Een held van negen jaar. FEUILLETON. De schatzoekers. DE VLIEGER. Nieuwe Raadsels, paatje's verjaardag," zeide zij„maak mij maar beter." Eón dag rust en haar moeders goede zorgen brachten haar weer geheel in orde en den volgenden dag kwam zij de trap af, hand in hand met Fred, en wenschte paatje ,heei veel geluk." „Het wae heel stout van je, zoo alleen uit te gaan, is het niett" zei Fred een paar dagen later met een wijs gezichtje. „Ik zal nooit zoo stout zijn." Eenige jaren geleden was er te Chicago een groote brand ontstaan, die een belang rijk gedeelte der stad in de asch legde. Honderden huizen werden door de woeden de vlammen vernietigd, en terwijl die steeds hongerige vuurtongen al verder en verder lekten, had er menig voorval plaats, dat aan de vergetelheid ontrukt mag wor den. Zoo trachtte een rijke dame zich een weg te banen door de angstig bijeenschuilende menigte, en deed al wat in haar vermogen was, om van haar inboedel te redden wat zij kon. Juist zag zij een jongen van een jaar of negen voor zich staan, en zenuwachtig haar hand op zijn schouder leggende, zeide ze tot het ventje: Toe, wil jij deze doos even voor mij bewaren, jongenlief; wacht, hier een oogen- blik, dat ik terug kom. Ik ben dadelijk weer hier. Maar pas er goed op, hoor, dan krÜg jö een flinke belooning. De jongen nam gewillig het kistje van de dame aan, en deze liep weer onmiddelijk naar het brandende huis terug om te trach ten zooveel mogelijk van haar goed te red den. Intusschen ontstond er zulk «en gedrang, dat beiden spoedig van elkaar gescheiden werden. Zoo verliepen de nacht en ook de volgende dag. De dame nam haar intrek bij goede vrienden even buiten de stad, en hoorde niets meer van den jongen of van de doos. Dit maakte haar diep ongelukkig, want ge moet weten, dat in die doos zich al haar diamanten, velerlei kostbaarheden en ook een deel van haar vermogen bevon den, zoodat zij letterlijk van alles beroofd was nu zij het kistje miste Doch wat gebeurt er! Twee dagen na den brand vond een brandwacht, die des avonds langs de puinhopen liep om zich te verge wissen of er niets smeulde, een jongen, bij na onder 't zand en slijk bedolven, dat van alle kanten op hem neergevallen was, op een kistje zitten. Zoo had hij daar twee dagen en nachten, zender voedsel of dek, in de open luoht doorgebracht. Zelfs was hij nu en dan half onder 't zand gekropen, 4) Mij dunkt heil Dat is meer dan "wij ooit gedroomd hadden!" Toen gaf de uitgever Noèl een biljet van vijftig franks, sohudde ons beiden de hand en klopte Noël bemoedigend op den schou der, zeggende: Volhouden, mijn jongen; het is je eer ste bankbiljet; maar het zal je laatste niet zijn. Ga nu naar huis en geef het geld aan je vaderOver tien jaar kan je me weer gedichten brengen, maar niet eerder, hoor Ik heb de Verzen genomen, omdat ik ze aardig vind, maar zij komen niet in deze courant. Ik laat- zc in een ander blad druk ken." Wat zet U dan in uwe courant?" vroeg ik. O, heel vervelende dingen, nieuwstij dingen en berichten over Beroemde m^n- aohen." Wat zijn beroemde mensohen V' vroeg ik. Dat zijn mensohen, die iets heel moo's óf iete heel leelijks doen," antwoordde hij. om zich aan de verschroeiende hitte te onttrekken. De vreemde dame had hem zoo vriende lijk gevraagd, even op hetzelfde plekje met haar doos te blijven, en die belofte moest hij immers houden Hij was half dood van angst en vermoeie nis, van honger en ontbering, maar de fer me jongen had er zelfs geen oogenblik aan gedacht om het kistje in den steek te laten, dat aan zijn zorg was toevertrouwd. Zoo bracht de brandwacht den trouwen schatbewaarder naar de dame, die haar kistje verloren waande. Stel u haar blijd schap en dankbaarheid voor. Maar hoe zij onzen held haar erkentelijkheid ook toonde, hoe schitterend zij hem ook moge beloond hebben, voor onzen braven, edelen jongen moet het besef van zoo stipt en mannelijk zijn plicht te hebben vervuld, toch wel de grootste voldoening geweest zijn. Nu wilde ik mijn vriendjes en vriendin netjes nog eens vragen, bij bovenstaand plaatje een verhaaltje of versje te maken. Daar het misschien zoo ineen9 wat moeilijk zou zijn, willen we eerst het plaatje samen eens bekijken. Aan den boom kunnen we zien, dat de zo mer lang voorbij is en ook de herfst is ver streken. Er schijnt nogal wind te zijn, want we willen veronderstellen, dat Anton alleen dan gaat vliegeren, wanneer het niet wind stil is. Jammer, dat de vlieger in de takken van dien boom is blijven hangen, maar zie, twee kraaien willen dat vreemde ding wel Ik begreep hem toen niiet goed, maag later heb ik ca- over gedacht en geloof nu wel, dat ik er achter ben. Wij bedankten den goeden uitgever nog eens en gingen naar huis. De prinses van Noël. Het was heel toevallig dat wij kennis met haar maakten. Wij dachten er in het geheel niet aan, een prinses te gaan zoeken. Noel had altijd gezegd, dat hij haar geheel alleen wilde vinden en zoo gebeurde het ook. Wij waren in liet park aan het spelen en verstopten oils tusschen de struiken, toen wij in eens voor een deur stonden, die op een kier stonden, en die wij nooit te voren gezien hadden. Binnen die deur was een Engelsch aange legde tuin en daar achter was een mooi grasperk. Daarop stond Noel, dien "wij steeds tevergeefs gezocht hadden. Hij zag er slordig uit; Dora had hem voor wij uit gingen wat willen opknappen, maar hij had het willen hebben. Hij stond midden op het grasveld en keek verbaasd naar het wonderlijkste kleine meisje, dat il: ooit ge zien heb. Stel U een porseleinen pop voor, met een wit gezicht, een hoog gewelfd voor hoofd, blauwe oogen en dikke wangen. Twee lange blende haarvlechten reikten tot bodem voor hun nieuw nest gebruik Willen jullie het nu eens beproeven? heer Uitgever heeft voor het beste werk boek uitgeloofd. Ingez. door „Zwarte Piet" te Leiden I. Mijn geheel bestaat uit 14 letters en een plaats in Zeeland. 1 2 3 6 5 7 is een jongensnaam. 12 12 13 is een lichaamsdeel. 14 10 10 13 11 is een viervoetig dier. 4 12 9 11 is een waakzaam dier. 7 8 9 10 is een meisjesnaam. Ingez. door „Aloë'' te Leiden. II. Het eerste deel is duur metaal, Gedolven uit den grond; En het tweede deel, dat is een dier, En het zwemt in het water rond. Het geheel is ook een dier, Dat men in vijvers vindt; Niet in den vreemde slechts ook hier, Kom, raadt het nu gezwind. Ingez. door „de twee Viooltjes" te Leid< III. 18 4 vindt men dikwijls om een tuin. 2 3 4 is een deel van het gelaat. 6 7 8 9 vindt men veel in Drente. Met een 5 4 ploegt men het land om. 1 2 3 4 is het tegenovergestelde van laa 9 3 9 is een meisjesnaam. 5 8 9 is een telwoord. Mijn geheel is een plaats in de provin< Drente en bestaat uit 9 letters. Ingez. door Truus v. d. Upwioh, te Leidt IV. 2 1 6 4 is een stad in Gelderland. 3 3 4 ia de naam van een meisje en naam van een visch. 4 3 2 vindt men bij den timmerman. 2 3 3 4 is onmisbaar om brieven schrijven. Mijn geheel is een land in Europa. Ingrz. door „Nachtegaal", te Leiden. V. Mijn geheel bestaat uit 12 letterB en de naam van iemand die zich in ons la zeer bemind gemaakt heeft. 1 2 3 1 is een tweevoetig dier. 6 7 11 4 is ©en jongensnaam. 17 4 gebruikt men op het kantoor. 1 7 7 10 is een vrucht. 10 7 4 loopen de kippen in. 9 7 8 is de naam van een boom. 12 7 7 5 is een jongensnaam. haar tot aan het middel. Zij had e zwarte jurk aan, vol strikken en kant knooplaarzen, die bijna tot de knieën re ten. Zij zat op een vouwstoeltje en bi een poesje op den schoot. Wie ben je?" Noël speelde zijn geliefkoosde rol. Ik ben de Tooverprins," zei hij. Dat scheen het meisje pleizier te doen. Ik ben ook een prinses/7 hernam Ik dacht dat je maar een gewone j< gen was. En die," vroeg zij opeens, n3 ons wijzende, ,,zdjn dat ook prinsen en pr sessen ?'7 Natuurlijk zeiden wij ja. Ik ben ook een prinses/7 zeide zij n eens. En zij zei het zoo gewoon, precies het waar was. Er zijn weinig kinderen een spel zoo gauw begrijpen zonder d het eerst is uitgelegd. Zij keek Oswald a en zei Ik geloof dat ik jou te Baden-Bad< gezien heb." Dat is wel mogelijk/' antwoord Oswald. Kom/' zei Dick, laten we nu niet Q der het venster blijven spelen, als je d doet is er altijd iemand die er tegen ti en zegt dat je op moet honden.7'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 12