Zoeter dan suiker.
FEUILLETON.
13o Weezen,
Hieuw© HLaadsels.
Anekdoten.
doorbrengen in een soort grot. Vader heeft
dat dikwijls verteld.
Nu daalt hij af. Hij is vlug cn lenig on
de kinderen daarboven voelen nauwelijks een
ruk aan het touw, waarvan zij het andere
einde stevig aan een rotspunt hebben ge
bonden.
Na eenigen tijd hangt bet touw stil. Dc
kinderen kijken naar beneden en zien niets
meer.
,,Hij is er, zegt Jcannic, wij kunnen nu
wel gaan."
Tom staat werkelijk op een soort plat
vorm.
,,Dit is het, wat vader bedoelde", denkt
tij-
En hij begint te zoeken. Weldra Beeft hij
twee nesten ontdekt en steekt de vogels in
zijn linnen zak.
Toch is het kind niet gerust; hij loopt
op ©n bemerkt, dat de smalle bodem, waar
op hij zich met moeite staande houdt, niet
naar den anderen kant doorloopt, zooals
hij dacht.
,,Waar is dan di# grot, waarvan vader
sprak en waarin een man zicb zander ge
vaar kan uitstrekken?
Tom heeft zich vergist; hij kan op deze
gevaarlijke plaats den nacht niet doorbren
gen en Ivan en Jeannic zijn weg!
Ik zal langs het touw naar boven moeten
klimmen, denkt hij. Maar als ik eerst nog
eens een grooten vogel kon vangen en dien
dan voor veel geld verkoopen
Maar daarbij belemmert het touw zijn be
wegingen hij ontdoet zich daarvan en wif
het aan een steenblok vastmaken, doch als
hij den laatsten knoop los maakt, ontschiet
het touw zijn hand en slingert in het ledige,
buiten zijn bereid. Doodsbleek ziet het kind
om zich heen Boven hem de rots, beneden
de afgrond, op twee honderd meter afstano
do schuimende zee. Een oogenblik staat hij
onbeweeglijk, dan denkt hij aan Ivan, aan
Jcannic, aan den armen vader, die van ver
driet zal sterven... en hij neemt een besluit.
Hij bevestigt zijn knapzak, meet met den
blik den afstand, die hem van het touw
scheidt en doet den sprong in het ledige.
Daar heeft hij het koord gegrepen, klemt ei
zich aan vast en klimt er langs naar boven.
Hij stoot tegen de rots, zijn handen en
voorhoofd bloeden, de zak weegt zwaar, hij
doet een uiterste poging en waarlijk, <faar
heeft hij den top bereikt.
Een oude jager had het touw opgemerkt;
hij wist niet dat er dien dag iemand zou
afdalen en aangezien de plaats als zeer ge
vaarlijk bekend stond, bleef hij in de nabij
heid en wachtte af.
Wie schetst zijn verbazing, toen hij plot
seling Tom's hoofd uit de diepte zag opko
men. Het kind was nagenoeg bewusteloos.
Dc oude jager wies zijn wonden on droeg
hem naar huis.
Na dien dag was Tom de held van het
eiland. Hij mocht mede op allo gevaarlijke
tochten, werd do trots van zijn vador en
de beste jager der Faroër.
Er was eens een koning van Arabic, die
alles had' wat zijn hart begeerde, grooien
rijkdom, gezondheid, jeugd, macht on roem.
Omdat hij een goed, wijs koning was,
had het volk hem lief, want hij deed nooit
eenig kwaad', doch nooddo integendeel de
armen te gast op zijn weelderige maal
tijden.
De koning had een voorliefde voor al wat
zoet wasdie smaak was hem eigen ge -
weest sinds zijn kindsheid, toen hij een
arme herdersjongen was ©q met zijn ka-
meelen in de woestijn van schralen kost
leefde. Eiken dag zag hij, hoe de apen i°
de dadelpalmen klauterden en zich aan de
zoete vruchten te goed deden, doch hijzelf
was te klein en niet sterk genoeg voor zulk
een klimpartij. Toen hij op den rug van
een kameel ging staan, om de dadels te be
reiken, wierpen de brutale apen hem met
dadelpitten, als om hem te bespotten.
,,0," dacht hij, ,,was ik maar een aap,
dan kon ik eiken dag mijn hart ophalen
in plaats van nu te moeten leven van kar
meelcnmeJk, kaas ©n bittere boonen."
Nu was hij een rijk koning en kon dadels
eten zooveel hij wilde, terwijl de apen in
hun kooien vol afgunst toezagen cn hij at
als een schooljongen. Toen de dadels hem
verveelden bestelde de kexning Perzische
honingkoeken cn toen hij de koeken moe
was, nam hij perziken, in honing geconfijt.
Die voldeden hem een tijdlang, toen wer
den andere vruchten gebruikt, docb alle
stonden hem in het laatst tegen.
,,Kok," zei de koning, „bereid mij iets,
dat zoeter ie dan suiker. De zoetigheden,
die gii mij rooft, kan ik niet meer zien."
De kok stond verstomd, want hij had het
geheel© Oosten reeds doorzocht, om iets te
vinden, dat het gehemelte van den koning
kon streelen.
,,Ik zal gebak uit Europa laten komen,"
dacht hij. En hij deed dat.
Karavanen kwamen aan, beladen met de
fijnst© zoetigheden, van do zoetste jams tot
toffie in alle soorten. Er waren doozen
met mooie spreuken en doozen met schilde
rijen ©r op, choooladc-crême uit Parijs, ear
ramels in allo smaken, bor6tplaat-harten,
gemberkoek eu speculaas. Wat kan een
koning inccr begecren 'I Hij nep zijn vrouw
en kinderen, opondc de doozen cn deelde
zooveel uit, als zij eten kondon. Dit duur
de een week, toen kreeg do koning maag
pijn on zijn vrouw en kinderen eveneens.
„Neen", zeido do koning, die des nachts
niet &Lapen kon, „dat is niet uit te staan
Kok, heb ik je niet bevolen mij iets te
leveren, dat zoeter is dan suiker?"
„Heer," riep de kok, terwijl hij zich ter
aarde wierp, „uw getrouwe dienaar heeft
te vergeefs drie worelddcelen doorzocht, om
uw koninklijken smaak te bevredigen."
„Domkop," riep de koning, ,,en toch heb
je niets anders kunnen bedenken dan sui
ker, chooolade, enz. Geef mij iets veel zoe-
ters."
Do kok sidderde; hij wist, dat zijn hoofd
op het spel stond en wilde iets zeggen,
maar de koning draaide hem gramstorig
den rug toe en verwijderde zich.
Het was tegen den avondde zon was
juist ondergegaan en de koning zat alleen
in zijn mooi en tuin. Het was er zoo heor
lijk en rustig, en hij bogon zich af te
vragen of de kalme avonden zelfs niet zoe
ter waren dan chocolade.
Plotseling verscheen er een arme vrouw
met een zoontje van vier jaar aan de hand'.
Moeder en kind zagen er afgetobd uit, zij
hadden een langen weg afgelegd en waren
nu in don tuin verdwaald. Toen de koning
zag, dat de zwervers hongerig waren, kwam
©r een denkbeeld bij hem op
„Slaaf," zeide hij tot zijn bediende, die
op eonigen afstand zijn bevelen afwachtte,
„breng zoovele doozen zoetigheid hier, als
gij dragen kunt."
De slaaf vertrok en keerde spoedig terug
met vier groote doozen, gevuld' met aller
lei lekkernijen.
„Stort don inhoud uit op het gras", zei
de koning, en Bij dacht:
„Die arme vrouw en haar kind hebben
natuurlijk nooit van deze heerlijkheden ge
droomd. Wat zullen zij het lekker vicdeni
„Eet zooveel gij wilt," zei do koning tot
de zwer.vers.
De moeder brak een stuk koek af en gaf
het aam den knaap. Hij hield het m de.
hand, doch hij at er niet van.
„Ik begrijp het al," sprak de koning,
„de jongen is dorstig, nu hij zoo lang in
die hitte geloopen heeft. Slaaf, breng friscb
water uit dc bron. Er is waarlijk nog iets
zoeter dan suiker en dat is het lesschon
van een brandenden dorst."
Do jongen dronk, doch nam nog niets
van de zoetigheden. De koning had er plei-
Nu bezag Caroline zc ook met belang
stelling on bad spoedig uitgemaakt, dat ze
tijdens do regecring van Hendrik de Ze
vendon geslagen waren en voor verzame
laars groote waarde haddon. Zoodra zij
hiervan zekerheid hadden, namen de jongo
dames haar voorzorgen dat Hopkins do
schat niet kon verduisteren. Op iodor
muntstuk maakten zij een teokentje, on
zichtbaar voor hot blooto oog, doch zeor
goed waar te nemen door een loupe. Daar
na verzochten zij haar vader den heer
Harvy to schrijven en hom to melden, dat
do vondst op ongeveer drie- of nor dui
tend guldon geschat kon worden.
Eenigo dagen na den val dor schoor-
steenen, terwijl Marie ©n haar zusjes aan
het werk waren, kwam er een oude vrouw
hinnen met een zakdoek over haar hoofd
en een mand onder den arm, zij steunde
op een stok. Over do schouders droeg zij
twee rood bonten zakdoeken, geen kousen,
slecht© schoenen en een rok die haar tot
de knieën kwam. Men had haar, „moeder
Zoekster'' genoemd, omdat zij reeds jaren
lang do gewoonte had, in alle slooten to
graven, hopend© een schat t© ontdekken.
Haar was in haar jeugd voorspeld» dat rx
binnen twintig mijlen in den omtrek een
6ohat zou worden gevonden, eenge dagen
vóór St.-Patricius.
Deze voorspelling had een diepen indruk
op haar gemaakt. Overtuigd, dat zij waar
heid bevatte, en het geld zou worden ge
vonden door dengenc, die er het ijverigst
naar zocht, verkwistte zij aan dit vruch
teloos gezoek al haar tijd, verkocht eerst
haar meubels, toen haar kleeron cn troostte
zich met do gedadito aan den schat, dien
ze zeker vinden zou. Men gaf haar van
tijd tot tijd een aalmoes, maar zij was zoo
lui, zoo traag, dat haar ellende eiken dag
grooter werd.
Moeder Zook6tor was bijna zestig jaar
geworden, zonder een gelukje te hebben
gohad, zij had geen bed om op to slapen,
geen dak om haar te beschutten, geen
stuk brood om t© eten. Zij loefde van gif
ten en gaven, cn rekende meer op het toe
val, dan door eigen arbeidzaamheid iets t©
verdienen.
Marie", zcide zij, „geef mij een aard
appel en nog iet© anders. Ik heb vandaag
nog niets over do lippen gehad."
„In het geheel niets?" „Niets anders dan
een slok water." Marie gaf haar dadelijk
molk en een paar aardappelenzij vond
het vreeselijk, eon vrouw van dien leeftijd
in zulko omstandigheden te zien. De oude
zeide, dat zij meer van bier hield dan van
melk, maar dat kon en wilde Marie haar
niet geve el toer koe© do "wouw eieren
voor haar geld, ging brommen do bij het
vuur zitten en vroeg na een oogenblik:
„Wat hebben jullie gedaan mot den
schat, dien je gevonden hebt?"
„We hebben hem naar den heer Hop
kins gebracht," antwoordde Marie.
„Zoo gek zou ik niet geweest zijn," her
nam de oude vrouw. „Als het geluk tot ons
komt, moeten wij van de gelegenheid ge
bruik maken... ik ga in het kasteel zoe
ken, ik laat geen steen op den anderen,
want ik ben overtuigd, dat er nog een
schat is en dien zal ik wel weten te be
machtigen."
Marie schrikte, zij dacht aan hot voor
gevallene en aan do gevaren, die er uit
voortvloeien zouden, als zij de oude vrouw
het plan ten uitvoer liet brengen.
„Maar dat meent gij immers niet!" zci
de zij. „Hot kasteel is zoo bouwvallig, dat
het wel kan instorten, zoodra gij de fon
damenten aanraakt.."
„O, wees maar niet bang, ik zal mijn
voorzorgen wel nemen."
„En bov. dien, waarom denkt gij dat er
nog een schat is?"
„Ik weet zeker, zeg ik je dat er nog
een is."
Met do handen in de zijden verklaarde
zij luid dat zij ging zoc-ken, dat do wee
zen het haar niet beletten konden en dat
deze, als zij er zich togen verzetten, zonden
zien met wie zij te doen hadden.
hoeveel moet ik u gjven voor de
zier iu mei eigou hand alles uit te zoeken,
wat hij lckkei vond cn bel bij den jon
gen neer to leggen, die eindelijk omringd
was uuor eon neig vau lekkernijen. Maar,
hoowol hjj nu cn dan greep naar iets», dat
er bijzonder verlokkenu uitzag, proefde bij
er niet van. Zijn oogen wcraen kleiner nu
kleiner, tot zij zich op bet laatst bloten
en de kleine sliep op de zodenbank.
„Wat," zoide cie koning, „slaapt hij?"
„Ja," antwoorddo de moedor.
„.En heeft hij al deze lekkernijen vor-
braaad V'
„Ja, heer, er is iete zoeter dan suikef,
en dat is do slaap."
„Maar dat is juist, waarnaar ik te ver
geefs in drie worolddeelen gezocht heb,"
zeide de koning verbaasd. „Slaap? Wat.
beduidt dat, zoven nachten lang hob ik
geen oog dicht gedaan!"
„Wordt ais een kind, heer, en gij zult het
begrijpen 1"
,.Wat, ben ik niet als een kind geweest?
Geen kind was ooit. begeeriger naar zoe
tigheid dan ik."
„O, heer, niet een kinderlijke begeerte,
doch een kinderlijk hart, eon werkzaam ©n
matig leven doen een vreedzamen slaap
neerdalen op onze oogleden."
„Slaaf!" riep dc koning.
De slaaf naderde.
„Werp al die doozen met, den inhoud in
de rivier. Laat een vleugel van het palcis
in orde brengen voor die vrouw cn haar
kind. Dadelijk zal ik haar raad opvolgen,
want zij is wijzer dan ik en dan al de
wijzen uit mijn koninkrijk. Zoeter dan sui
kervreemd, dat ik het eindelijk ge
vonden heb. En het, werd donker in don
heerlijken tuin, cn o!o koning was er niet
meer. Hij lag in de armen van den slaap en
had dat ééne gevonden, dat zoeter is dan
honing, suiker cn alle lekkornijen der we
reld."
Koe de Chineezen er toe
kwamen een sftaart ie dragen.
In oude tijden was Mandsjoerije onder
worpen aan China. De vorst van het eerste
land zond eens een minister van staat met
de gebruikelijke geschenken naar Ohina,
om belasting te betalen.
De Ohincesche hoogwaardigheidsbekle
ders wilden den Mandsjoerees bespottelijk
maken en scheerden hem daarom het haar
af alleen den staart overlatende. Zij trok
ken hem con lang kleed aan, dat van voren
on van achteren een ingezet stuk van go-
borduurd laken had, en waarvan dc mouwen
den vorm van paardenhoevon hadden.
gelofte, dat gij aan den schat niet meor
zult denken?"
„Met drie guldon ben ik tevreden."
Marie gaf het geld, in do hoop, dat zij
nu van moeder Zoekster ontslagen zou
zijn, maar daarin vergiste zij zich. De
week was nog niet om, of de oude vrouw
kwam haar weer geld vragen. Daarna
kwam zij eiken dag, en Marie, die geen geld
meer had om haar to bevredigen, riep
uit:
„Tot nu toe heeft do ontdekking van die
schat ons nog niet veel geluk aangebracht,
het tegendeel is waar, en ik wilde, dat
wij hom nooit gevonden hadden...
Marie vormoedde op dat oogenblik nog
niet wolk kwaad do heor Hopkins haar
wildo aandoen. De zaakgelastigde van don
heer Harvy meende dat do ontdekking van
den schat slechts bekend was aan hem en
aan do weczen, en hij besloot, zich dien
geheel toe te eigenen. Hij was zeer ver
baasd, toen hij eon paar weken later een
brief kreeg van den heer Harvy, die hem
nadere inlichtingen omtrent do vondst
vroeg. Do heor Hopkins antwoordde, dat
do zoogenaamde schat volstrekt geen warr
el© had, omdat dc munten volstrekt niet
echt warenniet afkomstig uit don tijd
van Hendrik den Zevendon, on wal. lvt
metaal betrof, dat dit noch goud. nucli
zilver was.
Hij voegde aan zijn schrijven toe dat in-
dieo. ie gevonden schat werkelijk uit goud-
Zij hingen hem een snoer koralen om, zot
ten hem een pet op met een kwastje cn
trokken hem zwarte schoenen aau. Toen
zeiden zij
„Dit is, een zeer mooie dracht, dc Keizer
Wt-iibrht u zoo te ontvangen.
De mandsjooreesclie minister was venukt
en ook zijn vorst was er mee ingenomen, llij
gelastte allen mannen, voortaan hun hoofd
kaal te schoren en een staart te dragen.
De Mandsjoereeson vonden, dat het. heel
goed stond, maar in werkelijkheid had het
ten doel, hen te vernederen. De Chineezen
zagen op hen neer als op dieren en verge
leken hen met paarden. Het kleed, met het
geborduurde vierkant van voren en van
achteren geleek op een zadel, het snoer ko
ralen stel do de teugels voor, de puntige,
over de handen hangende mouwen waren
te vergelijken met de hoeven van het paard,
evenals dc zwart© schoenen. Dc muts met
het kwastje verving dc manen, terwijl de
vlecht dc staart verbeelden moest.
Een man, die op die manier gekleed is,
gelijkt, als bij op handen voeten loopt
veel op een paard en dat. idee had de Chi
neezen geleid, toen zij den Mandsjoerees zoo
uitdosten.
Later, toen China onder het bewind van
Mandsjoerije kwam, moesten alle Chinco-
schc Mandarijnen zich op deze wijze, kleeden,
en ook het. volk moest deze dracht aanne
men in zooverre, dat alle mannen hun hoof
den kaal moesten scheren op een vlecht, na.
Zoo waron de Chineezen rui verloop van
tijd verplicht dc dracht, bedoeld om den
Mandsjoerees te vernederen, zelf aan te no
men voor galakostuum.
Ingez door Hendrik Botormajis.
I.
Mijn geheel is een Nedorlandsoh© stad
en bestaat uit 9 letters.
7 8 8 9 staat gelijk aan nul.
2 2 3 is en deel van een halm.
1 2 2 9 is een dier.
5 6 is een voorzetsel.
4 2 6 7 is het tegenvergestelde van kort'.
Ingec. door „Populierentak"
II.
Een ding, dat jongens zeer verheugt,
Geef ik u hier te raan,
1 2 3 4 5 is een dier,
't Vliegt 's zomers af en aan.
5 6 1 4 2 is aan het huis,
En 7 6 met 4
Biedt, menig schip een schuilplaat© aan.
Welk woord bedoelt men hier?
stukken bestaan had, de weczen die moes
ten verruild hebben, alvorens ze hem te
brongen.
Marie, haar broer en zusjes stonden ver
baasd over die beschuldiging.
„Het is meer dan schande," zei Peggy
„Laten wij ons er maar niets van aan
trekken,'' zei Edmond, „Hopkins is een
slechte man, hij weet- heel gord lioe do zaak
zich heeft toegedragen on beschuldigt ons
valsch, maar wij hebben een zuiver gewe
ten wij zijn eerlijk en wat kan het ons dan
schelen, wat men van ons zegt."
„Dat is waar," antwoordde Marie,
„maar onze goede naam zal er misschien
onder lijden."
„Wees daar niet bang voor, zusjes,
ieder weet dat wij eerlijk zijn en niemand
zal aan Hopkins geloof schenken."
Doch Edmond vergiste zich. Hopkins
maakte veel ophef van de zaak cn droeg
zorg dat zij weldra in do couranten be
sproken werd, zoodat iedereen begon te
gelooven dat do weezen zich aar» ccn groot©
oneerlijkheid hadden schuldig gemaakt.
Zelfs zij, die do kinderen van nabij ken
den, meenden dat Hopkins do waarheid
sprak en zoo begon langzamerhand de
tegen do weezen ingebrachte beschuldiging
een zekeren schijn vaai waarheid te krij
gen.
Do leelijke praatjes, die Fopkins ver-
j spreidde waron tot nog toe niet doorge-
III.
Mijn geheel bestaat uit 7 letters en is
een werelddeel.
1 5 6 7 is een meisjesnaam.
6 1 2 is een ding, dat men bij zijn toilet
gebruikt.
1 4 5 3 is ccn jongensnaam.
2 5 3 1 is een ijverig beestje.
1 4 is oen ijsvermaak.
6 1 4 is een voertuig.
Nu wie raadt wat ik moet hebben!
Ingez. door Gerard Loozen.
IV.
Mijn geheel bestaat uit 10 letters ea is
een stad in Limburg.
Een 10 2 3 6 5 is zeer lekke?.
9 7 5 is een klein paard.
6 3 5 is een knaagdier.
2 4 zit aan eon wagon.
1 2 2 4 is een bekende rivier,
t 3 3 6 ia oen verkorte moisjesnasuxL
Een 9 3 6 10 bezat iedereen.
Een 4 8 9 3 6 ie een visoh.
Komt kinderen doet uw beet.
Gij raad het nu gewis.
Ingez. door Albertus SehenJL
V.
Schier alles, wat de measch bedrijft,
Wordt door mijn hulp gedaan;
Ontneem mij 't hoofd, ik breidel 't ros,
Dat voortrent. op zijn baan;
En zoo go ook dit het hoofd ontneemt,
Dan vindt ge een bloedverwant...
Wie zegt, mij nu 't bedoelde woond,
Ik hielp u trouw eon hand.
Ingez. door „De twee lachebekje?".
In drie talen.
Een zwervende jongen was door de poli
ty aangehouden, maar zij konden hem niet
verstaan, want hij kwam van een vreemd
land.
„Waar woon je?" vroeg een der agenten
Geen antwoord.
„Versta je Engelsch?"
Geen spier van het gelaat vertrok.
„Versta jo Fransch?"
Nog geen antwoord.
„Versta je Duitsch?"
Evenmin succes.
„Ik heb den jongen vruchteloos in'drie
talen ondervraagd", sohreef hij daarop in
zijn proces-verbaal
Ingezonden door Johanna Parlevfiet.
Model-gel ukwcnsch.
Oom: Nu ventje, ik wensch je een geze-
drongen tot de ruïne van bet kasteel,
waar het kleine gezin teruggetrokken leef
de en werkte. Maar op zekeren dag toen
Marie naar een kennis in <1© buurt was ge
gaan om haar pantoffels to verkoopen,
kreeg zij te hooron:
„O, meisje, met u wil ia niets le doen
hebben. Ik doe geen zaken met lieden, die
don schat van het kasteel Rossmore ver
duisterd hebben."
En al vorteldo Marie haar ook haarfijn
wat er gebeurd was, men geloofde haar
niot, cn zeide haar, dat hot van algimeene
bekendheid was dat zij do gevonden goud
stukken voor waardeloozo munten ver
ruild had.
Hot meisje was geheel van streek en
wist niot waaraan do afkeer too te schrij
ven waarvan zij het voorwerp scheen te
zijn; zij troostte zich over haar verdriet
mot de gedachte aan do twee vriendinnen,
die haar eerlij kb kenden, en beloofd
hadden baar ten 'ui tijd© te zullen bij
staan. Isabella on irolina waren worke-
lijk overtuigd van dc eerlijkheid dor wee
zin... doch hot stoffelijk bewijs, hot eenig©
dat d© beschuldiging had kunnen ontzenu
wen, haddeu zij niot in bandon.
Hopkins hield vol, dat hij tooit goud
stukken had ontvangen, en do bescherming
die do beide zusters don weezen verleem
den, deed baar geen goed in de achting dor
dorpelingen. (Wordt yexwnigdi-