No. 14952. LEIDSGH DACrELAD, Woensdag1 18 November. Tweede Blad. Anno 1998. PERSOVERZICHT. Tweede Kamer. „O nze C o u ra-n t" gaat niet zonder hoop op een goeden uitslag den stem busstrijd te ge moet. Veel wijst op een goede eaamwerk'ing der drie Rechtschc groe pen. Zekerheid heeft nog niemand. Het groote politieke debat in de Kamor ïnoet nijg komen. Daaruit moet blijken .primo, wat do Linkerzijde wil en dus in hoeverre wij ons hebben te weer te stellen, en 6 e o u n d o of de drie partijen der coa litie ook in de practische staatkunde voor eerst dezelfde lijn kunnen trekken. En dan komt nog het moeilijke, practi sche overleg, om elk der drie te geven „zijn bescheiden deel!" En men weet: als het op deelen aankomt, is er soms Salomo's wijs heid noodig, om geen ongenoegen te wek ken In 1905 ging dat gemakkelijker. Toen was „houden" de boodschap. (Nu moet het „veroveren" zijn. Edoch, geen zorgen vóór den tijd. Een goed voortccken acht het blad de be sliste wijze, waarop de Christ.-liistorischc Unie optreedt. Allereerst in Ommen; daar na in de wijze, waarop „De Ncderlan- id e r" de „vrijlating" der Christ.-Histori- echen in Sneek besprak. En in do derde plaats looft het blad het optreden van dr. De Visser in L e i d c n. Die Leidenaars rekenden raar. Zij rekenden altijd naar zich toe. Zij wilden wel hun eigen mannen gekozen «icn, maar zij wilden niet hunnerzijds de antirevol. en roomsche candidaten steunen. Daar kwamen ze niet in. En dat niettegenstaande z ij maar een "twee- h. driehonderd stemmen uitbrachten, tegen de beide andere partijen saam een 'drie duizend Die hadden dan ook gezegdZóó werken we niet langer samen, want gijlieden eet al de kersen op en ge geeft ons de stelen Toen hebben dr. De Visser en dc zijnen niet getracht met krammen cn lijmen alles bij elkaar te houden, maar kloek en flink hebben ze positie gekozen en de Ohr.-Hist. leider heeft zijn vrienden uit de kiesv. uit geleid. Zulke daden waardeeren we. Wij weten heel goed, hoe verbazend veel moeite het den aanvoerders der Chr.-Hist. Unie som9 kost, om bij hun volgelingen vastgeroeste vooroordeelcn te overwinnen. Dat gaat niet in cén dag. En ook niet in één jaar. Maar als we zien, dat die leiders ruste loos aansporen tot loyale, gezonde samen- werking, gegrond op wederzijdachon Bteun, dan geeft ons dit goeden moed. Als niet alles bedriegt, wordt, meent het blad, thans de weg voor een gezonde samen werking gebaand. Zooals wij in ons vorig Overzicht hebben Vermeld, wijdden „D e Maasbod e". ,,D e T ij d" en ,,H et O c n t r u m" arti kelen aan het onderwerpd e R e g e e r i ng en hot Kiesrecht. „D e Maasbode" verklaavt nu in haar antwoord aan ,,H et Oentru m", dat zij haar oordeel had uitgesproken alvorens kennis te kunnen nemen van deze zinsnede in do Memorie van Toelichting: „Dc Regeering kan zich natuurlijk in liet tegenwoordig stadium der zaak niet in bij zonderheden uitspreken over de resoluties der (leputaten-vcrgadcring der Anti-Rcvolu- tionnaire partij van 17 October 1907, maar zij verklaart gaarne, dat het daarin bedoel de gezicshoofdcnkicsrceht haar sympathie heeft." Echter kau het blad nog niet zeggen, of het na kennisneming van deze vorklaring zijn mccning te herzien heeft; het blad wil eerst liet bcgrootingsdebat afwachten. Want de moeilijkheid, die thans na deze verklaring der Regeering opduikt, is deze, dat bedoelde verklaring in ernstige tegen spraak komt met hel voorafgaande in de Memorie. Immers, de Regeering zogt eerst duide lijk, dat „naar de aanwijzing van een meer bevredigenden grondslag van het kiesrecht moet worden gestreefd." Eerst dus schuift zo het. kiesrecht naar het studeervertrek terug, dringt het daar mee weg van de baan der practische po litiek. En dan, een zinsnede later, beweert de zelfde Regeoring, dat ze niet meer behoeft to studeeren, want ze heeft reeds een stel sel, cn.k het anti-revolutionnaire gezins hoofden-kiesrecht. Hoe deze twee te rijmen zijn, verklaren wij niet te begrijpen. Misschien, zooals gezegd, dat het open baar debat eerlang opheldering zal bren gen. Over dc zaak zelf zegt het blad te geloo- ven, „dat geen Rcgecring van rechts nog I vorder zou willen gaan dan de patriarcha- 1 Je ideeën van don demoeraat Kuyper en het j hek openzetten voor nog andere „organi- sche" kiezers in den Staat." In tegenstelling met „Het Vader j 1 a n d" oordeelt „Landen Vol k", dat do heer Nclissen in de bekende kwestie der achterstand s-o nt worp en >>oC* daan heeft wat hij doen moet.'' En om der wille van dc grondwettelijke vraag, èn om der wille van de zaak, die hem zoo ter harto gaat, de opruiming van don achterstand bij de rechterlijke macht. Hij schreef een brief aan do Eerste Kamer, waarin hij met andere woorden zegt: ik kan geen novelle indienen op een ontwerp; eerst moet dat ontwerp zijn aangenomen, ik verzoek u de geschorste beraadslaging te hervatten. Het blad acht dc bezwaren tegen de pen sioensbepaling op 65-jarigen leeftijd èn door den heer Lobman èn door do Eer sta Kamer veel te breed uitgemoten. Men staarde op één zijde van de zaak. Men dwingt zoo zei men de 65-ja.n- ge rechterlijke, ambtenaren allen binnen 6 maanden den dienst te verlaten. Alleen dan toch houden zij het volle traktement als pensioen. Zoo kan men de bepaling bezien. Maai' men kan haar ook aldus beschouwen: do Regeering laat de magistratuur zelve en haar alleen bcoordeclen of haar leden zich nog krachtig gevoelen voor het werk der toekomst. Zijn er onder hen, die, 05 jaar oud", zich niet meer zoo krachtig oordeelen voor hun taak als zij wel zouden wensehen, maar dio den dienst niet zouden verlaten, omdat dit financieel nadeel voor hen mee brengt, dan behoeft hen dat schrikbeeld niet te weerhouden: zij krijgen hun volle traktement als pensioen. En deze bepaling wil de Minister nu hog aanvullen met een artikel, waarbij de 05 -jarigen tot hun ze ventigste jaar tijd krijgen om dat volle pensioen deelachtig te worden. Dat heeft toeh niet veel va'n een gedwongen ontslag en lijkt toch weinig op desorganisatie van d" rechterlijke macht. Wil dc Eerste Kamer de ontwer pen verwerpen, zij ga haar gang. Haar treft do blaam, nie^ den Minister. De vraag, zal dan zijn of zij haar prestige door die ver werping niet" meer zou 9chaden dan door het voldoen .aan het verzoek van den Minister, die thans dc zaak weer gebracht heeft in het rechte spoor." In het „Weekblad van hot R ech t" komt het volgende voor „Do Rotterdammor" is buitenge woon ingenomen met een beslissing der Haagsche rechtbank, die, in afwijking van het gevoelen der deskundigen, een moeder, die baar kindje van zestien maanden dood de, toerekenbaar verklaarde en tot vijftien jaren gevangenisstraf veroordeelde (eisch O. M. acht jaren) Wij kunnen niet booordeeJen, wio hier gelijk bad, de recht bank of de deskundigen, cn „De Rotto r- d a m m o r" kan dat evenmin als wij. Haar bekendheid met do beklaagde en met do psychiatrische wetenschap zal wel niet veel grooter zijn dan do onze. Bij deze onbe voegdheid t-ot oordeelen verbaast ons do ingenomenheid met do gegeven uitspraak; wij verheugen ons or meer over, indien een gruwzame daad het werk blijkt van een on toerekenbare, dan wanneer zij geacht moet worden do uiting te zijn van een misdadige natuur. Dooh dit Langt af van ieders sentiment en daarover kan men niet strij den. Doch wel willen wij zeggen, boe het ons bij voortduring steeds sterker verbaast, dat van do zijde der partij, de anti- revolutionnairo waartoe „D e Rotter dammor" behoort, zoo op het onderzoek omtrent do toerekenbaarheid wordt afge geven. Voor de zoo gesmade nieuwe straf rechtsrichting in haar uiterste consequen tie is de vraag, toerekenbaar of niet, van ondergeschikt belang. Doch voor hen, die straffen willen naar de schuld, ligt daarin de eerste en de voornaamste kwestie. Zij moesten zioh met hand en tand er tegen verzetten, dat men een wellicht ontoere kenbare zou willen straffenzij moesten der. psychiaters dankbaar zijn, die den rechter terughouden aan iemand oen daad te vergelden, waarvoor hij niet verant woordelijk is. De anti-revolutionnaire aan hangers dor vergeldihgsleer maken zich in hun schimpscheuten op de psychiaters aan grove ondankbaarheid schuldig." Met groote voldoening zal, zegt „Land en Vol k", menigeen hebben vernomen, hoe dc heer Druckor den minister Talraa heeft tentoongesteld tor zake van zijn houding in het geschil over dc tentoonstelling te Brussol. Eerst heeft de Minister, om zijn draai goed to praten, zich beroepen op het wis selend inzicht van zijn ambtenaren. Alsof do Kamer met iemand anders bad te doen dan met den verantwoordelijken Minister zelf 1 Vervolgens was, in strijd met het antï- revolutionnair beginsel, een nieuwe post op de begrootiug gebracht, formeel en schijnbaar door de Regecring, maar in j waarheid door de leden der Kamer. Eindelijk was do Minister ten slotte ge- i dwongen een tweeden draai te nemen en stond hij te betoogen, dat niet zou worden beslist over do deelneming, waar hij een halfuur to voren het omgekeerde had ge zegd. En de Minister kon zijn eigen houding niet scherper veroordeelen dan hij deed, toen bij toe-zegde, dat hij na de gevallen beslissing met een behoorlijk voorbereid voorstel zou komen. Een zoodanig voorstel heeft dc Kamer j nog uiet gezien. Wio zich herinnert, met hoeveel ijver, J spitsvondigheid en 1 eed vr maak do voor- j malige afgevaardigde uit Tietjerksteradeel de Ministers in het Kabinet-De Meester j over alle kleine misvattingen besehoolmces- terde, zal hom die afstraffing van Donder- i dagmorgen gaarne gunnen. En curieus: ten slotte Lad minister Tal- ma zijn redding uit ee.n netelige, bijna on- houdbare, positie te dank' n aan den heer Drucker. ming aan de Raadsverkiezingen „tot een behoorlijke verbetering der arbeids-voor- waarden te komen". Alleen wanneer d e arbeiders blijen rnedegaan met „de bur gerpartijen", en die verbetering dus on mogelijk maken, „eerst dan, maar ook dim alleen, zijn de gemeente-arbeiders gerech tigd tot een staking over te gaan en al treffen zij dan ook een deel der arbeiders, dan zijn die arbeiders er zelf de schuld van". Aldus do heer Vau Hinto. De redeneering is, dunkt ons, door haar onlogiscben bouw, weinig gevaarlijk. Maar misleidend is zij wel, en daarom vestigen wij er do aandacht op. Zij is onlogisch, om dat een arbeidersklasse, clie bij do stembus niet gewonnen kan worden voor de sociaal democratische „idealen", zich zeker aller minst zal laten overtuigen door het onge rief, haar door een staking barer geuootcn opgelegd. We zouden meenen, dat de aldus getroffenen zieker niet daardoor hun sym pathieën voor „de burgerpartijen" aullen overbrengen op cl e arbeiderspartij, en dat een aldus begonnen staking clo ernstigste ge volgen zou hebben voor de stakers zeiven. Maar misleidend ook is de redeneering, omdat de heer Van Hinte onlangs zelf heeft erkend, dat de loonen der gemeente-werk lieden stijgendo zijn. Was hij het niet, die een loon van f 1600 als dat van een Rotter- damsch stratenmaker noemde, dan was het de voorzitter van zijn Bond. En behalve de j locnen worden voortdurend do arbeids- i voorwaarden verbeterd. Op werktijden, schaftgelegenheden, op straffen, enz. bestaan in bijna allo groote j gemeenten behoorlijke regelingen, of ze zijn I er in voorbereiding. Meent men, dat cfit alleen te clanken is aan de paar sociaal-democraten, die sinds eenige jaren in do gemeenteraden hier en daar een groot woord voeren, of was het do samenwerking der gesmade „burgrpar- tijen", die zulke regelingen mogelijk maakte Indien het eerste, dan misleidt de heer Van Hinte niet alleen anderen, maar ook zichzelf. Intusschen do heer Van Hinte slaat op den zak, maar hij meent den ezel. Ver betering van arbeidsvoorwaarden is de in zet van don strijd, maar zijn doel is: de macht. „Zooals in 1905 de arbeiders dr. Kuyper zijn ontslag thuis stuurden wegeus zijn houding in. 1903, zoo zullen ze ook de wet houders naar huis zenden, die zich leenen tot het gaven van een ontslag aan ambte naren, die vooraan in do organisatie i staan." Aldus de heer Van Hinte. 't Is go d, dat dit nog eens ronduit gezegd wordtEcu ge waarschuwd man geldt voor twee! Onder het hoofd Staking van g e- meent, e-a rboideis lazen wij in „De Nederlander": Het bekend ontslag der drie Amsterdam- j sche ambtenaren beeft voor een oogenb-uv j de kwestie van het stakingsrecht van ge meente-arbeiders ter tafel gt bracht. Vooral naar aanleiding cener uitlating van mr. P. J. Troelstra, die ernstig waarschuw- do tegen do toepassing van staking op ge- j meen tobcdrij ven, die niet alleen do „bour- geoisie", maar ook den arbeidersstand zei- j \en treffen zou. Do heer N. vau Hinte, secretaris van den Ned. Bond \an Cni.-Werklieden, schrijft in „Het Volk" een hoofdartisel over ilczo kwestie. Principieel is hij het met mr. Troelstra eens: do gevolgen cener staking, waarbij het gasbedrijf, do water leiding, do gemeente-reiniging eenigo da gen lang stil zouden staan, treffen veel zwaarder den arbeider clan clen gegoede, zoo lx?toogt ook hij. Maar toch wil hij het stakings recht niet prijsgeven. Toepassing er van mag 1 eoliter alleen dan geschieden, wanneer „alle andere middelen hebben gefaald." Vooraf moet onderhandeling worden be- proefd, moet getracht worden door dcelne- j fn de gisternamiddag gehouden zitting heeft de Tweode Kamer goedgekeurd't wetsontwerp betreffende de overeenkomst met de Droogdok- Maatschappij „Tandjong Pnok.", te Rotterdam, tot aanvulling en wijziging der overeeukomst van 9 Juni 1890 omtrent de oprichting van eon reparatieweif te Tandjong Priok. Goedgekeurd werd de overeenkomst betref fende de strandvonderij, den 25sten Februari 1898 te Stockholm tusschen Nederland en j Zweden gesloten. Daarna was aan de orde het wetsontwerp betreffende vrydom vau den accijns voor de suiker, gebezigd voor de bereiding van goede ren, met bestemd lot inwendig gebruik dooi den niensch. De heer R e y n e bepleitte ontheffing van j den accyns voor onze jam6industne, welke zich ten gevolge van den suikeraccfins met kan ontwikkelen. Do heer Van S t y r u m opperde eemge bedenkingen tegen liet ontwerp. Hy keurde o. a. af, dat de regeling van den vrfidom geheel aan algemeens maatregelen van be stuur werd overgelaten. Hy achtte ook de gestelde boete onevenredig lioog, vergeleken by onze 6tralwetgeving. De Minister van Financiën merkle den heer lleyne op, dat de jamfabrieken reeds bevoorrecht z\jn. Met den heer Van Styruro erkende hy de bezwaren togen regeling by bestuursmaatregel, doch er was geen reden voor hem om te breken [met antecedenten, evenmin als met de gewoonte om overtre dingen, als hier bedoeld, als misdryf te quall- fleeeren. Het wetsontwerp wordt hierop aangenomen. Voorts werden nog zonder debat of stem ming enkele kleinere ontwerpen goedgekeurd, waarna aan de orde kwam het door den heer Van Kol ingediende wetsontwerp, dat be doelt geen mynconcessies te doen verleenen door de Kroon zonder goedkeuring van de Staten-Generaal. Dit ontwerp werd bestreden door de heeren J a n 8 o n (Maastricht), Van Citters en Iluys de Beerenbrouck. De heer L e 1 y betoogde, dat door dit ont- worp-Van Kol niets gepraejudicieerd wordt omtrent Staatsmynexploitatie. De heer Lely zou geen bezwaar hebben, indien het wetsontwerp zich beperkte tott goedkeuring door de Statcn-Geueraal al léén van het feit der uitgifte een er concessie, zonder zich met de détails der conce&sieregcling in to laten. De heer Schaper betoogde, dat zulks slechts de bedoeling \an den voorsteller kon ziin en zette voorts uiteen, dat de wet gevende macht, dio in zoovele minder be langrijke /aken medezeggenschap bezit, zee)* zeker recht op die medezeggenschap heeft in de gewichtige kwestie onzer mijnexploïtatie. Do heer v. D o o f n had daarentegen in het ontwerp de bedoeling gezien cn dat keurclc hij goed om de Staten-Generaal ook te laten beslissen over de détails dei* concessieregel:ng voor zoover daarbij het algemeen belang betrokken is. Hij juichte het ontwerp toe, omdat nog beter dan ooit te voren, cle Regeering particuliere conces sies zal kunnen uitgeven, onder controle der Staten-Generaal. De heer Van Kol vc-rdedigcle zijn voor stel, dat beoogt het concessie-contract m zijn geheel aan de goedkeuring der Staten- Generaal to onderwerpen. De heer Lobman bestreed dit voorstel,; dat indirect leidt tot Staatsexploitatie. Dc Min. van Landbouw betoogde, dat het voorstel in ieder geval groote ver traging voor particuliere concessie-verlee ning zal opleveren. Hij zal zich tegen noch vóór dit ontwerp verklaren. De Minister zeido voornemens te ziju, concessie op do Limburgsclx» kolenvelden te bevorderen. Bij artikel 1 dient de heer R o o d h u y 7. c n een amendement in, strekkendo r»oi slechts do beslissing of zeker terrein in ex ploitatie zal worden uitgegeven aan de Sta ten-Generaal te onderwerpen. De heer Van Nispen tot Se ve nae r (Rheden) zou wenschclijk achten, dat niet bij de wet, doch door de Kroon, ge hoord den Raad van State, wiens advies moet worden openbaar gemaakt., concessies worden verleend, en hoopt, dat de Regeo ring dit, voor het. g«val het ontwerp vet> worpen wordt, in overweging zal willen nemen. Do heer R u y s de Beerenbrouck stelt voor, een sub-amendement op heb nmendemut-Roodhuyzen, strekkende óók de voorwaarden van uitgifte van te trei nen in concessie aan do goedkeuring der, Staten-Generaal zal worden onderworpen. Do heer Roodbuyzcn neemt het amen dement van den vorigen spreker over. Dc heer Van Kol acht dc wijziging niet wonsch-lijk, schoon niet onaannemelijk. D? heer De Savornin 1.oh man acht onpractïsch, dat bij elke concessie op. nieuw do voorwaarden moeten worden vastgesteld hij wTet. Men mike een alge/ mcene wet on legge daarin de voorwaar den van coneessio-vcrleening vast Spr. stelt voor. om de wetsvoordracht naar do afdeeJingen te reuvoyeeren. Dit. voorstel, voldoende ondersteund/ wordt, ronder hoofdelijke stemming aango nomen. Na de pauze was nog medegedeeld, dan dc afdeeliugen tot. voorzitters hebben gc\ kozen do heeren Drucker, lobman, T»or< gosiua. Van Bylandt en Nolons:' tot onder voorzitters do heeren Eland, Van N is peil FEUILLETON. Haar jVIoetïei*. 9) De tweode trap met de gebeeldhouwde leuning werd verlicht door een paar kan- ItJe la are, die door twee bronzen beelden om hoog werden gehouden. En van mijn plaats je bij den haard zag ik drie grooto deuren, die tot, do verschillende vleugels van het gebouw toegang gaven. „Zou ik hier ooit wennen in dit vreem de huis?" vroeg ik mijzelf af. En voor het - ëerst voelde ik mij zoo dankbaar jegens me- - vrouw Raj ue, omdat zij mij naar mijn ge- tVangenis gevolgd was, als ik al lang van te voren had behooren te zijn. Ik had nauwelijks plaats genomen, of .Valentin tiraoino kwam ook binnen en ging zijn handen warmen in den gloed van het .vuur. „Wel, juffrouw Rutland?" vroeg hij, „boo bevalt uw nieuwe woning u?" „Ja, dat weet ik eigenlijk zelf niet", zei ik klagend. En toen ik dit had gezegd, was ik boos op mijzelf, omdat ik dezen man, die mij nu eenmaal een onoverwmnelijken afkoer inboezemde», zoo vriendelijk te woord had geptaaD. „O, maar u moet niet to snel oordee len, .antwoordde hij. „Dit plekje hcoft bepaald veel bekoring en ik denk, dat u, ov< r een dag of veertien, dit zelf wel zult móeten toegeven, als ik n dezelfde vraag dan weer hioest stellen." „Maar /.uit u dau nog hier zijn om i mij diezelfde vraag weer te stellen?" vroeg is verrast. „Nu, daar ia heel veel kaus op. Mijn tante, lady Mary, is een heel lieve cn ik durf zeggen ook een heel buitenge wone vrouw. Maar zij is niet jong meer en zij heeft pas een zeer treurig verlies gehad „Evenals ik," viel ik hem op scherpen toon iu de rede. „Evenals u, natuurlijk. Maar u was bijna geheel van uw vader vervreemd, ter wijl zij tien jaren lang zijn trouwe gezel lin en maanden lang zijn zorgzame verpleeg ster is geweest." „Is mijn vader dan lang ziek geweest Daarvan heb ik niets geweten Er is mo ook niets van verteld." „Oochja, ik geloof, dat ziju gezondheid in den laatsten tijd wel eens wat te wenschon overliet," zei hij haastig en op een toon van iemand, die vindt, dat hij zich verpraat heeft. „Maar ik wilde u dit zeggen: het zal hier zoo stil zijn voor u, zoolang u nog niet hcelemaal gewend is daarom begon ik mij juist af to vragen of ik niet eon vaoantio van eenige weken zou kunnen nemen om u een beetje gezelschap to houden." „O7/>i He op con toon van ver van blijde verrassing. Toen vervolgde ik, na een stilte, dio welsprekender was dan woor den: „U moet. u werkelijk voor mij niet zooveel moeite geven. Ik voel mij nooit een zaam, dat verzeker ik u." In hot licht, tie? vlammen zag ik zijn gelaat een trek van wrevel aannemen, die in tegenspraak was met zijn lachjes. Afaar wat hij wilde antwoorden hen ik nooit te weten gekomen, want op dat oogenblik kwam juffrouw Gade de trap afruisc.hen cn deelde mij mee, dat lady Mary klaar was en verlangde mij te zien. „Wilt ge dus meegaan V' aldus besloot zij. Mijn liart bonsde als een hamer in mijn borst, terwijl ik opstond om haar te volgon. V. Wij gingen de trap op tot aan de eerste verdieping, liepen dc gang halverwege af, 1 lot juffrouw Gade een zwaar purperen gor dijn op /ij schoof eu wij ecu gang insloegen, die den rechtervleugel iu tweeën verdeelde. Aan iederen kan^, bevouden zich twee deu ren eu in het midden hing een brandende lamp van geslepen glas in verschillende kleuren. „Die. kamers", deelde juffrouw Gade mee; op de twee deuren in den linlccrmuur wij zende, „waren do kamers van uw vader. Ik bewoon ze nu, om dichter bij lady Mary te ziju. De bedienden fdapen iu den vleugel aan den achterkant (op hel oogenblik zijn er echter niet veel). De arme lady Mary kan zich natuurlijk volstrekt geen ovcrlio- digc weelde meer veroorloven. In den linkervleugel ziju er ook vier kamers, juist zooals in dozen. Die staan nu leeg, maar zijn eigenlijk de logeerkamers. En in cleu toren moet gjj sL&pen." „O, ik. geloof niet, dat ik dat prettig zal vinden. Het lijkt mo zoo eenzaam, zoo ver van allen af' riep ik uit. Ma.ir juf frouw Gade scheen mij niet te hooren en klople reeds aan do deur van lady Mary'3 kamer. Een gedempte stem riep: „Binnen!" en de deur werd geopend. De kamer w,s een zoogenaamd „bou doir", maar het was heolemaal niet zooals mijn fantasie mij een boudoir had voorgo- schiklcrd. Geen fijne snuisterijtjes, geen cretonnen draperieon, geen lage tafeltjes en gemakkelijke stoeltjes, geen slingerende boeken en handwerkjes: alle, volgens de door mij iu stil to verslonden romans, on misbare voorwerpen in boudoirs Alles was donker en streng en zakelijk. Zware, gedrapeerde overgordijnen, groote «boekenkasten, een eenvoudige schrijftafel, meer een schrijftafel voor een kantoor of een heerenkamer aan den muur eeni ge portretten, een paar kleedjes, zeer regel matig cn netjes op den mgclegden vloer verspreid; een tafel, u. l papieren bevracht, en om don haard eenige fauteuils. Dit alles 'uad zich, in één seconde, on- uitwischbaar in mijn geheugen geprent, of schoon ik meende, dat ik niet anders zag dan de slanke gestalte, dio bij mijn binnen komen langzaam oprees van haar plaats bij cle schrijftafel. „Eva!" zei een zachte, welluidende slem, en vóór ik wist wat ik deed. lag mijn hand in die mijner stief moeder. Ik zag tot haar op, en ik was als Imï- tooverd. Maar of dit gevoel van zoo ge heel onder haar betoovering te zijn, aange naam was of niet, zou ik onmogelijk hebben kunnen zeggen, Lady Mary was heel mooi; dc mooislo vrouw, die ik ooit had gcziou in mijn afgezonderd kostschoolleven. Ik zag nu, dab ik mij al die jaren een gMieel ver keerde voorstelling van haar had gemaakt. Zij zag er oud noch jong uit en haar voor komen deed mij denken aan eeu marmeren beeld. Men kon zich onmogelijk voorstel len,dat zij eens een kind, of zelfs een jong meisje was geweest en ook, dat zij er ooit als een oude vrouw zou uitzien De band, waar do mijne iu rustte, bad lange, spitse vingers rnet prachtig verzorg-» I de nagels Haar hals leek marmerwit bo- ven het doffe zwart van haar rouwkleed; dat opgemaakt was op een maaier, zoo&l$ I ik alleen gezien had bij japonne.i op oiulo schilderijen, liet. donkerbruine haar was n» het midden gescheiden en zóó gekapt, dat het. de kleine ooren bijna geheel bed-'kt», 1 Geen kapsel, vond ik, zou beter pa>sen bi] i dat gelaat, hetwelk m die zachte, donker® omlijsting van een wonder-' blankhei-l ge-, leek. De oogen waren groot en helder, ma-a-t hadden ccn gebiedende uitdrukking Zoo er al fouten war. n in haar voorkomen dan zag ik toen nog niet, zóó verblind wn* ik nu door (He hu it enge woon fraaie en re gelmatige trekken van dat fijn besned-a i gelaat. Op dat oogt.ublii: /:ig ik niets and* is it haar dan een wonder \.m schoonheid en was dan ook niet in staat in.ju verrassing cn bewondering te, verb-rgen. Ofschoon ik niets zei, kou het haar du. niet moeilijk vullen, mijn gedachten te ra den. „Ik hoop en vertrouw zei zij me- zachte stem, „dat, als je misschien ver wacht had een soort van booze fee te zul len vinden, je iiu wel zult tien, dat je j*. hebt vergist, inijn kind We moeten maat heel goede vrienden word-u, jij eu ik." „Ik had u niet voor een Ikjozo fee gel .ou den", stamelde ik verward. ..M.iar haU gedacht, en. en verwacht, dat u heel a ders was... en veel ouder." (Wordt vervolgt?).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 5