Offieieele Kennisgeving. Eerste Kamer. Tweede Kamer. FEUILLETON. Haar Moeder. IBo, 14SS7. LEE3S0H DAGKBLAD, «Saterdag* 5 December. Verfladïriiig van ilin Cemcsnteraad van Leiden, op Donderdag 10 Deo. 1008, des namiddags te twee uren. T© behandelen onderworpen lo. Beêcdiging on installatie van do nieuw benoemd© raadsleden J. Harte velt Azn. on J. J. van Hoekan. 2o. Benoeming van een lid dor commissie voor clo Bewaarscholen. (293). 3o VerzoeK van dr. W. Th. M. Weobers om continuatie in de betrekking van Stads geneesheer. (291). 4o. Verzoek van H. Bremer om eervol ontslag als onderwijzer met verplichte hoofdakte aan tie school der 4de klasse No. 1. (286). 60 Verzoek van de verceniging tot ver zorging van kleine kinderen te Leiden om het kosteloos gebruik van de Sta da-gehoor zaal. (283). 60. Voorstel Lot bestendiging van de huur van liet Schuttersveld. (282) 7o. Voorstel tob openbaren verkoop van op do Stadst immer werf en de Hulpwerf aanwezige, buiten gebruik gestelde mate rialen, enz. (284). 80. Voorstel omtrent do uitgifte in erf pacht aan do gemeente Leiden van duin- grond onder Katwijk, ten behoeve van do Lcidsche Duinwatermaatsdiappij. (292). 9o. Voorstel tot verkoop van do pereeo- len Kal verst raat Nos. Cl en 63. (291.) 10. Voorstel tot overdracht aan do ge meente Heemstede van het onder die ge meente gelegen gedeelte van de Leidsche Vaart met trekpad. (287). Ho. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 18 Nov. 189727 Jan. 1398 regelende do heffing van een plaatse lijke directe belasting te Leiden. (Gem.bl. No. 5). (270, 273, 274 en 29G). 12o. Voorstel tot intrekking van de vei" ordening, regelende do herkeuring van af gekeurd vco en vleesch. (224 on 285). 13o. Voorstel t-ot toekenning van een gratificatie, voor bewezen buitengewone diensten, aan den onderwijzer-plaatsver vangend hoofd der sohool 4de klasse No. 2. (289). 14o. Voorstel tot het vcrleenen van af schrijving van plaatselijke directe belas ting, dienst 1906. (296). 15o. Verzoek van do Leidsche Zwemclub om do in uitzicht gestolde subsidie in do kesten van exploitatievan een zweminrich ting, te veranderen in een garantio van route ©n aflossing van een to sluiten obli gatie leen img. (288)1. lGo. Verzoek van de verceniging van be zoldigde agenten van politie „Door Een dracht Saamgebracht" om wijziging van de dienstregeling, subsidieering van den taai en vakcursus, cn subsidieering van het fopdb tor vers* rekking van versterken do middelen aan zieke leden. (297). l?o. Verordening, houdende ^wijziging van do verordening van 10 April 1902 (Gemeen teblad No. 8), voor de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. (295). 18o. Verordening, houdende wijziging der verordening van 12 October 1905 (Gem.bl. No. 25), op het Bouwen on Slóöpen (298). 19o. Verordening, houdende wijziging der verordening op de Straatpolitio van don laten April 1897 (Gem.bl. No. 6). (299), 20o. Verordening, houdende wijziging der verordening van den 23sten April 1903, op het gebruik van het Openbaar Slachthuis (Gem.bl. No 23). (300). Wijziging der heiflng van de Inkomstenbelasting. Aan het slot van de vorige Raadszitting werd door B. en Ws. alsnog een praeadvies toegezegd omtrent het voorstel-Fokker tot wijziging van art. 1 van de door hen in gediende verordening tob wijziging van «f© verordening op de heffing van een plaat selijke directe belasting, alsmede omtrent het aan het slot dier vergadering ingedien de voorstel van den heer Roem om art. 15 der verordening eenigszina anders te lezen. Sedert kwam nog een ander voorstel van den heer Fokker in. Thans toch biedt hij een verordening ter vaststelling aan, waar in nevens d© wijziging, welke in zijn boven bedoeld voorstel ia belichaamd, tevens een nieuw© klaasenindeeling is opgenomen. Kortelijk samengevat beoogen de beide voorstellen van den heer Fokker het vol gende lo. nieb-aftrek van belasting, ten einde tot de berekening van het zuiver Inkomen to geraken van de d-oor Rijk, Provincie en andere pubiekrechtelijke lichamen geheven belastingen 2o. verenging van do klassen, waarin de belastingschuldigen zich indeelen, in dier voege, dat ook na de 22ste klasse iedere volgende klasse zich zal uitstrekken over inkomens, die niet meer dan 400 gulden ver schillen. Van beide voorstellen meenen B. en Ws. de aanneming ernstig te moeten ontraden. Het eerste voorstel draagt reeds in zich een vithim originis. De niet-aftrek der be lastingen schijnt B. en W& in strijd met het beginsel zelf, waarop deze belasting steunt. Men wil de ingezetenen in do las ten der gemeente doen bijdragen naar ge lang van hot bedrag van him zuiver in komen. En nu is het volkomen waar, dat het ten slotte van do verordening zelve aaJ afhangen, wat *>nder dat begrip Man „zuiver inkomen" moot worden verstaan, maar een zoodanige omschrijving van dat begrip, dat men van het bruto inkomen niet zou mogen aftrekken do belastingen, welke de belastingplichtig© verplicht ïb aan andere publiekrechtelijke corporaties t© betalen, schijnt toch t© onlogisch en daardoor ook onhoudbaar. Immers, B. en Ws. leggen er den nadruk op, men is v e r- plicht deze belastingen to betalen aan Rijk, (Frovinoie en Waterschap, ah bijdrage ih de kosten, die deze lichamen moeten maken ter voorziening in do algemeen© belangen, wier verzorging hun is toever trouwd. Maar, vragen B. en Ws., gaat het dan aan het bedrag, dat aan deze belas tingen moot worden betaald, to beschouwen als een deel van het zuiver inkomen, waar van nog weder belasting aan de gemeente moet worden betaald? En waarom zou men, wanneer deze belasting aftrek niet langer werd toegestaan, het den koopman en den winkelier en den indus trieel nog langer toestaan do kosten van zijn bedrijf in mindering tc brengen? Im mers ook het bedrag, dat voor deze uitga ven moot worden terzijde gelegd, ware dan met evenveel recht als zuiver inkomen te beschouwen. En hoe zou het moeten gaan met do belastingen, welke door deze nijve- ren worden betaald? De Rijksbelastingen zullen niet meer mogen worden afgetrok ken; de kosten van het bedrijf mogen ech ter in mindering worden gebracht. Hoe nu met dio belastingen, die, hetzij middellijk of onmiddellijk, een gevolg zijn van het uitgeoefend bedrijf? Blijkt dus dit voorstel reeds in beginsel niet aannemelijk, nog om een andere reden cou de aanneming er van li. t. afkeuring verdienen. B. en Ws. kunnen daarin toch niets anders zien dan een poging tot kunst matige vorhooging van het belastbaar in komen. Indien zij zich van con meer ge- meenzamen term zouden mogen bedienen, zouden zij het doel, dat met dit voorstel wordt beoogd, met den naam „boerenbe drog" willen bestempelen. Immers, wat zou liet gevolg zijn, Indien dit voorstel van den beer Fokker werd aangenomen? Dat minder belasting zou moeten worden be taald? Of diat een hoogero opbrengst zou worden vorkregen? Geenszins. Ieder be lastingschuldige zal vrijwel hetzelfde be drag aan belasting hebben te betalen als thans, maar alleen het percentage, dat geheven moet Worden, zal iets dalen. En nu kunnen B.. en Ws. reeds de ontstemming van dien belastingschuldige voorstellen, wan neer hij liet nieuwe belastingbiljet thuis krijgt-. Immers hij heeft gehoord, dat het percentage gedaald is, en ziet, hij krijgt zijn biljet thuis en moet precies hetzelfde bedrag bij den gemeente-ontvanger gaan st-orten. En waarom? Omdat zijn inkomen verhoogd is met de belastingen, die nij aan anderen moet betalen. Inderdaad, dit schijnt B. en Ws. niet de aangewezen weg om de belastingschuldigen meer met deze belasting te verzoenen. Zeker, verlaging van het percentage der inkomstenbelasting is het ook, wat zij beoogen, maar dan moot die verlaging een andero zijn, ©en meer wezenlijke, dan nu door het voorstel- Fokker wordt geboödn. Het ja duidelijk zeggen B. en We. dat zij na het bovenstaande bij do cijfers, dio de heer Fokker in zijn toelichting noemt, niet behoeven stil to staan. Maar toch meenen zij do waarschuwing niet 'e mogen achterhouden, dat die cijfers slechts onder het grootst mogelijke voorbehoud mo gen worden aanvaard. Immers, iedere voor afgaande berekening moet hrer falen. Het is volstrekt niet vooruit met cenige zekerheid te zeggen, hoe groot do invloed van don maatregel op de vermeerdering van het belastbaar inkomen zou zijn. B. en Ws. hebben voor zoover dit met do beschikbare gegevens mogelijk was, een onderzoek doen instellen. Zij zeggen, voor zoover dit moge lijk was. Immers, van de ruim 8000 aan- geslagenen op het kohier hebben slechts 374 de facultatief gestelde vraag beant woord, hoeveel het bedrag bedraagt, dat zij aan belasting mogen aftrekkon. En van dio 374 moet nog wedter onderscheid worden gemaakt tusschen de 120, die een bepaald bedrag als hun inkomen hebben opgegeven, cn de 254 anderen, die zich in een klasse hebben gerangschikt, aangezien voor bride categorieën de berekening niet dezelfde kon zijn. En wat blijkt nu? Dat in het gunstig ste geval wellicht 3/4 ge>deelte van het thans wegens belastingen afgetrokken bedrag aan het belastbaar inkomen zal ten goede ko men. In ieder geval is dus het door den heer Fokker genoemde bedrag van 550,000 gl<ï. te hoog; meer clan ruim 400.000 gulden zal het zeker niet bedragen. Maar de con troleur der gemeentebelastingen merkt zrif aan den voe-t van de in de Leeskamer ter inzage liggende staten op, dat hij bij zoo weinig onderzoekingsmateriaal weinig ge wricht hecht aan de resultaten van het in gestelde onderzoek. B. en Ws. voor zich zouden zich dan ook niet op grond van dat onderzoek tot ecnige conclusie gerechtigd achten en meenen, dat eerst de practische toepassing antwoord zal kunnen geven op de vraag, wat met den maatregel zou wor den bereikt. Ook met heb tweede voorstel van den heer Fokker kunnen zij zich niet verecni- gen. Zij beginnen met in herinnering tc brengen dat de tegenwoordige klassenindee- ling eerst dateert van het jaar 1898. De. klassen zijn toen, inzonderheid voor de hoo- gcre inkomens, niet onbelangrijk ingekrom pen en men is daarbij toen zoo ver gegaan ah men maar mogalijk achtte zonder de belasting al to vexatoir te maken. Immers het is niet altijd even gemakkei ij-K, vooral voor de hooger aangeslagenen, om het juiste bedrag van hun inkomen op te geven. Inzonderheid bij de schatting dier groote inkomens behoort dus eenige speling te worden gelaten. Doet men dit niet, men maakt het den belastingschuldige al te moeilijk cn lokt allicht uit, wat men juist wil voorkomen, een onjuiste opgave van het genoten inkomen. Te groote fiscaliteit kan ook hier niet dienstig zijn. Maar er is nog een ander niet minder ernstig bezwaar. Immers dit voorstel van den heer Fokker druischt lijnrecht in tegen de lijn, dio B. en Ws. en met hen ook de meerderheid van den Raad nog onlangs op belastinggebied meenden te moeten volgen. Waarom toch besloot de Ra-ad tot- het in voeren van een straatbelasting? Omdat hij met B. en Ws. van oordeel was, dat niet langer al het geLd, clat de gemeente voor haar huishouding behoeft, uit de inkom stenbelasting moest worden geput. Omdat men meende dat andere bronnen van in komsten moesten worden in bet leven ge roepen, die medo rechtmatige bijdragen in de gemeentekas zouden doen vloeien. En wat bereikt men nu met het voorstel-Fok ker? Eigenlijk juist liet omgekeerde. Zeker het percentage der belasting zal iets kun nen dalen, maar het bedrag dat men beta len moet zal althans voor do grootere in komens nog stijgen. Hot is al weer duide lijk, clat B. en Ws. ook zonder zich nader in een beschouwing van. de door den heer Fokker bij zijn voorstal overgelegde staten tc verdiepen, met een dergelijk voorstel niot kunnen meegaan. En wat nu eindelijk nog htet voorstel van den heer Roem betreft-, dit houdt tweeërlei in. Do heer Room wü blijkbaar dat de vraag, of een belastingschuldige zal worden opgeroepen om te worden gehoord, uitsluitend door Burgemeester en Wethou ders zal worden beslist; het hooren zelf kan dan ook door den controleur der be lastingen geschieden. Den meer gewichtl- gen arbeid wil dus ook de heer Roem aan den belastingambtenaar zien toevertrouwd; alleen het oproepen acht hij bij dien ambte naar niet veilig. Het komt B. en Ws. voor dat voor het maken van dit onderscheid geen aanleiding bestaat. Maar bovendien ligt in het voorstel van den heer Roem nog iets anders, dat waarschijnlijk door hem niet is bedoeld. Volgens do redactie van den heer Roem toch zal men nimmer tot ambtshal ven aanslag kunnen geraken, zoolang do belas tingschuldige niet is gehoord. Deze zal dus eenvoudig hebben weg te blijven om zijn aanslag onmogelijk te maken. Dit nu gaat natuurlijk niet aan. En vandaar dan ook dat in het tegenwoordige artikel terecht wordt gelezen „gehoord f opgeroepen" en niet zooals de heer Roem voorstelt „op geroepen en... gehoord". Ook aanneming van het voorste I-Roem meen B. en Ws dus te moeten ontraden. Alles té zamen genomen, geven zij den Raad dus in overweging tot de onveran derde vaststelling van de door hen aan- gebodSeoi conceptverordening over te» gaan. Maatschappij dar Nederfcndsclie Letterende. de Europeanen bekend zijn. Dit principe van do grootst mogelijke internationaliteifc brengt echter mee, dat het vocabularium van do nieuwe taal er zeer Roraaansch uit ziet. Woorden en vormleer leveren voor menschcn, die do Romaanse. s t%sl goed hennen geen moeilijkheden op, voor ando ren echter wel. Ook is ondanks het woor denboek, bet gevaar voor onduidelijkheid niet uitgesloten, voortdurend nauwere aan sluiting aan eon bestaand© Romaanscho taal zal die onduidelijkheid verminderen, maar tevens toonen dat het Ido. zoomin als een andere kunstmatige taal een we reldtaal mag heeten. Zulk een internatio naal middel van gechtel.it enviïseling is alleen mogelijk, wanneer men zich bepaalt tot heb uitdrukken van enkele hoogst een voudige en algemeene begrippen, aldus be sloot spr. Gisteravond hield do Maatschappij der Nederlandse!» Letterkunde in het Nutsge- bouw baar gewone maand el ijksche verga dering, waarin als eerste spreker optrad prof. dr. J. Verdam, die een voordracht hield over „een wedorgevonden fragment van den Middelnederlandschen roman van den Borchgrave van Couchy." Het is even als bet eerste der door De Vries uitgege ven© fragmenten, slechts in een slordig af schrift bewaard, <lat gemaakt is door een Duitsohcr, die op verschillende plaatsen den tekst niet goed heeft kunnen lezen, en is onlangs uitgegeven door Nap. de Pauw in zijn „Middelneder 1 anclscho Gedichten en Fragmenten" (in do werken der Kon. Vlaamsch© Academie). De Pauw heeft dit afschrift, dat indertijd reeds door Jonck- bloet was vermeld, ontvangen van De Vries en deze van Penen, die het in Jonckbloet's nalatenschap had gevonden in hetzelfde jaar, waarin hij in zijn uitgave der andere fragmenten het verlies er van betreurde, en do hoop uitspraak, dat liet mocht worden teruggevonden. Doch waarom niet vroeger Jonckbloet het fragment heeft uitgegeven, als hij het niet alleen kende, maar ook be zat en waarom De Vries nooit het we der vinden heeft bekend gemaakt, noch het als een aanvulling zijner uitgave zelf in het tijdschrift heeft laten afdrukken, blijft on opgelost. Dat het hetzelfde fragment is als dat, waarop Jonckbloet doelde, bewijst de vermelding van „Madox droom", door hem er uitgehaald, die er werkelijk in voor komt- Het fragment 'moet hebben behoord tot het eerste gedeelte van het dichtwerk, en mag beschouwd worden als een niet onbe langrijke aanwinst voor do kennis van het interessante en naar spr.'s meening oor spronkelijke dichtwerk dat door de onver moeide zorgen en nasporingen van De Vries voor ons is bewaard en aan welks uitgave hij zijn laatste, toen nog frisschc krachten heeft gewijd. Als tweede spr. voor dezen avond trad op prof. dr. D. C. Hesseling die eenige mede- dcolingen deed naar aanleiding van de jongste wereldtaal, het Ido. Het Ido is volgens spr. de vrucht van een internatio naal Comité, dat het Esperanto, de kunst matige taal cïoor dr. Zamenhof ontworpen, heeft vereenvoudigd en verbeterd. De woorden worden gevormd door stammen ontleend aan termen, die aan alle beschaaf- De Kamer vercenigde zich gjsteren nog zonder hoofdelijke stemming met de wetsont werpen tot: toepassing van art. 32 der Burgerlijke Pen sioenwet ten behoeve van den gewezen leeraar aan do Hoogcre Krijgsschool G. C. R. Hoetink wijziging van de hoofdstukken II en VUB der Staatsbegrooting voor 1907 (Regulari- satic) wijziging van hoofdstuk IX der Staatsbe grooting voor het dienstjaar 1907 onteigening ten behoeve van een spoorweg van Deventer over Ra.dfce naar Ommen; onteigening ten behoeve van dc opruiming van beplantingen langs den spoorweg "Win terswijkZevenaar onteigening in de gemeent Ambt-Harden- berg voor verbetering van de waterlossing van liet bovenpand van het Overijsclschc kanaal naar de Vecht; onteigening voor het maken van een los- en. laadplaats, enz. in do gemeente Leimuiden overeenkomst met Zweden betreffende de strandvonderij. In de zitting van gisternamiddag werd besloten a.s. Maandag, Woensdag en Vrijdag avondzitting te houden. Vragendag. Op een desbetreffende vraag van den heer K e te laar antwoordde de M i r. i s to r v n Binnenlandsche Zaken, dat hij in strijd acht ract de wet op het lager onderwijs artikel 6 der instructie voor de onderwijzers der openbare lagere scholen te Hoogeveen, welke instructie dio onderwijzers schijnt tc verplichten tijdelijke overplaatsing ig.ar een andere school te aanvaarden. Indien de Ge meenteraad van Hoogeveen die bepaling -.iet intrekt, zal dc Minister haar ter vernietigio voordragen. Het debat over het lager onderwijs wordt voortgezet. Do heer De Vi6ser drong aan op meer dere speling in de vrijheid van onderwijs aan de normaalscholen. Voorts vroeg hij mil dere regeling van subsidiën aan de gecon centreerde bijzondere normaallessen. De heer Tor Laan keurt het af, dat deze Minister meer recht tot bedachtzaam heid dan tot ernstige verbetering van lager- onderwijsloestanden toont. Spreker bepleitte 0. a. Rijksregeling van het voorbereidend on derwijs. Op het gebied van het herhalirgs- onderwij3 is ook weinig vooruitgang. Ver betering kan alleen verwacht worden, als men, wat jle sociaal-democraten wallen, het kind tot den 14-jarigen leeftijd op school Kif en liet daarna verplicht herhalingsonderv. laat genieten. Brced\oerig pleitte spreker voor hoognoo- dig© verbetering van do positie der onder wijzers. Ook spreker drong aan op techni sche verbetering van de Leerplichtwet en klaagde, dat een aantal gemeentclijko ver ordeningen het schoolverzuim in do hai werkt. Spr. had mot genoegen gezien, dat de heer Bos verklaarde te zijn tegenstander van standenscholen, voorstander van abso lute neutraliteit van het openbaar onder wijs en voorstander van de openbare lagere £7) Met een luiden angstkreet maakte ay rich nu uit de voeten, alsof zy vreesde, dat ik op myn beurt haar er mee te lyf zou gaan. Maar het kwam niet in my op, my op deze wyze op haar te wreken, ofschoon do gedachte van er Valentin mee te doorsteken om Do nald te redden, één ondeelbaar oogenblik door my heen ging. Maar die gedachte alléén vervulde my met een onbeschiyfiyken weerzin en ontzetting. Ik 8lingoide het mes in de duisternis weg en juist toen ik dat deed, hoorde ik eon der twee mannen (vvelken kon ik niot zier) met een zwaren slag op den grond vallen. „Sir Donald 1 Sir Donald l" riep ik hevig ontsteld, vreezende, dat hU dogeen was, die op den grond was goworpon. Maar zyn stom klonk wy geruststollond in de ooren, zyn arm greep den mijne. „Kom mee," zei hy. „Die ellendeling zal niet zoo gauw weer opstaan. Wees maar biet baug. Ik verzeker u, dat het ergste nu voorby is. Ziet u niet, dat dio groote korol zoo geschrikt ia van den val van zyn mees- er, dat hy aan den haal ls gegaan? We kunnen ongehindord weggaan. Bent u In staat te loopen?" Ik was in staat te loopen, maar niet te praten. Uy nam myn haud en trok die door zyn arm en ik hoorde de stemmen van zyn twee bedieudeu, die ?lak achter ons aan liepen. Nu het ergste voorby was, voelde Ik eerst de pyn van de diepe snee. Myn band beefde en toen hy die bemoedigend met de zyne wilde drukken, voelde hy, dat er bloed aan kleefde. „0, 't ie niets," mompelde ik. „'t Is maar een schrammetje. Ikik wilde die vrouw het mos afhandig maken. Ze stak er mee naar u: Ik zag het flikkeren, toen zo haar hand ophifcf. O, ik ben zoo biy, dat ik het by- tyds heb gezien, of..." „Ik ben ook biy," antwoordde hy, „want als ze haar doel had bereikt zoudt gy nu onbeschermd zyn geweest. Maar, arm kind, dat hebt gy voor my gedaange ïydt om mynentwille." „Neen,.... neen," bracht ik er met zwak ke stem tegen in. „'t doet heel woinig pyn. Ge hebt me geredge brengt me hier van daanIk kan aan niets anders denken. Ik En toen wankelde ik. 't Was my als giDg ik eterven, zoo'n gevoel van zwakte kwam er over my. Toen wist ik niets meer. 't Eenige, wat Ik my later herrinnorde, was dat Donald de armen uitstrekte en my opving, toen ik achterover dreigde te vallen. XVI Toen ik bykwam, rustte Ik nog steeds In zyn armen. Ik keek op en zag zyn ge laat zich over my heen buigen. Er viel een flauw, onzeker licht op ons, maar ik wist niet dadeiyk waai* het vandaan kwam. Toen hoorde ik het geratel van wielen en voelde ik, dat wy vooruitgingen. Wy zaten In een rytuig. Een heel vage herinnering aan enkele woorden, die hy my bad toegefluisterd, toen ik het bewustzfln verloor, bleven my vervolgen. Iiy had my zyn „lieveling", zyn „lief meisje" genoemd. Of had ik dat ge droomd Zwak on vermoeid en toch met een ge voel van ongekende zaligheid, sloot ik de oogen weer. Ik hoopte hem weer te zullen hooren aprekeü. En die hoop werd niet teleur gesteld. „0 myn lieveling," fluisterde hy weer, „geef me óén enkel teeken, dat je nog leeft, anders word ik krankzinnig." Ik verroerde my even en zuchtte. Ik geloof met, dat het my mogeiyk zou zyn geweest, te spreken, al had lk er myn leven mee kunnen redden. Maar ik hoorde hem zeg gen „Goddank 1" Maar hy zei geon woorden van liefde meer. Het teeken, waarom hy had gevraagd en dat ik hom had gegeven, maakte, dat hy zich niet meer durfde uiten. Weer sloeg ik de oogen op en ik ODt- inoette zyn blik, waar zulk een oneindige liefde uit sprak, dat myu bloed wild door myn aderen begon te jagen en ik vreesde, dat hy, terwyi ik tegen hem aan leunde, zou voelen, dat myn hart veel sneller klopte. „Goddank dat gy leeft 1" herlaalde hy. „Ge zyt zoo lang bowusteloos gebleven, dat ik ongerust begon te worden. Neora me niet kwaiyk, mejuffrouw Rutland, dat ik u al dien tyd zoo heb vastgehouden, maar ik wist niet, of die duivelin u misschien niet op een ge- vaarlyker manier had betroffen dan op uw hand alleen, afschoon die snee al ernstig ge noeg is, en het rytuig hotst zoo. Zal ik u... nu maar loslaten?" „Neen zei ik met een zekere vrymoedigheid, die haar oorzaak vond in wat ik had gehooid en Ui zyn oogen had gezien. „Ik geloof, dat dat ik goed zit, als het voor u ten minste niet lastig is „Lastig Myn liovo ik ach, vergeef me. Ik ben mezelf vanavond niet gehoel meester." „Waarom noemt go me zoo vroeg ik. „Hoe „Ge weet 't wol. Ik heb het gehoord." „Ge hebt 't gehoord. Dan hoef ik het ook niet meer te verbergon. Ik heb je meer lief dan myn leven. Ja, dat is zelfs maar een heel poovere vorgelyking. Maar ik had het je nu niot willen zeggen." „Ik ben biy, dat je 't hebt gedaan," zei lk zacht. „Want als je het niet hadt gedaan, zou lk hot vernederende gevoel in me heb ben omgedragen, dat ik van jou hield en jy niet van my." „JU van my houden 0, kind, dat is on- mogeiyk 1 Je kont mo nietJe kent myn geschiedenis niet. Je hebt me slechts twee drie keer gezien." „Jy hebt my niet meor gezien." „O, maar dat is iets anders. Toen ik je ééns had gezien, hield ik reeds van je. Weet je, dat er geen ander msisjo is zooals JU Dat jy het liefste en ook het mooiste meisje bent ter wereld? Toen ik höorde, dat die ellendeling er van door was met jou, ja, toen had lk haast een moord kunnen doen." Onwillekeurig drukte by myn hand. Nu zag lk, dat ik nooit had geweten wat geluk was. Ma3r nu wist ik het eu dit nog wel in den nacht, die voor my in do diepste ellende begonnen was. „Zeg me weer, dat je me liefhebt," zeihy. „Ik weet het, 't 13 misschien verkeerd je dit te vragen, maar ik moet hot je weer hooren zeggen, voor óén keer." „Waarom zou ik het zeggen, als je het niet gelooft?" „Maar i9 't dan waar Is het waar „Even waar als dat ik hier zit. Eorst van nacht ben ik tot de ontdekking gekomen, toen dat vreeseiyke mensch op je toesnelde met dat mes. Toen wist ik het opeens. Maar het moet reeds lang zoo geweest zyn en nu ik het eenmaal weet, nu zal beta's jy het ten minste wilt, wel altyd zoo blij ven". „Willen I Alsof ik het niet zou willen! Misschien, als je myn geschiodems weet..." „Dat zal my niet doen veranderen. Ik ver lang niet haar te weten. Er is maar één ding, dat lk verlang to hooren „En dat is?" „Wat je zooeven zei. Misschien., begrijp je wel wat ik bedoel. Zeg het nog eens en dan zal ik vergeten, dat ik bijna sterL van uitputting en dat mijn hand vrcttelijke pijn dpet." Hij zei het weer. Ja, hij zei het nog heel, heel dikwijls. En ik vergat de pijn, ik ver gat alles ter wereld, behalve dat hij cn ik bij elkaar waren en dat het gedaan was met al mijn zorg en mijn bange vrees. Niets zou ons nu meer kunnen scheiden. Hij zou wel zorgen, dat men mij hem niet meer zou ontnemen. Dat stond bij mij vast. Het Dou- kere Iluis en die afschuwelijke kamer in de boerderij, waar ik vele uren aaneen op gesloten was geweest, geloken mij nu ©en akelige droom Zij behoorden tot het ver leden. Ach, als ik eens liad geweten wat er nog voor mij was weggelegd (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 5