Twee Scheepsjongens. Twee visschersljooten liepen de haven van Boulogno binnen. Op elke boegspriet lat eon jongen, dio den ander uitschold ,,Leelijko zoetwater viech, maak dat jo wegkomt." „Houd je mond. ongelukkige landrot." L)e kleine vuisten werden gebald, do oogen «ebitierden van woede De matrozen had den pret in dien strijd, die zich hcrhaal- do zoo dikwijls deze twee schepen, do Nótre Dame en de Jacqueline, elkander kruisten. Piet en Barend hadden altijd naast el kander gewoond cn gevochten, zoodra zij loopen konden. Zij stonden bekend als on verzoenlijke vijanden en ieder had zijn aan hangers. Op een dag, toon zij bcidon nog kinderen waren, zou er een zeilwedstrijd gehouden worden tusschcn scheepjes, die do jongens zelf gemaakt hadden. Piet had' een witte schoener vervaardigd, met mooie mastjes cn touwwerk, dat over miniatuur katrol- lotjee liep. Al zijn kameraden benijden hem dat mooie scheepje. Barend had' een een- voudigen visschcreboot, doch flink groot, 'met een stevigen maet en ruim zeil, dat haar een groot© snelheid verleencie. De wodstrijd viel op een Donderdag. Elke scheepsjongen kwam met zijn bootje en het wafl een aardig gezicht, die vloot daar op de golfjes te zien dansen. De Maria en Johanna, het pinkje van Ba rend, toonde dadelijk zijn meerderheid op de Zeeroos, den mooicn kleine schooner van •Piet. De2» laatste was te hoog en onoor deelkundig geladen; hij sloeg om, de zeilen werden nat, en Piet nam hem onder den arm, het hoofd vol wTaak/uohtige plannen. Des avonds, toon Barend met zijn vrien den op straat speelde, kwam Piet met zijn aanhangers en viel hen aan. De jongens, die op zulk een aanval niet verdacht wa rton, Verdedigden zioh slecht, zij werden verslagen en hnn knikkers verbeurd ver- Waard. Nu was <le weg tot verzoening voor altijd afgesloten en de jongens maakten met hun 'eeuwigdurende vechtpartijen hun ouders 't leven zóó zuur, dat deze hen naar zee stuur den, zoodra rij twaalf jaar waren. Dit was nu reedfe een jaa«r geleden, 'doch do scheiding had hun wrok volstrekt niet verminderd, want nu nog begonnen zij elkander uit te- schelden, zoodra zij elkander dicht go- noeg genaderd waren om zich verstaanbaar te maken. Don volgenden dag stak er een storm op 'dTe 'da beide viasohen&ootcn noodzaakte FEUILLETON. 13© Weezen, Slot.) Do arm© kinderen gevoelden zich die-p ongelukkig. Hun beschermers vertrokken naar Dublin, rij bleven in het bouwvallig kasteel, blootgcteld aan do grootste geva ren, want het ontbrak hun ten eenenmale aan de middelen om eon ander huisje te huren, sedert zij van do dorpelingen geen werk meer konden krijgen. „Wat zullen wij doen," riep Maria troos teloos uit? „Ia het niet beter van hier tc vertrokken ©n trachten elders een onder komen te vinden V' „Waar moeten wij heen?" riepen Nancy en Peggy, terwijl '/.ij ibedroefd do armen om den hals van haar oudst© zuster sloe- Jullie hebt gelijk," was het antwoord, ,,wat men ook op dit oogon'olik *van ons denken moge, do waarheid zal eens aan het licht komen. Laat ons intusschcn trachten in het dorp cenig werk te vinden. Er zul lep wellicht goede nicn&chen zijn, die nog aan onze onschuld geloof hechten." Helaas, de arm< Marie had een le goed vertrouwen; overal waar zij kwam, werd zij van de deur gewezen, en als Edinond hun niet van zijn spaarpenningen af en toe cenig geld gezonden had, zouden zij zeker van honger zijn omgekomen. een week lang \oor anker te blijven liggen. De vijanden zagen elkauder zelden en de we- dcrzijcLsche oudtrs hadden het dus vrij rustig, dot'b toen de wind was gaan liggen werden dc zeilen weer gdieschcn eD liep alles te zamen op do kade. Piet en Barend waren cr ook cn kregen natuurlijk twist, over ccn knikker. „O, wil jc nic mijn knikker weer afste- Icu „Stelen? ik? zeg dat nog eens!" „Nog tienmaal, als je wilt, je bent een dief." Piet wordt vuurrood van wocue. „Wacht leolijkerd ik zal je leeren." En hij springt op Barend toe, doch struikelt over een touw en valt in de haven. Een kreet van schrik klink uit aller mond. Ba rend is dc eerste die zijn bezinning terug heeft, hij zet dc handen aan den mond cn roept: „man over boord," zooals dat aan boord gebruikelijk is. Doch eer do zeelie den ter plaatse kunnen zijn, is het t© laat. In een oogwenk heeft hij zijn kiel uitge worpen en is in het water gesprongen. Alle omstanders slaan hem angstig gade. Op het hulpgeroep zijn do matrozen toe gesneld, en in een reddingboot gesproi.gon. 'Nu zijn zij op do plek, waar de jongens verdwenen en eonigc springen in het water. Op verscheidene meters af stands zien zij plotseling Barend's hoofd opduiken, dc jon gen houdt Piet mot moeit© boven en roept; „hierheen." Het is hoog tijd, dat er hulp komt, want zijn krachten raken uitgeput. Doch nu om klemmen sterke armen de beide jongens en tillen hen in de boot. Piet is bowuste- loos en Barend is er niet veel beter aan toe. Op de kade worden hun honderd ar men toegestoken. Mem legt zc naast elkan der neer. Barend wordt algemeen toege juicht en niet het minst door het zeo\olk Piet is spoedig tot bezinning gekomen en heeft onmiddellijk hot. bruine hoofd van Barend naast zich opgemerkt. Hij strekt dc armen iflt, vraagt hem om vergeving en bedankt hem telkens weer. Nu zrjm alle twisten vergoten cn een vreemde zou niee- nen, dat cr nooit dikker vrienden beslaan hadden dan die twee. En zoo is het gebleven. "Voortaan zag men beide scheepsjongens altijd' samen als zrij aan den wal waren. En als nu do No tre Dame en de Jacqueline te gelijk de haven binnenloopen, dan zitten op den boegspriet twee scheepsjongens, dio vroo- 1 ijk babbelen cn de matrozen wijzen ze elk ander lachend aan. Zoo gingen cenige weken voorbij zonder dat cr cenig licht in deze duistere zaak kwam. Op zekeren morgen, toen Maria bezig was met haar zusjes het schamele ontbijt t© gebruiken, hoorde zij aan de deur klop pen en roepen: Marie, Mario doe open Het was Betey Green, de dochter van den brievengaarder, die in het dorp woonde. „Geef mij drie stuivers," zei Betsy, „dan krijg j© de/cn brief, hij ia juist voor jc gekomen, cn ik heb hem dadelijk hier heen gebracht, want ik dacht dat jo hem wel graag spoedig zou willen hebbenhij is zeker van jo broer!" Marie, opende dadelijk den brief cn ter wijl Peggy cn Nancy nieuwsgierig tegen haar aanleunden, b'-gon zij te lozen: Lieve zusjes 1 Hoezee, hoezee 1 Tk weet eindelijk de waarheid cn wij kunnen ons rechtvaardi gen. Ik kan jullie nu niet vertollen, hoe wij dc toedracht der zaak ontdekt hebben, maan* het Kerstfeest kom ik in hot dorp doorbrengen, en dan zal ik jullie alles me dedeel.-n. Het zal een vrooi ijk feest zijn dat beloof ik jullie. Na vriendelijke groeten, je v'Vheugde cn liefhebbende, broer Ed mond, Om Kdmond's vreugde te begrijpen, moe? men weten wat cr tc Dublin was voorg* val len, sedert Isabella en Caroline er waren gaan wonen. HONDEW. IIiv veel bladzijden zou men niet kunnen volscln ivcn over honden, zonder nog ©cn tiende g> leoltc verteld te hebben van al wat er over dio trouwe, vorstandige vrien den van den ipcnsch te zeggen valt. Reeds van af (V vroegste tijden vinden wij staaltjes opgetcekcnd van hun moed, schran derheid on goedheid Doch het is niot noo- dig zoo ver terug tc gaan, waar het etage- lijksch leven ons dag aan dag staaltjes U over biedt. Hier volgt er ©cn van zeer jon gen datum. Uit dc-goederenloods van het station Ca elum, een klein station in do nabijheid van Parijs, werd sinds eenigen tijd gcregclc' gestolen. Dc commissaris van politie ha*-i zijn ijverigste agenten op wacht gezet, doel zij konden de dieven niet ontdekken, en do- ze zetten ongestoord hun bedrijf voort. Dc zaak ergerde cTcn commissaris zeer »»n hij dacht er over, zijn toevlucht to nemen tot een der politiehonden, waarvan men zich te Parijs reeds ecnige jaren lang be dient. Jten daarvan, Leeuw genaamd, werd tot zijn beschikking gesteld cn op een mooicn dag, kwam on/e vicrbeenige politic-agent., vergezeld van twee tweobecnigc collega's ie Arcenil aan. Leeuw wordt dadelijk losgelaten c-n staat ,©p de wacht. Met den neus in den wind loopt hij eerst dc wachtkamer door, dan bo- geeft hij zich naar dc goederenloods. Daar vertoefde hij wat langer, keerde terug naar de reizigerwafdoeling, zette ten tweede male koers naar do goederenloods, snuffelde, dacht na en snuffelde weer. Plotseling ren de hij mot schitterende oogen cn opgeheven staart toe op een goederentrein, die go- Inden, op het station stond, cn bleef staan voor een waggon met vaatjes wijn. Do agenten, die Leeuw vergezelden, ijlden hem na en ontdekten onder den. waggon een man, voorzien van een breekijzer, vijlen on kraantjes, met- welke gereedschappen hij Ix-zig was, de gevulde vaatjes gedeeltelijk tc ledigen, terwijl hij zich tegen den nacht een gemakkelijke slaapplaats van geitenvcfïcn had ingericht. De misdadiger was zoo geschrikt, dat hij zich gewillig liet arresteeren en de agenten brachten hem naar de politiepost. Leeuw draafde mot blijkbare voldoening achter de kleine groep aan. Doch onderweg veranderde dc dief. die tot nog toe volstrekt geen tegenstand ge boden had, plotseling van houding. Door een hevigen slag op den schouder wierp hii Op zekeren dag brachten de meisjes met haar ouders een bezoek aan een voornaam lieer, Davies genaamd die con uitge strekt landgoed bezat, en zich d© weelde van een prachtige bibliotheek veroorloofde met do kostbaarste booken, dio men zich denken kan. Ook andere zaken als Chi- ncesch aardewerk en kristallen va-zon, die groot© waarde vertegenwoordigden, trof men in de bibliotheek van den rijken ver zamelaar aan. Toen de vader der meisjes herhaalde ma len zijn bewondering had t© kennen geg«- ven over ai het moois dat hij gezien had. zeide de lieer Davies: „Met genoegen bomerk ik, dat gij een open oog l>cbt voor mijn kostbaarheden maar thans zal ik U iet.s zeer zeldzaam toonen, waarmede ik nog niet lang geleden mijn verzameling verrijkt heb." Dit zeggende trok hij de lade opon vavi een fraaie gebeeldhouwde kast en haalde eenige gouden munten to voorschijn. „Zij zijn geslagen tijdens do regeer in" van Hendrik den Zevenden", ziido hi. lachende, toen hij zag met hoeveel belang stelling liet drietal de goudstukken bekeek „Uit den tijd van Hendrik don Zeven don," riep de vader der meisjes met ver bazing uit, „maar dan moeten ze U ver kocht zijn door iemand die er op onrecht vaardig© wijze aan gekomen is!" De heer Davies schrikte geweldig, want niet alleen dat hij een rijk man was, maar hij stond t© Dublin bekend als iemand van zijn bewakers omver en koos het hazenpad. Hij zou stellig ontsnapt zijn, indien niet Leeuw hem achtervolgd, in het been geheten cn ter aarde geworpen had en hem in be dwang gehouden had) tot de komst der agen ten, die hem niet voor den tweeden Keer lieten ontsnappen. Onnoodig te zoggen, dat Leeuw werd gc- lukgewcnseht, geliefkoosd cn beloond met. lekkere beetjes. Diana, die heldin van onzo tweede geschie denis, scheen volstrekt niot voor bestemd, betrokken tc worden in opzienbarende ge beurtenissen. Zij bekleedt bij jongejuffrouw Dolly, een ücf klein meisje, wonende in April Cottage dicht bij Londen, den post van gezelschaps juffrouw. Dolly's vader gaat eiken dag \oor zaken naar Londen en laat zijn kind t© huis onder do hoede van een oude gouvernante, want Dolly heeft geen moeder meer, en van Dia- ra. Maar con oud© dame, als Dolly's gou vernante, is gocn vroolijk gezelschap. Daarom is aan Diana de zorg opgedragen, baar meesteresje bezig te houden. En gij kimt geloovcn, dat het goede dier, die kunst verstaat. Zij kan krijgertje cn verstoppertje spelen cn alle nieuwe spelletjes leert zij bij zonder vlug aan. Als zij dan een hcolen dag ge loopen en gestoeid hebben, gaan zij samen eten en Diana gedraagt zich aan tafel juist, zooals men dat van een welopgevoed hondje ver wacht. Welnu, eenige dagen geleden was dit vroo- lijkc leventje bijna gestoord door een treu rig ongeluk. Het was zes uron in don avond, Dolly's vader was nog niet tehuis cn het kind was met Diana naar oe tuintiteur ge loopen om le zien of hij nog niet kwam. Daar ziet zij hem eindelijk aan het eind van dc straat. Hij neemt groote passen, want hij weet met hoeveel ongeduld, hij tehuis verwacht wordt. Dolly kan het niet meer uithouden. Ondanks het dikwijls herhaalde, verbod loopt zij do tuindeur uit on wil de straat oversteken, haar vader tc gemoct, die op het trottoir aan den overkant loopt. Op dat oogenblik laat een auto, die Dolly in haar vroolijk- heid niet had opgemerkt, plotseling den hoek om. De straat loopt af, 'dc bestuurder kan zijn machine niet inhouden cn zit. in doodsangst, want Dolly schijnt verstijfu van schrik. Daar ginds staat haar vader cn ban evenmin een stap doen. Do auto komt steeds nader, Dully is ver loren, daar koert Diana, die dc straat reeds overgestoken was, om, ziet het gevaar, waarin haar meesteresje verkeert-, vliegt snel op haar too, grijpt haar bij haar jurkje en trekt haar weg, met een ruk, zoo hevig, dat zij valt, maar ter zijd© van dc auto, dié hot volgend oogenblik langs haar voetjes strijkt. Wij zullen eindigen met ccn minder dra matische geschiedenis. Een poedel werd dikwijls naar een spek- 1 slager gezonden om een stuk bloedworst tc halen, waarop hij verzot was, en dat hij altijd kreeg als zijn meester bijzonder tevreden over hem was. Ten einde vergissingen te voorkomen bij de rekening, die aan het einde van elke maand werd opgemaakt, bevestigde rijn moester aan den staart van zijn hond een bon voor bestelling. Ondanks deze voorzorg was de rekening toen zij gestuurd werd, aanmerkelijk hooger dan dc baas verwacht had. Hii.j rcollameerde natuurlijk on daar de speksjager niets toegaf, werd cr gezocht waar de vergissing zitten kon. Niemand zou het ooit gevonden hebben, zoo do honct het niet zelf aan het licht had gebracht. Op een dog kwam hij, als naar gewoonte, zijn lekkornij halen; de slager vouwde een briefje open, clat. hij in den hek droeg en zag tot zijn verbazing, dat het een stukje wit papier was. Nu was het raadsel opge lost. Als de poedel trek hod in een stuk bloed worst, zocht hij ergens een blaadje pa.pïer op en ging daarmede naar do slagerij. Daar do slager wist. dat de bestellingen altijd eender waren, nam hij nooit kennis van don inhoud van het briefje, hij maakte liet een- voudig los en schreef in het book een stuk bloedworst. Een nieuw bewijs van honden verst and als dat nog noodag was. Hieuw® Iü.aa.«!sels. Ingez. dcor „Populierentak". I. Het eerste is ccn persoon, Die in verloopen eeuwen, Voor d© onschuld strijden dorst, Zoo moedig als d© leeuwen. Geharnast en te paard gezeten, Kon hij zich met eiken vijand meten. Het tweede- is een gebouw, Op menig plaats verrezen, Waar men te aam en komt, Om God den Heer te vreezen Jt Geheel, in Nederland te vinden, Noemt u een dorp, mijn goede vrinden. Do beginletter i© R. eerlijke grondbeginselen, die zich nimmer tot een onrechtvaardige daad zou hebben laten verleiden. Nu vertelde Isabella's vader, hoe de weezen, dio op het kasteel Ros&raore woonden, een schat hadden gevonden en aan den heer Hopkins toevertrouwd cn dat J deze beweerde nimmer goudstukken te heb- ben ontvangon. Do heer Davies was diop ontroerd, on zeid© dat dc muntstukken door hem voor i een aanzienlijk bedrag waren gekocht van een juwelier to Dublin. Hij beloofde do zaak t© zullen onderzoeken en verzocht Isabella's vader over eenige dagen te wil- len terugkomen. Do heer Davies bleef bij do zaak niot stil zitten. Onmiddellijk begaf hij zich naar don juwelier, dio hem de medcdeeling deed dat hij do munten van een hem onbe kenden handelaar had gekocht, maar ge lukkig herinnerde hij zich zeer nauwkeurig, hoc bedoelde persoon er uitzag. Eenigszins teleurgesteld schreef do heer Davies eon brief aan Isabella's vader met verzoek bij hom t© komon. Doze begreep uit do per soonsbeschrijving spoedig, dab do man die de munten aan den juwelier had verkocht, niemand anders was dan Hopkins, do rent meester. Nu zou do waarbedd weldra aan het licht komen. Do heor Davies cn de juwe lier zochten don ontrouwen rentmeester op, die zeer ontsteld was toen zij hem do reden van bon komst, ontvouwden. Hij beg0" alles te ontkennen cn zeid? dat niemand anders dan dc weer.cn dc dief stal hadden bedreven en dat het hest mo gelijk kon zijn, dat de persoon die daaraan medeplichtig was, bijzonder op hem geleek. Do heer Davies was verontwaardigd over zulk een laffe verdachtmaking, cn dreigde, indien hij niet. bekende, hom onmiddellijk, in verzeker do bewaring te doen nemen. Nu sloeg den wreedca Hopkins do angst om het hart, cn zich op do knieën werpen de, smeekte hij hem niet ongelukkig te niakon. Hij bekende de munten tc hebben ontvreemd cn aan den juwelier verkocht. „Welnu," zei dc heer Davies, „wij zullen de zaak niet voor den rechter brengen, maar isctoen dat hot geld onmiddellijk wordt teruggegeven, want hel behoort U niet toe, maar den heor Harvey." Deze, onderricht van het voorgevallene, besloot alles te doen om den weezen hel hun aangedaan onrecht- te vergoeden. Hij stond hun in het dorp een aardig huisje, af, zonder daarvoor eenige touur te vra gen. Intusschcn was Hopkins het. land uitge gaan on dat was maar goed ook, want als oen loopend vuurtje vorsüreiddo zich in het dorp het nieuwtje, on elkeen deed zijn be»s>t om den weeeen het. bewijs to geven, hoe verheugd men met don afloop dor znak was. Toon het Kerstfeest aanbrak, kwam Ed mond, zooals hij beloofd had naar liet dorp, waar hij mot open armen óoor rijn II. Ik heb oen trouwen kameraad. Die nimmer mijne zij verlaat. Hij waakt 's nachts aan mijn bed, e® ben ik 's morgens wakker, Dan draai ik meedoogenloos den goedton armen stakker, Een voorwerp in den rug. Hij lijdt dat met geduld en zegt geen woord' terug. Schoon zijn gestel nooit is van streek, Is zijn gelaat steeds dood'lijk bleek. Zijn hartje klopt gestaag cn goed, En toch heeft hij geen druppel bloed. Zijn buik is plat, gelijk een schol. En toch van ingewanden vol. Hij heeft een schoon, rijk kleed: Van goud of zilver is het. geemeed, En aan zijn bale draagt Hij een gouden' keten. Nu vraag ik u geniet of gij den naam kont weten t Ingezonden 'door A. 'd© Graaff. in. Mijn g*heel is de naam van iemand, ©Üe wel door iedereen bemind zal worden. 12 10 11 is een boom. V 11 is oen voorzeteel. Een 8 7 3 on 6 is een opening. Een oude eik is zeer 12 14 15. Een 9 10 11 behoort, tot het geslacht van de kippen. 13 10 11 wordt- voor kippen gebruikt. 5 1 5 is een gemeente in Gelderland. Op rijn 5 3 2 is elkeen gesteld 1 is de zesde letter van het alphabet. Inge:':, door Jan Konijn. IV. Mijn geheel is een spreekwoord en be staat uit 7 woorden cn 31 lettors. 3, 20, 8, 25 is een deel van het hoofd. 31, 15, 19, 16, 27 is een wapen. 28 26, 23 1, 11, 4, 5, 30 is een boom. 9. 18, 2, 7, 6 is een nauw straatje. 13, 21, 23, 10 was vroogcr oen geldstuk. 14, 29, 24, 22 is een trouw huisdier. Een 12, 21, 17 wil geen enkel meisje graag "jn. Van 9, 10, 7, *7, bouwt men huizen. 4, 11, 5, is een deel van hot hoofd. 10, 11 ,12 is een inhoudsmaat voor wijn cn bier. zusjes ontvangen werd. Hij moest natuur lijk haarfijn vertellen, hos de zaak zich toegedragen had cn werd met vragen als het ware bestormd. De kinderen hadden ee>n heerlijk Kerst feest, cn ria eenige dagen vertrok Edmond; innig gelukkig, naar Dublin. En do meisjesHet bleef haar goed gaan; zij kregen zooveel work als zij maar konden verlangen. Inder gunde den lieven, vlijtig-n kinde ren hun geluk, b.halve moedor Zoekster, •lie tegen elkeen bromde di het maar liooren wilde: „Een oud mcnsch, dat haar geheele le\cn gozooht heeft, lijdt gebrek, en dien dommen kinderen valt het geluk in den schoot." Toen Isabella haar eens zoo hoorde pra ten, zcido zij: „Marie heeft haar geluk ten volle ver diend. Zoo jong als zij was, had zij te zor gen voor twee zusjes, die geheel van haar arbeid moesten lev n. Had zij evenals gij, gehoopt op liet toeval en was zij met d© handen in den schoot gaan zitten, dau wa ren do kinderen waarschijnlijk reeds van honger omgekomen. Zij heeft hard ge werkt. cn bovendien is altijd eerlijk geble ven; daaraan en niet aan het toeval cterh' zij thans baar geluk."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 12