ons blaadje mede te werken. Zeker mag je
mij af en toe wel eens een briefje schrijven
als je daar lust in hebt. Als ik mij niet ver
gis heb je vroeger wel eens een prijs gewon
nen, zoodat je die en de verzamelde kinder
bladen als een gedachtenis aan onze pret
tige correspondentie kunt beschouwer!.
Vriendelijke groeten.
Martha Loozen. Met genoegen ver
nam ik je ingenomenheid met het gewonnen
prijsje en hoop, dat het je een aanmoedi
ging zal zijn steeds met lust en ijver aan
ons blaadje te blijven medewerken.
„D oornroosj e". O meisje, wat spijt
het me te moeten vernemen, dat je een ge-
heele week door hoofdpijn geplaagd werd <'n
op bed moest blijven. Als jo het op school
toch al zóó druk hebt, zal die week verzuim
je wel erg achteruitzetten, is 't niet"? Ik
hoop van harte, dat je nu weer beter bent
en 2end je mijn hartelijke groeten. Dank
Voor je mooie kaarten.
J. van Gruting. Van harte welkom
in onzen kring, nieuw raadselvriendje Ik
feken de volgende week op een meer uitge
breid schrijven.
Er waren ditmaal minder bijschriften in
gekomen dan anders. Dit verwondert mij
niet, want het was lang niet gemakkelijk oin
bij het plaatje van onzen slimmen Jumbo
een versje te maken. Van de zeven ingeko
men bijdragen, neem ik er vier op, onder
(Ingez. door een onbekend raadselvriend
of vriendinnetje.)
't Was zomerdag en vreeslijk warm
En kermis in de stad,
Die, zooals zich wol hooren laat,
Hier veel te kijken gaf.
Do menschen hadden veel pleizier
En liepen af en aan.
Hier kocht men dit, daar kocht men dat,
Men werd niet moe van 't staan.
I>e poffertje©, de wafelen,
Een molen, schommel bak,
Het hoofd van Jut, en worstelaars
Een ritje voor 't gemak.
Dat alles trok dan ook wel aan,
Maar toch niet zoo als ginds,
Waar 't wemelde van jongelui
Om den olifant van Vrins.
Baas Vrins nu was een leuke vent,
Die iedereen vermaakt,
En ook zijn olifant was leuk
Wanneer hij kunstjes maakt.
Men gierde 't uit soms van de pret,
Men kon er niet vandaan
Vooral aan 't 1 'ot als de olifant,
Aan 't zwart verven zou gaan.
Als Jumbo kunsten had vertoond,
Op rollen en op wip
En op zijn aehterpooten stond
En Vrins hield aan zijn slip,
Dan brak het ververskunstje aan
Met zwarte verf en kwast.
Dan kreeg zoo iederen muur een beurt,
Jaeoba Stephanus. 't Zou me
heusch spijten als je geen tijd meer kunt
vinden om met ons mee te doen, doch in
verband met het vele schoolwerk, waarover
je me schrijft, kan ik het me wel eenigszins
voorstellen.
„W i 11 e Lelie" ±e Hazerswoude. Wat
aardig, dat je zusje bij het ringsteken een
prijsje gewonnen heeft, en dan nog wel een
zilveren brocheHoe kwam het, dat jij niet
meedeedt 1
,,V i o ol t je." Hartelijk geluk gewenscht
met je der tienden verjaardag. Ik hoop, dat
je een pleizierigen feestdag zult hebben en
er mij de volgende week het een en ander
over zult schrijven.
Je voorstel om alléén aan de correspon
dentie te blijven deelnemen, aangezien je
voor het oplossen geen tijd meer kunt vin
den, vind ik best, vooral omdat je zusje
Tine zich binnenkort bij ons wil aansluiten.
Hoe gaat het tegenwoordig met Wim en
Frans, bevalt het hun goed op de nieuwe
kost-school] Vriendelijke groeten ook aan je
Ma en Tine.
MARIE VAN AMSTEL.
vermelding, dat aan het gedicht van een
onbekend raadselvriendje of -vriendinne
tje" het prijsje ten deel viel. De inzender of
inzendster heeft vergeten zijn of haar naam
onder de bijdrage te plaatsen.
M. v. A.
Alsof het schoonmaak was.
Het kwastje en het potje zwart,'
Hing lustig aan zijn snuit,
En slim was onze Ja mbo ook
Die keek zijn oogen uit.
Want vooraan aan zijn grooten tand,
Hing nog een bord, waaruit
Men merken kan, dat Jumbo ook
Belust was op wat fruit-
Ala 't ververswerk dan was verricht,
Kwam onze Jumbo blij,
Gewapend met den pot verf
Een beetje naderbij.
En ieder wierp dan appelen,
Wat peren en zoo meer
In d' grooten muil van den olifant.
En telkens maar weer meer.
O, fooi, riep kleine Toon op eens,
Die 't maar niet snappen kon,
Dat van dat snoepen 't logge beest
Niet dik werd als een ton.
Wat heeft dat beest een groote maag,
Toch gTootcr alg van mij,
Want ah ik zooveel eten kon
Was ik zoo vol als ei.
Nu is de kermis al weer weg
Zoo pruilde menigeen,
Wat heb ik toch gelaohen zeg,
Zei Keesje tegen Leen.
Die olifant, dat was een typ,
Nog löoit, zag ik zoo iets,
Fn 'k wed, komt hij 't volgend jaar weer,
Misseuien rijdt hij dan fiets.
Ingezonden door M. en R. d R u y t rt
te Voorschoten.
Wat prettig is het, in den zomer
Gezamenlijk eens uit te gaan,
Naar Panorama of naar Artis,
Waar zooveel wilde beesten staan.
Nog dikwijls denk ik aan de aapjes,
Maar ook vaak aan den olifant,
Dat groot© beest zoo slim en oolijk,
Wat kwam hij vaak aan mijnen kant.
Ik zag hem dan een dansje maken,
Of verven met één groot© kwast,
En daarna gaf ik hem wat koekjes,
Want waarlijk 't is een goede gast.
Zijn bek ging dan ook heel ver open,
Dat was voorwaar een bang gezicht,
Maar als hij grapjes moest verknopen,
Deed hij zijn muil gelukkig dicht.
Ingetz. door „Witte Lotus".
Er was er eens een olifant,
Een slim en aardig dier.
Hij gaf nu maar van zijnen kant,
Om 't plagen heel geen zier.
Nu stond hij wéér heel parmantig voor
het fcèk,
Zijn neus was omgekruld en open was zijn
bek
Aan zijn neu9 hing een pótje,
En aan zijn slagtand een kaart,
Waarop vermeld stond,
Wie er koek en fruit gooit in mijn bek,
Krijgt voor zijn dank
Een pot met verf in zijn nek.
Ingezonden door ,,De vroolij>ke Muzi
kant", te Leiderdorp.
Elk heeft wel eens gehoord of gelezen,
Dat eon vos verbazend slim kan weien;
Maar ook het olifantengeslacht,
Dat had men zeker niet gedacht.
Zoo'n groot en lomp, zoo'n wagg'lend
dier,
Dat 9lim te noemen geeft pleizier.
En toch is 't waar, wat wordt verteld,
Zooals op 't plaatje wordt voorgesteld.
Een olifant werd in een hok gesloten
In een dierentuin, dat heeft hem veT-
droten,
Want nu was hij niet vrij, zooals weleer
En de vruchten die hij at, kreeg hij ook
niet meer.
Toen kwamen er schilders om zijn kooi
te versieren
Met kleurige verf, maar hoe slim zjjn
toch dieren,
Want toen de schilders naar huis wa
ren gegaan
Hadden ze hun verfgereedschap laten
staan.
Ha! dacht nu ons vriendje, daar heb
ik wat gevonden,
Een reclamebordje aan mijn tanden ge
bonden.
Met zwarte letters, zoo dach de guit.
„Hierin werpen koek en fruit"!!!
En zoo hij dacht, heeft hij gedaan
En is toen voor d© traliën gaan staan.
Zijn snuit in de hoogte, met verfpot en
kwast
En zijn bek wijd open, die slimme gast.
De menschen zagen 't en gooide naar zijn
zin,
Koekjes en fruit en lekkers er. in.
Ziet ge nu wel dat zoo'n groot en lomp
beest,
Op zijn manier, heel slim is geweèst?