Een verjaardag.
de treeplank van het voorste tramrijtuig
gegrepen en een eind verder in een modder
poel neergeworpen. Hevig uit de borst bloe
dend ging Hallo naar Hein terug.
Nu was goede raad duurHein wilde
den hond met zijn aakdoek verbinden, maar
diaar er zooveel modder aan de wond was
gekomen, begreep hij die eerst te moeten
uitwasschen, Had hij dit maar niet gedaan,
want juist deze voorzorg moest den ftond
noodlottig worden! Hein snelde met zijn
pet naar den vijverkant om er water in te
halen. Maar in zijn ontsteltenis deed hij het
wat te onstuimig en hijzelf viel in den die
pen vijver. Op zijn hulpgeschreeuw sleepte
Hallo zich naar den kant, en terwijl hij Hein
al op een paar meter afstand zag sparte
len, sprong het trouwe dier in het water.
'Spoedig had hij Hein, die midderwijl reeds
bewusteloos was geworden vastgegrepen, en
met inspanning van alle krachten zwom hij
met den jongen naar wal. Daar de kant
steil was kon Rallo er Hein niet uittrekken,
maar hij hield hem toch boven water totdat
een voorbijganger ter hulp schoot.
Door doelmatige bewerking was Hein
spoedig weer bijgebracht, en zoodra hij weer
spreken kon, vroeg hij naar den hond. De
voorbijganger was zoo druk met Hein bezig
geweest, dat hij naar den hond niet had om
gezien, helaaseen roode plek in het water
aan den kant verkondigde de droevige
waarheid. De wond was in het water veel
sterker gaan bloeden, en uitgeput door
bloedverlies en door de groote inspanning
om zijn begeleider te redden, was de hond
niet meer bij machte geweest zichzelf tegen
deu steilen en glifyberigen kant op te wer
ken. Zijn heldendaad volbracht hebbende,
was het trouwe dier jammerlijk verdron
ken.
Goed begrepen wat er gebourd was, heeft
Willem nooit gedaan. Toen er upr. op uur
verliep, en de hond nog steeds wegbleef,
ging Willem er over liggen tobben. Hij had
reeds koorts, en door zijn onrust kreeg hij
een veel sterker koortsaanval dan hij nog
gehad had, en toen eindelijk na uren strijd
d® koorts week, waren zijn krachten ver
bruikt. Hij sliep in, om niet "meer te ont
waken.
De Sneeuwpop.
De schoolkachel, vol gestopt tot bovenaan
toe, knapte en stond rood, terwijl daar bui
ten de storm woedde en dé' sneeuw onafge-
FEUILLETON.
33Weezsen.
i)
Lang geleden stond er in de nabijheid
van het kasteel Rosmore, in Ierland, een
huisje, dat bewoond werd door een weduwe
saet vier kinderen. Zoolang de moeder ge
tond en kraohtig was, verdiende zij het
Wood voor zich en haar kinderen, want
zij was zeer werkzaam en ging door voor
de beste spinster uit de parochie, doch
met den ouderdom kwamen de gebreken,
zij werd ernstig ziek en moest het spinne
wiel overgeven aan haar oudste dochter,
die Marie heette.
Marie was toen twaalf jaar.
Op een dag zat zij bij haar moeders bed
en liet het spinnewiel gaan, haar broertjes
en zusjes pookten het vuur op, om de soep
aan de kook te krijgen, die als gewoonlijk
bestond uit melk met aardappelen.
„God behoede de kleine schepseltjes,"
dacht de moeder, terwijl zij zich in bed op
richtte en,zich angstig afvroeg, wat er van
haar kinderen zou worden, als zij er niet
meer zou zijn.
Marie had 'haar spinnewiel stil gezet,
uit vrees haar moeder te vermoeien.
„Waarom spin je niet meer, Marie? ben
je moe?"
„O, volstrekt niet moeder, ik ben sterk
en gezond."
„Zooals ik vroeger was.''
„En zooals U weer worden zult, moeder,
Uwe gezondheid komt wel terug.''-
broken viel. Bij zulk weer was het niet te
doen, het speelkwartier op de binnenplaats
door to brengen. Jacob, Karei, Piet en al
hun kameraden stonden dan ook bij de ka
chel, warmden de handen en zetten de
klompjes omgekeerd er bovenop.
„Wie vertelt er nu eens wat?"
„Ik", zei Jaap. En hij begon:
„Verbeeld je, verleden Zondag tegen drie
uur kreeg ik genoeg van het bij het vuur
zitten en ging een wandelingetje maken in
het weiland bij onze boerderij. Het was fijn
koud, dat kan ik jullie zeggen en er lag
minstens een voet hoog sneeuw. Kom, dacht
ik bij mijzelf, toen ik dat mooie witte laken
zag, ik ga een sneeuwman maken en ik be
gin dadelijk met ballen te rollen. Ik werk
of mijn leven er mee gemoeid is, Ik maak
een mooi blok en plaats dat op twee stevige
beenen. Het werd prachtig en toen ik er een
hoofd op gezet had, waarin twee zwarte
steentjes dienst deden voor oogen en de ar
men ook klaar waren, vond ik -waarlijk, dat
men hem uit de verte best zou kunnen hou
den voor Kees, als hij een geheelen dag in
den molen van zijn vader gewerkt heeft."
„En toen?" vroeg kleine Kees, wiens
naam daar juist genoemd was.
„En toen gebeurde er iets heel geks...,
ja jullie zult zeggen, dat ik lieg, maar net,
toen ik die gelijkenis ontdekte, begon de
sneeuwman te praten."
„O, wacht, nu begint hij sprookjes te
vertellen", zei Karei ongeloovig.
„Sprookjes? dacht je dat ik gekheid
maak?" vroeg Jaap op verontwaardigden
toon.
Hij was de eerste van zijn klasse en bo
vendien de zoon van den burgemeester, zoo
dat zijn woorden nogal gewicht in den
schaal legden.
„In elk geval: kan ik jullie zeggen, dat
ik op dit oogenblik een beetje beduusd was.
Een vergissing was niet mogelijk, wij wa
ren alleen op het weiland, en het was wel
degelijk de sneeuwpop, die tegen mij zei:
„zullen we een partijtje gooien?"
Ik nam het aan, tegelijk verschrikt en
blij een speelkameraad gevonden te hebben.
Wij gooiden elkaar een groot halfuur met
sneeuwballen. Dc sneeuwman kon prachtig
mikken. Heb je ooit een sneeuwman zien ko
gelen
„Neen nooit", antwoordde dc kleine Kees,
die met open mond luisterde.
Karei en Piet, dc twee, die in grootte op
„Mijn gezondheid komt nooit terug, het
zou dwaasheid zijn dat te denken. Maar ik
heb hoop, dat gij dan vrienden zult vinden,
de een of andere liefdadige ziel, die U te
hulp zal komen. En als gij dio vindt, mijn
lieve Marie, dan komt dat, doordat ik, hoe
arm ook, altijd eerlijk ben gebleven. Ik heb
anderen behandeld, zooals ik hoopte, dat
men mij behandelen zou. Volg mijn voor
beeld na,, mijn kind, wees goed voor ieder
een, vooral voor arme kindoren, beter nog
dan ik geweest ben, als dat mogelijk is."
Do kinderen hadden hun eenvoudigen
maaltijd gebruikt en naderden het bed van
hun moeder om to luisteren, doch vermoeid
van het spreken, uitgeput door ziekte en
smart viel de weduwe op haar kussens te
rug, nam de handjes van haar kinderen in
de hare, en zei:
„God zegen© u, mijn arme kinderen, hebt
elkander lief en weeet altijd eensgezind.
Vaarwel.
Marie bracht onmiddellijk de kinderen
weg, daar zij zag dat het haar moeder on
mogelijk was, er nog een woord bij te voe
gen. Doch zij wist niet, dat deze in gevaar
verkeerde. De weduwe had met haar kin
deren nooit over haar zorgen gesproken.
In dit uur evenwel deelde zij haar dochter
mee, dat zij eenige schulden had, waaron
der een, die zij moest betalen, zoo spoedig
dit mogelijk was; het betrof geld, dat de
onderwijzeres haar geleend had. Tegen het
einde der week stierf do weduwe. De kinde
ren waren alleen in het kleine huisje.
De twee jongste meisjes waren acht en
tien jaar, Peggy en Nancy. Edmund, was
kort geleden negen jaar geworden. Het
Jaap volgden, floten een deuntje en keken
naar het plafond, alsof zij het niet de moei
te waard vonden naar die vertelseltjes te(
luisteren. „Maar toen het donker begon te
worden noodigde ik den sneeuwman nit met
mij mee naar buis te gaan. Dat wilde hij
wel en ik had schik als ik dacht aan het
gezicht, dat Papa en Mama zouden zetten,
als zij zagen, wien ik meebracht.
„En toen?" vroegen de kleintjes adem
loos.
„Papa en Mama waren juist uitgegaan.
Wij gingen bij het vuur staan om ons te!
warmen, maar daar zag ik opeens, dat de
sneeuwman wegsmolt. Zijn hoofd zakte In.
zijn schouders... en een paar seconden Tater
zag ik op de plaats, waar hij gestaan had,
niets dan een groote plas. Wanhopig over
die teleurstelling, die mij een nieuwen
vriend onmiddellijk weer deed verliezen, be
gon ik te schreien. Op dat oogenblik kwam
moedter binnen en klopte mij op den schou
der en ik werd met een schrik wakker,
want jullie hebt natuurlijk al begrepen, dat,
ik voor het vuur in slaap was gevallen en
dat:...,
„Maar dan..." viel Kees teleurgesteld en
verward in.
Hij kon den zin niet afmaken, want mijn
heer klapte in de handen en het speelkwar
tier was voorbij.
Kees moest op zijn plaats gaan zitten,
rood van woede, dat hij zoo was beet ge
nomen, terwijl de g-eheele klasse in lachen
uitbarstte.
Het was gedurende de rebellenopstand in
Amerika, dat de proviandmeester B., met,
een transport levensmiddelen de eenzame
wegen volgende, een schamel gekleed, half
verhongerd negermeisje vond, dat hem op
klagenden toon vroeg om haar toch mee te
nemen naar het Noorden. Zij was, zoo ver
telde ze kort na het uitbreken van den oor
log, haar meester ontvlucht en als jongen
verkleed had ze dienst genomen als soldaat.
Doch niet opgewassen tegen den uiterst ver-,
moeienden dienst, was ze onderweg achter
gebleven en slechts met behulp van goede
menschen, die ze soms had ontmoet, had ze.
het nog tot over de grenzen van het vijan
delijke land kunnen brengen.
„Neem mij mee, goede heer", smeekte ze
was een groote sterke jongen, die graag
werken wilde en ook zeer handig was. Hij'
ging graszoden steken en laadde die op een'
wagen. Hij kon met paarden omgaan en
dikwijls was hij in de gelegenheid, een* ge
zin, dat voor een dagje naar buiten ging,
te rijden, waarvoor hij dan vijf en dertig,
of vijftig cents kreeg, al naar de lengte'
van den weg. Zoo haalde Edmund, zooals
hij zelf zeid.e, zijn kostje op. Hij hielp Ma
rie bij haar werk en zon steeds op middelen
om zich nuttig te maken, want hij herin
nerde zich best, wat zijn moeder gezegd
had toen zij haar kinderen zegende en
hun handen ineen Legde.
Peggy en Nancy waren nog te jong om
iets te verdienen, het waren lieve kinderen,
en als Marie bedacht, dat hun toekomst
in haar handen Lag, nam zij het kloeke be
sluit, het hun aan niets te laten ontbreken.
Marie's eerste zorg was, de paar schul
den te betalen, waarvan haar moeder ge
sproken had. Zoo gaf zij al het geld uit,
dat baar was nagelaten. Toen de tijd
kwam, dat do huishuur betaald moest wor
den, hadden de weezen geen enkel geld
stukje meer in hun beurs. Marie hoopte,
dat de huisheer wel eenigen tijd geduld zou
hebben, doch dat viel tegen. De heer Har-
vy woonde in Engeland en had het behar
tigen van zijn zaken opgedragen aan een
zekeren Hapkins, wiens karakter in dit ver
haal zal uitkomen. De heer Hapkins bracht
de kinderen een week na den dood der we
duwe aan het verstand, d&u zij hem de huur
moesten betalen en onmiddellijk het huisje'
verlaten om plaats te maken voor een
nieuwen huurder.