FOOIEN.
Het gebruik van „verloren licht"
rookt, en dien met kr-Oht v&v^ argumenten
en den geur van de beroemde Uulemboig-
sche tabak te overreden, te bokeeren.
Ronduit gezegd, een vróuw, die haar man
niet tot rooken bewogen kan, die is het
óók niet waard een rookenden man te krij
gen. Zóó donken w ij er over I
Een medewerker van den „GauloLs"
geeft do volgende beschouwing over fooien:
Overal tiert het fooienstelsel welig; het
\s maar goed, dat het niet allerwegen, zoo
als in Turkije, tot een .staatsinrichting'" is
geworden. Vroeger gaf men in de restau
rants vijf proeent van de rekening, thins
geeft men tien procent en dikwijls nog
meer. Vroeger gaf men, wanneer men een
nachtje in het huis van een bevriende fa-
milio overbleef, als fooi zooveel, als men
voor logies in een hotel had moeten beta
len; nu geeft men veel meer en niet aaar
verhouding van zijn eigen vermogen, maar
naar dat van zijn gastheer en naar de luxe
van het huis. En weinig landen bestaan
er, waar do fooi dadelijk wordt terug ge
wezen. In N:w-York liet eens een Fransch-
man een geldstuk op do tafel van een res
taurant, waar hij iets gebruikt had. De
kellncr vloog er op af en sloeg het met- zijn
servet op den grond. „^faar dat. was voor
jou bestemd," zeide de Franschman.
„Pardon, mijnheer!" antwoorde dc Yan
kee trotsch: „Dat is voor den neger, die
d> zaal hier schoonveegt. Hij zal het wel
vinden." In Engeland is het in de deftige
restaurants gebruik, de fooi op de re-
koning te zetten. „Attendance"zoo en
zoo veel. Het woord „fooi" is in Engeland
7>oo go d als niet bekend. Do woordenboe
ken vertalen het met „drink-money," maar
men hoort het zelden. Een ware plaag is
het drinkgeld in Rusland, waar men, zoo-
als bekend is, goed do wielen moet sme
ren, wil men rijdon. Heel bescheiden noemt
men er drinkgeld „na. tscïiaj," d.w.z.voor
de thee*. Wat een goed voornemen, om het
daaraan uit te geven! Zeer geliefd is do
fooi ook in Italië, waar men zich door een
„buona mancia", den roep van een echlo
„gentiluomo" kan verschaffen. Men kan in
Italië geen 6tap doen zonder een mancia
te geven. Aan do stations valt de arme rei
ziger al dadelijk in do armen van de „fao-
ohini" of kruiers, die hem in een edele,
hulpvaardige en goede opwelling des harten
van zijn bagage verlossen. Voor eiken kof
fer dragen twee of drie faochini zorg, cn liij,
die niets te dragen heeft, maakt zich mees
ter van den wandelstok of de parapluic.
Precies. al6 haalden kinderen pa van het
spoor. Komt het echter op betalen aan, en
is de reiziger epn weinigje zaïinig uitgeval
len in het geven van de „mancia," dan
wordt hij van de klasse dier „gentiluomo"
overgeschreven in die dor „schobbejakken.
In de Campagna Romana kwam het vroe
ger niet zelden voor, dat postiljons midden
in den nacht de postkoets op het vrije veld
lieten stilhouden, en do reizigers hoffelijk,
maar dringend om een verhooging van het
drinkgeld sommeerden; wie tegenwerpingen
maakte, had een nacht-el ijken overval van
struikroovers te duchten. Postiljons en
struikroovers maakten toen gemeenc zaken.
In Spanje heet do fooi „propina-," nog
houdt het gebruik zich binnen bescheiden
grenzen, dank zij den trots der Spanjaar
den. doe niet met bedelaars willen gelijk
staan. Velen wijzen een fooi, trotsch als een
Hidalgo, met de woorden: „Vaya Usted
Con Dio9" (gaat met God) terug.
Een bijzondere vorm der fooi heeft
men bij de stierengevechten. Wanneer
de Espada een voornamen gast bijwijze van
overwirmingsteeken het oor van den gedoo-
den stier overreikt, heeft de voorname gast
minstens 100 francs fooi te geven. De eer
js bijzonder groot, maar onbarmhartig kost
baar. Fabelachtige hoogte, bereikt de fooi
onder den naam van „bakschisch" in
het Oosten. In Egypte, het land der tien
plagen, woedt zo als een elfde epidemie. Wat
het Egyptische bediendenpersoneel aan
gaat, dat bestaat zonder fooien niet. Daar
gvkh onherroepelijk «et: geen geld.
geen Zwilseis, en men moet van den nood
wel een deugd maken. Van d:> Turksche be
dienden kon men tob dusverre ten min
sbe niet hetzelfde zeggen.
Voor ongeveer twintig jaren was een
Turksoh grootvizier- een F ranse liman .iou
groote som gclds schuldig. Toen de Frai»sch-
man steeds dringender begon te manen, zei-
de de vizier op zekeren dag: ,,U zult uw
geld hebben." Voor het huis van den minis
ter hield een open rijtuig stil, want de groo
te heer wilde juist uitrijden. „Stap in,"
zeide hij tot zijn schuldeischer. „Na U,
Hoogheid". „Stap toch in zonder vorme
lijkheden." De Franschman deed, zooals hem
bevolen werd, en het volk zag het met ver
bazing en bewondering. Het rijtuig reed
twee- of driemaal het groote plein van Pera
rond, waarop de grootvizier halt liet hou
den on tot zijn sohuldeischer zeide: „Nu
kimt u wel uitstappen. U is betaald".
„Maar, Hoogheid, ik begrijp niet..."
„Ga u maar naar huis. De rest komt wel
in orde".
De Franschman ging naar huis en word
spoedig door Turken, Grieken en Armeniërs
bezocht, al tem aal lieden, die hij vroeger
nooit gezien had, en die hem nu om aanbe
veling bij den grootvizier verzochten.
Nu ging hem een licht, op, waar np\eigen
lijk do betaling van den grootvizier in be
stond, cn hij moest deze zonderlinge
wijze van vereffening voor lief nemen: in
minder dan geen tijd' had hij in baar geld
cn geschenken meer bij elkander dan de
vordering op den grootvizier groot was.
Toen hij den volgenden dag naar den groot
vizier ging om hem te bedanken, ontving
deze hem met de woorden„Nu, wat heo
ik ti gezegd V'
„U heeft gelijk, Hoogheid, maar wat nn
aan te vangen met de verzoeken van die
arme lieden1?"
„Behoud ze als aandenken aan mij en
maak u geen gewetenszaak cm die kerels,
die u zoo sentimenteel „arme lieden" noemt.
Een streng klimaat.
Een voorbeeld van een uiterst streng kli
maat vinden wij in <lat van Dawson City,
in Alaska; eon plaats, die een tiental jaren
geleden, toen fabelachtige verhalen omtrent
de goudvondsten in Alaska rondgingen, druk
besproken werd. Thans geeft liet „Meteoro
logische Zeitschrift" do uitkomsten der
weerkundige waarnemingen, aldaar in 1905
verricht, cn bevestigt daarmede hetgeen
toentertijd over de groote moeilijkheden, die
het strenge klimaat den goudzoekers in den
weg legde, verhaald werd.
Dawson ligt op 64 gr. JS. Br. en 139 gr
W. L. op 336 M. hoogte. De gemiddelde
jaartemperatuur is 3.9 gr. C. onder nul cn
die van de zes maanden October tot Maan
liggen ver beneden het vriespunt. Het
koudst is Januari met een gemiddelde tem
peratuur van ruim 30 graden onder nul.
In 1805 waren alleen die maanden Juni en
Juli geheel vorstvrij, maar in Juni kwam
nog een temperatuur voor van even boven
het vriespunt en in de warmste maand Juli
daalde do thermometer nog een keer tot 1.7
gr. C. Dat het echter daar zeer warm kan
zijn, blijkt wel uit de maximum-tempera
tuur, daar waargenomen, in Mei 25.8 gr.,
in Juni 29.8 gr., in Juli 28.7 gr. en in Aug.
26.7 gr. 0. Hoewel Dawson niet een klimaat
heeft, dat tot de allerstrengste behoort, is
het claar niet ver van af. De temperatuur
daalt in het najaar zeer snel, blijft gedu
rende drie maanden beneden het vriespunt
en stijgt dan in de lento weer zeer snel,
waarop een. heete zomer volgt, die echter
vroegtijdig weer onderbroken wordt door
vorst. De laagste temperatuur, in 1905 waar
genomen, bedroeg 45.8 gr. (J„ zoodat de
bewoners in de gelegenheid waren het kwik
te laten bevriezen.
Een voordeel van het. klimaat schijnt wel.
dat de bevolking gering is, waaruit echter
het nadeel van sterke afkoeling gedurende
den langen winter het gevolg is. Maar mooi.
helder weer, geringe neerslag en zwakke
winden, die in het klimaat van Dawsou een
- - 1
voorname rol spelen, zijn in strenge klima
ten een vertroosting cn een waardevol to-
genwihet" teg:-n de enorm lage temperaturen,
die onder deze omstandigheden beter te ver»
duren zijn.
In 1905 bedroeg dc totale neerslag 300
mil., verdeeld over 78 dagen. De bewolking
is over het algemeen, behalve in de drio
laatsto maanden van het jaar, vrij laag,
vooral in de eerste maanden van het jaar,-
en het aantal heldere dagen, in 1905 123, U
zcor groot. Dc maanden Augustus, Septem
ber en October 1905, die resp. 9, 15 en 24 re
gendagen met resp. 64, 89 en 47 mM. regen
hadden, schijnen op een regentijd (eigenlijk
sneeuwtijd) in den herfst te duiden.
Windstilten komen veelvuldig voor en
eigenaardig is het, dat overigens Zuidelijke
en Noordelijke winden de overhand hebben
en wel de eerstgenoemde in den winterr de
laatstgenoemde in den zomer.
Wij lezen in „Do Natuur":
In een groote stad wordt des avonds
heelwat licht verbruikt, waaraan niemand
meer iets heeft. In de winkelstraten onzer
groote stedon wordt hieolwat arbeidsver
mogen omgezet in licht, dat dienen moet
voor het beter doon uitkomen der geëta
leerde voorwerpen of, meer direct, voor
het zichtbaar maken van tallooze reclame
borden en wat dies meer zij. Dat daarbij
niet zuinig met licht wordt omgesprongen,
kan ieder zien, die in zoo'n straat eens om
zich heen kijkt. Men zou kunnen beweren,
dat een winkelstraat bij avond vol is van
arbeidsvermogen in den vorm van licht-
stralen, die, groaiendecls ongebruikt, n/
verschillende terugkaatsingen te hebben
ondergaan, verloren gaan in de ruimte.
Dit heeft een Franschman, Sage ge
naamd, op liet denkbeeld gebracht dit licht
nog eens te doen dienen, en wel voer re
clame-doeleinden, alvorens het verlof ie ge
ven zuoh verder te verspreiden.
De lichtstralen, zoo redeneerdo hij gaan
wel in allerlei richtingen in een dorg lijke
straat, maar op bepaalde plaatsen zullen
enkele richtingen toch het meest voorko
men. Als ik nu een stolsel van spiegelglas-
platen en prisma's zóó weet aan tc bi en-
gen, dat al d&7Xi stralen in éép enkele r *er
bepaald© richting vallen, dan kan iK deze
nog eens uitstekend gebruiken voor het
doen verlichten van reclameborden, waar
op, in doorschijnende letters, d« reclame
is aangebracht-. Natuurlijk zal in bijzondere
gevallen daarvoor do inrichting wel eens
wat verschillend moeten zijn, nl. aangepast
aan de omgeving, maar, wat nood, er be-,
hoeven dan lachter de reclameborden ook
geen aparte lichtbronnen, die veel geld van
branden kosten, meer te worden gebruikt 1
En heeft een magazijn bijv. in zijn éta
lage booglampen, dan weet ik. hoe onge
veer het licht naar buiten treedt, en het
is al heel gemakkelijk den stand ran spie
gels en prisma's daarnaar te regelen.
Zoo ongeveer is de wijzo redeneering van
Sa-ge geweest, en mogen wij de berichten
geloovcn, dan heeft de ervaring hem gelijk
gegeventevens schijnt hij er in geslaagd
te zijn, behalve do theorie ook de practi-
sehe oplossing van de zaak te geven.
„De Natuur" verduidelijk*, dit een en
ander met plaatjes.
Het bewaren van groenten.
„Onze Tuinen" gee»ft daarvoor de volgen
de eenvoudige raadgevingen.
Wortelgewassen, zooals bieten, wortelen*
schorseneeren, koolrapen, knollen en ram
menas, worden in een schuur of kelder of
bij gebrek hieraan buiten in een kuil in
wit zand ingekuild. Tusschen twee lagen
wortelgewassen wordt een laagje van een
paar vinger breedte' wit zand gebracht»
Bewaart men zo buiten, dan wordt alles
met boombladeren tegen indringende
vorst afgedekt en over de bladeren een
luik gelegd in schuine dichting, om het