DE VLIEGER. staand plaatje, plaats ik er heden een tweetal. Ik stel mij voor in het volgend nummer van ons blaadje nog enkele op te nemen, die mij geschikt voorkomen, en zal dan te gelijkertijd mededeelen, aan wie of wien het prijsje ten deel is gevallen. MARIE VAN AMSTEL. (Ingez. door M. en R. de Ruyter, te Voorschoten). Voor vlijtig leer en op de sohool Kreeg Anton van Pap>a Den vlieger dien hij al zoo vaak Qevraagd had aan Mama. Een dag daarna, 't was prachtig weer, De vlieger moest reeds staan, Maar wee, ons Toontje had geen tact Met vliegprs om te gaan. De pret was dan ook spoedig uit, Hij zag, het was geen droom, Zijn vlieger liggen op een tak Van d' ouden eikeboom. Twee kraaien hadden 't spel gezien, En dachten fluks er aan, Om boven op dat vreemde ding Hun nestje öp te slaan. Zoo ziet men in het heden vaak, Dat niets komt bij geval. Maar of ons Toontje hier aan dacht, Betwijfel ik geheel en al. (Ingez. door Muur bloem", te Leiden). Anton je moet eens vlug dit naaiwerk wegbrengen naar mevrouw Van Dijk. Ik tal het briefje er bij doen, dan kan je, als je geld onvangt brood meebrengen, en hoef je niet zooals gisteravond zonder eteu uaar bed." Aldus sprak de arme weduwe Harmsen, tot haar 11-jarig zooritje Ant-on, dat voor het raam stond te pruilen, omdat hij de and r jongens bezig zag hun vlieger op te laten. Hij bezat er geen. Zijn moeder was arm, en had zooals gezegd nog niet eens genoeg ie eten. „Moeder,'' vroeg Anton, „krijg ik dan een vlieger van u, als ik het geld ontvangen heb? An tons moeder keek haar jongen met tranen in de oogen aan, en dacht aan vroegere dagen, toen haar m?n nog leefde, die goed geld verdiende. Toen had het hun aan niets ontbroken, en nu moest zdj haar ^enigst kind ook dat genot nog ontzeggeD „Neen jongen, moeder Tra.n nu geen geld missen voor een vlieger, maar heb nog maar wat geduld. De volgende week krijg ik dat groote werk van mevrouw Barkels, en dan zul je er een hebben." Anton nam bet pakje naaiwerk op en ging met vluggen tred naar mevrouw Van Dijk, bemoedigd door de belofte van zijn moeder, en onderweg kijkend naar de mooie vliegers, de een al hooger in de lucht dan de ander. Anton was al heel spoedig aan het adres waar hij zijn moest, en op zijn schellen werd hij niet door Anna, de meid, maar door mevrouw zelf openge daan. Deze vroeg, het pakje goed van An ton aannemend, naar den welstand van zijn moeder, en ging mot het pakje naar haar kamer. Wat was het hier rijk en smaak vol gemeubileerd, alles wias hier aanwe zig, eu hij had niet eens geld voor een vlie ger. Terwijl Anton zoo rond kijkt, ziet hij niet ver van zich ai iets glinsteren op den grond. Hij bukt zich en op hetzelfde oogen- blik schittert hem een gouden broche tus- schen de vingers. Wat mooi, denkt Anton, zoo klein en toch van zooveel waarde, dat moest ik maar houden dan kocht ik een mooi en vlieger en moedor kreeg het overige geLd. Maar neen, zoo daoht hij verder, ik mag niet stelen en moeder zou het ook niet willen dat ik zoo iets deed- Ik zal het aan mevrouw geven, die heeft het stellig verlo ren. Anton was zoo verdiept in zijn vondst dat hij niet gemerkt had, dat hij hardop stond te praten, hard genoeg om door me vrouw verstaan te worden, die om een hoek van de kamer zijn alleenspraak had aan gehoord Mevrouw kwam in de gang en zeide tot Anton: „je bent een eerlijke vent hoor, ik heb alles gehoord, en het strekt je tot eer dat je die booze ingevingen weet te trot- seeren. Hier is het geld voor je moeder en jij krijgt van mij een mooien vlieger." An ton was in de wolken. Nog dienzelfden dag kwam Anna een prachtigen vlieger bren gen, die het in grootte en pracht won van de andere jongens uit de buurt. Ook An- tons moeder werd niet vergeten. Anton liep 200 vlug hij kon naar het plein, en binnen een kwartier zweefde zajn vlieger hoog in de lucht. Maar liet werd tijd en hij moest naar huis, dus haalde hij zijn vlieger in. Terwijl deze al lager en lager kwam, had Anton niet gerekend op de hooge populie ren, die op het plein stonden. De vlieger was haast beneden, maar o wee, er kwam een rukwind en slingerde hem in de hoo rnen. Juist zitten daar twee kraaien te zoeken, waar ze hun nest zouden bouwen, toen de vlieg eu- in de boomen terecht kwam. Beiden dachten dat gaat goed, dit zullen we voor den bodem van het nest gebruiken en meteen wipte de eene kraai op den vlie ger. Het dunne vloei was echter niet sterk genoeg en de vogel wipte er door, ten spijt van Anton, die geen raad wist. Juist kwam daar mevrouw Van Dijk voorbij, die An- tons ongeluk zag, en hem bemoedigend toe sprak. Hij ging naar huis, verdrietig, maar dat duurde niet lang, want een twee de vlieger werd gezonden door mevrouw Van Dijk. Anton ging dien volgenden dag weer vliegeren, maar niet op het plein, maar op de heide waar geen boomen zijn die de vlieger belemmerden en ook geen kraaien zijn die van een vlieger een nest wilden bouwen. Correspondentie. 1 Maria van Klaveren te Hazera- I woude. Wel meisje heb je veel pleizier ge had den 9den September? Ik hoop, dat je mij in je volgend briefje het een en ander 1 over de feestelijkheden wilt schrijven. ,,B r o e r en Zus" te Rijnsburg. Dank voor jullie hartelijke welkomstgroet na de vacantie. Je veronderstelling ia volkomen juiste ik heb mij best geamuseerd op mijn reisje in het Noorden. „M a d e 1 i e f j e". Neen meisje, ik neem je je verzuim volstrekt niet kwalijk, want ik begrijp maar al te goed, dat je moeder je hulp in de vacantie niet kon ontberen. Ik was vroeger eveneens mijn moeder's. „rech terhand", daar ik ook de oudste van het troepje was. Ik herinner me nog duidelijk al de kleine werkjes, die ik in vacantietijden moeet ver- richten; zoo o. a. het afhalen van snij- en princesse-boontjes voor de inmaak I Dal; was I voor ons kinderen altoos een prettige tijd want als we ijverig geholpen hadden, trak teerde moeder na afloop van bet inmaken op wafels en limonade „Vergee t-m ij-n iet.' In dank ont ving ik je mooie prentkaart uit Aalsmeer, Heb je een prettige vacantie gehad! „Meitak je". \vel zoo, ben je zoo blij, dat we weer met elkander kunnen babbe len? Nu, dat doet me heel veel pleizier en ik hoop wederom op je geregelde medewerking te. mogen rekenen. „Populierenta k". 'Ja meisje, je nieuwe postpapier vind ik inderdaad héél mooidoch je moet er mij maar niet geregeld op schrijven, want dan zou j© voorraad spoedig uitgeput zijn; ik ben evengoed met een gewoont velletje papier tevreden. „A n jel i e r". Met genoegen vernam ik, dat het iets beter met je gaat en hoop van harte, dat je nu geregeld in beterschap zult toenemen. Ik moet zeggen, dat je in de va cantie zeer ijverig bent geweest; trouwens over het algemeen is er goed gewerkt; het getal der ingekomen teekenen viel mij wel is waar niet mee, doch de kwaliteit over trof de kwantiteit. „L ou is Both a". Je schuilnaam is mij bijzonder sympathiek, want ik heb evenals jij eerbied voor de helden uit den Zuid-Afri- kaanschen oorlog 1 Truus vandenBrande. Aan je verzoek zal ik voldoen en in de „Onderlin ge Correspondentie" je vraag opnemen Nu de vacantie voorbij is, hoop ik da! mijn raadselvriemdjee en vriendinnetje? weer ijverig aan het werk zullen gaan- Een aardig denkbeeld van je, om de ver schillende nummers van ons weekblaadje aan het einde van den jaargang te laten inbinden. Je m&g nu wel zorgen, dat 34 geen enkel nummer kwijt raakt! „De twee witte roosjes." Hej doet mij genoegen te vernemen, dat ju lib in de vacantie te Ka wijk zijt geweest ex daar veel pleizier hebt gehad. Ik heb tt Schoveningen van de heerlijke tee lucht ge noten en geloof, dat mijn verblijf aldaar mi goed heeft gedaan. Gelukgewensoht met het zusje. „D e twee lachebekjes." Dan) voor jullie belangstelling. Ik heb te Scbe veningen een prettigen tijd doorgebracht en ben ook een dag of drie in het Noordeï van ons land geweest. Jullie tiet dus, dal ik mijn vacantie goed besteed heb. Ik hooj voortaan weder op jullie geregelde mede werking te mogen rekenen. „D i c k Trom", en ,,K o 0 1 w i t j Dank ik voor de mooie prentkaarten, di ik van ben ontving. „Herderinnetje." Ik begrijp bes^ dat het bedoelde boekwerk bijzonder in jul lie smaak valt, want het ifl inderdau. héél lief geschreven. Met genoegen nam ik dat je broertje je voorbeeld wil vol gen en eveneens aan ons blaadje medewet ken. „V i o o 11 j e." Vriendelijk dank vooi je lieve belangstelling. Ik ben nu weer vol komen uitgerust en heb mijn arbeid met lust en nieuwen moed aanvaard. Ik beloof jullie, dat ik je briefjes zooveel mogelijk zal beantwoordendoch over ingezonden bijdragon kunnen we het in de oorrespon dentie niet hebben, daar zulks te véé1 plaatsruimte zou vorderen en bovendien t* eentonig zou worden. Wim en Jo moger natuurlijk meedoenik zal er heusch niej boos om zijn wanneer ze in verband me* him schoolwerk en de vioolstudies af ex toe eens overslaan. Marietje moet nog eet jaartje wachten, want haar vind ik heuse) nog te jong. Vele groet jee voor je viertjes! MARIE VAN AMSTEL.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 14