VOOR DEJEUGD IE-IDSCH DAGB1AD 1 Goede oDlossiagen ontvangen van: No. 14958. Woensdag* 25 November. Anno 1908. Be geschiedenis van een pop, die sciiipbreuü ïeed. De kleine jager der Faroër. 'gend Nieuwjaar en dat je alweer een jaartje wijzer en beter naoogt worden." Neefje (die geboord heeft, dat men voor alles beleefd moot zijn): ,,L)auk u oom, ins gelijks." Een nieuw spel. Moeder: „Wat spelcu jelui tocb, kinde ren?" Jantje: „Wij spelen studentje, ma Moeder: „Studentje? Wat is dat voor een spel „Jantje: „Pietje heeft een dubbeltje van mij geleend en wil het niet teruggeven." Onze dienstboden. „Japsje, ga eens op den barometer kijken hoe hij staat?" Jansje (terugkomende): „Mevrouw, hij staat op vijf minuten voor veranderlijk." Kindertrots. Mijn vader is dokter. Hij geneest de zie kenEn wat doet jou vader? „Die doet heelemaa* niets! Hij is lid van de Tweede Kamer." Veranderlijk inzicht. Gramstorige Moeder: „Wel Jantje met wicn heb je nu weer den ganscbcn dag langs de straat gezwalkt?" Jantje: „Met het zoontje, van den Burge meester." Moeder: „O, dus he-b je een prettig wan delingetje gemaakt." Uit do school. Meester: „Jantje, hoe spel je het woord brood?" Jantje: „Broo t." Meester: „Do Vries en Te Winkel spellen het met een d, Jantjo." Jantje: „Dat kan wel, meester, maar u vroeg mij niet hoo De Vries eh Te Winkci act spellen, maar hoe ik het spel." Op een beetj© na. ,,Ja, dat is wel aardig. Mijn broer is op den 16den Juni, mijn zuster op den 16deu Juli, en ik op den 16 Augustus geboren." „Gunst ja, jullie bent dus bijna drie lingen. Je zou zeggen." Oplossingen der Raadsels, i. Boekenli anger. II. Correspondentie. III. De appel valt niet ver van den boom. IV. Piot Hein. V. Witte kind. H. Botermans, „Narcis", Jacoba Eg- gink, Jan de Wilde, Mario Schoevers, G. v. d. Linden, Jos. Strotmann, Gorard Ot- ten, Henri Vorst, Neeltje Hulsbos, „Prins Willem", Cornelia van Alphen, Elizabeth, Alida en Jan de Groot, Marie Blansjaar, Eduard en Piet Pley, Wilhelmina van Iterson, Jaap Lankamp, Truus van de Brande, „Miranda", „Tijgervinkje", A. en Joh. Wcmpe, Bertus Jansen, „Graaf Zeppelin", B. J. de Wit, „Yfaldemar", Johan en Francina Tendeloo, P. do Wit, Piet Borrani, Tromp en Joseph Dingjan, Johan de Graaff, „Wittekind", „Jules Vcrne", „Dik Trom", Greta Nieuwenburg, Abraham Sirag, „De kleine Heide", Jozef Beenakker, Geertje van Evert, Maria van Evert, Frans van Hoeken, Abraham van Rosmalen, Johanna Goddijn, Dora de Wilde, „Meitakje", F. en Alida Hüner, Philip v. d. Drift, Bernard Zwetsloot, Chr. Brouwer, Anna Veerman, „Do Tweelin gen", Martha, Gerard en Anton Loozen, Gerrit Bijlevcld, Adriana de Kier, „Zon nestraal," Paulus Frank, Jan en Willem CJouvée, Cor Dirkse „Do drie Rozenknop jes", Johan en Anton Janssen, Bavius Holswildcr, Reinicr du Pon, „Do twee Kleintjes", Jacobus en Teunis Smittenaar, „Da twee Lachebekjes", „Beatha", Israël Slager, Jan en Marie v. d. Bosch, Maartjo van der Velden, Josephina van Wijk, Nel lie Buitendijk, Cato Hasselbach, „Zand oogje", Nicolina en Margaretha Smit, „Gebroeders", J. Marie Verhoeven, Han nes van Heusdcn, „Iwan", Ja-nnii; Ver hoef, Jansjo van den Born, „Speurhond", Oath&rina van Bcmmel, „Herderinnetje", „Piet Hein", Wilhelmus de Jongh, „Po- puliercntnk", M. Halbmcyer, Jansje en Johanna Sclier, Gorard Paulides, „Kruid je-roer-inc-niet", Jan van Poelgeest, Jo han Langezaal, Cato van Dorsten, Willy en Cato Vink, Hendrik Krickje, David Oudshoorn, M. P, Oudshoorn, Wilhelmina Blok. P. J. Coffrie Jr., „Muurbloem", Herman Popp, Christina Werk, Bertus KeuU, Jan SpoaüB, Dirk Spaans, Jan en Mario do Graaf, Albcrtus Schonk, M. Neu- tcboom, Herman Punt, W. Verkoren, Wil lem Veldhuyzen, Martina Verstraaten, P. Ammerlaan, L. M. Wervelman, „Do twee Waterleliën", te Leiden. Cornelia do Vries, Maria Roos, M. Roos, A. v. Nieuwkoop, Lena den Elzen, K. do Vries Czn., W. v d. Veer, M. van Haas trecht, te Haarlommer neer. „Witte Lelie", Cor on. Pietje Viseer, te K a z e r s w o u d e. Klaas Doeswijk, Jan Los, T. Spaarga ren, D. van Nieuwkoop, Cornelia Leyen, Mietje Koek, Joh. van Nieuwkoop, te Kaag. „Strandlooper", to K a t w ij k. Odilla Wernink, te Koudekerk. „Albatros", to Leiderdorp. Cornelia Koemans, te N o o r d w ij k. Wilhelmina Bak, Anton Gadri, to O e g s t'g c e s t. Pieter Oostenrijk, Daniel do Mooy, „Broer en Zus", Anna en Adriaan de Mooy, Cornelia van Iterson, Samuel Star, te Rijnsburg. Antje van Til, M. en R. de Ruytcr, te Voorschoten. Jo Bergman, C. C. van Nieuwkoop, te Warmon d. Maarten van Donk, Johanna Parlevliet, te Z o o t. e r w o u d De prijzen vielen ten deel aan: „Zonnestraal" to Leiden, en Cornelia Leyen to Kaag. Correspondentie. „K r u i d j e-r o e r-m e-n i e t." Ik ben verlangend te vernemen wat de dokter van je toestand gezegd heeft en hoop dat je moe de moeite wil nemen mij een paar regels te schrijven. Ik begrijp wel, dat je het liefste leest, het verdrijft den tijd' en ontwikkelt, doch op den duur zal het je toch wel erg ver moeien is het niot, kindje? „Sneeuwwitje." Zoo meisje, ben je besloten weer niet ons mee te doen Dat doet mc genoegen en ik hoop dat je het nu niet zoo spoedig zult opgeven. H. van Heusl'en. Rebussen waar teékeningen bij te pas komen, kunnen niet geplaatst worden. ,,G ebroeder s." Ik vind het doel van jullie inzameling heel mooi en begrijp b?st, dat het veel van je beschikbaren tijd in beslag neemt, daarom zal ik me gaarne met een kort briefje tevreden stellen. Cato H a s s e 1 ba ch. Met genoegen vernam ik uit je vriendelijk schrijven, dat broer het zoo goed' maakt en reeds begint te loopon. Jullie zult nu wel erg goed op het kleine ventje moeten passen, want nu wordt hij gevaarlijk. „Muurbloem." Niet alleen moet ik rekening houden met de beschikbare plaats ruimte, doch ik beantwoord alleen die briefjes welker inhoud mij daartoo aanlei ding geven. Herman Popp. Als je pas zulk mooi teekengereedschap gekregen hebt, moet jo mij eens een proeve van je bekwaamheid toezenden, wil jel „De twoe Kleintjos." Als jullie op de kweekschool gaat, kan ik mo wel voor stellen, dat je veel moet leoren on dus wei nig tijd over hebt om aan ons blaadjo mede te werken. Ik twijfel echter niet, of met. een bcetjo goeden wil aal jo beurtelings wel oen oogonblikjo kunnen vindon, om de raadsels enz., op te lossen. Vriendelijke grootjes. Jacobus S m i 1.1 e n a a r. Vriende lijk dank voor je mooie prentkaart, Als je briefje tijdig bezorgd werd, begrijp ik niet waarom ik je naam niet vermeld' z.ou heb ben. Wellicht verzuimde jc je briefje te on- derteekenon Wekelijks tocb ontvang ik on- getcokcndc oplossingen On briefjes. Philip v. d. D r i f t. Als het reeds zes weken geleden is, dat je mij eenige raadsels toezondt-, kan jc veilig aannemen, dat ze niet voor plaatsing geschikt waren en verzoek ik je mij opnieuw iets te willen zonden. Jc meet trouwens bedenken, dat hoe meer je inzendt, hoe meer kans je hebt dat er iets bruikbaars bij is. „A lbatr os." Je moet er steeds voor zor gen, dat de oplossingen uiterlijk Maandag 12 uur aan ons bureau bezorgd zijn Frans van Hoeken. Aangenaam kennis te maken nieuw raadseIvriendjeJe medewerking zal mij zeer aangenaam zijn. Jo briefje zag er, voor een jongen van je leeftijd keurig netjes uit. ,,M iranda." Zeker mag je ook met ons meedoen, heel gaarne zelfs. Wat je mij alzoo van Sint-Nicolaas verrassingen vortclt, vind ik nogal aardig cn moet zeggen, dat jullio er slag van hebt, je huisgenooten te foppen. In ieder geval zal ik mijn voordcel doen met hetgeen j^ me geschreven hebt en maar goed uitkijken als men mij soms een „rollade" mocht sturen. Vriendelijke groe ten. Charley Ball. Me dunkt dat je met een beetje goeden wil, toch wel een oogen blikje zult kunnen vinden ora de raadsels op te lossen. Als jc pas met vioollessen be gonnen bent, zal jc nog wel niet langer dan één halfuur per avorn. studeeren, is 't- wel? Hoe lang ben je reeds in Holland Je in genomenheid met heb gewonnen prijsje doet mij veel genoegen. „Jules V e r n e." Wel neen vriend, niet allo raadsels, die de kinderen mij toe- zendcD, kunnen goplaatst worden, want het mccrondeel is daarvoor niet geschikt. Als de kinderen bij het samenstellen van nieu we raadsels een beetje oplettender wilden zijn, zou ik niet zooveel behoeven af te keu ren. Abraham Sirag. Je stuurt mij een gekleurde teekening, voorstellende een. luchtballon, waarin vader, moeder en drie kinderen hebben plaats genomen en vraagt mij: „Hebt u wel eens er ingezeten, of zoudt* u niet durven?" Ik moet je daarop ant woorden. dat ik nog nimmer in een lucht ballon heb gezeten, maar dat ik het best zon durven. Althans, zóólang het gevaarte op den grond staat, maar zoodra het zich in beweging stelt, ga ik er uit. Zoo durf ik ook in een leeuwenkooi te gaan, zoolang er zich geen leeuw daarbinnen bevindt. Ik ben dus zóó heel bang niet uitgevallen en denk dat jij er precies eender over denkt. >>T ij g e r v i nk j e". Of ik cr tegen heb, dat je je schuilnaam verandert cn dien van „Tijgervinkje" aanneemt? Volstrekt niet, maar ik moet tot mijn schande bekennen, dat ik nimmer van dien vinksoort gehoord heb. Wel ken ik den gewonen vink, ook Bchildvink genaamd, ook den Groenleng oïv Vlasvink, verder den distelvink of putter, het sijsje, dc kneu, enz. Maar „tijgervinkje", neen, zoover reikt mijn kennis dor vogel soorten miet. Wees zoo good mij hierom trent cene in te lichten. MARIE VAN AM STEL. ■■i ■Ah J 5 J J 1*6*1 05 I a I I S 8 011 Mgnljlmli I&dêl g hul I g I e e »l lh 81 I ««*.„•7- IL'f•A.'edL'e'A' JL'ik* j 'jbJb«i. ,'7«A» t«L' t •JLTÏTJL* i 00*et6é*ê*666666ê Aan boord van het Fransche koopvaar dijschip was rouw. Het vijfjarig dochtertje ran den kapitein had haar pop van zwart aelluloid over boord laten vallen, do pop, die haar vriendin was geweest, zoolang zij zich herinneren kon. Nikkertje noemde zjj haar, omdat zij zooveel op een heg*»- rinnetjo lcok. Wat hield zij veel van dat grappige, glanzend zwarte popje, met haar glim lachend, zwart gezichtje, roodo lippen en krullend zwart haar. Hoo graag kleedde zij Nikkertje in baar mooie roode jurk, roode kousen en roodc schoentjes, met witte linten vastgemaakt. Nu had zij haar helaas over boord laten vallen in de schuimende golven en ondarkg do vereen de pogingen van do bemanning, die uit sluitend uit trouwe vrienden van Loon je bestond, kon do kleine zwarte pop nan de zielsbedroefde eigenares niet worden terug gegeven. Het is niets, lieveling, ik zal in HtL- vre wel een andere pop koopen, die pre cies op Nikkertje gelijkthier heb je geld genoeg voor zes poppen," zei Leon ie's vader, terwijl hij zdjn groote, verweerd? hand in den zak stak en er een goudon 1 muntstuk uit haalde, dat hij met een kus aan het kind gaf. Doch goud en kussen vermochten Leonie al evenmin te troosten als de belofte van i haar vrienden, dat zij, als zij aan den wal waren, koopen mocht, wat zij wilde. Arme, kleine Leonie. Het was haar eer ste. echte verdriet. Toen haar moeder stierf, was zij nog te jong om te begrij pen, wat dit bcteekende. Haar leven was tot op dezen dag volmaakt gelukkig ge weest. Zoolang zij zich herinneren kon, was zij te land cm ter zee haar vaders kameraadje geweest; met hem was zij reeds bijna de geheele wereld door gereisd en de ruwe zeeman had haar zóó lief, als het een vrouw slechts mogelijk zou zijn geweest. Leonie wist niet. dat er spoedig een tijd zou komen, dat zij het zeeleven zou moe ten vaarwel zeggen, om bij een tante, te gaan inwonen, in dc nabiiheid van Parijs, om dn ar school to gaan. Evenmin wist. zij hoe haar vader de dagen en weken, die nog moesten vcrloopen vóór de scheiding, haar wel had willen vasthouden. Indien iemand haar gezegd had. dat zij beiden zouden moeten scheiden, dan zou haar hartje waarlijk gebroken zijn. Papa, papa, miin popje is weg, mijn lief zwart popie. Zij zal verdrinken en door de vi&sche-n worden opgegeten. O. wat moot ik doen?" snikte Leonie, toen haar vader haar in zijn sterke armen sloot. Neen, lieveling, popje zal niet ver drinken. Zij bliift. drijven en bii dezen wind gaat zij naar Engeland, waar rïi op het strand zal worden geworpen. Daar zal zij worden gevonden door een Engelsch' meis je, dat haar zal meenemen en heel veel houden van het zwarte popje, dat do zee haar heeft gegeven. Jean de scheepstimmer man heelt onder Nikkertjes roodc jurkje haar naam, diou van haar eigenares en dien van het Fransche schip op haar ragjo ge krast. Het Engel&che meisje zal aan haar ouders vragen, wat dat beteekent on clan weten, dat het oen Fransche pop is, is dat riet aardig?" Het gebeurde, zooals do kapitein gezegd had. Nikkertjo werd op c.on lief plekje in het Zuiden van Engciard nan land' gewor pen. waar zij in do zon lag te drogen, do<~ zondor haar roodo jurkje en haar kousen, want die waren door de golvon wegge spoeld. Plotseling werd zij opgepakt en dikke vingertjes mot kuiltjes betastten haar. O, Nora 1" riep iemand, kijk eens wat ik gevonden heb. Een zwarte pop 1" Het kind, want die iemand was een kind, lachte op zilveren, helderen toon. Toen kwam Nikkertje in een paar groo- fcere handen, die haar om en om draaiden. O, kijk eens," riep Molly, op haar rug staan letters gekrast. Wat zouden zo bcteekenen? Ik kan het niet lezen; wij zul len het moeder vragen." Moeder, moeder, kijk eens, wat wij ge vonden hebben,'' riepen Nora en Molly te gelijk. Een zwart popjo en op haar rug staat wat geschreven." Haar moeder, mevrouw Lloyd, nam de pop a.an en vertaalde in het. Engelsch: Nikkertje, toebehoorendo aan Leonie de Fontaine, 4J jaar oud, dochtertje van den kapitein van hot Fransche schip Ma rio Blanche." Arme, kleine Leonie," zei de dame, „wij moeten zien uit te vinden, waar zij is, en haar haar popje teruggeven. Be waar Nikkertje maar goed. Wij zullen niet rusten vóór wij het eigenaresje gevonden hebben." Zoo hield Nikkertje langen tijd verblijf in een gezellige Engelscho kinderkamer, vertroeteld door twee Engelscho kinderen, die dagelijks aan haar moeder vroegen of deze ook iets van Leonie had gehoord. In Fransche en Engelsch© couranten wa ren advertenties geplaatst, doch het oog der belanghebbenden was er nog niet op gevallen. Eindelijk kwam er een brief. De kapitein had een advertentie betreffende de pop ge lezen, en daar hij in een Engelscho haven lag, niet ver van de woonplaats der Lloyds, schreef hij, dat hij met zijn doch tertje de pop zou komen halen. O, wat waren die Engelsche kinderen blij en wat stortte Leonie tranen van vreugde, toen zij haar verloren lieveling terug bad. Met Nikkertje bad zij Engebcho vrienden gevonden en dc twee kleine meisjes be schouwden haar van nu af als het Fransche zusje. Wat was natuurlijker, dan dat Leonie voor haar opvoeding bij Nora en Molly Lloyd in huls kwam, waar alles leven en vroolijkheid was, in plaats van naar Parijs te gaan, naar een bloedverwante, die zit nooit gozien had. Zoo werd Nikkcrtje's ongeval de oorzaak van een hechte vriendschap tusschen het Fransohe kind on haar vador en do Engel sche familie. In zijn vrijen tijd had de ka pitein dikwijls drie kinderen aan boord in pLaats van een. Natuurlijk was Nikkertje altijd van de partij en de kapitein lachte dikwijls, als hij haar glanzend zwart gezicht met dc laohen- do blauwe oogen zag. Ja, Ja," zoidc hij dan, Nikkertjes avontuur heeft ons Engelscho vrienden be zorgd." Dichtbij do onbewoonbare pooistreket- sbrekken zich do scherpe rotsen der Farócr in zee uit. Op die onvruchtbare eilandjes leven eenige visschers, die gehard zijn IcgoE ijskoude rukwinden, ontbering en vermoeie nis. Op een morgen beklommen drie kinderen, voorzien van een lang touw, een net en ecu knapsak,- langs een nauw paadje een der hoogste en steilste rotsen. Do twee oudsten hielpen het jongste, wiens voet telkens ijiïV gleed. De wind deed hun kieltjes opzwellen en nam hun mutsen mee, toch bereikten zij hun doel. Het c :dsto kind liep naar den rotspunt en keek in de kokende zee, drie honderd meter naar beneden. „Zie ze, Ton?" vroegen zijn makkers. „Neep... ja, toch... een, twee, ze vliegen een opening in, daar is vast oon nest." Om die groote zeevogels te vangen, die elk jaar voorbij trekken en hun nesten in holten dor-rotsen bouwen, stollen een aantal moedige mannen zich aan ontzettende geva ren bloot; zij dalen af in spelonken van hen 'erden meters diepte, vastgebonden aan een touw, waaraan de kameraden hen neer laten en optrekken. Op hot onherbergzaam ste eiland verdiende een flink jager op ue- ze wijze den kost voor een gezin met vier kinderen. Op zekeren dag bezweek het touw, hij viel, brak een been cn kon zijn gevaar lijk ambacht niet meer uitoefenen. Een ongeluk komt nooit alleen: daarop stierf de moeder on het gezin leed gebrek. De oudste zoon, Tom, kon het niet langer aanzien. „Vader, ik bon groot en sterk, zou ik u niet kunnen vervangen?" „Neen, je bont nauwelijks dertien jaar; voor je vijftieD bent, is daarvan geen spra ke." En toch is het Tom, met zijn broertje Ivan en een buurjongen, Jcannic, die daar op de rots staat. Hij hangt, den linnen zak om den hals, waarin Ivan en Jeannic hun ontbijt gedaan hebben, knoopt het touw ste vig om middel en schouders en is gereed af to dalen. Eorst een rotspunt, gaat hij bij zichzclvcn nog eens na, dan een inham, dan weer een punt en eindelijk een plat met nesten, daar kan men zich vrij bewogen en ar den nacht

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 11