaven wij weer in ons
artikel „Malaise": Men weet niet meer, wat j
men aan heb Kabinet heeft. Dat dit een
teeken is van politieke inzinking, bij wie
zekerheid hadden kunnen verschaffen, zal
niemand one tegenspreken.
Schrijvende in „De Gids" van Decem
ber over hoogor landbou wonder- j
wijs, zegt prof. P. van Romburgh: „Wij i
bevinden ons op het gebied van onderwijs
als t waro in een overgangstijdperk en
zien verlangjsnd uit naar do voorstellen
der Staatscommissie, om het middelbaar-
en gynm&siaal-onderwijs op do meest" ge
schikte wijze aan de studio op univorsifei
ten on andere, reeds bestaande of toekomsti
ge, inlichtingen van hoogor onderwijs te
doen aansluiten. Wanneer die aansluiting
behoorlijk gere-gpdd is, zullen natuurlijk
verschillende andore wijzigingen van de
hoog e v - onder wij s - wet aan de orde komen,
en vanzelf zullen dan de eiscben, die men
aan hooger landbouwonderwijs moet stel
len, onder de oogen gtzicai worden. Zelfs
is het denkbaar, cn zeker gewenscht, dat do
bovengenoemde Staatscommissie reeds
thans de belangen van het middelbaar
landbouwonderwijs in verband mot het hoo
ger niet uit hot oog verliest."
Het zou daarom het meest verstandig
zijn, meent prof. Van Romburgh, een af
wachtende houding aan te nemen. Even
wel, er zijn geruchten, dat men aan Wago
ning© u de eer toedenkt, in een niet ver
verwijderd verschiet, een landbouwhooge-
school binnen zijn muren te zien verrijzen.
De schrijver komt tegen dergelijke plannen
met kracht in verzot. Hij dringt or op aan,
dat tooh vooral middelbaar enl hooger
landbouwonderwijs zullen worden uit el
kaar gehouden. Reeds to veel ie tegen dezen
stelregel gezondigd.
„Wanneer" meent prof. Van Rom
burgh „men niet in do fout vervalt om
bijeen te brengen wat gescheiden moet blij
ven en behoorlijk middelbaar en hooger
landbouwonderwijs uit elkaar houdt, dan
kan m. i. d© beslissing niet twijfelachtig
zijn \ai zal men het hoogor landbouwonder
wijs aan do universiteit moeten brengen,
Kveaals men dit deed mot do studie der
modern© talon en der geografie». D© geop
perde bezwaren, zooals grootero kosten,
bob afnemen van examens d'oor leden van
verschillende faculteiten, zijn inderdaad
niet van dien aard, dat men daarom van
deze beter© regeling zou behoeven af t©
zien. D© univeriteiten toch bezitten leer
krachten en hulpmiddelen, die, natuurlijk
me-t d© noodige uitbreiding, in dieinst ge
steld kunnen worden van het hooger land
bouwonderwijs.
Examens, die afgenomen worden
door leden van verschillende faoulteiten,
bestaan thans reeds en zullen in do toe
komst men denk© slechts aan de geogra
fie zeker geen uitzonderingen zijn.
Te oordeelen naar hetgeen ik nu onlangs
in Inidiö gelegenheid had op to merken,
meen ik, dat men ook daar van zeor be
voegde zij do andere cischcn zal stellen aan
do opleiding van personeel voor velerlei
betrekkingen aan het departement van
landbouw dan waaraan do tegenwoordige
school to Wageningen kan voldoen. Do
reeds met kracht aangevangen werkzaam
heden tot verbetering van den landbouw
zullen daar nog veel wetenschappelijk ge
schoold personeel noodig maken.
Waar nu op Nederland als koloniale mo
gendheid do plicht rust (dien de Indi
sche schatkist met een bijdrage van, naar
ik meen, f 20,C00 helpt verlichten) te zor
gen voor zoo goed mogelijk ingerichte af
deel ingen van kolonialen landbouw aan
zijn hoogst© inrichting voor landbouwon
derwijs, daar kan hot niet onverschillig
zijn te weten, wat men in de koloniën ver
langt. Hot sbrevën zal er op gorioht moe
ten zijn dien plicht t© vervullen op een j
wijze, die het best strookt met do bedoelin-
gen dor hoogste autoriteiten op landbouw-
gebied in Oost- en West-Indio.
Men kan zich daarom het tot-stand-ko- i
men van een wet, die het hocger landbouw
onderwijs regelt, niet denken zonder dat
met do eischon, die do ontwikkeling en de i
blori van den landbouw in de tropen stel
len, rekening ia gehouden. Dit te meer,
waar wij ons gelukkig kunnen achten ook
aan het hoofd der landbouwdeparteiuenten
ginds energiek© personen te weten, rijk aan
ervaring en bezield met grooto liefdo voor
den bropisehen landbouw, waarmede zoo-
velo belang,cfci samenhangen.
Het is thans allerminst het oogenblik om
meer in bijzonderheden uit to werken, wat
voor een goede regeling van het hooger
landbouwonderwijs aan do universiteit
wensohelijk zou zijn, ten minste, indien men
een afzonderlijk doctoraat voor landbouw
kunde wilde instellen. De bestaande hoo
ger-onder wij swot legt daaraan onoverko
melijke bezwaren in den weg.
Mochten do geruchten, waarop ik hi er
ror en wees, waarheid blijfeftn te bevatten
en men na gepleegd overleg met do depar
tementen van landbouw in Oost- cn West-
Indio, om overwegend© redenen, de voor
keur aan een afzonderlijke hmdbouwbooge-
school geven, dan zou tooh nog de vraag
rijzen of het belang van den landbouw niet
zeer bevorderd zou worden, indien zulk
een instelling in een universiteitsstad ge
vestigd werd, waardoor aan haar kwee ko
lingen de gelegenheid geschonken zou zijn,
van d© ontwikkeling, die van een univer
siteit uitgaat, te genieten."
In een driestar Vervroegde win
kelsluiting zegt „Do Stand-
aar d"r
In Berlijn en zijn voorsteden is hu sedert
1 November een strenge verordening in wer
king getreden, die gelast, dat alle winkels,
magazijnen en verkoopplaatsen. des avonds
te acht uren gesloten moeten zijn. En zóó
(streng zelfs is deze verordening toegepast,
dat in de passage van „Unter den Linden"
zelfs zeildoek gehangen is over al wat op
uitstalling geleek.
Nu oen maand verliep, heeft men de uit
komst van dien maatregel pogen op te ma
ken, door bij verschillendo winkeliers te on
derzoeken, of zij werkelijk schade hadden
geleden in hun ontvangsten.
De uitkomst nu van dit onderzoek was,
dat deze schade bij winkeliers, die levensbe
hoeften verkochten, alleen de eerst© drie
dagen voelbaar was. Daarop volgde nieuwe
inslag van de klanten, en binnen een week
was de normale ontvangst hersteld.
Bij d© winkeliers, die kleeding verkochten,
schoenenwinkels inbegrepen, hield de schade
een week langer aan, maar nog lang was de
proefmaand niet om, of het publiek had
zich ook in die schoenenwinkels vroeger
aangemeld, en al spoedig was ook hier van
schade geen sprake meer.
Luxe-winkels lijden nooit onder zulk een
maatregel, daar het eerst later uitgaande
publiek aan den koop in deze soort raaga
zijnen geen deel neemt.
Dio alleen bitter klaagden waren de si
garenwinkels. Hun ontvangsten namen niet
alleen da eerste week sterk af, maar deze
schade hield al de overige weken van de
maand aan. Kellners ia de bierhuizen ver
kochten nu tegen kleine winst goedkoop in
geslagen sigaren, en de sigarenmagazijnen
leden zeer aanmerkelijke schade.
Ingenomen met dien maatregel waren
daarentegen in gansch bijzondere mat© do
houders van bierhuizen, café's en kroegen.
Vooreerst tooh werden deze nu druk bezocht
door het vrijgekomen winkelpersoneel, en
ten anderen bleVen velcm^ die andera
's avonds op koopen uitgingen, nu den
avond lang hangen in deze gezelschapsloka-
len.
De proef schijnt dus vrijwel gelukt, maar
toch dient op het laatst© de aaDdacht ge
vestigd. Verhuist het talrijk winkelpersoneel
van 's avonds 8 tot 12 uren naar deze
drinkgelagen in plaats van naar huis, dan
gaat het geldelijk allengs achteruit, en
staat bloot aan gevaren, die in den winkel
niet voorkwamen.
Een licht- en een schaduwzijde ook hier.
In een artikel met het opschrift; Een
r e a c t i o n n a i r voorstel? in „Vra
gen des T ij d s" pleit mr. J. B. Kan
voor een tweejarige begrootiïlg.
Na al het kwaad te hebben genoemd, dat
zijns inziens de eenjarige begrooting brouwt,
schrijft hij:
Stemt het relaas dezer rampen tot moe
deloosheid? Ongetwijfeld, indien men, uit
starre voorliefde voor het bestaande, kraoh-
figo maatregelen terugwijst. Allerminst
daarentegen, indien men dc vraag onder de
oogen durft zien, of het een onverbrekelijke
natuurwet is, dat telken jare een zoo on
evenredige krachtsinspanning van Regee
ring en Volksvertegenwoordiging worde ge
vorderd.
Is hot reaotionnair, nu schier overal de
eenjarige begrooting als een groot© voor
uitgang op de vroegere meerjarige bud
getten wordt aangemerkt, woor een ontken-
ftenfl antwoord te pleiten? Do staatsman*
wien het aan moed hiertoe ontbreekt-, kan
wellicht gewonnen worden, wanneer hij ver4
neemt, dat een voorstel in fclen hier ge*
dachten g«<?©fc althans niet uit s p 1 e n d i d
isolation kracht zou behoeven to pute
ten. Door niemand minder dan den ijzeren
kanselier i9 den. 12d?n Februari 1880 bij deri
Rijksdag een voordracht aanhangig ge
maakt tot verdubbeling ran den geldig
heidsduur van het budget, zoodat deze twéé
jaar zou beloopen. In d« argumentatie, waar
mee op dit denkbeeld wordt aangedrongen,
wordt juist de besparing van arbeidskracht
geaccentueerd. Maar oen dergelijk voorstel
zou, door ieder ander dan Bismarck verde*
digd, meer kans van slagen hebben gehadi
Zijn imperialistische natuur duchtte raco
atavistisch op zijn geesteskind te rijn over ge'
gaan. Vandaar de vrees, dat Bleek ts mach Is*
uitbreiding van het uitvoerend gezag werd
beoogd cn in di© angstige stemming was
verwerping onvermijdelijk. Sedert aange<
wende pogingen, om langs een omweg het
doel te bereiken, bleven uit dezelfde oor
zaak zonder gevolg.
Trouwens, psychologisch is een dergelijke
loop van zaken maar al to goed verklaar
baar. Heeft dë volksvertegenwoordiging
eenmaal een waar of vermeend recht ver
worven, zij geeft het niet licht prijs. En er
behoort bovenal een behoorlijke dosis m o-
ral restraint toe, om een zoo kostelijk
terrein voor kiezers-cultus in t© perken.
Maar wanneer de klachten over legislatieve
impotentie steeds toenemen; wanneer r(o
palliatieven ter bekorting van de begroo-
tingsdiscussiën, welko in den allerlaatsteü
tijd noodgedrongen zijn aangewend, hun
werking hebben verloren wanneer hot aan
zien onzer vertegenwoordiging dreigt te ta
nen, zou dan het Nederlandsche volk, dat
op den naam van nuchtere natie prat pleegt
to gaan, aarzelen den vinger op de wond'
te leggen Zeker, een tweejarige begrooting
zal niet allo kwaad afwenden, maar moeilijk
kan te hoog worden aangeslagen het voor
deel, dat Ministers cn Staten-Gcneraal om
hot andere jaar verademing wordt gegund
van een arbeid, welke thans op hun krach
ten ©en zoo hinderlijk beslag legt. Zullen al,
wordt art. 12-1 der Grondwet in dien zin
gewijzigd, suppletoir© begrootingen toene
men, hiervan staat geen al t© groot© uit
breiding van werkzaamheden te wachten.
Immers, bij dergelijke wetsontwerpen houdt
men zich aan hot onderwerp, dat aan de
orde is, terwijl de debatten over de primi
tieve begroetingen zóó sterke deviaties ver-
toonen, dat eenmaal een spreker veront
schuldiging noodig achtte, om over de be
grooting zelve te spreken.
In ccn entrefilet onder den titel Grond"
otsschennis dringt de „H a a g-
8 o h o Courant" er op aan, dat de
voorzitter der Tweede Kamer
nauwgezet handhaven zal art. 105 der
Grondwet, waarvan zij verwacht een inper
king van cle discussie, of, zooals zij zich
uitdrukt, „het gepraat". Immers, thans
houden Kamerleden redevoeringen, ook ui
zijn er maar een ]3aar leden aanwezig, be
toogt het blad, alleen, omdat zij hun
beschouwingen, eenmaal uitgesproken,
de „Handelingen" en het Verkort
Verslag krijgen, zoodat zij daarmee voor
him kiezers of belanghebbenden kunnen
pronken. Zij laten zich daarvoor de verne
dering welgevallen, te spreken voor een ge
hoor van... één of tweo bevriende m.de-
leden of meewarige geestverwanten, die uit
beleefdheid den schijn redden, dat er toch
nog iemand is, die luistert; want 1., komt
in de „Handelingen" en'geen lezer daarvan
ziet daarbij vermeld, dat de Kamer volsla
gen leeg was.
„Hield echter" zegt liet blad „de
voorzitter zich aan dc Grondwet, dan zou
den voortdurend een zestigtal van de hon-
Vr ii -' jjua
w
Hij is uitgegaan- in dc hoop nog cm paar
stuivers te kunnen verdienen nuet pakjee
bezorgen. De winter staat voor de deur.
In het begin van den zomer was hij bijna
drie maanden zender werk geweest. En
toen hij eindelijk weer bij een anderen
patroon beginnen kon, waa het: zwaarder
arbeid en geringer verdienste.
Hij is getrouwd. In Augustus werd zijn
vierde kind geboren. Zijn vrouw, zwak
schepseltje door hard ploeteren, zorgen en
gebrek aan versterkende middelen, slooft
den heelen dag, komt nog niet uit met zijn
luttel weekloon. Op SinhNicolaas-avtond
heeft zij vrij vroeg de kinderen naar bed'
gebr.aoht, zit bij do kachel, al lang koud,
goed te verstollen.
Op straat denkt bij met bitteren glimlach
&an de illusies van zijn jeugd. Hoo dik
wijls had hij, tijdens zijn verloving, met
Mina een beeld opgehangen van wat detze
avond zou zijn in h u n h u i s j e. De kin
deren, waar hij toen van gesproken had,
üQn er, ja; zij zijn ook even mooi cn lief
ïtls hij ze ai oh toen droomde. Maar hij
Üeeft ze vroeg naar bed moeten sturen,
omdat zo honger hadden en er niets moer
in huis was.
De straten 2ajn verre van druk; ze zijn
den knoestig in de zakken. Er zal niet vcol
to vordicnen zujn; dat merkt hij zóó wel.
Eerst dwaalt hij wat doelloos rond in
de buitenbuurt, waar hij woont., do „nieu
we stad." Dan richt hij zich naar het
oud© gedeelte. Hij is nog niemand tegen
gekomen.
Nu komt de wind aansnijden van over
het brecde water. Het water ligt dicht met
oen dun, grauw-wit vlies, en ook daar
drijft de wind rijn grillige sneenwstuifsel-
figuren.
Thuis zit zijn vrouw. Hij had haar zoo
graag oen ander Sint-Nicolaasfccst bereid.
Hij hoopt, dat zij maar gauw naar bed
is gegaan. Dat good zal wel in orde ko
men. En het is niet alles op een avond
als deze, alleen, in een half donker o kamer
met koude vingers aan versloten ondergoed
to zitten peuteren 1
Hij denkt aan zijn kinderen. Do oudste,
Antjo, is vanmiddag thuis gokomen met
het verhaal hoo Sint-Nicolaas bij haap
speelmakkertje gereden had; en hoe zij hem
vanmorgen met rijn zwarten knecht gezien
had in dio J>tad.
Ook hier loopt geen mensoh. De huizen
zijn stijf en ontoegankelijk gesloten. Allo
maal vieren zij feest achter do gordijnen
in lichte, worm© kamers. Allemaal I
Een brievenbesteller loopt haastig van
liuis tot huis. Een tocht ala van een
vlinder langs oen bloemveld. Op zijn borst
draagt, hij een lichtje. Als je eerst naar
het besneeuwde water kijkt, naar de ooo-
fffril zolfs. Fijne eneouw jaagt wolken wit'
ttuifsel er door, dat. rich' ophoopt togen de men, do witte straat, de boog© huizen, en
stoepranden, tegen do huizon en in de dan naar dat wiebelende lichtje, van stoep
Vensterkozijnen. Het is of de woreld met j tot stoep als een vlinder, lijkt dat heel
fijne poedersuiker ie bestrooid. In het i klein en dwaas.
toidaen van de straat veegt do scherpe Als de besteller voorbij is, zijn alleen de
wind ze weg. I vlammen van dc lantaarns weer het cenigo
Hij loopt met hocgopgetrokken schouders, j levende in dit deel van de stad zonder
bot hoofd duikend in pot en kraag, de -hart- winkels*
Hij gaat, moe, oven ritten op een bank.
Yeel zal er niet t© verdienen zijn I Na een
poosje wijkt tegenover hem een groote,
breede deur open, geeft één oogenblik een
inkijk in d© kleurig verlichte vestibule.
Een knecht, den kraag opslaand, wipt
naar buiten met een pok onder zijn arm.
Hij loopt even de stoep om. legt het pak
op den grond voor de deur daarnaast,
schelt aan, en springt weg op do teenen,
zijn eigen deur weer in, dio hij behoedzaam
sluit.
Een oogenblik komt het in don man op
dc bank op, het pak weg te nemen. Wio
weet wat er in rit I In ieder geval zal her,
nog wel iets waard zijn. Eu wie zal er wat
van merken? Maar hij heeft nog nooit ge
stolen. Hij aarzelt. Misschien staat <li
knecht te loeren achter de deur.
Nu straalt, ook uit de tweed© portiek goud
licht naar buiten. Hij ziet dikke jassen
aan een koperen standaard hangen tegen
een dofklc-urig, even wuivend gobelin. Ook
hier komt een knecht naar buiten, kijkt
wat rond, bemerkt het pak op do etoep,
bukt zich om het op te nemen, gd. trekt
zich weer terug naar binnen.
Een heviger sneeuwbui, die hem in een
oogenblik wit maakt als een molenaars
knecht, smeltende vlokken doet druipen
langs rijn handen in rijn zakken en onder
don opstaanden kraag door in zijn hals,
jaagt hean op van do bank. Een oindjo vor
der komt hij een kleinen jongen tegen,
schurkend, belust óók op een pakje. Zoo
zullen z ij n kinderen over een paar
jaar óók loopen, als er geen verbetering
komt. En uitzicht op verbetering ig er niet.
Een groot restaurant praalt in electri-
sdhen lichtglans. Do deuren stacn noodi-
gend openmaar daarbinnen is ook al
geen mensch to zien.
Daar een kork. Daar ia evenmin trooeb
I of uitkomst t© vinden. Koud-duister en on-
genaakbaar-hoog staat ao in den nacht,
gesloten
Eindelijk krijgt hij een pakje. Een heer
■komt haastig do graolit afgeloopen, houdt
in, als hij don armen drommel, greoten ke
rel, daar kleumen ziet.
„Hier, kan je dat even voor me bezor
gen?"
Hij reikt, hem een klein pakje; noemt cl©
straat en het nummer van het huis.
„Ik zal met je moegaan tot dicht bij. Ajs
jo het afgegeven hebt, krijg jo van mij een
kwartje."
„Als 't u blieft, meneer."
Nu loopon rij samen door den jackt-
sneeuvr-avond. Zij stappen stevig door.
„Gemeen weertje, meneer."
„Zeg dat wèll"
„Nou is 't ook beter thuis bij de warme
kaahel." Of rijn vrouw al naar bed zal rijn?
denkt hij.
Het is bij een van do grootste huizen.
„Heb je trok in oen bakje koffie? Kom e»r
dan even in," zegt do knecht.
De deur gjaat aichter hem dicht. Hij
staat op een dikko mat in de wit-marme-
ren vestibule. De knecht brengt hem een
dampenden kop koffi©4 met een stuk bo
terletter. Dankbaar neemt hij een en an
der aan.
Rechts van hem, achter een donker-eiken-
houten deur, is het feestvertrek. Daar is
het pakje binnengebracht. En als de deur
open gaat., klinken hem een vroolijk gelach
en Bet gejuich van blijde kinderstemmen t©
gemoet.
Of z ij n kinderen nu slapen Kon hij
dat stuk letter maar meenemen voor hun
leege, hongerende maagjes I Maar dat gaat
niet.
Eensklaps gaat weer de kamerdeur open.
Hij ziet in een prachtig gezellig gemeubeld
vertrek. Een heerlijke, warme luchtstroom
komt hem tegen. Het is daarbinnen helder
en toch zachhgetemp?rd. Hij ziet vluchtig
veel monschen om een tafel zitten, hoog
volgcstapeld deze met stukken papier,
touwtjes, speelgoed en honderd meer on
herkenbare dingen. Yroolijk gepraat, go-1
snater van kleine kinderen dringt een
oogenblik tot hem door. Het is als een
droom.
Nu komt een jongedame, de kinderjuf
frouw waarschijnlijk denkt hij, de gang in,
met een van plezier schaterend meisje op
haar arm. De man op de mat schrikt: dat
meisje is net z ij n oudsteZij heeft
mooier kleertjes aanrij heeft een gezon
der blos op haar wangetjes, rood van in
spanning en genot; zij heeft een trompet cn
can pop in haar kleine har.djes'; maar
toch lijkt zij precies op A ut je, zijn oudste,
die de volgende maand zes jaar gaat 'wor
den. Hij wordt bleek van di© gelijkenis j
hij heeft een oogenblik gemeend z ij n kind
vóór zich t© zien; nu denkt hij weer aan
de werkelijkheid. Het kopje rinkelt op het
schoteltje in rijn handen.
Het meisje, lief en innemend als-zulke»
kinderen kunnen doen, knikte hem goe
dendag, heelemalal niet verlegen. De juf
frouw draagt haar de breede, eveneens
donkeir-eikenhoftiten trap op. Zoolang het
melsj'e hem rien kon, blijft het nanr heil
kijken, met groote oogen
Een oogenblik later staal hij weer op
straat. Hij krijgt zijn kwartje. En hi.'
gaat weer verder, door de sneeuwjacht.
Hij' weef niet, of hij de wereld zoo nvoef
haten of Innig liefhebben.