No. 14886. LE1DSGH MQBLAB, Woensdag* 2 September. Tweede Blad. Anno 1908. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Voor vrouw ess kind. Buitenlandsch Overzicht. i )(Het Vaderland" herinnert, dat de benoeming van dr. A. Kuyper tot Minister van Staat in een met cte Regeering bevriend blad reeds in uitzicht ff03 gesteld als „het zoenoffer van het mi nisterie voor het passeeren van den leider der a.-r. partij en der coalitie bij de omver werping" van het vorig Kabinet door den bekenden onverhoedschen en welgeslaagden aanval op de oorlogsbegrooting van den minister Van Rappard", en dat bovendien beeft verluid, uat zij ook ten doel had den leider der a.-r. partij op dc voor hem meest eervolle wijze buiten toekomstige ministe ries'van rechts 1 kunnen houden door hem e0n hooger cere-ambt en wel het hoogste jji den Staat toe te kennen. Voor beide zaken mag evenwel een zoo hooge koninklijke onderscheiding niet wor den gebruikt, meent het blad, cn het merkt op: Zitten de partijen van rechts thans eenigs zins verlegen met den man, die hen groot beeft gemaakt en met wieu zij vroeger zoo boog wegliepen, missen zij den moed, hem ia een Kabinet van rechts op te nemen, of den storm het hoofd te bieden, dien dat vooruitzicht alleen reeds bij dc stembus van 1909 tegen hen in het land zou aoen oprij zen, welnu, dan zijn er middelen genoeg oui hem - andere wijze vanwege dc partij of de coalitie een onderscheiding aan te bieden. De allerhoogste zou dan niet hoog genoeg kunnen zijn, en bij ons zou zij geen critiek ondervindenwant de verdiensten, die or. Kuyper zich tegenover de kerkelijke partijen verworven heeft, het is door ons 6teeds erkend kunnen zij hem nimmer-ten volle vergelden. Maar dat men de verguizing, hem van de ééne groep van rechts te beurt gevallen, den onwil en het vertrouwen, hem door de andere groep betoond, en de aarzeling van allen om met den onvolprezen schipper we der opnieuw in zee te gaan, tracht goed te maken, en geschil i eigen boezem poogt te dempen, door hem dc hoogste Koninklij ke onderscheiding to bezorgen, hem, den man, tegen wien de neerdcrheid des volks, zich in 1905 zoo ondubbelzinnig heeft ver- eenigd in een eensgezind verzet, dat is teren op andermans beurs, heb gelag voor eigen fouten laten betalen door het alge meen. Wij kunnen dan ook met deze onderschei ding niet instemmen. Zij riekt ons tc veel aaar partij-politiek. En welk een bittc-rc bijsmaak moet er voor den begiftigde aan zijn. „H et Centrum" schrijft: Het is te verwachten, dat de hooge onderscheiding, waarmee dr. Kuyper door H. M. ie vereerd, tot Nurks-achtige eommentaron in de Lin- ker-pers zal aanleiding geven. Over den anti-revolutionnairen leider kan die pers nu eenmaal niet met onbevangen heid oordeelen. En „H et Vaderland", dat zich sinds lang een zekere reputatie, van Kuyporopho- bie heeft verworven, haast zich den geest verwanten in de pers voor te zijn en ver klaart, dat de onderscheiding haar instem ming niet heeft, wat wonder 1 dat zo te veel riekt naai* „paritij-politick", ge bruikt is om de „fout der regeeringspar- partijen goed te maken) enz. Tot dc nuchtere erkenning, dat dr. Kuy per de hem ten deel gevallen onderschei ding verdiend heeft door zijn buitenge wone gaven en zijn jarenlangen arbeid ten bate van het land, vermag „H et Vade r- 1 a n d" zich geen oogenblik op te werken. MerkwaardigIn een buitenlandsch blad lozen we heden, naar aanleiding van zijn be noeming, dat dr. Kuyper niet slechts in Ne derland, maar in geheel Europa groot aan zien geniet. En een binnonlandsch blad voelt zich door diezelfde benoemiDg slechts ge ïnspireerd tot het schrijven van een reeks hatelijke opmerkingen, en ziet daarin lou- ler een symptoom van ongezonde partij-po litiek. Men heeft na het lezen van zulk een De tijd heeft vleugels niet alleen om in snelle vaart voorwaarts to gaan, maar ook om de herinnering aan het verleden weg te wisschen, alsof dit verleden nooit be- Btaan had, en dc tijd giet balsem in het ge wonde hart en goneest het. Die weldadige werking van den tijd on dervonden ook Jozef en Geneviève; dc he vige smart veranderde weldra in een zoch ten weemoed, de tranonvloed hield op te ötroomon, een enkele traan nog vloeide, wanneer men van de teedere moeder sprak, en herinnerde men zich haar, dan was zulks als aan een zalig verleden, als aan een zoe ten droom. Kalm en rustig vlogen de dagen voor Jo zef on Geneviève daarheen en liet eentonige van hun levenswijze werd nu en dan afge broken door de bezocKen van Andró, den klompenmaker, een vroolijken snaak en een vriend van Jozef, hóewei hij met dezen eeni ge jaren verschilde en met Geneviève in leef tijd gelijk 6tond. Andró was een vroolijke snaak, zeiden wij, doch daar hij een niet onbelangrijke rpl in ens verhaal zal spelen, is dit niet genoeg gezegd en dienen wij een eenigszins nadere omschrijving van hem te geven. Andró was een wees. en de stand, waarin hij leefde, kon niet onbemiddeld geheeten worden. Zyu ouders hadden hem na hun sterven een kleine woning naast do kapel nagelaten, daarin hy het handwerk, door zyn vader by stukje echter niet te vragen, wddr die par tij-politiek te zoeken is, en wdar zij tot uiting komt. ,,H et Huisgezin" schrijft: Het had indertijd in breede kringen, en waarlijk niet onder geestverwanten alleen, ontstemming verwekt, dat het vorige mi nisterie geen termen aanwezig had geaoht, om dr. Kuyper op zijn zevontïgsten ver jaardag voor een onderscheiding aan H. M. do Koningin voor te dragen. Zulk een onthouding was tegenover ecu man. van dr. Kuyper's politieke cn intel- lcctueele statuur klein en kleinzielig. Met voldoening zal thans door zeer velen, ook onder de staatkundige tegenstanders, worden vernomen, dat het nieuwe ministe rie de eerste gelegenheid heeft aangegre pen, om de tekortkoming van toen goed te maken en dc benoeming van dr. Kuyper tot Minister van Staat te bevorderen. Deze even zeldzame als eervolle onder scheiding heeft dr. Kuyper ten volle ver diend. En van alle onderscheidingen, bij gelegen heid van Koninginne-ver jaardag toegekend,- is er wel geen enkele, welke zoo algemeen instemming zal vinden als die, aan den cmi- nenten leider der anti-revolutionnaire par tij ten deel gevallen. Onze rechtspraak is telkens een onderwerp van ..ïscussic. Thans wordt er veel geschreven ov.i het geval van den jon gen man, zoon eens reenters, die fietsen stal, cn op vrije voeten gelaten isdoch ook een andere kwestie gaf reden tot geschrijf. Dezer dagen werd namelijk een man, die reeds meer met de justitie in aanraking was geweest, wegens diefstal veroordeeld. Een der rechters meende echter de opmerking te moeten maken, dat de bestolen patroon zijn werklieden niet mocht laten arbeideu togen een loon van 2 p.r week. Deze opmerking \an den rechter deed iemand in „D e Nieuwe Courant" een schrijven plaateen, waarvan het onder staande de bedoeling wedergeeft: Heeft de man gestolen, clan raag zeer ze ker de benarde toestand, waarin hij ver keerde, don rechter bij het bepalen van de op te leggen straf tot clementie stemmen, doch is een in de rechtzaal daarbij uitge sproken verwijt aan eten werkgever niet op zijn plaats. Zoowel voor den gestrafte als voor hen, die deze zaak met minder helder inzicht beschouwen, heeft het den schijn, alsof iets in de behandeling van den werk gever den gestrafte het recht had gegeven hem te bestelen, of ten minste den diefstal vergoelijkte. Hierdoor wordt het rechtsge voel gekrenkt door den rechter, die aange wezen is het aan te kweeken. Heeft de werkgever verkeerd gedaan een recidivist in dienst tc nemen tegen een loon, waarvan de man niet kan bestaan? Zoo de werkgever voor dat loon meer diensten ont ving dan waarvoor hij betaalde, was zulks zeker in dit bijzonder geval niet menschlie- vend, maar paste h-t den rechter niet, in de rechtzaal daarvan den werkgever een er- wijt te maken. De betrekking was toch door den beklaagde voor het loon aangenomen en weinigen zijn er, die diensten hooger be talen, clan waarvoor zij zijn aangeboden. De schrijver meent, dat werkgevers, die ontslagen gevangenen in <iienst nemen voor arbeid, die slechts met een gering loon kan worden betaald, daarmee aan dc maatschap pij een weldaad bewijzen. „Het Gcnt.ru is het met de be schouwing van bedoelden inzender niet eens; het vindt, dat het recht niet alleen straf eischt voor wie diefstal pleegde, maar óók oischt, dat een behoorlijk loon worde be taald. „H et Centrum' vindt do leer van den inzender harteloos: O, oude, hartclooze leer, die slechts de wet van vraag en mod kent! Hoe is het mogelijk, dat zij, na al den vooruitgang der laatste jaren, nog een verdediger kan vin den in de kolommen van een liberaal blad, zonder eenige aanmerking van de zijde dei- redactie Een arbei1 v of bediende ontvangt een weekloon van twee gulden, en een rech ter, die den patroon op het abnormale van dien» leven daarin uitgeoefend, het klompen maken, voortzette, waarin hjj bijzonder ervaren was. Daar hy de eonige klompenmaker was ia het dorp, was het niet te verwon deren, dat hy als eenloopend peisoon dubbel en dwsrs, zooals men weieens zegt, zyn brood had, ja zelfs jaarlijks iets ovorlegde, dewijl hjj allesbehalve verkwistend was, en zijn ledigen tijd, in plaats van dien in do herberg door te brengen, gelijk de meeste jongelingen van zyn leeftijd, besteedde mot het vervaardigen van pleistorbeoldjes, waarin by niet onhandig was. Een stuk land achter zijn woning leverde hem zooveel vruchten op, dat, al ware hij gehuwd en vader van een talrijk kroost ge weest, do akker ruim genoeg in zijn behoef te en die van de zijnen zou voorzien hebben. Gaf dit reeds den knaap recht op den naam van een goede pariy, zoo strekte zijn goed uiterlijk, zijn vroolijke opgeruimdheid en vooral z-ijn goed hart hem tot aanbeveling by het schoone geslacht, dat den jongon klompenma ker-klokkenluider, want wij haddon bijna ver geten te zeggen, dat Andró ook dit geraas makend ambt van zijn vader geörfd had, met geen onverschillige oogen aanzag. Maar hoe menige schalksche maagdenblik den knaap vriendelijk toelachte, hoe menige moedor hom iu haar woning lokte en niet onduidelijk te kennen gaf, dat indien ADdró haar om de hand haror dochter vroeg, hjj voor geen weigering behoefde te vreezen, niets mocht baten. Andró beantwoord- do vriendelijk iederen blik en zoide hem een naar een schoonzoon verlangende inooder: „Waarlijk, Andréi gij moest een brave, knappe vrouw nemen, en ik geloof niet, dat gij lang zoudt behoeven te zoeken om er een to vin den," dan had hij altijd het antwoord gereed: zulk een loon jst, die aldus heb recht en de rechtvaardigheid hooghoudt, wordt deswege op straffen toon onder handen ge nomen en van rechtskrenking be schuldigd. Het heet, dat hij den schijn wekt, alsof de beklaagde tegen wien nota bene een jaar gevangenisstraf werd geëischt het „recht" had tc stelen, alsof de rechter den diefstal vergoelijkte. De redactie van „De Nieuwe Cou rant" heeft zich op haar beurt de verzuch ting van „Het Centrum" aangetrok ken, en verklaart nu, dat het betoog van den inzender haar instemming wegdroeg. Zij zegt over de hoofdkwestie. „Hot Centr." vraagt of ,,'t recht" niet eischt dat „een behoorlijk loon" wordt uib- beta-ald, al is de persoon in kwestie een re cidivist e-n of een loon van 2 „een recht vaardig loon" is. Het antwoord is, dat de factoren, die de hoogte van het loon voor zekere diensten bepalen, nu eenmaal niet in „het recht" gelegen zijn en dat alle voor uitgang van de laatste of verdere jaren het niet zal doen gelukken ze daarin te vinden. Zoodra het bericht omtrent de wijziging, ten gunste van het vrouwenkies recht aangobracht, in liet wetsvoorstel tot Grondwetsherziening der s<icialistische Kamerfractie, verscheen, herinnerden we aldus schrijft „D e Residentiebod e" aan mr. Troelsbra's uiting van twee jaren geleden, waaruit de vrees bleek, dat directe invoering van algemeen vrouwen kiesrecht de arbeidersbeweging zou scha den, o.a. door vermeerderden invloed der reactie. Nu het blijkt, dab voor dc fractie deze vrees geen reden was om haar eerst inge nomen standpunt te handhaven, vroegen wij („Residentiebode") en ook „Het Huisgezin": „Overtuiging of Tactiek? Laat mr. Troelstra daar nu eens op antwoorden." Mr. Troelstra deed dit „met genoegen;" maar uit dit antwoord in „H e t V o 1 k" blijkt, volgons „De Residentie bod e," dat puro tactiek in het spel was. Ten bewijze haalt laatstgenoemd blad het volgend gedeelte aan: „In onze Nederlandsche partij hebben de sociaal-democratische vrouwen zich eerst de laatste jaren georganiseerd. Tijdens de indiening van ons kiesrechtvoorstcl, hebben zij zich niet laten gelden. Maar in 1906 heb ben zij zich met onzo Kamerfractie in ver binding gesteld en een nieuwe propaganda voor algemeen vrouwenkiesrecht begonnen, en wel met een vergadering te Amsterdam, waar o.a. Troelstra do zaak besprak in den geest als de Kamerfractie thans heeft be sloten. Hot oongres der Partij van dit jaar heeft een resolutie aangenomen in den geest der Stuttgarter resolutie en met vol le zeilen kan en moet nu door alle organen der Partij op algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen worden aangestuurd." Mr. Troelstra merkt „D e Residen tiebode" op vindt zelf de zaak een beetje zonderling, blijkens zijn toelichting, „dat in dezen dus geen leiding is gegeven van boven naar beneden, van de Kamerclub aan do Partij, doch van beneden naar bo ven, van do beweging aan haar voorvech ters in het Parlement." Ook „D e T ij d" schrijft: Men staat hier verbaasd over de stout moedigheid, waarmede dezo hoofdleider zijn volgelingen in do maling durft, nemenIn plaats van to betreuren, dat hij met de Kamerfractie heeft moeten zwichten voor den demagogischen aandrang van be neden, roemt hij or op, dat in de sociaal- democi'atisohe partij de leiders zich door hun volgelingen op nieuwe (naar hun in zicht verkeerde) wegen laten dringen. Dat is heel wat andors dan bij die heerschzuch- tige Katholieke leiders, die blijven leiden in stee van te willen geleid wordenLuis ter „Misschien zullen de Katholieke vragers na lezing hiervan zeggen, dat in dezo goen leiding is gegeven van boven naar beneden, van de Kamerclub aan de partij, doch van „Komaan I trouwen Is altyd nog tyds genoeg en ik ben toch nog voel te jong om aan een huweiyk te denken." Vandaar, dat men Andró ton opzichto van hot huwelijk even ongevoe lig beschouwde als de pleisterbeeldjo», die hy vervaardigde. Andró was, zooals wy reeds zeiden, de vriend van Jozef, en er ging geen avond voor- by waarin men, onverschillig of het goed of slecht weder was, Andró niet naar de woning van Jozef zag wandelen, waar hy den avond- maaltyd gebruikte; des Zondags bracht hy den ganschon dag by zUn vriend door, met uitzondering van die oogonblikken, waarin de klok geluid moest worden; een bezigheid, zoo gewichtig in de oogon van Andró, dat hy die aan geen vreemde handen toevertrouwde. Ook was Andró steeds een welkome gast in do woning van Jozef, en zoozeer was men aan zyn bezoeken gewoon geworden, dat, wan neer Andró om do een of andere reden ver hinderd werd te komen, het Geneviève zoowel als Jozef toesoheen, alsof de woning uitge storven was. Rustig en kalm vloden, zooals wy reeds gezegd hebben, de dagen voor Jozef en Gene viève voort; vrede en opgeruimdheid heersch- ten er onder het nederig dak en de wandelaar die do woning van Jozef voorbykwam, hoorde vaak de heldere, liefelyke stem van Geneviève een vrooiyk lied zingen, terwyi Jozef op het land weikte en zy zich met huiseiyke bezig- hedon onledig hield; en was Jozef thuis, dan klonk meestal uit de kleine woning een scha terend gelach, veroorzaakt door de vroolyke vertellingen van den huisvriend Andró, den klompenmaker-klokkenluider. Ruim een jaar na den dood der weduwe Tibout kwam er een verandering, die Jozef beneden naar bovop.t van de beweging aan haar voor voters ia het Parlement. M^ar om dat af te keuren of vreemd te vin den, daarvoor moet men behooren tot de Katholieke staatspartij ten onzent, wier Kamerclub tot heden vrijwel zonder voeling met het Katholieke volk deed wat zij wilde cn daardoor dan ook terecht herhaaldelijk ontstemming bij haar kiezers heeft ver wekt. Wij sociaal-democraten hebben alle aan leiding in do evolutie van dit vraagstuk ten onzent een bewijs te zien van frisch leven." Anderen laat ,,D e T ij d" hierop vol gen zullen hierin misschien het „bewijs" zien, dat aan de sociaol-demceratische Ka merfractie de tougels ontglipt zijn, dat de leiders geleid worden, dat de leiding heel wat to wensehen overlaat, dat de sociaal democratische leiders den Katholieken voormannen hun gezag en hun prestige moeten benijden. Het ,,W eekblad van het Recht" betoogt nogmaals, dat do minister van jus titie zich er toe had moeten bepalen voor te stellen voor enkele rechterlijke colleges het personeel uit te breiden tot bestrijding van den achterstand. Dat de Minister dit niet deed, was omdat hij meent, dat een enkele uitbreiding van de overbelaste colleges, zonder meer, de aanhangige groote reorganisatie der rechterlijke macht reeds zou doen mislukken, vóór zij nog in open bare beraadslaging kwam. Deze meening nu blijft het „Weekblad" ten sterkste bestrijden. Het schrijft: Zeker, wanneer Amsterdam. Rotterdam en Den Haag enkele rechters meer zullen hebben gekregen, is het laatste woord over onze rechterlijke organisatie niet gespro ken. Een voortdurende uitbreiding van rechterlijk personeel komt aan de samen stelling der rechterlijke colleges niet ten goede. Wij hebben het nooit betwist, dooh tevens nog zeer onlangs aangetoond, dat waarlijk bij ons voor te sncllo toeneming van het aantal rechtersplaatsen niet is te vreezen; veertien iu een tijdvak van dertig jaren is niet onrustbarend. Noodig was onmiddellijk voorziening in een onhoud baar verklaarden toestand; daarna mocht zeker worden overwogen, of voor het ver volg niet met andere middelen het thans zich vertoonende kwaad kon worden voor komen. Dooh het zoeken naar die middelen voor de toekomst mocht geen oogenblik vertraging brengen in het nemen van maatregelen, door het heden onmiddellijk vereisoht. Door uitbreiding van personeel voor te stellen erkende de Minister haar noodzakelijkheid; reeds daarom kon hij met dit voorstel niet in strijd geraken met andere voorstellen, tenzij de verwezenlij king van deze do uitbreiding overbodig maakte. Dit laatste kon nooit worden be weerd, want de ingediende voorstellen Looff-Van Raalte hielden niet een enkel voorsokxift in, dat met betrekking tot de werkzaamheid en de samenstelling onzer drie belangrijkste rechtbanken tot beper king van personeel zou hebben kunnen lei den. Do Minister mooht dus zeker zeggen, dat met enkele vermeerdering van perso neel het na te streven einddoel niet was bereikt; dat met dio vermeerdering, door htm zelf noodzakelijk verklaard, eenig groot beginsel werd aangetast of in gevaar gebracht blijven wij betwisten met den meesten nadruk en met de grootste stellig heid. En wij voegen er nog eenmaal bij, dat de Minister door het anders voor te stellen en daarnaar te handelen, zelf de oorzaak is geworden, dat het door hem allereerst na te streven doel nog niet door hem is bereikt. Wat de Minister thans zal doen om te geraken uit do impasse, waarin hij zich zelf heeft gebracht? Wij weten het niet. Blijft, hij onder den invloed dor dwaling, waartegen wij nog eenmaal ln verzet kwa men, dan vreozen wij voor een nog lang voortbestaan van den achterstand, die zoo terecht is genoemd een bespotting van do rechtspleging, een schande voor ons land. Wil hij zich van die dwaling losmaken, dan kan nog in zeer korten tijd het allereerst noodige worden verkregen. En daarna moge dan het verstandig beleid van den ln den beginne niet bemerkte, doch die later zyn opmerkzaamheid tot zich trok. Andró, anders vrooiyk en opgeruimd, was somber en stilzwygend, zoo dikwyis by Jozef bezocht, en ia plaats van een liedje te gaan zingen, of door den een of anderen vroolyken uitval de lachspieren in beweging te brengen, slaakte hy diepe zuchten en gaf geheel ver- koerde antwoorden op de vragen die men hem deed; in éón woord, Andró was geheel ver anderd, en zoo dikwyis Geneviève hem aanzag of het woord tot hem richtte, sloeg hy de oogen neder, en bedekte een donkere blos zyn wangen. Ook Qeneviève was niet meer dezelfde van voorheonnu en dan fronste zich haar anders zoo effen en helder voorhoofd, een teeken van ernstig uadenken, dat haar anders zoo geheel vreemd was; en dikwyis, wanneer zy met Jozef alleen was, opende zy den mond om te spreken, maar zweeg beschaamd, zoodra zy een paar woorden gesproken had. Vroeg Jozef haar dan: „Welnu, Geneviève, wat wildet gy my zeggen?" dan was haar antwoord altyd gereed, terwyi zy trachtte te glimlachen: „Ooh niets, Jozef I het had zoo weinig te be duiden, dat ik het nu reeds vergeten ben." Eindeiyk werd de verandering, die er by Geneviève plaats greep, zóó groot, dat Jozef beeloot onderzoek naar de reden ervan te doen, en op een avond, toon zy alleen waren, daar de bezoeken van Andró al minder en minder werdeD, zeide hy, de hand zijner pleegzuster vattende, terwyi hy haar naast zich doed nederzitten „Geneviève, gU *yt geheel veranderd; zoo vrooiyk en opgeruimd als gy .vroeger waart, zoo afgetrokken en naargeestig zyt gy thans geworden; ïydt gy, lieve zuster, hebt gy ver driet? Zeg het my dan en ik zal silos doen, Minister ons spoedig do groote reorga nisatie brengen, die voor het vervolg de in diening van noodwetten zal overbodig ma ken. De berichtgever van do „Indépendance beige" tc Wiesbaden meldt aan zijn blad, dat het proces, ingespannen door graaf Mercnberg, den zoon uit het morganatisch huwelijk van wijlen prins Nico Laas van Nas sau, tegen den groothertog van Luxemburg, over de rechten op het fideioommis van de familie-Nassau, 17 Oc tober in behandeling zal komen. Keizer Wilhelm heeft a^an een feestmaal in hot keizerlijk paleis tc Straats burg o.m. gezegd: „Gij bewoners van het grensland hebt natuurlijk het grootste belang bij het be houd van vrede en ik ben blij als mijn innigste overtuiging to kunnen uitspreken, dat de Europeesche vrede niet in gevaar is. Hij berust op tc vaste grondslagen, dan dat hij door ophitsing en laster, op den nijd en afgunst van sommi gen geïnspireerd, aan het wankelen ge bracht zou kunnen worden. Ten slotte wordt de vrede verzekerd door onze weermacht te water en te land... zij het zonder bedreiging van anderen. De Fransohe bladen zijn ingenomen met deze woorden. De „Nordd. Allg. Ztg." ze^t: „Naar wij vernemen heeft de keizerlijke regeering door haar vertegenwoordigers aan de regeering dor mogendheden, die dc Aote van Algeciras ondertcekenden, laten mededeel en, dat dc Regeering met het oog op den nieuwen toestand in Marokko, de mogendheden er op meent te moeten wij zen, dat een spoedige erkenning van Mou- Lay Hafid in het belang der finale regeling van de Marokkaansche toestanden is." Dit officieuze bericht moet blijkbaar wor den verklaard uit een gerucht, dat dc Keizer persoonlijk door een telegram zich gemoeid zou hebbein met- de Marokkaansche erkenningskwestie. Toen nu de „Nord- deutscihe Allgemeine" dat bericht voor on- gegTond verklaarde, trachtten Fransohe bladen daaruit op te maken, dat Duitsch- land aan de zaak niet veel waarde hecht. „Voor zulk een verouder steil in.; bestaat geenerlei grond," zegt een officieus tele gram uit Berlijn aan de „Köln. Ztg." Thans blijkt, dat do Duitsohe regeering in dezen werkelijk actief optreedt en den mogendheden, die de akte van Algeciras mede onderteekend hebben, een spoedige erkenning van Moulay Hafid aanbeveelt. Er komt een krachtig verzet tegen de ont worpen Duitsohe rijksbelasting op e l e c- trioiteit en gas. Deze weck zullen de gemeenteraden van Charlottonburg, Sohönaberg en Wilmersdorf beraadslagen over middelen, om zich tegen de dreigende belasting te weer te stellen. Naar de „Temps" uit Rome verneemt, heeft het daar opzien gewekt, dat kardinaal Vonutelli, op het punt om als pauselijk af gezant naar het eucharistische congres te Londen de reis aerwaarts te aanvaarden, aan het station de hertogin van Aosta, die toevallig ook op reis ging, is gaan begroe ten. Dat was do eerste maal, zegt het be richt, dat een prins dor Kerk in hot open baar een lid van het koninklijke huis van Italië hulde bracht. De Tsaar en de Tsaritza zijn gis teren met het jacht „Alexandria" uit Pe terhof naar lvro nstadt vertrokken. Te Kroonstadt gingen zij aan boord van 't jaoht „Standart", om eer te maken naar do Finsohe Golf. Het heet, dat de Turkschc regeering op aansporing van het jong-Turk che comitA den mogendheden o-.teieel het verzoek zal doen toekomen, om de vreemde gendarme rie uit Macedonië terug to roepen. In diplomatieke kringen is men van oor deel, dat dit verzoek gereedelijk zal worden wat ik vermag, om uw leed en verdriet tu doen ophouden of ten minste te verzachten." Een diepe zucht was het eenig antwoord, hetwelk Jozef ontving. „Hoe, Geneviève I" zeide Jozef eenigszins verwytend, „gy hebt geheimen voor my, uw broeder, die nooit een geheim voor u had? Spreek, Geneviève; of ik zou meenen, dat gy my niet meer als uw broeder bemint." Geneviève wierp zich om don hals van den jongen man, en barstte in een tranenvloed uit. „Hoe, gy weent, Gonevièvel" riep Jozef, „gy weentI Ia er iemand, die u heeft belee- digd of onrecht aangedaan?" „0, neen, neen, dat is het niet," snikto het meisje. „Welnu, is dan hetgeen u deert van zulk een aard, dat gy het voor my geheim moet houden?" „Goede Jozef l" zeide het meisje na eenige oogenblikken het stilzwygen bewaard te heb ben, „o, er zyn zaken, die men Diemand, zelfs niet zyn broeder zeggen kan." „0, ik begryp u, QenevièTei" zeide Jozef •omber, terwyl zich een droefgeestige trek over zyn gelaat verspreidde; „ik begryp u, gy herrinnert u het verleden, hoe gy toen gevonden werdt in prachtige kleederen, dl(j getuigden, dat uw ouders ryk en aanzienlek waren; thans begint uw hart te spreken, het welk zoo lang zweeg, en het zegt u, dat df onaanzienlyke woning van Jozef Tibout u* plaats niet is; dat die eenvoudige kleeron, welke gy draagt, te gering voor u zyn; drf gy in fluweel en zyde moet gekleed g>.ai£ dat een edelman, in met goud geborduurd* kleeding, in plaats van Jozef Tibout, dearrC, boerenknaap (Wordt v^ryolgd>>

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 5