No. 14886.
LE1DSGH MQBLAB, Woensdag* 2 September. Tweede Blad.
Anno 1908.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Voor vrouw ess kind.
Buitenlandsch Overzicht.
i
)(Het Vaderland" herinnert, dat de
benoeming van dr. A. Kuyper tot
Minister van Staat in een met cte
Regeering bevriend blad reeds in uitzicht
ff03 gesteld als „het zoenoffer van het mi
nisterie voor het passeeren van den leider
der a.-r. partij en der coalitie bij de omver
werping" van het vorig Kabinet door den
bekenden onverhoedschen en welgeslaagden
aanval op de oorlogsbegrooting van den
minister Van Rappard", en dat bovendien
beeft verluid, uat zij ook ten doel had den
leider der a.-r. partij op dc voor hem meest
eervolle wijze buiten toekomstige ministe
ries'van rechts 1 kunnen houden door hem
e0n hooger cere-ambt en wel het hoogste
jji den Staat toe te kennen.
Voor beide zaken mag evenwel een zoo
hooge koninklijke onderscheiding niet wor
den gebruikt, meent het blad, cn het merkt
op:
Zitten de partijen van rechts thans eenigs
zins verlegen met den man, die hen groot
beeft gemaakt en met wieu zij vroeger zoo
boog wegliepen, missen zij den moed, hem
ia een Kabinet van rechts op te nemen, of
den storm het hoofd te bieden, dien dat
vooruitzicht alleen reeds bij dc stembus van
1909 tegen hen in het land zou aoen oprij
zen, welnu, dan zijn er middelen genoeg
oui hem - andere wijze vanwege dc partij
of de coalitie een onderscheiding aan te
bieden. De allerhoogste zou dan niet hoog
genoeg kunnen zijn, en bij ons zou zij geen
critiek ondervindenwant de verdiensten,
die or. Kuyper zich tegenover de kerkelijke
partijen verworven heeft, het is door ons
6teeds erkend kunnen zij hem nimmer-ten
volle vergelden.
Maar dat men de verguizing, hem van de
ééne groep van rechts te beurt gevallen,
den onwil en het vertrouwen, hem door de
andere groep betoond, en de aarzeling van
allen om met den onvolprezen schipper we
der opnieuw in zee te gaan, tracht goed te
maken, en geschil i eigen boezem poogt
te dempen, door hem dc hoogste Koninklij
ke onderscheiding to bezorgen, hem, den
man, tegen wien de neerdcrheid des volks,
zich in 1905 zoo ondubbelzinnig heeft ver-
eenigd in een eensgezind verzet, dat is
teren op andermans beurs, heb gelag voor
eigen fouten laten betalen door het alge
meen.
Wij kunnen dan ook met deze onderschei
ding niet instemmen. Zij riekt ons tc veel
aaar partij-politiek.
En welk een bittc-rc bijsmaak moet er
voor den begiftigde aan zijn.
„H et Centrum" schrijft: Het is te
verwachten, dat de hooge onderscheiding,
waarmee dr. Kuyper door H. M. ie vereerd,
tot Nurks-achtige eommentaron in de Lin-
ker-pers zal aanleiding geven.
Over den anti-revolutionnairen leider kan
die pers nu eenmaal niet met onbevangen
heid oordeelen.
En „H et Vaderland", dat zich sinds
lang een zekere reputatie, van Kuyporopho-
bie heeft verworven, haast zich den geest
verwanten in de pers voor te zijn en ver
klaart, dat de onderscheiding haar instem
ming niet heeft, wat wonder 1 dat zo
te veel riekt naai* „paritij-politick", ge
bruikt is om de „fout der regeeringspar-
partijen goed te maken) enz.
Tot dc nuchtere erkenning, dat dr. Kuy
per de hem ten deel gevallen onderschei
ding verdiend heeft door zijn buitenge
wone gaven en zijn jarenlangen arbeid ten
bate van het land, vermag „H et Vade r-
1 a n d" zich geen oogenblik op te werken.
MerkwaardigIn een buitenlandsch blad
lozen we heden, naar aanleiding van zijn be
noeming, dat dr. Kuyper niet slechts in Ne
derland, maar in geheel Europa groot aan
zien geniet.
En een binnonlandsch blad voelt
zich door diezelfde benoemiDg slechts ge
ïnspireerd tot het schrijven van een reeks
hatelijke opmerkingen, en ziet daarin lou-
ler een symptoom van ongezonde partij-po
litiek.
Men heeft na het lezen van zulk een
De tijd heeft vleugels niet alleen om in
snelle vaart voorwaarts to gaan, maar ook
om de herinnering aan het verleden weg
te wisschen, alsof dit verleden nooit be-
Btaan had, en dc tijd giet balsem in het ge
wonde hart en goneest het.
Die weldadige werking van den tijd on
dervonden ook Jozef en Geneviève; dc he
vige smart veranderde weldra in een zoch
ten weemoed, de tranonvloed hield op te
ötroomon, een enkele traan nog vloeide,
wanneer men van de teedere moeder sprak,
en herinnerde men zich haar, dan was zulks
als aan een zalig verleden, als aan een zoe
ten droom.
Kalm en rustig vlogen de dagen voor Jo
zef on Geneviève daarheen en liet eentonige
van hun levenswijze werd nu en dan afge
broken door de bezocKen van Andró, den
klompenmaker, een vroolijken snaak en een
vriend van Jozef, hóewei hij met dezen eeni
ge jaren verschilde en met Geneviève in leef
tijd gelijk 6tond.
Andró was een vroolijke snaak, zeiden wij,
doch daar hij een niet onbelangrijke rpl in
ens verhaal zal spelen, is dit niet genoeg
gezegd en dienen wij een eenigszins nadere
omschrijving van hem te geven. Andró was
een wees. en de stand, waarin hij leefde,
kon niet onbemiddeld geheeten worden.
Zyu ouders hadden hem na hun sterven
een kleine woning naast do kapel nagelaten,
daarin hy het handwerk, door zyn vader by
stukje echter niet te vragen, wddr die par
tij-politiek te zoeken is, en wdar zij tot
uiting komt.
,,H et Huisgezin" schrijft:
Het had indertijd in breede kringen, en
waarlijk niet onder geestverwanten alleen,
ontstemming verwekt, dat het vorige mi
nisterie geen termen aanwezig had geaoht,
om dr. Kuyper op zijn zevontïgsten ver
jaardag voor een onderscheiding aan H. M.
do Koningin voor te dragen.
Zulk een onthouding was tegenover ecu
man. van dr. Kuyper's politieke cn intel-
lcctueele statuur klein en kleinzielig.
Met voldoening zal thans door zeer velen,
ook onder de staatkundige tegenstanders,
worden vernomen, dat het nieuwe ministe
rie de eerste gelegenheid heeft aangegre
pen, om de tekortkoming van toen goed te
maken en dc benoeming van dr. Kuyper tot
Minister van Staat te bevorderen.
Deze even zeldzame als eervolle onder
scheiding heeft dr. Kuyper ten volle ver
diend.
En van alle onderscheidingen, bij gelegen
heid van Koninginne-ver jaardag toegekend,-
is er wel geen enkele, welke zoo algemeen
instemming zal vinden als die, aan den cmi-
nenten leider der anti-revolutionnaire par
tij ten deel gevallen.
Onze rechtspraak is telkens een
onderwerp van ..ïscussic. Thans wordt er
veel geschreven ov.i het geval van den jon
gen man, zoon eens reenters, die fietsen
stal, cn op vrije voeten gelaten isdoch ook
een andere kwestie gaf reden tot geschrijf.
Dezer dagen werd namelijk een man, die
reeds meer met de justitie in aanraking was
geweest, wegens diefstal veroordeeld. Een
der rechters meende echter de opmerking te
moeten maken, dat de bestolen patroon zijn
werklieden niet mocht laten arbeideu togen
een loon van 2 p.r week.
Deze opmerking \an den rechter deed
iemand in „D e Nieuwe Courant"
een schrijven plaateen, waarvan het onder
staande de bedoeling wedergeeft:
Heeft de man gestolen, clan raag zeer ze
ker de benarde toestand, waarin hij ver
keerde, don rechter bij het bepalen van de
op te leggen straf tot clementie stemmen,
doch is een in de rechtzaal daarbij uitge
sproken verwijt aan eten werkgever niet op
zijn plaats. Zoowel voor den gestrafte als
voor hen, die deze zaak met minder helder
inzicht beschouwen, heeft het den schijn,
alsof iets in de behandeling van den werk
gever den gestrafte het recht had gegeven
hem te bestelen, of ten minste den diefstal
vergoelijkte. Hierdoor wordt het rechtsge
voel gekrenkt door den rechter, die aange
wezen is het aan te kweeken.
Heeft de werkgever verkeerd gedaan een
recidivist in dienst tc nemen tegen een loon,
waarvan de man niet kan bestaan? Zoo de
werkgever voor dat loon meer diensten ont
ving dan waarvoor hij betaalde, was zulks
zeker in dit bijzonder geval niet menschlie-
vend, maar paste h-t den rechter niet, in
de rechtzaal daarvan den werkgever een er-
wijt te maken. De betrekking was toch door
den beklaagde voor het loon aangenomen
en weinigen zijn er, die diensten hooger be
talen, clan waarvoor zij zijn aangeboden.
De schrijver meent, dat werkgevers, die
ontslagen gevangenen in <iienst nemen voor
arbeid, die slechts met een gering loon kan
worden betaald, daarmee aan dc maatschap
pij een weldaad bewijzen.
„Het Gcnt.ru is het met de be
schouwing van bedoelden inzender niet eens;
het vindt, dat het recht niet alleen straf
eischt voor wie diefstal pleegde, maar óók
oischt, dat een behoorlijk loon worde be
taald.
„H et Centrum' vindt do leer van
den inzender harteloos:
O, oude, hartclooze leer, die slechts de
wet van vraag en mod kent! Hoe is het
mogelijk, dat zij, na al den vooruitgang der
laatste jaren, nog een verdediger kan vin
den in de kolommen van een liberaal blad,
zonder eenige aanmerking van de zijde dei-
redactie Een arbei1 v of bediende ontvangt
een weekloon van twee gulden, en een rech
ter, die den patroon op het abnormale van
dien» leven daarin uitgeoefend, het klompen
maken, voortzette, waarin hjj bijzonder ervaren
was. Daar hy de eonige klompenmaker was
ia het dorp, was het niet te verwon
deren, dat hy als eenloopend peisoon
dubbel en dwsrs, zooals men weieens
zegt, zyn brood had, ja zelfs jaarlijks iets
ovorlegde, dewijl hjj allesbehalve verkwistend
was, en zijn ledigen tijd, in plaats van dien in
do herberg door te brengen, gelijk de meeste
jongelingen van zyn leeftijd, besteedde mot
het vervaardigen van pleistorbeoldjes, waarin
by niet onhandig was.
Een stuk land achter zijn woning leverde
hem zooveel vruchten op, dat, al ware hij
gehuwd en vader van een talrijk kroost ge
weest, do akker ruim genoeg in zijn behoef
te en die van de zijnen zou voorzien hebben.
Gaf dit reeds den knaap recht op den naam
van een goede pariy, zoo strekte zijn goed
uiterlijk, zijn vroolijke opgeruimdheid en vooral
z-ijn goed hart hem tot aanbeveling by het
schoone geslacht, dat den jongon klompenma
ker-klokkenluider, want wij haddon bijna ver
geten te zeggen, dat Andró ook dit geraas
makend ambt van zijn vader geörfd had, met
geen onverschillige oogen aanzag.
Maar hoe menige schalksche maagdenblik
den knaap vriendelijk toelachte, hoe menige
moedor hom iu haar woning lokte en
niet onduidelijk te kennen gaf, dat indien
ADdró haar om de hand haror dochter
vroeg, hjj voor geen weigering behoefde te
vreezen, niets mocht baten. Andró beantwoord-
do vriendelijk iederen blik en zoide hem een
naar een schoonzoon verlangende inooder:
„Waarlijk, Andréi gij moest een brave, knappe
vrouw nemen, en ik geloof niet, dat gij lang
zoudt behoeven te zoeken om er een to vin
den," dan had hij altijd het antwoord gereed:
zulk een loon jst, die aldus heb recht
en de rechtvaardigheid hooghoudt, wordt
deswege op straffen toon onder handen ge
nomen en van rechtskrenking be
schuldigd.
Het heet, dat hij den schijn wekt, alsof
de beklaagde tegen wien nota bene een
jaar gevangenisstraf werd geëischt het
„recht" had tc stelen, alsof de rechter den
diefstal vergoelijkte.
De redactie van „De Nieuwe Cou
rant" heeft zich op haar beurt de verzuch
ting van „Het Centrum" aangetrok
ken, en verklaart nu, dat het betoog van
den inzender haar instemming wegdroeg. Zij
zegt over de hoofdkwestie.
„Hot Centr." vraagt of ,,'t recht" niet
eischt dat „een behoorlijk loon" wordt uib-
beta-ald, al is de persoon in kwestie een re
cidivist e-n of een loon van 2 „een recht
vaardig loon" is. Het antwoord is, dat de
factoren, die de hoogte van het loon voor
zekere diensten bepalen, nu eenmaal niet in
„het recht" gelegen zijn en dat alle voor
uitgang van de laatste of verdere jaren het
niet zal doen gelukken ze daarin te vinden.
Zoodra het bericht omtrent de wijziging,
ten gunste van het vrouwenkies
recht aangobracht, in liet wetsvoorstel
tot Grondwetsherziening der s<icialistische
Kamerfractie, verscheen, herinnerden we
aldus schrijft „D e Residentiebod e"
aan mr. Troelsbra's uiting van twee
jaren geleden, waaruit de vrees bleek, dat
directe invoering van algemeen vrouwen
kiesrecht de arbeidersbeweging zou scha
den, o.a. door vermeerderden invloed der
reactie.
Nu het blijkt, dab voor dc fractie deze
vrees geen reden was om haar eerst inge
nomen standpunt te handhaven, vroegen
wij („Residentiebode") en ook
„Het Huisgezin": „Overtuiging of
Tactiek? Laat mr. Troelstra daar nu eens
op antwoorden."
Mr. Troelstra deed dit „met genoegen;"
maar uit dit antwoord in „H e t V o 1 k"
blijkt, volgons „De Residentie
bod e," dat puro tactiek in het spel was.
Ten bewijze haalt laatstgenoemd blad het
volgend gedeelte aan:
„In onze Nederlandsche partij hebben de
sociaal-democratische vrouwen zich eerst
de laatste jaren georganiseerd. Tijdens de
indiening van ons kiesrechtvoorstcl, hebben
zij zich niet laten gelden. Maar in 1906 heb
ben zij zich met onzo Kamerfractie in ver
binding gesteld en een nieuwe propaganda
voor algemeen vrouwenkiesrecht begonnen,
en wel met een vergadering te Amsterdam,
waar o.a. Troelstra do zaak besprak in den
geest als de Kamerfractie thans heeft be
sloten. Hot oongres der Partij van dit
jaar heeft een resolutie aangenomen in den
geest der Stuttgarter resolutie en met vol
le zeilen kan en moet nu door alle organen
der Partij op algemeen kiesrecht
voor mannen en vrouwen worden
aangestuurd."
Mr. Troelstra merkt „D e Residen
tiebode" op vindt zelf de zaak een
beetje zonderling, blijkens zijn toelichting,
„dat in dezen dus geen leiding is gegeven
van boven naar beneden, van de Kamerclub
aan do Partij, doch van beneden naar bo
ven, van do beweging aan haar voorvech
ters in het Parlement."
Ook „D e T ij d" schrijft:
Men staat hier verbaasd over de stout
moedigheid, waarmede dezo hoofdleider zijn
volgelingen in do maling durft, nemenIn
plaats van to betreuren, dat hij met de
Kamerfractie heeft moeten zwichten
voor den demagogischen aandrang van be
neden, roemt hij or op, dat in de sociaal-
democi'atisohe partij de leiders zich door
hun volgelingen op nieuwe (naar hun in
zicht verkeerde) wegen laten dringen. Dat
is heel wat andors dan bij die heerschzuch-
tige Katholieke leiders, die blijven leiden
in stee van te willen geleid wordenLuis
ter
„Misschien zullen de Katholieke vragers
na lezing hiervan zeggen, dat in dezo goen
leiding is gegeven van boven naar beneden,
van de Kamerclub aan de partij, doch van
„Komaan I trouwen Is altyd nog tyds genoeg
en ik ben toch nog voel te jong om aan een
huweiyk te denken." Vandaar, dat men Andró
ton opzichto van hot huwelijk even ongevoe
lig beschouwde als de pleisterbeeldjo», die hy
vervaardigde.
Andró was, zooals wy reeds zeiden, de
vriend van Jozef, en er ging geen avond voor-
by waarin men, onverschillig of het goed of
slecht weder was, Andró niet naar de woning
van Jozef zag wandelen, waar hy den avond-
maaltyd gebruikte; des Zondags bracht hy
den ganschon dag by zUn vriend door, met
uitzondering van die oogonblikken, waarin de
klok geluid moest worden; een bezigheid, zoo
gewichtig in de oogon van Andró, dat hy die
aan geen vreemde handen toevertrouwde.
Ook was Andró steeds een welkome gast
in do woning van Jozef, en zoozeer was men
aan zyn bezoeken gewoon geworden, dat, wan
neer Andró om do een of andere reden ver
hinderd werd te komen, het Geneviève zoowel
als Jozef toesoheen, alsof de woning uitge
storven was.
Rustig en kalm vloden, zooals wy reeds
gezegd hebben, de dagen voor Jozef en Gene
viève voort; vrede en opgeruimdheid heersch-
ten er onder het nederig dak en de wandelaar
die do woning van Jozef voorbykwam, hoorde
vaak de heldere, liefelyke stem van Geneviève
een vrooiyk lied zingen, terwyi Jozef op het
land weikte en zy zich met huiseiyke bezig-
hedon onledig hield; en was Jozef thuis, dan
klonk meestal uit de kleine woning een scha
terend gelach, veroorzaakt door de vroolyke
vertellingen van den huisvriend Andró, den
klompenmaker-klokkenluider.
Ruim een jaar na den dood der weduwe
Tibout kwam er een verandering, die Jozef
beneden naar bovop.t van de beweging aan
haar voor voters ia het Parlement.
M^ar om dat af te keuren of vreemd te vin
den, daarvoor moet men behooren tot de
Katholieke staatspartij ten onzent, wier
Kamerclub tot heden vrijwel zonder voeling
met het Katholieke volk deed wat zij wilde
cn daardoor dan ook terecht herhaaldelijk
ontstemming bij haar kiezers heeft ver
wekt.
Wij sociaal-democraten hebben alle aan
leiding in do evolutie van dit vraagstuk ten
onzent een bewijs te zien van frisch leven."
Anderen laat ,,D e T ij d" hierop vol
gen zullen hierin misschien het „bewijs"
zien, dat aan de sociaol-demceratische Ka
merfractie de tougels ontglipt zijn, dat de
leiders geleid worden, dat de leiding heel
wat to wensehen overlaat, dat de sociaal
democratische leiders den Katholieken
voormannen hun gezag en hun prestige
moeten benijden.
Het ,,W eekblad van het Recht"
betoogt nogmaals, dat do minister van jus
titie zich er toe had moeten bepalen voor
te stellen voor enkele rechterlijke colleges
het personeel uit te breiden tot bestrijding
van den achterstand. Dat de Minister
dit niet deed, was omdat hij meent, dat
een enkele uitbreiding van de overbelaste
colleges, zonder meer, de aanhangige groote
reorganisatie der rechterlijke macht reeds
zou doen mislukken, vóór zij nog in open
bare beraadslaging kwam. Deze meening
nu blijft het „Weekblad" ten sterkste
bestrijden. Het schrijft:
Zeker, wanneer Amsterdam. Rotterdam
en Den Haag enkele rechters meer zullen
hebben gekregen, is het laatste woord over
onze rechterlijke organisatie niet gespro
ken. Een voortdurende uitbreiding van
rechterlijk personeel komt aan de samen
stelling der rechterlijke colleges niet ten
goede. Wij hebben het nooit betwist, dooh
tevens nog zeer onlangs aangetoond, dat
waarlijk bij ons voor te sncllo toeneming
van het aantal rechtersplaatsen niet is te
vreezen; veertien iu een tijdvak van dertig
jaren is niet onrustbarend. Noodig was
onmiddellijk voorziening in een onhoud
baar verklaarden toestand; daarna mocht
zeker worden overwogen, of voor het ver
volg niet met andere middelen het thans
zich vertoonende kwaad kon worden voor
komen. Dooh het zoeken naar die middelen
voor de toekomst mocht geen oogenblik
vertraging brengen in het nemen van
maatregelen, door het heden onmiddellijk
vereisoht. Door uitbreiding van personeel
voor te stellen erkende de Minister haar
noodzakelijkheid; reeds daarom kon hij
met dit voorstel niet in strijd geraken met
andere voorstellen, tenzij de verwezenlij
king van deze do uitbreiding overbodig
maakte. Dit laatste kon nooit worden be
weerd, want de ingediende voorstellen
Looff-Van Raalte hielden niet een enkel
voorsokxift in, dat met betrekking tot de
werkzaamheid en de samenstelling onzer
drie belangrijkste rechtbanken tot beper
king van personeel zou hebben kunnen lei
den. Do Minister mooht dus zeker zeggen,
dat met enkele vermeerdering van perso
neel het na te streven einddoel niet was
bereikt; dat met dio vermeerdering, door
htm zelf noodzakelijk verklaard, eenig
groot beginsel werd aangetast of in gevaar
gebracht blijven wij betwisten met den
meesten nadruk en met de grootste stellig
heid. En wij voegen er nog eenmaal bij,
dat de Minister door het anders voor te
stellen en daarnaar te handelen, zelf de
oorzaak is geworden, dat het door hem
allereerst na te streven doel nog niet door
hem is bereikt.
Wat de Minister thans zal doen om te
geraken uit do impasse, waarin hij zich
zelf heeft gebracht? Wij weten het niet.
Blijft, hij onder den invloed dor dwaling,
waartegen wij nog eenmaal ln verzet kwa
men, dan vreozen wij voor een nog lang
voortbestaan van den achterstand, die zoo
terecht is genoemd een bespotting van do
rechtspleging, een schande voor ons land.
Wil hij zich van die dwaling losmaken, dan
kan nog in zeer korten tijd het allereerst
noodige worden verkregen. En daarna
moge dan het verstandig beleid van den
ln den beginne niet bemerkte, doch die later
zyn opmerkzaamheid tot zich trok.
Andró, anders vrooiyk en opgeruimd, was
somber en stilzwygend, zoo dikwyis by Jozef
bezocht, en ia plaats van een liedje te gaan
zingen, of door den een of anderen vroolyken
uitval de lachspieren in beweging te brengen,
slaakte hy diepe zuchten en gaf geheel ver-
koerde antwoorden op de vragen die men hem
deed; in éón woord, Andró was geheel ver
anderd, en zoo dikwyis Geneviève hem aanzag
of het woord tot hem richtte, sloeg hy de
oogen neder, en bedekte een donkere blos
zyn wangen.
Ook Qeneviève was niet meer dezelfde van
voorheonnu en dan fronste zich haar anders
zoo effen en helder voorhoofd, een teeken van
ernstig uadenken, dat haar anders zoo geheel
vreemd was; en dikwyis, wanneer zy met
Jozef alleen was, opende zy den mond om te
spreken, maar zweeg beschaamd, zoodra zy
een paar woorden gesproken had. Vroeg Jozef
haar dan: „Welnu, Geneviève, wat wildet gy
my zeggen?" dan was haar antwoord altyd
gereed, terwyi zy trachtte te glimlachen:
„Ooh niets, Jozef I het had zoo weinig te be
duiden, dat ik het nu reeds vergeten ben."
Eindeiyk werd de verandering, die er by
Geneviève plaats greep, zóó groot, dat Jozef
beeloot onderzoek naar de reden ervan te doen,
en op een avond, toon zy alleen waren, daar
de bezoeken van Andró al minder en minder
werdeD, zeide hy, de hand zijner pleegzuster
vattende, terwyi hy haar naast zich doed
nederzitten
„Geneviève, gU *yt geheel veranderd; zoo
vrooiyk en opgeruimd als gy .vroeger waart,
zoo afgetrokken en naargeestig zyt gy thans
geworden; ïydt gy, lieve zuster, hebt gy ver
driet? Zeg het my dan en ik zal silos doen,
Minister ons spoedig do groote reorga
nisatie brengen, die voor het vervolg de in
diening van noodwetten zal overbodig ma
ken.
De berichtgever van do „Indépendance
beige" tc Wiesbaden meldt aan zijn blad,
dat het proces, ingespannen door graaf
Mercnberg, den zoon uit het morganatisch
huwelijk van wijlen prins Nico Laas van Nas
sau, tegen den groothertog van
Luxemburg, over de rechten op het
fideioommis van de familie-Nassau, 17 Oc
tober in behandeling zal komen.
Keizer Wilhelm heeft a^an een
feestmaal in hot keizerlijk paleis tc Straats
burg o.m. gezegd:
„Gij bewoners van het grensland hebt
natuurlijk het grootste belang bij het be
houd van vrede en ik ben blij als mijn
innigste overtuiging to kunnen uitspreken,
dat de Europeesche vrede niet
in gevaar is. Hij berust op tc vaste
grondslagen, dan dat hij door ophitsing en
laster, op den nijd en afgunst van sommi
gen geïnspireerd, aan het wankelen ge
bracht zou kunnen worden.
Ten slotte wordt de vrede verzekerd
door onze weermacht te water en te land...
zij het zonder bedreiging van anderen.
De Fransohe bladen zijn ingenomen met
deze woorden.
De „Nordd. Allg. Ztg." ze^t:
„Naar wij vernemen heeft de keizerlijke
regeering door haar vertegenwoordigers aan
de regeering dor mogendheden, die dc
Aote van Algeciras ondertcekenden, laten
mededeel en, dat dc Regeering met het oog
op den nieuwen toestand in Marokko,
de mogendheden er op meent te moeten wij
zen, dat een spoedige erkenning van Mou-
Lay Hafid in het belang der finale regeling
van de Marokkaansche toestanden is."
Dit officieuze bericht moet blijkbaar wor
den verklaard uit een gerucht, dat dc
Keizer persoonlijk door een telegram zich
gemoeid zou hebbein met- de Marokkaansche
erkenningskwestie. Toen nu de „Nord-
deutscihe Allgemeine" dat bericht voor on-
gegTond verklaarde, trachtten Fransohe
bladen daaruit op te maken, dat Duitsch-
land aan de zaak niet veel waarde hecht.
„Voor zulk een verouder steil in.; bestaat
geenerlei grond," zegt een officieus tele
gram uit Berlijn aan de „Köln. Ztg."
Thans blijkt, dat do Duitsohe regeering
in dezen werkelijk actief optreedt en den
mogendheden, die de akte van Algeciras
mede onderteekend hebben, een spoedige
erkenning van Moulay Hafid aanbeveelt.
Er komt een krachtig verzet tegen de ont
worpen Duitsohe rijksbelasting op e l e c-
trioiteit en gas. Deze weck zullen
de gemeenteraden van Charlottonburg,
Sohönaberg en Wilmersdorf beraadslagen
over middelen, om zich tegen de dreigende
belasting te weer te stellen.
Naar de „Temps" uit Rome verneemt,
heeft het daar opzien gewekt, dat kardinaal
Vonutelli, op het punt om als pauselijk af
gezant naar het eucharistische congres te
Londen de reis aerwaarts te aanvaarden,
aan het station de hertogin van Aosta, die
toevallig ook op reis ging, is gaan begroe
ten. Dat was do eerste maal, zegt het be
richt, dat een prins dor Kerk in hot open
baar een lid van het koninklijke huis van
Italië hulde bracht.
De Tsaar en de Tsaritza zijn gis
teren met het jacht „Alexandria" uit Pe
terhof naar lvro nstadt vertrokken. Te
Kroonstadt gingen zij aan boord van 't jaoht
„Standart", om eer te maken naar do
Finsohe Golf.
Het heet, dat de Turkschc regeering
op aansporing van het jong-Turk che comitA
den mogendheden o-.teieel het verzoek zal
doen toekomen, om de vreemde gendarme
rie uit Macedonië terug to roepen.
In diplomatieke kringen is men van oor
deel, dat dit verzoek gereedelijk zal worden
wat ik vermag, om uw leed en verdriet tu
doen ophouden of ten minste te verzachten."
Een diepe zucht was het eenig antwoord,
hetwelk Jozef ontving.
„Hoe, Geneviève I" zeide Jozef eenigszins
verwytend, „gy hebt geheimen voor my, uw
broeder, die nooit een geheim voor u had?
Spreek, Geneviève; of ik zou meenen, dat gy
my niet meer als uw broeder bemint."
Geneviève wierp zich om don hals van den
jongen man, en barstte in een tranenvloed uit.
„Hoe, gy weent, Gonevièvel" riep Jozef,
„gy weentI Ia er iemand, die u heeft belee-
digd of onrecht aangedaan?"
„0, neen, neen, dat is het niet," snikto
het meisje.
„Welnu, is dan hetgeen u deert van zulk
een aard, dat gy het voor my geheim moet
houden?"
„Goede Jozef l" zeide het meisje na eenige
oogenblikken het stilzwygen bewaard te heb
ben, „o, er zyn zaken, die men Diemand, zelfs
niet zyn broeder zeggen kan."
„0, ik begryp u, QenevièTei" zeide Jozef
•omber, terwyl zich een droefgeestige trek
over zyn gelaat verspreidde; „ik begryp u,
gy herrinnert u het verleden, hoe gy toen
gevonden werdt in prachtige kleederen, dl(j
getuigden, dat uw ouders ryk en aanzienlek
waren; thans begint uw hart te spreken, het
welk zoo lang zweeg, en het zegt u, dat df
onaanzienlyke woning van Jozef Tibout u*
plaats niet is; dat die eenvoudige kleeron,
welke gy draagt, te gering voor u zyn; drf
gy in fluweel en zyde moet gekleed g>.ai£
dat een edelman, in met goud geborduurd*
kleeding, in plaats van Jozef Tibout, dearrC,
boerenknaap
(Wordt v^ryolgd>>