N®. 1*967. L1S3USÖH DiLG-BlaASJ, Becemb®?. A%ÜO 1908§ PERSOVERZICHT. HEÏ ST.-MLAAS-FEEST. Iel öna vorig Overzicht hebben wij een uit treksel gegeven uit liet artikel in ,,D Ni i e u w e Oourant", waarin wol de Kuype r-k o e r a werd afgekeurd, doeh tevens hot vertrouwen uitgesproken, dat 'daarvoor bij dit ministerie wel niet to vree zen zou zijn. De toon van dit vrij-liberalo orgaan jegene bet kabinet-Heemskerk was zeer tegemoetkomend „D e Rotterdammer" schrijft naar aanleiding dezer houding: Het is dus, zooais wij zeiden, hot vrjj-libo- xalismo behoudt het liefst het kabinst- Heomskerk, met een Hamer om het doode punt. „D e Nieuwe Oourant" wil het daarop toeleggen, hoewel de uitwerking baars inziens een vraag van „verkiezings- twrftiek" is. Nu, we zullen eens afwachten wat do vrij liberalen zullen doen. Of laat ons nuchter zijn, we weten voor uit, dat do lieele vrijzinnige linie straks te -"mover ons in het gelid staat-. Doch het ia wel eigenaardig al de angsten van het vrij-liberalisme te aanschouwen, cn al do bochten to zien, waarin het zich wringt, alvorens men in die kringen het 1 woemde radicale sleeptouw weer aanvat on zich weer door de zwcc-p van Troelstra laat drijven. De vrij-liberalen hebben geen ruggegraat. Het zal bij de komende stembus weer wor den bewezen. In „Land en Volk" liet volgende De liefdesverklaringen van ,,D c Nieu- w o Oourant" aan het adres va^ mr. Heemskerk en zijn kabinet zijn könmer kond voor beide partijen. Het is juist dit persorgaan, dat zijn reden jai bestaan vindt niet in actie, maar *n verzet: verzet tegen den voortgang der so ciale wetgeving, staatssocialisme betiteld, on vorzet tegen versterking van den volks invloed, voor streven naar allemansklcs- reoht uitgekreten. Dit vorzet, deze negatie, ia het kenmerk van het conservatism©. Wanneer nu deze inearnatio van het bo- houd bij het nadiren der verkiezingen van Jaar jonge liefde maar niet kan scheiden, is dan niet opnieuw een vermoeden bijge bracht met kracht van bewijs, dab deze zie len muw zijn verwant? Waar door ,,D o Nieuwe Oourant' ig betoogd, dat het vooral aan de wijze, waarop do oppositie van links bij do Be- grootingsdehatten in de Tweede Kamer werd gevoerd, is to wijten geweest, dat van de Re-georingstafel een vonnis over den Kuyper-koera is weggeblev-ai; daar stelt do „N iouwo Rotterdamse he Cl,O u r a n t" tegenover, dat do Regeering zich gewillig in een boek heeft laten drin- JCu, zonder ook maar met cén woord te ef^chen, dat men blaar zelve het recht zou laten, te bos lissen, waar zij staan wilde, hfót blad meent, dat bet voor do Regce- r-ffig niet „ganoch onmogelijk" zou zijn gc- wJïöt het woord te spreken, dat „Do Ni o u w o Oourant" gaarne had ver- j nomen, indien zij zich bewust waro ge-ble- ven, dab niet do oppositie, doch zij de leiding had te gevon aan het debat. Do ,,N iouwo Rotterdamse lie Courant" schrijft verddr ,,Mcn dreef eerst Kuyper en Heemskerk te zamen". Wij durven uit do gehouden de batten deze conohiüio niet trekken, noch ook haar ontkennen. Het punt is voor velen twijfelachtig. Z ij n Kuyper on Heomskcrk samen gedreven, of is ,,de zoen" door de tweo zonder aandrang van anderen „ge sloten" Wij beslissen niet. Maar stel, dat de opvatting van „De N i o u w e Cou rant" juist moot worden genoemd. Wel nu, dan is daaamieo de grooto, de, in de gegaan omstandigheden wellicht onver geeflijke, fout der Regeering aangewezen. Een Halfbewuste Regeering, oen Regcering, die fier heb hoofd omhoog wil honden, moet zich niet laten drijven. Is het gebeurd, dan is hot gcochied doordat hot der Regeeriing ontbrak aan moed, of aan kracht. ,,De Minister deed, wat hij koaM voert „De Nieuwe Oourant" ons tegen, onder verwijzing naar ©amigo zin nen, die wij onder de „gladdo frases" zon den willen rangsohikkeD, on naar do woor den, door den Minister gebruikt, toon hij herinnerde aan de zinsnede, waarmede mr. Tydeman in Maart „zoo volkomen juist het Kabinet karekteri Beerde»." Hier tegen over behoeft slecht© dit gesteld te worden, dat de woorden van mr. Tydeman, waar heb inzonderheid op aankwam: „dat dit Ministerie niet Beoogt de politieke ge dachten van het Kabinot WJ()11905 to doem lierleven, noch den weg daartoe te» willen bereiden", oorspronkelijk... aan 'e Ministère aandacht ontsnapt bleken te zijn, terwijl de Minister nu beweerde... de beteekenis er van niet to kunóen door gronden. In welk eon zonderlingen toestand van onzekerheid men thans, ten gevolge van de gladde phrases van mr. Heemskerk, is go- komen, blijkt wel weer opnieuw uit ,,D e Standaar d". Dit blad is, na kennis te hebben genomen van het algemeen begroo- tingadehat, tot de overtuiging gekomen, dab liet van don beginne af aan de zaken verwonderlijk juist hoeft ingezien: ,,het blijft bij wat wo steeds volhielden. Alleen uit do abnormale omstandigheden, waar onder het optrad, moot de wijze van op treden van het Kabinet worden ver klaard." Wanneer men nu daartegenover leest deze verklaring van mr. Heemskerk: „Hot is van algemeen© bekendheid, dat ten aanzien van do bedoeling van hot Ka binet en speciaal van mijn bedoeling, bij dr. Kuyper, den leider der anti-revolution- nairo partij, een misverstand heeft be- j staan" dan is daaruit toch wel klaar, j in welk een netelig parket mr. Heemskerk door zijn gebrek aan openhartigheid do j politieke partijen in het land beeft ge- j bracht. Wat is nu eigenlijk do aard van het Kabinet?,, DoNiouwe Oourant" haalt het naar zich toe; „Do Stand- a a r d" evenzeer. Eén van do tweo most dan toch in dwaling vorkeeren. Maar wio? Wij zullen hot niet beslissen. Ona-to in druk van liet debat gaven wij weer in ons artikel „Malaise": Men weet niet meer, wat j men aan heb Kabinet heeft. Dat dit een teeken is van politieke inzinking, bij wie zekerheid hadden kunnen verschaffen, zal niemand one tegenspreken. Schrijvende in „De Gids" van Decem ber over hoogor landbou wonder- j wijs, zegt prof. P. van Romburgh: „Wij i bevinden ons op het gebied van onderwijs als t waro in een overgangstijdperk en zien verlangjsnd uit naar do voorstellen der Staatscommissie, om het middelbaar- en gynm&siaal-onderwijs op do meest" ge schikte wijze aan de studio op univorsifei ten on andere, reeds bestaande of toekomsti ge, inlichtingen van hoogor onderwijs te doen aansluiten. Wanneer die aansluiting behoorlijk gere-gpdd is, zullen natuurlijk verschillende andore wijzigingen van de hoog e v - onder wij s - wet aan de orde komen, en vanzelf zullen dan de eiscben, die men aan hooger landbouwonderwijs moet stel len, onder de oogen gtzicai worden. Zelfs is het denkbaar, cn zeker gewenscht, dat do bovengenoemde Staatscommissie reeds thans de belangen van het middelbaar landbouwonderwijs in verband mot het hoo ger niet uit hot oog verliest." Het zou daarom het meest verstandig zijn, meent prof. Van Romburgh, een af wachtende houding aan te nemen. Even wel, er zijn geruchten, dat men aan Wago ning© u de eer toedenkt, in een niet ver verwijderd verschiet, een landbouwhooge- school binnen zijn muren te zien verrijzen. De schrijver komt tegen dergelijke plannen met kracht in verzot. Hij dringt or op aan, dat tooh vooral middelbaar enl hooger landbouwonderwijs zullen worden uit el kaar gehouden. Reeds to veel ie tegen dezen stelregel gezondigd. „Wanneer" meent prof. Van Rom burgh „men niet in do fout vervalt om bijeen te brengen wat gescheiden moet blij ven en behoorlijk middelbaar en hooger landbouwonderwijs uit elkaar houdt, dan kan m. i. d© beslissing niet twijfelachtig zijn \ai zal men het hoogor landbouwonder wijs aan do universiteit moeten brengen, Kveaals men dit deed mot do studie der modern© talon en der geografie». D© geop perde bezwaren, zooals grootero kosten, bob afnemen van examens d'oor leden van verschillende faculteiten, zijn inderdaad niet van dien aard, dat men daarom van deze beter© regeling zou behoeven af t© zien. D© univeriteiten toch bezitten leer krachten en hulpmiddelen, die, natuurlijk me-t d© noodige uitbreiding, in dieinst ge steld kunnen worden van het hooger land bouwonderwijs. Examens, die afgenomen worden door leden van verschillende faoulteiten, bestaan thans reeds en zullen in do toe komst men denk© slechts aan de geogra fie zeker geen uitzonderingen zijn. Te oordeelen naar hetgeen ik nu onlangs in Inidiö gelegenheid had op to merken, meen ik, dat men ook daar van zeor be voegde zij do andere cischcn zal stellen aan do opleiding van personeel voor velerlei betrekkingen aan het departement van landbouw dan waaraan do tegenwoordige school to Wageningen kan voldoen. Do reeds met kracht aangevangen werkzaam heden tot verbetering van den landbouw zullen daar nog veel wetenschappelijk ge schoold personeel noodig maken. Waar nu op Nederland als koloniale mo gendheid do plicht rust (dien de Indi sche schatkist met een bijdrage van, naar ik meen, f 20,C00 helpt verlichten) te zor gen voor zoo goed mogelijk ingerichte af deel ingen van kolonialen landbouw aan zijn hoogst© inrichting voor landbouwon derwijs, daar kan hot niet onverschillig zijn te weten, wat men in de koloniën ver langt. Hot sbrevën zal er op gorioht moe ten zijn dien plicht t© vervullen op een j wijze, die het best strookt met do bedoelin- gen dor hoogste autoriteiten op landbouw- gebied in Oost- en West-Indio. Men kan zich daarom het tot-stand-ko- i men van een wet, die het hocger landbouw onderwijs regelt, niet denken zonder dat met do eischon, die do ontwikkeling en de i blori van den landbouw in de tropen stel len, rekening ia gehouden. Dit te meer, waar wij ons gelukkig kunnen achten ook aan het hoofd der landbouwdeparteiuenten ginds energiek© personen te weten, rijk aan ervaring en bezield met grooto liefdo voor den bropisehen landbouw, waarmede zoo- velo belang,cfci samenhangen. Het is thans allerminst het oogenblik om meer in bijzonderheden uit to werken, wat voor een goede regeling van het hooger landbouwonderwijs aan do universiteit wensohelijk zou zijn, ten minste, indien men een afzonderlijk doctoraat voor landbouw kunde wilde instellen. De bestaande hoo ger-onder wij swot legt daaraan onoverko melijke bezwaren in den weg. Mochten do geruchten, waarop ik hi er ror en wees, waarheid blijfeftn te bevatten en men na gepleegd overleg met do depar tementen van landbouw in Oost- cn West- Indio, om overwegend© redenen, de voor keur aan een afzonderlijke hmdbouwbooge- school geven, dan zou tooh nog de vraag rijzen of het belang van den landbouw niet zeer bevorderd zou worden, indien zulk een instelling in een universiteitsstad ge vestigd werd, waardoor aan haar kwee ko lingen de gelegenheid geschonken zou zijn, van d© ontwikkeling, die van een univer siteit uitgaat, te genieten." In een driestar Vervroegde win kelsluiting zegt „Do Stand- aar d"r In Berlijn en zijn voorsteden is hu sedert 1 November een strenge verordening in wer king getreden, die gelast, dat alle winkels, magazijnen en verkoopplaatsen. des avonds te acht uren gesloten moeten zijn. En zóó (streng zelfs is deze verordening toegepast, dat in de passage van „Unter den Linden" zelfs zeildoek gehangen is over al wat op uitstalling geleek. Nu oen maand verliep, heeft men de uit komst van dien maatregel pogen op te ma ken, door bij verschillendo winkeliers te on derzoeken, of zij werkelijk schade hadden geleden in hun ontvangsten. De uitkomst nu van dit onderzoek was, dat deze schade bij winkeliers, die levensbe hoeften verkochten, alleen de eerst© drie dagen voelbaar was. Daarop volgde nieuwe inslag van de klanten, en binnen een week was de normale ontvangst hersteld. Bij d© winkeliers, die kleeding verkochten, schoenenwinkels inbegrepen, hield de schade een week langer aan, maar nog lang was de proefmaand niet om, of het publiek had zich ook in die schoenenwinkels vroeger aangemeld, en al spoedig was ook hier van schade geen sprake meer. Luxe-winkels lijden nooit onder zulk een maatregel, daar het eerst later uitgaande publiek aan den koop in deze soort raaga zijnen geen deel neemt. Dio alleen bitter klaagden waren de si garenwinkels. Hun ontvangsten namen niet alleen da eerste week sterk af, maar deze schade hield al de overige weken van de maand aan. Kellners ia de bierhuizen ver kochten nu tegen kleine winst goedkoop in geslagen sigaren, en de sigarenmagazijnen leden zeer aanmerkelijke schade. Ingenomen met dien maatregel waren daarentegen in gansch bijzondere mat© do houders van bierhuizen, café's en kroegen. Vooreerst tooh werden deze nu druk bezocht door het vrijgekomen winkelpersoneel, en ten anderen bleVen velcm^ die andera 's avonds op koopen uitgingen, nu den avond lang hangen in deze gezelschapsloka- len. De proef schijnt dus vrijwel gelukt, maar toch dient op het laatst© de aaDdacht ge vestigd. Verhuist het talrijk winkelpersoneel van 's avonds 8 tot 12 uren naar deze drinkgelagen in plaats van naar huis, dan gaat het geldelijk allengs achteruit, en staat bloot aan gevaren, die in den winkel niet voorkwamen. Een licht- en een schaduwzijde ook hier. In een artikel met het opschrift; Een r e a c t i o n n a i r voorstel? in „Vra gen des T ij d s" pleit mr. J. B. Kan voor een tweejarige begrootiïlg. Na al het kwaad te hebben genoemd, dat zijns inziens de eenjarige begrooting brouwt, schrijft hij: Stemt het relaas dezer rampen tot moe deloosheid? Ongetwijfeld, indien men, uit starre voorliefde voor het bestaande, kraoh- figo maatregelen terugwijst. Allerminst daarentegen, indien men dc vraag onder de oogen durft zien, of het een onverbrekelijke natuurwet is, dat telken jare een zoo on evenredige krachtsinspanning van Regee ring en Volksvertegenwoordiging worde ge vorderd. Is hot reaotionnair, nu schier overal de eenjarige begrooting als een groot© voor uitgang op de vroegere meerjarige bud getten wordt aangemerkt, woor een ontken- ftenfl antwoord te pleiten? Do staatsman* wien het aan moed hiertoe ontbreekt-, kan wellicht gewonnen worden, wanneer hij ver4 neemt, dat een voorstel in fclen hier ge* dachten g«<?©fc althans niet uit s p 1 e n d i d isolation kracht zou behoeven to pute ten. Door niemand minder dan den ijzeren kanselier i9 den. 12d?n Februari 1880 bij deri Rijksdag een voordracht aanhangig ge maakt tot verdubbeling ran den geldig heidsduur van het budget, zoodat deze twéé jaar zou beloopen. In d« argumentatie, waar mee op dit denkbeeld wordt aangedrongen, wordt juist de besparing van arbeidskracht geaccentueerd. Maar oen dergelijk voorstel zou, door ieder ander dan Bismarck verde* digd, meer kans van slagen hebben gehadi Zijn imperialistische natuur duchtte raco atavistisch op zijn geesteskind te rijn over ge' gaan. Vandaar de vrees, dat Bleek ts mach Is* uitbreiding van het uitvoerend gezag werd beoogd cn in di© angstige stemming was verwerping onvermijdelijk. Sedert aange< wende pogingen, om langs een omweg het doel te bereiken, bleven uit dezelfde oor zaak zonder gevolg. Trouwens, psychologisch is een dergelijke loop van zaken maar al to goed verklaar baar. Heeft dë volksvertegenwoordiging eenmaal een waar of vermeend recht ver worven, zij geeft het niet licht prijs. En er behoort bovenal een behoorlijke dosis m o- ral restraint toe, om een zoo kostelijk terrein voor kiezers-cultus in t© perken. Maar wanneer de klachten over legislatieve impotentie steeds toenemen; wanneer r(o palliatieven ter bekorting van de begroo- tingsdiscussiën, welko in den allerlaatsteü tijd noodgedrongen zijn aangewend, hun werking hebben verloren wanneer hot aan zien onzer vertegenwoordiging dreigt te ta nen, zou dan het Nederlandsche volk, dat op den naam van nuchtere natie prat pleegt to gaan, aarzelen den vinger op de wond' te leggen Zeker, een tweejarige begrooting zal niet allo kwaad afwenden, maar moeilijk kan te hoog worden aangeslagen het voor deel, dat Ministers cn Staten-Gcneraal om hot andere jaar verademing wordt gegund van een arbeid, welke thans op hun krach ten ©en zoo hinderlijk beslag legt. Zullen al, wordt art. 12-1 der Grondwet in dien zin gewijzigd, suppletoir© begrootingen toene men, hiervan staat geen al t© groot© uit breiding van werkzaamheden te wachten. Immers, bij dergelijke wetsontwerpen houdt men zich aan hot onderwerp, dat aan de orde is, terwijl de debatten over de primi tieve begroetingen zóó sterke deviaties ver- toonen, dat eenmaal een spreker veront schuldiging noodig achtte, om over de be grooting zelve te spreken. In ccn entrefilet onder den titel Grond" otsschennis dringt de „H a a g- 8 o h o Courant" er op aan, dat de voorzitter der Tweede Kamer nauwgezet handhaven zal art. 105 der Grondwet, waarvan zij verwacht een inper king van cle discussie, of, zooals zij zich uitdrukt, „het gepraat". Immers, thans houden Kamerleden redevoeringen, ook ui zijn er maar een ]3aar leden aanwezig, be toogt het blad, alleen, omdat zij hun beschouwingen, eenmaal uitgesproken, de „Handelingen" en het Verkort Verslag krijgen, zoodat zij daarmee voor him kiezers of belanghebbenden kunnen pronken. Zij laten zich daarvoor de verne dering welgevallen, te spreken voor een ge hoor van... één of tweo bevriende m.de- leden of meewarige geestverwanten, die uit beleefdheid den schijn redden, dat er toch nog iemand is, die luistert; want 1., komt in de „Handelingen" en'geen lezer daarvan ziet daarbij vermeld, dat de Kamer volsla gen leeg was. „Hield echter" zegt liet blad „de voorzitter zich aan dc Grondwet, dan zou den voortdurend een zestigtal van de hon- Vr ii -' jjua w Hij is uitgegaan- in dc hoop nog cm paar stuivers te kunnen verdienen nuet pakjee bezorgen. De winter staat voor de deur. In het begin van den zomer was hij bijna drie maanden zender werk geweest. En toen hij eindelijk weer bij een anderen patroon beginnen kon, waa het: zwaarder arbeid en geringer verdienste. Hij is getrouwd. In Augustus werd zijn vierde kind geboren. Zijn vrouw, zwak schepseltje door hard ploeteren, zorgen en gebrek aan versterkende middelen, slooft den heelen dag, komt nog niet uit met zijn luttel weekloon. Op SinhNicolaas-avtond heeft zij vrij vroeg de kinderen naar bed' gebr.aoht, zit bij do kachel, al lang koud, goed te verstollen. Op straat denkt bij met bitteren glimlach &an de illusies van zijn jeugd. Hoo dik wijls had hij, tijdens zijn verloving, met Mina een beeld opgehangen van wat detze avond zou zijn in h u n h u i s j e. De kin deren, waar hij toen van gesproken had, üQn er, ja; zij zijn ook even mooi cn lief ïtls hij ze ai oh toen droomde. Maar hij Üeeft ze vroeg naar bed moeten sturen, omdat zo honger hadden en er niets moer in huis was. De straten 2ajn verre van druk; ze zijn den knoestig in de zakken. Er zal niet vcol to vordicnen zujn; dat merkt hij zóó wel. Eerst dwaalt hij wat doelloos rond in de buitenbuurt, waar hij woont., do „nieu we stad." Dan richt hij zich naar het oud© gedeelte. Hij is nog niemand tegen gekomen. Nu komt de wind aansnijden van over het brecde water. Het water ligt dicht met oen dun, grauw-wit vlies, en ook daar drijft de wind rijn grillige sneenwstuifsel- figuren. Thuis zit zijn vrouw. Hij had haar zoo graag oen ander Sint-Nicolaasfccst bereid. Hij hoopt, dat zij maar gauw naar bed is gegaan. Dat good zal wel in orde ko men. En het is niet alles op een avond als deze, alleen, in een half donker o kamer met koude vingers aan versloten ondergoed to zitten peuteren 1 Hij denkt aan zijn kinderen. Do oudste, Antjo, is vanmiddag thuis gokomen met het verhaal hoo Sint-Nicolaas bij haap speelmakkertje gereden had; en hoe zij hem vanmorgen met rijn zwarten knecht gezien had in dio J>tad. Ook hier loopt geen mensoh. De huizen zijn stijf en ontoegankelijk gesloten. Allo maal vieren zij feest achter do gordijnen in lichte, worm© kamers. Allemaal I Een brievenbesteller loopt haastig van liuis tot huis. Een tocht ala van een vlinder langs oen bloemveld. Op zijn borst draagt, hij een lichtje. Als je eerst naar het besneeuwde water kijkt, naar de ooo- fffril zolfs. Fijne eneouw jaagt wolken wit' ttuifsel er door, dat. rich' ophoopt togen de men, do witte straat, de boog© huizen, en stoepranden, tegen do huizon en in de dan naar dat wiebelende lichtje, van stoep Vensterkozijnen. Het is of de woreld met j tot stoep als een vlinder, lijkt dat heel fijne poedersuiker ie bestrooid. In het i klein en dwaas. toidaen van de straat veegt do scherpe Als de besteller voorbij is, zijn alleen de wind ze weg. I vlammen van dc lantaarns weer het cenigo Hij loopt met hocgopgetrokken schouders, j levende in dit deel van de stad zonder bot hoofd duikend in pot en kraag, de -hart- winkels* Hij gaat, moe, oven ritten op een bank. Yeel zal er niet t© verdienen zijn I Na een poosje wijkt tegenover hem een groote, breede deur open, geeft één oogenblik een inkijk in d© kleurig verlichte vestibule. Een knecht, den kraag opslaand, wipt naar buiten met een pok onder zijn arm. Hij loopt even de stoep om. legt het pak op den grond voor de deur daarnaast, schelt aan, en springt weg op do teenen, zijn eigen deur weer in, dio hij behoedzaam sluit. Een oogenblik komt het in don man op dc bank op, het pak weg te nemen. Wio weet wat er in rit I In ieder geval zal her, nog wel iets waard zijn. Eu wie zal er wat van merken? Maar hij heeft nog nooit ge stolen. Hij aarzelt. Misschien staat <li knecht te loeren achter de deur. Nu straalt, ook uit de tweed© portiek goud licht naar buiten. Hij ziet dikke jassen aan een koperen standaard hangen tegen een dofklc-urig, even wuivend gobelin. Ook hier komt een knecht naar buiten, kijkt wat rond, bemerkt het pak op do etoep, bukt zich om het op te nemen, gd. trekt zich weer terug naar binnen. Een heviger sneeuwbui, die hem in een oogenblik wit maakt als een molenaars knecht, smeltende vlokken doet druipen langs rijn handen in rijn zakken en onder don opstaanden kraag door in zijn hals, jaagt hean op van do bank. Een oindjo vor der komt hij een kleinen jongen tegen, schurkend, belust óók op een pakje. Zoo zullen z ij n kinderen over een paar jaar óók loopen, als er geen verbetering komt. En uitzicht op verbetering ig er niet. Een groot restaurant praalt in electri- sdhen lichtglans. Do deuren stacn noodi- gend openmaar daarbinnen is ook al geen mensch to zien. Daar een kork. Daar ia evenmin trooeb I of uitkomst t© vinden. Koud-duister en on- genaakbaar-hoog staat ao in den nacht, gesloten Eindelijk krijgt hij een pakje. Een heer ■komt haastig do graolit afgeloopen, houdt in, als hij don armen drommel, greoten ke rel, daar kleumen ziet. „Hier, kan je dat even voor me bezor gen?" Hij reikt, hem een klein pakje; noemt cl© straat en het nummer van het huis. „Ik zal met je moegaan tot dicht bij. Ajs jo het afgegeven hebt, krijg jo van mij een kwartje." „Als 't u blieft, meneer." Nu loopon rij samen door den jackt- sneeuvr-avond. Zij stappen stevig door. „Gemeen weertje, meneer." „Zeg dat wèll" „Nou is 't ook beter thuis bij de warme kaahel." Of rijn vrouw al naar bed zal rijn? denkt hij. Het is bij een van do grootste huizen. „Heb je trok in oen bakje koffie? Kom e»r dan even in," zegt do knecht. De deur gjaat aichter hem dicht. Hij staat op een dikko mat in de wit-marme- ren vestibule. De knecht brengt hem een dampenden kop koffi©4 met een stuk bo terletter. Dankbaar neemt hij een en an der aan. Rechts van hem, achter een donker-eiken- houten deur, is het feestvertrek. Daar is het pakje binnengebracht. En als de deur open gaat., klinken hem een vroolijk gelach en Bet gejuich van blijde kinderstemmen t© gemoet. Of z ij n kinderen nu slapen Kon hij dat stuk letter maar meenemen voor hun leege, hongerende maagjes I Maar dat gaat niet. Eensklaps gaat weer de kamerdeur open. Hij ziet in een prachtig gezellig gemeubeld vertrek. Een heerlijke, warme luchtstroom komt hem tegen. Het is daarbinnen helder en toch zachhgetemp?rd. Hij ziet vluchtig veel monschen om een tafel zitten, hoog volgcstapeld deze met stukken papier, touwtjes, speelgoed en honderd meer on herkenbare dingen. Yroolijk gepraat, go-1 snater van kleine kinderen dringt een oogenblik tot hem door. Het is als een droom. Nu komt een jongedame, de kinderjuf frouw waarschijnlijk denkt hij, de gang in, met een van plezier schaterend meisje op haar arm. De man op de mat schrikt: dat meisje is net z ij n oudsteZij heeft mooier kleertjes aanrij heeft een gezon der blos op haar wangetjes, rood van in spanning en genot; zij heeft een trompet cn can pop in haar kleine har.djes'; maar toch lijkt zij precies op A ut je, zijn oudste, die de volgende maand zes jaar gaat 'wor den. Hij wordt bleek van di© gelijkenis j hij heeft een oogenblik gemeend z ij n kind vóór zich t© zien; nu denkt hij weer aan de werkelijkheid. Het kopje rinkelt op het schoteltje in rijn handen. Het meisje, lief en innemend als-zulke» kinderen kunnen doen, knikte hem goe dendag, heelemalal niet verlegen. De juf frouw draagt haar de breede, eveneens donkeir-eikenhoftiten trap op. Zoolang het melsj'e hem rien kon, blijft het nanr heil kijken, met groote oogen Een oogenblik later staal hij weer op straat. Hij krijgt zijn kwartje. En hi.' gaat weer verder, door de sneeuwjacht. Hij' weef niet, of hij de wereld zoo nvoef haten of Innig liefhebben.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 9