Offieieele Kennisgeving.
Eerste Kamer.
Tweede Kamer.
FEUILLETON.
Haar Moeder.
IBo, 14SS7.
LEE3S0H DAGKBLAD, «Saterdag* 5 December.
Verfladïriiig van ilin Cemcsnteraad van Leiden,
op Donderdag 10 Deo. 1008, des namiddags
te twee uren.
T© behandelen onderworpen
lo. Beêcdiging on installatie van do
nieuw benoemd© raadsleden J. Harte velt
Azn. on J. J. van Hoekan.
2o. Benoeming van een lid dor commissie
voor clo Bewaarscholen. (293).
3o VerzoeK van dr. W. Th. M. Weobers
om continuatie in de betrekking van Stads
geneesheer. (291).
4o. Verzoek van H. Bremer om eervol
ontslag als onderwijzer met verplichte
hoofdakte aan tie school der 4de klasse
No. 1. (286).
60 Verzoek van de verceniging tot ver
zorging van kleine kinderen te Leiden om
het kosteloos gebruik van de Sta da-gehoor
zaal. (283).
60. Voorstel Lot bestendiging van de huur
van liet Schuttersveld. (282)
7o. Voorstel tob openbaren verkoop van
op do Stadst immer werf en de Hulpwerf
aanwezige, buiten gebruik gestelde mate
rialen, enz. (284).
80. Voorstel omtrent do uitgifte in erf
pacht aan do gemeente Leiden van duin-
grond onder Katwijk, ten behoeve van do
Lcidsche Duinwatermaatsdiappij. (292).
9o. Voorstel tot verkoop van do pereeo-
len Kal verst raat Nos. Cl en 63. (291.)
10. Voorstel tot overdracht aan do ge
meente Heemstede van het onder die ge
meente gelegen gedeelte van de Leidsche
Vaart met trekpad. (287).
Ho. Verordening, houdende wijziging van
de verordening van 18 Nov. 189727 Jan.
1398 regelende do heffing van een plaatse
lijke directe belasting te Leiden. (Gem.bl.
No. 5). (270, 273, 274 en 29G).
12o. Voorstel tot intrekking van de vei"
ordening, regelende do herkeuring van af
gekeurd vco en vleesch. (224 on 285).
13o. Voorstel t-ot toekenning van een
gratificatie, voor bewezen buitengewone
diensten, aan den onderwijzer-plaatsver
vangend hoofd der sohool 4de klasse No. 2.
(289).
14o. Voorstel tot het vcrleenen van af
schrijving van plaatselijke directe belas
ting, dienst 1906. (296).
15o. Verzoek van do Leidsche Zwemclub
om do in uitzicht gestolde subsidie in do
kesten van exploitatievan een zweminrich
ting, te veranderen in een garantio van
route ©n aflossing van een to sluiten obli
gatie leen img. (288)1.
lGo. Verzoek van de verceniging van be
zoldigde agenten van politie „Door Een
dracht Saamgebracht" om wijziging van de
dienstregeling, subsidieering van den taai
en vakcursus, cn subsidieering van het
fopdb tor vers* rekking van versterken do
middelen aan zieke leden. (297).
l?o. Verordening, houdende ^wijziging van
do verordening van 10 April 1902 (Gemeen
teblad No. 8), voor de Kweekschool voor
onderwijzers en onderwijzeressen. (295).
18o. Verordening, houdende wijziging der
verordening van 12 October 1905 (Gem.bl.
No. 25), op het Bouwen on Slóöpen (298).
19o. Verordening, houdende wijziging der
verordening op de Straatpolitio van don
laten April 1897 (Gem.bl. No. 6). (299),
20o. Verordening, houdende wijziging der
verordening van den 23sten April 1903, op
het gebruik van het Openbaar Slachthuis
(Gem.bl. No 23). (300).
Wijziging der heiflng van de Inkomstenbelasting.
Aan het slot van de vorige Raadszitting
werd door B. en Ws. alsnog een praeadvies
toegezegd omtrent het voorstel-Fokker tot
wijziging van art. 1 van de door hen in
gediende verordening tob wijziging van «f©
verordening op de heffing van een plaat
selijke directe belasting, alsmede omtrent
het aan het slot dier vergadering ingedien
de voorstel van den heer Roem om art. 15
der verordening eenigszina anders te lezen.
Sedert kwam nog een ander voorstel van
den heer Fokker in. Thans toch biedt hij
een verordening ter vaststelling aan, waar
in nevens d© wijziging, welke in zijn boven
bedoeld voorstel ia belichaamd, tevens een
nieuw© klaasenindeeling is opgenomen.
Kortelijk samengevat beoogen de beide
voorstellen van den heer Fokker het vol
gende
lo. nieb-aftrek van belasting, ten einde
tot de berekening van het zuiver Inkomen
to geraken van de d-oor Rijk, Provincie en
andere pubiekrechtelijke lichamen geheven
belastingen
2o. verenging van do klassen, waarin de
belastingschuldigen zich indeelen, in dier
voege, dat ook na de 22ste klasse iedere
volgende klasse zich zal uitstrekken over
inkomens, die niet meer dan 400 gulden ver
schillen.
Van beide voorstellen meenen B. en Ws.
de aanneming ernstig te moeten ontraden.
Het eerste voorstel draagt reeds in zich
een vithim originis. De niet-aftrek der be
lastingen schijnt B. en W& in strijd met
het beginsel zelf, waarop deze belasting
steunt. Men wil de ingezetenen in do las
ten der gemeente doen bijdragen naar ge
lang van hot bedrag van him zuiver in
komen. En nu is het volkomen waar, dat
het ten slotte van do verordening zelve
aaJ afhangen, wat *>nder dat begrip Man
„zuiver inkomen" moot worden verstaan,
maar een zoodanige omschrijving van dat
begrip, dat men van het bruto inkomen
niet zou mogen aftrekken do belastingen,
welke de belastingplichtig© verplicht ïb
aan andere publiekrechtelijke corporaties
t© betalen, schijnt toch t© onlogisch en
daardoor ook onhoudbaar. Immers, B. en
Ws. leggen er den nadruk op, men is v e r-
plicht deze belastingen to betalen aan
Rijk, (Frovinoie en Waterschap, ah bijdrage
ih de kosten, die deze lichamen moeten
maken ter voorziening in do algemeen©
belangen, wier verzorging hun is toever
trouwd. Maar, vragen B. en Ws., gaat het
dan aan het bedrag, dat aan deze belas
tingen moot worden betaald, to beschouwen
als een deel van het zuiver inkomen, waar
van nog weder belasting aan de
gemeente moet worden betaald? En
waarom zou men, wanneer deze belasting
aftrek niet langer werd toegestaan, het den
koopman en den winkelier en den indus
trieel nog langer toestaan do kosten van
zijn bedrijf in mindering tc brengen? Im
mers ook het bedrag, dat voor deze uitga
ven moot worden terzijde gelegd, ware dan
met evenveel recht als zuiver inkomen te
beschouwen. En hoe zou het moeten gaan
met do belastingen, welke door deze nijve-
ren worden betaald? De Rijksbelastingen
zullen niet meer mogen worden afgetrok
ken; de kosten van het bedrijf mogen ech
ter in mindering worden gebracht. Hoe nu
met dio belastingen, die, hetzij middellijk
of onmiddellijk, een gevolg zijn van het
uitgeoefend bedrijf?
Blijkt dus dit voorstel reeds in beginsel
niet aannemelijk, nog om een andere reden
cou de aanneming er van li. t. afkeuring
verdienen. B. en Ws. kunnen daarin toch
niets anders zien dan een poging tot kunst
matige vorhooging van het belastbaar in
komen. Indien zij zich van con meer ge-
meenzamen term zouden mogen bedienen,
zouden zij het doel, dat met dit voorstel
wordt beoogd, met den naam „boerenbe
drog" willen bestempelen. Immers, wat
zou liet gevolg zijn, Indien dit voorstel van
den beer Fokker werd aangenomen? Dat
minder belasting zou moeten worden be
taald? Of diat een hoogero opbrengst zou
worden vorkregen? Geenszins. Ieder be
lastingschuldige zal vrijwel hetzelfde be
drag aan belasting hebben te betalen als
thans, maar alleen het percentage, dat
geheven moet Worden, zal iets dalen. En
nu kunnen B.. en Ws. reeds de ontstemming
van dien belastingschuldige voorstellen, wan
neer hij liet nieuwe belastingbiljet thuis
krijgt-. Immers hij heeft gehoord, dat het
percentage gedaald is, en ziet, hij krijgt
zijn biljet thuis en moet precies hetzelfde
bedrag bij den gemeente-ontvanger gaan
st-orten. En waarom? Omdat zijn inkomen
verhoogd is met de belastingen, die nij
aan anderen moet betalen. Inderdaad, dit
schijnt B. en Ws. niet de aangewezen weg
om de belastingschuldigen meer met deze
belasting te verzoenen. Zeker, verlaging
van het percentage der inkomstenbelasting
is het ook, wat zij beoogen, maar dan
moot die verlaging een andero zijn, ©en
meer wezenlijke, dan nu door het voorstel-
Fokker wordt geboödn.
Het ja duidelijk zeggen B. en We.
dat zij na het bovenstaande bij do cijfers,
dio de heer Fokker in zijn toelichting
noemt, niet behoeven stil to staan. Maar
toch meenen zij do waarschuwing niet 'e
mogen achterhouden, dat die cijfers slechts
onder het grootst mogelijke voorbehoud mo
gen worden aanvaard. Immers, iedere voor
afgaande berekening moet hrer falen. Het is
volstrekt niet vooruit met cenige zekerheid
te zeggen, hoe groot do invloed van don
maatregel op de vermeerdering van het
belastbaar inkomen zou zijn. B. en Ws.
hebben voor zoover dit met do beschikbare
gegevens mogelijk was, een onderzoek doen
instellen. Zij zeggen, voor zoover dit moge
lijk was. Immers, van de ruim 8000 aan-
geslagenen op het kohier hebben slechts
374 de facultatief gestelde vraag beant
woord, hoeveel het bedrag bedraagt, dat
zij aan belasting mogen aftrekkon. En van
dio 374 moet nog wedter onderscheid worden
gemaakt tusschen de 120, die een bepaald
bedrag als hun inkomen hebben opgegeven,
cn de 254 anderen, die zich in een klasse
hebben gerangschikt, aangezien voor bride
categorieën de berekening niet dezelfde kon
zijn. En wat blijkt nu? Dat in het gunstig
ste geval wellicht 3/4 ge>deelte van het thans
wegens belastingen afgetrokken bedrag aan
het belastbaar inkomen zal ten goede ko
men. In ieder geval is dus het door den
heer Fokker genoemde bedrag van 550,000
gl<ï. te hoog; meer clan ruim 400.000 gulden
zal het zeker niet bedragen. Maar de con
troleur der gemeentebelastingen merkt zrif
aan den voe-t van de in de Leeskamer ter
inzage liggende staten op, dat hij bij zoo
weinig onderzoekingsmateriaal weinig ge
wricht hecht aan de resultaten van het in
gestelde onderzoek. B. en Ws. voor zich
zouden zich dan ook niet op grond van dat
onderzoek tot ecnige conclusie gerechtigd
achten en meenen, dat eerst de practische
toepassing antwoord zal kunnen geven op
de vraag, wat met den maatregel zou wor
den bereikt.
Ook met heb tweede voorstel van den
heer Fokker kunnen zij zich niet verecni-
gen. Zij beginnen met in herinnering tc
brengen dat de tegenwoordige klassenindee-
ling eerst dateert van het jaar 1898. De.
klassen zijn toen, inzonderheid voor de hoo-
gcre inkomens, niet onbelangrijk ingekrom
pen en men is daarbij toen zoo ver gegaan
ah men maar mogalijk achtte zonder de
belasting al to vexatoir te maken. Immers
het is niet altijd even gemakkei ij-K, vooral
voor de hooger aangeslagenen, om het
juiste bedrag van hun inkomen op te geven.
Inzonderheid bij de schatting dier groote
inkomens behoort dus eenige speling te
worden gelaten. Doet men dit niet, men
maakt het den belastingschuldige al te
moeilijk cn lokt allicht uit, wat men juist
wil voorkomen, een onjuiste opgave van
het genoten inkomen. Te groote fiscaliteit
kan ook hier niet dienstig zijn.
Maar er is nog een ander niet minder
ernstig bezwaar. Immers dit voorstel van
den heer Fokker druischt lijnrecht in tegen
de lijn, dio B. en Ws. en met hen ook de
meerderheid van den Raad nog onlangs op
belastinggebied meenden te moeten volgen.
Waarom toch besloot de Ra-ad tot- het in
voeren van een straatbelasting? Omdat hij
met B. en Ws. van oordeel was, dat niet
langer al het geLd, clat de gemeente voor
haar huishouding behoeft, uit de inkom
stenbelasting moest worden geput. Omdat
men meende dat andere bronnen van in
komsten moesten worden in bet leven ge
roepen, die medo rechtmatige bijdragen in
de gemeentekas zouden doen vloeien. En
wat bereikt men nu met het voorstel-Fok
ker? Eigenlijk juist liet omgekeerde. Zeker
het percentage der belasting zal iets kun
nen dalen, maar het bedrag dat men beta
len moet zal althans voor do grootere in
komens nog stijgen. Hot is al weer duide
lijk, clat B. en Ws. ook zonder zich nader
in een beschouwing van. de door den heer
Fokker bij zijn voorstal overgelegde staten
tc verdiepen, met een dergelijk voorstel
niot kunnen meegaan.
En wat nu eindelijk nog htet voorstel
van den heer Roem betreft-, dit houdt
tweeërlei in. Do heer Room wü blijkbaar
dat de vraag, of een belastingschuldige zal
worden opgeroepen om te worden gehoord,
uitsluitend door Burgemeester en Wethou
ders zal worden beslist; het hooren zelf
kan dan ook door den controleur der be
lastingen geschieden. Den meer gewichtl-
gen arbeid wil dus ook de heer Roem aan
den belastingambtenaar zien toevertrouwd;
alleen het oproepen acht hij bij dien ambte
naar niet veilig. Het komt B. en Ws. voor
dat voor het maken van dit onderscheid
geen aanleiding bestaat.
Maar bovendien ligt in het voorstel
van den heer Roem nog iets anders, dat
waarschijnlijk door hem niet is bedoeld.
Volgens do redactie van den heer Roem
toch zal men nimmer tot ambtshal ven
aanslag kunnen geraken, zoolang do belas
tingschuldige niet is gehoord. Deze zal dus
eenvoudig hebben weg te blijven om zijn
aanslag onmogelijk te maken. Dit nu gaat
natuurlijk niet aan. En vandaar dan ook
dat in het tegenwoordige artikel terecht
wordt gelezen „gehoord f opgeroepen"
en niet zooals de heer Roem voorstelt „op
geroepen en... gehoord". Ook aanneming
van het voorste I-Roem meen B. en Ws
dus te moeten ontraden.
Alles té zamen genomen, geven zij den
Raad dus in overweging tot de onveran
derde vaststelling van de door hen aan-
gebodSeoi conceptverordening over te»
gaan.
Maatschappij dar Nederfcndsclie Letterende.
de Europeanen bekend zijn. Dit principe
van do grootst mogelijke internationaliteifc
brengt echter mee, dat het vocabularium
van do nieuwe taal er zeer Roraaansch uit
ziet. Woorden en vormleer leveren voor
menschcn, die do Romaanse. s t%sl goed
hennen geen moeilijkheden op, voor ando
ren echter wel. Ook is ondanks het woor
denboek, bet gevaar voor onduidelijkheid
niet uitgesloten, voortdurend nauwere aan
sluiting aan eon bestaand© Romaanscho
taal zal die onduidelijkheid verminderen,
maar tevens toonen dat het Ido. zoomin
als een andere kunstmatige taal een we
reldtaal mag heeten. Zulk een internatio
naal middel van gechtel.it enviïseling is
alleen mogelijk, wanneer men zich bepaalt
tot heb uitdrukken van enkele hoogst een
voudige en algemeene begrippen, aldus be
sloot spr.
Gisteravond hield do Maatschappij der
Nederlandse!» Letterkunde in het Nutsge-
bouw baar gewone maand el ijksche verga
dering, waarin als eerste spreker optrad
prof. dr. J. Verdam, die een voordracht
hield over „een wedorgevonden fragment
van den Middelnederlandschen roman van
den Borchgrave van Couchy." Het is even
als bet eerste der door De Vries uitgege
ven© fragmenten, slechts in een slordig af
schrift bewaard, <lat gemaakt is door een
Duitsohcr, die op verschillende plaatsen
den tekst niet goed heeft kunnen lezen, en
is onlangs uitgegeven door Nap. de Pauw
in zijn „Middelneder 1 anclscho Gedichten en
Fragmenten" (in do werken der Kon.
Vlaamsch© Academie). De Pauw heeft dit
afschrift, dat indertijd reeds door Jonck-
bloet was vermeld, ontvangen van De Vries
en deze van Penen, die het in Jonckbloet's
nalatenschap had gevonden in hetzelfde
jaar, waarin hij in zijn uitgave der andere
fragmenten het verlies er van betreurde, en
do hoop uitspraak, dat liet mocht worden
teruggevonden. Doch waarom niet vroeger
Jonckbloet het fragment heeft uitgegeven,
als hij het niet alleen kende, maar ook be
zat en waarom De Vries nooit het we der
vinden heeft bekend gemaakt, noch het als
een aanvulling zijner uitgave zelf in het
tijdschrift heeft laten afdrukken, blijft on
opgelost. Dat het hetzelfde fragment is als
dat, waarop Jonckbloet doelde, bewijst de
vermelding van „Madox droom", door hem
er uitgehaald, die er werkelijk in voor
komt-
Het fragment 'moet hebben behoord tot
het eerste gedeelte van het dichtwerk, en
mag beschouwd worden als een niet onbe
langrijke aanwinst voor do kennis van het
interessante en naar spr.'s meening oor
spronkelijke dichtwerk dat door de onver
moeide zorgen en nasporingen van De
Vries voor ons is bewaard en aan welks
uitgave hij zijn laatste, toen nog frisschc
krachten heeft gewijd.
Als tweede spr. voor dezen avond trad op
prof. dr. D. C. Hesseling die eenige mede-
dcolingen deed naar aanleiding van de
jongste wereldtaal, het Ido. Het Ido is
volgens spr. de vrucht van een internatio
naal Comité, dat het Esperanto, de kunst
matige taal cïoor dr. Zamenhof ontworpen,
heeft vereenvoudigd en verbeterd. De
woorden worden gevormd door stammen
ontleend aan termen, die aan alle beschaaf-
De Kamer vercenigde zich gjsteren nog
zonder hoofdelijke stemming met de wetsont
werpen tot:
toepassing van art. 32 der Burgerlijke Pen
sioenwet ten behoeve van den gewezen leeraar
aan do Hoogcre Krijgsschool G. C. R.
Hoetink
wijziging van de hoofdstukken II en VUB
der Staatsbegrooting voor 1907 (Regulari-
satic)
wijziging van hoofdstuk IX der Staatsbe
grooting voor het dienstjaar 1907
onteigening ten behoeve van een spoorweg
van Deventer over Ra.dfce naar Ommen;
onteigening ten behoeve van dc opruiming
van beplantingen langs den spoorweg "Win
terswijkZevenaar
onteigening in de gemeent Ambt-Harden-
berg voor verbetering van de waterlossing
van liet bovenpand van het Overijsclschc
kanaal naar de Vecht;
onteigening voor het maken van een los-
en. laadplaats, enz. in do gemeente Leimuiden
overeenkomst met Zweden betreffende de
strandvonderij.
In de zitting van gisternamiddag werd
besloten a.s. Maandag, Woensdag en Vrijdag
avondzitting te houden.
Vragendag.
Op een desbetreffende vraag van den heer
K e te laar antwoordde de M i r. i s to r v n
Binnenlandsche Zaken, dat hij in
strijd acht ract de wet op het lager onderwijs
artikel 6 der instructie voor de onderwijzers
der openbare lagere scholen te Hoogeveen,
welke instructie dio onderwijzers schijnt tc
verplichten tijdelijke overplaatsing ig.ar een
andere school te aanvaarden. Indien de Ge
meenteraad van Hoogeveen die bepaling -.iet
intrekt, zal dc Minister haar ter vernietigio
voordragen.
Het debat over het lager onderwijs
wordt voortgezet.
Do heer De Vi6ser drong aan op meer
dere speling in de vrijheid van onderwijs
aan de normaalscholen. Voorts vroeg hij mil
dere regeling van subsidiën aan de gecon
centreerde bijzondere normaallessen.
De heer Tor Laan keurt het af, dat
deze Minister meer recht tot bedachtzaam
heid dan tot ernstige verbetering van lager-
onderwijsloestanden toont. Spreker bepleitte
0. a. Rijksregeling van het voorbereidend on
derwijs. Op het gebied van het herhalirgs-
onderwij3 is ook weinig vooruitgang. Ver
betering kan alleen verwacht worden, als
men, wat jle sociaal-democraten wallen, het
kind tot den 14-jarigen leeftijd op school Kif
en liet daarna verplicht herhalingsonderv.
laat genieten.
Brced\oerig pleitte spreker voor hoognoo-
dig© verbetering van do positie der onder
wijzers. Ook spreker drong aan op techni
sche verbetering van de Leerplichtwet en
klaagde, dat een aantal gemeentclijko ver
ordeningen het schoolverzuim in do hai
werkt. Spr. had mot genoegen gezien, dat
de heer Bos verklaarde te zijn tegenstander
van standenscholen, voorstander van abso
lute neutraliteit van het openbaar onder
wijs en voorstander van de openbare lagere
£7)
Met een luiden angstkreet maakte ay rich
nu uit de voeten, alsof zy vreesde, dat ik op
myn beurt haar er mee te lyf zou gaan. Maar
het kwam niet in my op, my op deze wyze
op haar te wreken, ofschoon do gedachte
van er Valentin mee te doorsteken om Do
nald te redden, één ondeelbaar oogenblik
door my heen ging.
Maar die gedachte alléén vervulde my met
een onbeschiyfiyken weerzin en ontzetting.
Ik 8lingoide het mes in de duisternis weg
en juist toen ik dat deed, hoorde ik eon
der twee mannen (vvelken kon ik niot
zier) met een zwaren slag op den grond
vallen.
„Sir Donald 1 Sir Donald l" riep ik hevig
ontsteld, vreezende, dat hU dogeen was, die
op den grond was goworpon. Maar zyn stom
klonk wy geruststollond in de ooren, zyn
arm greep den mijne.
„Kom mee," zei hy. „Die ellendeling zal
niet zoo gauw weer opstaan. Wees maar
biet baug. Ik verzeker u, dat het ergste nu
voorby is. Ziet u niet, dat dio groote korol
zoo geschrikt ia van den val van zyn mees-
er, dat hy aan den haal ls gegaan? We
kunnen ongehindord weggaan. Bent u In
staat te loopen?"
Ik was in staat te loopen, maar niet te
praten. Uy nam myn haud en trok die door
zyn arm en ik hoorde de stemmen van
zyn twee bedieudeu, die ?lak achter ons
aan liepen.
Nu het ergste voorby was, voelde Ik eerst
de pyn van de diepe snee. Myn band beefde
en toen hy die bemoedigend met de zyne
wilde drukken, voelde hy, dat er bloed aan
kleefde.
„0, 't ie niets," mompelde ik. „'t Is maar
een schrammetje. Ikik wilde die vrouw
het mos afhandig maken. Ze stak er mee
naar u: Ik zag het flikkeren, toen zo haar
hand ophifcf. O, ik ben zoo biy, dat ik het by-
tyds heb gezien, of..."
„Ik ben ook biy," antwoordde hy, „want
als ze haar doel had bereikt zoudt gy nu
onbeschermd zyn geweest. Maar, arm kind,
dat hebt gy voor my gedaange ïydt om
mynentwille."
„Neen,.... neen," bracht ik er met zwak
ke stem tegen in. „'t doet heel woinig pyn.
Ge hebt me geredge brengt me hier van
daanIk kan aan niets anders denken.
Ik
En toen wankelde ik. 't Was my als giDg
ik eterven, zoo'n gevoel van zwakte kwam
er over my. Toen wist ik niets meer. 't Eenige,
wat Ik my later herrinnorde, was dat Donald
de armen uitstrekte en my opving, toen ik
achterover dreigde te vallen.
XVI
Toen ik bykwam, rustte Ik nog steeds
In zyn armen. Ik keek op en zag zyn ge
laat zich over my heen buigen. Er viel een
flauw, onzeker licht op ons, maar ik wist
niet dadeiyk waai* het vandaan kwam. Toen
hoorde ik het geratel van wielen en voelde
ik, dat wy vooruitgingen. Wy zaten In een
rytuig.
Een heel vage herinnering aan enkele
woorden, die hy my bad toegefluisterd,
toen ik het bewustzfln verloor, bleven my
vervolgen. Iiy had my zyn „lieveling", zyn
„lief meisje" genoemd. Of had ik dat ge
droomd
Zwak on vermoeid en toch met een ge
voel van ongekende zaligheid, sloot ik de
oogen weer. Ik hoopte hem weer te zullen
hooren aprekeü. En die hoop werd niet teleur
gesteld.
„0 myn lieveling," fluisterde hy weer,
„geef me óén enkel teeken, dat je nog leeft,
anders word ik krankzinnig."
Ik verroerde my even en zuchtte.
Ik geloof met, dat het my mogeiyk zou zyn
geweest, te spreken, al had lk er myn leven
mee kunnen redden. Maar ik hoorde hem zeg
gen „Goddank 1"
Maar hy zei geon woorden van liefde meer.
Het teeken, waarom hy had gevraagd en dat
ik hom had gegeven, maakte, dat hy zich
niet meer durfde uiten.
Weer sloeg ik de oogen op en ik ODt-
inoette zyn blik, waar zulk een oneindige
liefde uit sprak, dat myu bloed wild door
myn aderen begon te jagen en ik vreesde,
dat hy, terwyi ik tegen hem aan leunde, zou
voelen, dat myn hart veel sneller klopte.
„Goddank dat gy leeft 1" herlaalde hy. „Ge
zyt zoo lang bowusteloos gebleven, dat ik
ongerust begon te worden. Neora me niet
kwaiyk, mejuffrouw Rutland, dat ik u al dien
tyd zoo heb vastgehouden, maar ik wist niet,
of die duivelin u misschien niet op een ge-
vaarlyker manier had betroffen dan op uw
hand alleen, afschoon die snee al ernstig ge
noeg is, en het rytuig hotst zoo. Zal ik u...
nu maar loslaten?"
„Neen zei ik met een zekere
vrymoedigheid, die haar oorzaak vond in wat
ik had gehooid en Ui zyn oogen had gezien.
„Ik geloof, dat dat ik goed zit,
als het voor u ten minste niet lastig
is
„Lastig Myn liovo ik ach, vergeef
me. Ik ben mezelf vanavond niet gehoel
meester."
„Waarom noemt go me zoo vroeg ik.
„Hoe
„Ge weet 't wol. Ik heb het gehoord."
„Ge hebt 't gehoord. Dan hoef ik het
ook niet meer te verbergon. Ik heb je meer
lief dan myn leven. Ja, dat is zelfs maar een
heel poovere vorgelyking. Maar ik had het
je nu niot willen zeggen."
„Ik ben biy, dat je 't hebt gedaan," zei lk
zacht. „Want als je het niet hadt gedaan,
zou lk hot vernederende gevoel in me heb
ben omgedragen, dat ik van jou hield en jy
niet van my."
„JU van my houden 0, kind, dat is on-
mogeiyk 1 Je kont mo nietJe kent myn
geschiedenis niet. Je hebt me slechts twee
drie keer gezien."
„Jy hebt my niet meor gezien."
„O, maar dat is iets anders. Toen ik je
ééns had gezien, hield ik reeds van je. Weet
je, dat er geen ander msisjo is zooals JU
Dat jy het liefste en ook het mooiste meisje
bent ter wereld? Toen ik höorde, dat die
ellendeling er van door was met jou, ja, toen
had lk haast een moord kunnen doen."
Onwillekeurig drukte by myn hand. Nu
zag lk, dat ik nooit had geweten wat geluk
was. Ma3r nu wist ik het eu dit nog wel in
den nacht, die voor my in do diepste ellende
begonnen was.
„Zeg me weer, dat je me liefhebt," zeihy.
„Ik weet het, 't 13 misschien verkeerd je dit
te vragen, maar ik moet hot je weer hooren
zeggen, voor óén keer."
„Waarom zou ik het zeggen, als je het
niet gelooft?"
„Maar i9 't dan waar Is het waar
„Even waar als dat ik hier zit. Eorst van
nacht ben ik tot de ontdekking gekomen,
toen dat vreeseiyke mensch op je toesnelde
met dat mes. Toen wist ik het opeens. Maar
het moet reeds lang zoo geweest zyn en nu
ik het eenmaal weet, nu zal beta's
jy het ten minste wilt, wel altyd zoo blij
ven".
„Willen I Alsof ik het niet zou willen!
Misschien, als je myn geschiodems weet..."
„Dat zal my niet doen veranderen. Ik ver
lang niet haar te weten. Er is maar één
ding, dat lk verlang to hooren
„En dat is?"
„Wat je zooeven zei. Misschien., begrijp
je wel wat ik bedoel. Zeg het nog eens
en dan zal ik vergeten, dat ik bijna sterL
van uitputting en dat mijn hand vrcttelijke
pijn dpet."
Hij zei het weer. Ja, hij zei het nog heel,
heel dikwijls. En ik vergat de pijn, ik ver
gat alles ter wereld, behalve dat hij cn ik
bij elkaar waren en dat het gedaan was met
al mijn zorg en mijn bange vrees. Niets zou
ons nu meer kunnen scheiden. Hij zou wel
zorgen, dat men mij hem niet meer zou
ontnemen. Dat stond bij mij vast. Het Dou-
kere Iluis en die afschuwelijke kamer in
de boerderij, waar ik vele uren aaneen op
gesloten was geweest, geloken mij nu ©en
akelige droom Zij behoorden tot het ver
leden.
Ach, als ik eens liad geweten wat er nog
voor mij was weggelegd
(Wordt vervolgd.)