14925.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 17 October.
Anno 1908.
PERSOVERZICHT.
m BEN TREIN.
Naar aanleiding van do vcrworping
Joor do Tweede Kamer van het
ubsidie voor do Brusselseho
tentoonstelling, schrijft „D e
jtandaard" o. a.
Blijkbaar rook minister Talma niet wat
■stemming van de Kamer was, en daar-
zette hij door. Anders ware hij zeer stel-
jg bijgedraaid.
Eet uitkomen op zulke tentoonstellingen
ia voor ons altoos zoo moeilijk. Met onze
kunst on kunstnijverheid kunnen wc goed
voor den dag komen. Onze tulpen en ons
fruit looft heel Europa, maar onze eigen
lijke industrie ij te achterlijk, om met Bel
gië, Duitscliland eu Frankrijk te concurrce-
ren. Nog nooit wonnen we door te exposee-
reu, maar kwamen steeds, ook te iP'arijs, in
onze armelijkheid uit.
j ft Va re er nu niet "Oen weg to vinden, om
behalve de koloniale expositie, op klcino
schaal een expositie van onze kunst, onze
kunstnijverheid, onze tuinbouw, enz. te ge
ven?
■Dan wisten wc dit alles firstrato zou
rzjjn. En als de Regccring daarvoor opnieuw
een anderhalve ton aanvraagt, kan men wel
zeker zijn, dat geen tweede échec zou vol
gen
rlBij onze financicele malaise was de nu
gevraagde som van vier ton te hoog.
■Van verschillende kanten wordt trouwens
gewezen op het échec, door minister Talma
Aioden door dio verwerping, -100,000 gulden
ter beschikking te stellen voor de Brussel
seho Wereldtentoonstelling van 1910.
■Dit was zoo schrijft o.a nog do hoof-
Ac r-cor respondent van het „HanoeJ s-
blad" een van de eerste wetsontwerpen,
(Se hij nu eens van het bcgiu af met zijn
c|gon handtcekening heeft kunnen steunen;
j eén ontwerp, dat niet van eeu voorganger
was overgenomen."
En het werd nog wel vcrworpon met een
meerderheid van 10 stemmen.
„Het is verdrietelijk en naar voor den
Minister. To meer nog, daar zelfs zijn naas
te vrienden, de antirevolutionnairen, hem
allon, op twee na, in den steek lieten."
Dc Minister erkende, zoo teekent de
correspondent verder aan dat hij niet met
groot» opgewektheid kon spreken en dat uit
een commercieel oogpunt zulke alge-
Iccnc tentoonstellingen niet veel waard zijn.
ar wat voor indruk zou het maken, om
nu te zeggen: Wij doen officieel niet mee,
nadat wij in 1905 ons van officicele deelne
ming hadden onthouden wegens de politieke
►verwegingen, die toen konden gelden (hot
ieit, dat de Luiksche Tentoonstelling strekte
ot herdenking van de Belgische onafhan-
lijkheid). Trouwens^ wie in financicelcn
Lruk zit, pleegt er juist prijs op te stellen
>m dat tegenover de buitenwereld te verber
gen en toch zijn fatsoen te houden. Deze
aatste overweging was ook voor den Minis
ter, zoo verzekerde hij, degene geweest, die
ïem aanstonds tot dit voorstel had geleid.
Wij konden onze ooren niet gcloovcn,
een wij dit laatste hoorden," zegt gonocm-
le correspondent. Ziedaar het. ?chijnfatsoen,
iet Haagsoho fatsoen van do
iouten ham tot richtsnoer van Re
geer ingsbel ei d verheven. Do belachelijke,
Ilendige leugen van het Haagschc leven,
die zooveel ijdele huisgezinnen honger doet
ijden en schulden doet maken om den smit
pardon: do coupe van jas of japon, om
Vdo presentmeldingen op fashionable avon
den en om het oordeel van „de wereld
Moest die malle regel van alle hollo ijdcl-
heid, maar vooral van do Haagscho
vanity-fair: wij moeten ons fatsoen," on
zen stand" ophoudon, al zouden wc er
ook bij crepecren moest die leefregel van
de kleine zielen verdedigd worden door een
Minister, en nog wel door een cx-predikant,
die immers tot plicht heeft gehad, zijn kud-
deko tot eenvoud, soberheid, ingetogenheid,
tot. waarheid' des levens to vermanen?
De regel van mijnheer en mevrouw Mee
doener verheven tot antircvolutionnair Re-
gccringsbeleidO ijdclbclcid der ijdclhc-
den
Aldus do correspondent-
Naar aanleiding van het feit, dat het
Kamerlid de heer Helsdingen in Augustus
1.1. aan den Minister van Landbouw, Han
del en Nijverheid een paar vragen stelde,
dio ten gevolge der Kamcr-vacantic tot
17 September bleven rusten, en eerst 6
October bciantwoord werden, merkt ,,D o
Residentiebode" op, dat er zich
in heb vragen-instituut een lcernto
heeft geopenbaard.
Tijdens de vacanties kunnen thans blijk
baar geen vragen worden gesteld, althans
niet worden beantwoord. De vragen blijven
dan bij den voorzitter der Kamer, die als
bemiddelaar tusschcn leden en Ministers
optreedt, stuiten. Wordt nu de gelegenheid
tot het doen van vragen het ganscho jaar
door opengesteld dan zou de praeses ook
steeds beschikbaar moeten wezen. Zijn uit-
landigheid bijv. zou een onmisbare schakel
doen ontbreken.
,,Nu valt het natuurlijk noch van den
heer Roëll noch van wie hem ooit zullen
opvolgen te vergen, ter wille van het vra-
genstelsel steeds voor clc afgevaardigden
beschikbaar te zullen zijn. Zelfs al begeeft
de Kamerpracses zich niet ter verpoozing
naar het buitenland, dan nog komt hem
wel cenige tijd toe, gedurende welken hij
vrij man is, zich niet om het parlement be
hoeft te bekommeren.
Om het vragen-instituut voortdurend zijn
beloop lo laten, is dus ecnïgerlei voorzie
ning noodig: een plaatsvervangende scha
kel dient gevonden. Kan hiertoe niet een
commissie uit de Kamerleden worden ge
vormd een commissie met plaatsvervangen
de leden, opdat zij toch voltallig kunne
wezen, indien een of meerdere harcr leden
ook van de parlementaire vacantic willen
pro fi tee ren?
Aan dergelijke schakeling zullen natuur
lijk denk bijv. aan de politieke schakee
ringen en de waarborgen voor onpartijdig
heid wel moeilijkheden verbonden zijn,
zoodat wij ons denkbeeld gaarne voor beter
geven, indien maar dit resultaat kan wor
den bereikt, dat heel het jaar door voor de
afgevaardigden de gelegenheid openstaat
inlichtingen te vragen aan de Regccring,
zoo vaak de maatschappelijke omstandig
heden daar gerechtvaardigde a-anleiding toe
geven."
In de „N iou we Zutphonscho
Courant" komen een paar artikelen
voor, dio een antwoord geven op de vraag:
Waarom boschcrming? Betoogd
wordt o. m., dat door bescherming een ar
tikel niet duurder wordt en de vernietiging
der binnenlandsche industrie ook den con
sumenten zelf niet altijd ten goede komt.
Een dichtbevolkt land, zoo zegt het blad,
als Nederland kan niet uitsluitend van
den landbouw bestaan, de stedelijke bevol
king is in verhouding te talrijk en moet
andere bronnen van bestaan zoeken. Tegen
over hetgeen hier wordt ingevoerd, moet
een uitvoer staan, die haar dekt. Dat kan
slechts door de nijverheid. Maar door de
concurrentie van het buitenland kan zich
hier geen nieuwe tak van pij verheid ont
wikkelen. Dio verkeert in den aanvang
steeds in ongunstige omstandigheden. Hij
moet zich markt veroveren, zelfs in het
binnenland moet hij den buitenlander ver
dringen, den buitenlander, die door zijn
massale productiewijze,' gelijk wij zagen,
in zoo gunstige positie om to concurreeren
verkeert^ Hij zal dus op even VoordeéligÜ*
wijze mqéten produoeerein als.de buitenlan
der, duw ook door massale productie. 'Mén
voelt het, dat dit zonder hulp onmogelijk
Men zal dus moeten aanvangen met den
buitenlandschen concurrent te weren of
aan de nieuwe industrie, door Van het bui-
tenlandscho product een recht to heffen, te
trachten op de binnenlandsche markt een
voorsprong te geven, groot genoeg om te
concurreeren. Dan kan zij, do binnenland
sche markt veroverd hebbende, 'trachten op
gelijke wijze als de buitenlander elders
markten te veroveren. Het is mogelijk, dat
zoodoende in den aanvang het arti
kel duurder wordt. Maar gelukt het, even
als den buitenlander, vreemde markten te
veroveren, dan kan ook hier do massale
productiewijze worden toegepast, en het
artikel weer in prijs dalen.
„Do Telegraaf" heeft dezer dagen
uitgerekend, dat er thans bij onze Twee
de Kamer niet minder dan 138 wetsont
werpen, nota's van inlichtingen, enz. aan
hangig zijn, ongeacht nog de aangekondigde
interpellaties.
Bij die 138 zijn inbegrepen 1G moties -van
orde, waarvan ..e meeste over zeer belang
rijke aangelegenheden. De wetsontwerpen
zijn natuurlijk niet alle van den laatsten
tijd. Dat er bij zijn, die reeds jaren op be
handeling wachten, toont het volgend staat
je. Het is een opgave van het aantal wets
ontwerpen, gerangschikt naar het zitting
jaar, waarin zij werden ingediend
11 werden ingediend in 1908'09.
81
25
10
6
1 werd
1
1907-
1906—'07.
1905—'06.
1901—'05.
1903-'04.
1902—'03.
1901—'02.
1899—1900.
Naar aanleiding van dit statistiekje
schrijft ,,D e Vrije Westfrics":
Er is dus niet alleen bij de rechterlijke
colleges achterstand 1
Bij de Tweede Kamer staan sommige za
ken al zeven en acht jaar ,,op de rol".
En dat. niettegenstaande dc Kamer in de
laatste jaren drukker dan ooit vergadert
Zóó druk, dat het voor dé meesten hoe lan
ger hoe meer ondoenlijk wordt, naast het
Kamerlidmaatschap nog andere functiën in
hot maatschappelijk of kerkelijk leven naar
behooren te vervullen.
Do parlementaire molen maalt niet zel
den van 's morgens vroeg tot 'e avonds
laat.
En toch komt er oy zoo weinig tot stand.
De wijze, waarop dc Kamer werkt, deugt
absoluut niet.
De parlementaire machino produceert
niet genoeg.
Waar is dc politieke Edison, die ons een
verbeterde machine bezorgt? Een machine,
die ccnigszins in staat is om in dc behoef
ten des volks te voorzien?
De geniale uitvinder zou stellig aanspraak
maken op ons aller dankbaarheid.
Van een leelijkon trok in ons
volkskarakter, zooals hij het noemt,
maakt do schrijver der Brieven uit do
Residentie" in ,,H et Nieuws van
don Dag" melding.
Tom bij do „Berlin"-raaip een onzer
6tadgenooten was verongelukt, zoo schrijft
hij, werd voor diens weduwe en kinderen
een welgeslaagde inzameling gehouden,
waardoor het gezin behoorlijk verzorgd
werd. Ieder van do kinderen kreeg tot het
18do jaar, naar ik meen, een lijfrente en de
moeder was dus altans van nijpende zor
gen vrij.
Thans... is do vrouw uit Den Haag ver
trokken naar een andere stad; de buurt
maakte haar het lev n onhoudbaar; men
wees haar na, maakte het haar op wier
leven niets is aan te merken op allerlei
wijzen onaangenaam, omdat mevrouw"
het er zoo goed van nomen kon Wangunst
kon niet verduren, dat ze niet tot armoe
vervallen was."
De „M i d d o 1 b u r g s c h e Courant"
voegt hieraan toe:
Dit is voorzeker een droevig staaltje van
wangunst, maar hoe vele feiten van mede
gevoel en beter opvatting staan daar
tegenover
Is het daarom wel goed, om, in verband
met dit feit, op ons volks karakter een
blaam to werpen?
Afgunstige menschcn vindt men door do
ganscke wereld.
„Het Centrum" is ietwat ongerust
over do mogelijkheid vau blijvende s a-
men werking tusschcn c h r i s t e 1 ij k-
historischcn en katholieken.
Het blad vindt daartoe aanleiding in
hetgeen omtrent do christelijk-hislorischcn
in do districten Sneek en Ommen gemeld
werd. In het bijzonder klaagt „He t C e n-
tru m" er over, dat onder do christolijk-
historischen de eenheid, de organisatie en
dienvolgens ook de tucht te wenschcu over
laten. Het blad schrijft o.a.
De katholieken zijn over hel algemeen niet
moeilijk, w'fiar liet de samenwerking be
treft.
Zij hebben in vroeger jaren veel door de
vingers ge/ion, wanaeer een zekere „steil -
hoid" zich bij hun bondgenooten gevoelen
deed'. Als de oudsten en de sterkstcn, oin
een woord van dr. Sehacpman te citeeieu,
konden zij ook do wijsten zijn en het goede
voorbeeld geven van verstandig beleid. Eu
datzelfde beleid hebben zij betracht ten aan
zien der christolijk-hisLorischen, met- wio
wij insgelijks groote en principeele punten
van aanraking hebben.
Maar het is duidelijk, dat, wil de samen
werking vruchtbaar zijn en vruchtbaar hl ij-
ven, daaruit datgene moot verwijderd' wor
den, wat van argwaan getuigt, of argwaan
wokken kan.
En voor ons, katholieken, is het daarom
vooral de vraag: of dc christelijk-historï
sehe unie krachtig genoeg blijken zal, - i
zich, niet- slechts wat haar leiders, maar
ook wat haar volgelingen aangaat, geheel
te ontworstelen aan dc werking van het
anti-papisme.
Wederzijdse!» vertrouwen en vast acco vrd
zijn voor een regelmatige samenwerking on
misbaar.
Wij lezen in ,,D c Nederlander":
M r. M en del s heeft, optredende in do
protest-vergadering betreffende de drie te
Amsterdam ontslagen gemeente-ambtenaren,
smalend gesproken over de wellevendheid,
die in optreden en t-oon van ambtenaren
worden vorwacht door lien, dio oordccien,
dab niet alles aan ambtenaren geoorloofd
is.
B. cn W8., zoo zeido hij, zullen voortaan
aan ambtenaren hebben uit te reiken ,,eeo
handleiding in wellevendheidskunst, ge
naamd: ,,Hct nette Jantje".
Al8 het daartoe komt, hopen we, dat er
voor mr. Mcndcls ook zoo'n boekje over
schieten zal. Hij heeft het heusoh wel noo
dig. Of hoe vindt men dit citaat?
Liever dan met deze menschcn, die het
ontslag moeten goedpraten, heeft sipreker
te doen met „De Standaar d", cn hot
andor christelijk ongedierte, dat daarom
heen kruipt."
Dc heer Mendels praat blijkbaar over
„wellevendheid" als een blinde over de kleu
ren.
En zoo iemand oordeelt dan over het ge
paste of ongepaste van „toon."
Uereeniging Barnabas.
Verschenen is het jaarverslag van de Ver-
eeniging „Barnabas" tot steun van nage
laten betrekkingen van Christelijke onder
wijzers in Nederland.
In het afgesloten boekjaar kwamen elf
sterfgevallen voor. Voor de Supplctie'kas
schoot na de elf uitkeeringen van f 250 do
som van f 457 over. De verplichte uitkce-
ring aan de weduwen bedroeg f 5761 en in
kas bleef een saldo van f 383. De Suppletie-
kas eindelijk keerde aan de weduwen zon
der Rijkspensiocn f 12,789 i.it en beschikte
bij afsluiting over een saldo van f 1071.
Het is ten behoeve van deze Suppletiekas,
dat de Verceniging „Barnabas" den steun
van haar leden, maar tevens van belang
stellende milddadigen blijft inroepen. Vai
dc 112 weduwen, aan wie de verplichte uit
keering moet en lean geschieden, zijn cr nio
minder dan 94 mét 84 weezen buiten de
Rijkspcnsionneering gesloten.
De weldaad der Rijkspcnsionneering van
onderwijzcrsweduweD, met lo. Januari 1906
aangevangen, heeft-, zegt het verslag, den
waan gewekt-, dat alle onderwijzers-wedu
wen nu verzorgd waren. Tal van leden heb
ben hun lidmaatschap opgezegd, ook al,
omdat zij nu tot premiebetaling aan het
Rijk verplicht werden of begrijpelijkerwijze
het Rijkspensioen betrouwbaarder achtten,
en nieuwe, leden melden zich niet aan. En
zóó is het, dat, trots alle inspannine van
bestuur en overgebleven belangstellenden,
ook dc toeslao: uit dc SuDplctïekas vooi
nog niet één der meest, hulpbehoevende we
duwen de uitkeering van „Barnabas" op
de vroegere f 250 per jaar heeft kunnen te
rn srbren gen.
Het bestuur bestaat uit dc hceren M.
wiegand, P. S. van Dorp, C G. Wiegand,
H. J. Emous en H .T van Wijlen, allen te
Amsterdam.
Hit de diamantindustrie.
De Nederl. R.-K. Diamantbewerkers-ver-
eeniging te Amsterdam blijft voorloopig,
en zeker nog gedurende deze maand, door
gaan met. het verstrekken van uitkeering
aan haar werldoeze leden.
De leden, die "aan den arbeid zijn, heb
ben onderling gelden bijeengebracht voor
hun wcrklooze kameraden. Do bijdrager,
hiervoor zijn zoo ruim ingekomen, dat het
bestuur in staat werd gesteld om met de
uitkeering voorloopig te blijven doorgaan.
Do A. N. D.-B. heeft, zooals bekend is,
aan het begin dezer maand dé vcrkloozen-
uitkeering gestaakt.
In den vollen derde-klas .:oupé van Am
sterdam naar Den Haag was Ali, dio
Zaterdagsavonds op do markt staat met
gedichten van 180 regels en meer voor tweo
centen, aan het vertellen.
Hij had het, toen ik den trein inkwam,
over zijn broer, die in At-jeh was overge-
loopen naar den vijand, en later weer in
handen was gevallen van het Neder -
landsch gezag. Als landverrader werd bij
tot do galg veroordeeld. Toen hij op don
ochtend van de terechtstelling, onder veel
bekijks en geëscorteerd door een aanzien
lijke hoeveelheid militairen in groot tenue,
Daar het schavot werd gebracht, en dc
officierspaarden steigerden om hem heen,
het goud vuur en vonken schoot in de zon
en do commando's losknalden, riep do
ter-dood-vcroordecldc: „Heeren, maken
jelio nou maar zoo'n drukte niet, als i k er
niot was, kon de voorstelling toch niet
doorgaan I"
„Ja, die broer van me, dat was 'n pie-
gemertging de verteller voort. „Toen
ie dood was, kreeg ik 'n brief van 't At-
jeh8ch gouvernement: zoo'n lap papier, om
te vertollen, dat ie opgeknoopt was! Ik
heb 't laten drukken en ik ben op de
markt gaan staan on heb geroepen, „Nou
ken je lezen van dio gemeeno landverrajer,
dio zo in Atjeh te pakken hebben gekre
gen en laten bengelen aan do galg!" Dat
was de eerste keer, dat ik wat an me
broer verdiende
,,Ja, cn die jongen had 'r zoo goed kennc
kommo lrè 1 'n Kop zat 'r op van 'n pro
fessor. Hij heit ook z'n goeie dagen gekend,
dage d&t-ie geld verdiende as water. Maar
hij heit 't verbrast en op 't end heit ie
motto teekeno as voor de klonijale.
Z'n beste tijd, dat was toen ie wonder-
dokterde in de Haarlemmermeer. Maar hij
verdronk al z'n ccnte en ze kegen 'm in de
flmiese, ca toen ig-t-ie fcaakt al® nur la
ger en lager, 'n Paar jaar later zag je 'm
op do markt staan met verguldsel.
Eons stond-ie in Alkmaar met zijn fles-
sies goudpoeder cn slaolie. Hij had nog
nio veel verkoch en hij stond net even op
asem te komme, toen er 'n aardig dienst
meisje op 'm af kwam en vroeg: „Ben u
niet de dokter?"
Hij draaide gauw z'n rug naar do schraag
met flessies en zei met z'n Zondagsche
stem: „Om u te dicnc, meissie, dat ben ikl"
„Of u dan zoo gauw mogelijk op villa
„Rustoord" an do Kattenburgerweg wil
komme."
Hij haalde 'n verlept notitieboekje uit z'n
zak cn bladerde er wat in met 'n gewich
tig gezicht.
„Ja, ziet u, ik heb 't vandaag ontzet
tend druk. Dat beuno allemaal patiënte.
Ik heb er vóór do koffie nog in do dertig
af te loope. Ik zal om drie uur komme
wil u dat an movrouw zeggen? Als ik
eenigszins ken, dan zie je roo eerder, maar
effen over drieën ben ik er vast 1'' Hij
dacht bij zichzelf: Dan is do markt afge-
loopen, zio je.
Goed, om drie uur pakt-ie z'n flessies in
zijn valiesje, strijkt z'n hoed wat op, klopt
z'n jas wat af, en gaat op weg. Tegen 'n
sjap, die dio tegenkomt, zeit-ie: „Vriend,
wil jij dat tassie voor me dragen; as i k
wat verdien, verdien j ij ook watl"
„Goed meneer l"
En zoo bellen ze an de villa an. Het
zelfde meissie van die morgo doet open:
„Zoo, dokter, komp u mar binnen". Hij
wordt in 't salon gelate, waar 'n fijne da
me 'm zoo maar om z'n hals valt: „Dokter,
wat ben ik blij as dat u er bent! Ik was
zoo bang, as dat u niet meer zou kunne
komme! Mijn man..."
„Wat scheelt meneer, mevrouw?"
„Me man lcit te krimpen van do jich,
ken u dat genezen?"
„Mevrouw", zeit-ie, ,,wo zulle 'm co-
hoeren?"
Goed, hij wordt bij den patiënt gelaten.
„Meneer", zeit-ic diepzinnig; „u het de
jich". De man kijkt 'm aan met 'n van
jou-mot-ik-hebbcn. „We zulle u cohceren.
Staat u toe, dat ik m'n assistent binnen
roep?" En hij roep dc sjap met de flessies.
„Kleó u nou mar 'na wat uit IDo uian
doet dat, bulkend van do pijn natuurlijk.
„Ziezoo, en gaat u nou mar is languit leg-
geZooEn tot de sjap„Vermeulen,
geef me is 'n flessie aqua tipentisa".
Do ander geeft 'm 'n flessie goudpoeder
uit de vallies. „En nou 'n flessie van dio
olie van do palmpittc van de Libanon."
De sjap geeft 'm 'n flessie slaolie. Mo broer
mengt 't goed dooreen, neemt een kwassie
en zet de patiënt van boven tot onder in
't verguld. „Ziezoo", zeit-ie toen dat afge-
loopen was. „Nou blijf u..." (hij keek on
derwijl z'n spoorboekje na, hoo laat io in
Amsterdam kon zijn)... „nou blijf u drie
uur zoo leggen zonder 'n vin te verroeren.
Dan bont u beter."
De ander, dankbaar, in 't vcrgulsel van
top tot teen, zeit dat-io 't doen zal.
Beneden maakte hij dat-ie weg kwam
Movrouw kwam 'm tegemoet. „Wilt u nog
niet even binnenkomme, dokter; 'n glas
port drinken of zoo iets?"
„Nee, dankjo, mevrouw, ik heb 't zoo
afge...razend druk!"
„Dat spijt me 1 Hoeveel ben ik u schul
dig, dokter
„Movrouw", zeit-ie, „ik mag niets reke
nen; maar ik heb voor 64 gulden goud
poeder gebruikt."
'n Half uur later zat-ie in de trein met
64 poppies
Ja, dat was 'n googemert...
'n Andere keer zat-io in Dordt en mosD'o
met z'n vrouw en vijf kinderen naar Mid
delburg, maar hij had gee<n cent. Afijn,
zeit-io da's niks, we zullo d'r best kommo.
En hij spreekt met z'n vtouw wat af, en
hij maakt ook 'n afspraakje met 'n kennis
van 'n, die ook met de boot meo most.
's Middags zit 'r in de kajuit 'n netto
burgorvrouw met vijf kindoren. De conduc
teur komt bij haar: „En u, juffrouw?"
„Ik, ik mot naar Middelburg, mar ik
hèt geen cente"
„Nee, vrouwtje, dat gaat zóó niet. Je
mot hier betalen."
Zij begint te grienen cn do kinderen bal
ken mee van do weeromstuit. „Och, con
ducteur, 'k ben 'n fetsoenlijk menschZe
ven jaar gclejo ben 'k getrouwd en ik
broeh twintig duizend gulden mee te huwe
lijk. We hadden 'n prachtigo zaak in
Dordt. En nou," (zo begint harder te jan
ken) „en nou is me man met al 't geld d'r
vaa door! Hij is naar Middelburg, dat
weet ik, en nou wou ik 'm gaan opzoek© en
'm die bloejo van kinderen onder z'n neus
douwe, en 'm zegge..." Ze huilt as 'n
krankzinnige. Afijn, 't wordt 'n heel rel
letje d'r omheen, hé. Do kapitein en de
bootsman en do buffetchef worden d'r bij
gehaald en de heeic kajuit komt om 'r heen
staan. Zij herhaalt iedere keer haar ge
schiedenis, maar de kapitein en do conduc
teur houden vol, dat dat nou wel allemaal
heel treurig is, maar dat zo mot bctalo l
Eindelijk dringt zich een as heer gekleed
persoon (da's d'r man) na voren, „Wat
i3 er, vrouwtje?' vraagt-io medelijdend.
En zij vertelt weer van de twintig dui
zend guldon, de bloeicndo zaak, d'r man
en do kas. „Kapitein", zcit do vreemde
ling, as het verhaal genoeg effck heit ge-
maak, „staat u toe, dat ik hier 'n kleine
rondgang hou?" En meteen neemt-ie z'n
hoed af on gooit er nonsjalant 'n rijks
daalder in (geleend natuurlijk van dio ken
nis, met wie die heeft afgesproken). Dan
gaat-ie met de hoed na die kennis, die d'r
ook 'n riksdaalder in gooit („Jo krijgt 'm
terug", heit-io gozcid). Dan de kapitein,
do bootsman, de buffetchef, en zoo doet-ie
de rondte. Hij gaat nog even de eersto klas
ook langs. Geen van allen durven zo d'r
minder in to gooien dan 'n gulden of twee
kwartjes. En as-t-ie weer bij z'n vrouw
terugkomt, zit er 28 pop in de hoed. Hij
betaalt de overtoebt voor z'n vrouw en z'n
vijf kinderen on houdt nog ruim 20 gulden
over. In Middelburg krijgt de kennis z'n
twee rijksdaalders terug cn gaan ze samen
'n stevigen borrel pakken, dat begrijp je.
Do verteller wachtte even. Maar daar
ieder bcgeerig bleef luisteren met 'n go-
zicht van komt-d'r-niks-meer ging hij
voort:
„Ja, mo broer most veel in Middelburg
wezen in die tijd. Eens op 'n keer komt er
's avonds 'n sjicke vent, met 'n hooge dop
en 'n pels tot an z'n voeten, het hotel
„De Abdy van Middelburg" binnenstappen,
en vraagt 'n kamer. Hij maft lekker en den
volgenden morgen om negen uur belt-ie
den kellner cn kruipt weer in bed. „Ivcll-
ner", zeit-ie, „laat de sjérant hier ko
men De directeur komt os 'n haas en de
ander zet 'n nijdig gezicht. „Sjéran",
zeit-ie, „dat is nou toch allerellendige:
nau hebben ze me hier vannach me panta
lon met 'n portemonnee met 49 gulden go-
stolenDo sjéran zet 'n hoogst ernstig,
bedenkelijk gezicht, kijkt terloops is onder
't bed, in de kast, enz. En na zich nog
even bedoch te hebben, terwijl me broer
natuurlijk almaar leit op te spelen van
heb ik jou daar, zeit-ie: „Meneer, ik zal
u direk 'n nieuwo pantalon laten anmetcn
cn u het verlies vergoeden ook, maar is
bid u, doo me dan 'n plezier en geef an
de zaak geen verdere ruchbaarheid. Zoo
iets is hier nog nooit voorgekomo en 't zou
de naam van me hotel weg helpen 1" Do
ander belooft natuurlijk graag, dat-i d'r
nooit iemand iets van zal vertelle. En hij
krijgt 'n nieuwe broek en 'n piekfijne por
temonnee en 49 blinkende guldentjes...
De hotelier heit zeker nog lang naar do
ouwe broek gezocht, maar hij zal 'm wel
nooit hebben gevonden, want me broer
was 's avonds zonder bovenbroek au onder
de pels, 't hotel binnengekome.
Ja, hij was 'n googemert, die broer van
mo. Nou is ie al zeven jaar dood, waar
blijft do tijd? Ik wor ook al oud cn grijs!...
Maar h ij had miljenair kenne worde,
as-ie gewild had. Met zóó'n kop kan je ma
ken zooveel as jo wil. Maar hij heit
niet gewild."