Jfo. 14883.
LEIBSCJS2 ©ACa-BlsAB, Zaterdag1 2@ Augustus.
Officieels Kennisgeving.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON
13e wai*e Jakob.
Anno 1808.
Burgemeester en Wethouders der gemeen
te Leiden;
Gelet op artikel 34 dor verordening van
22sten Januari 1903 (Gemeenteblad No.
4) op den invoer, het vervoer, den door
voor, de keuri g van vee vleesch en den
handel in vleesch in dj gemeente Leiden;
Brengen ter alge- ne kennis:
10. dat HENDRIK JOH AN OVERMARS,
wonende Hoogewocrd No. 163 te Leiden, op
Jen 16den December 1907 werd bekeurd, we
gens het te Leiden niet onmiddellijk naar
het kcuringslokaal cp het Openbaar Slacht
huis brengen van ingevoerd vleesch en dat
hjj deswege op den 16den Maart 1908 werd
veroordeeld tot 3 boete of 1 'ag hechte
nis;
2o. dat WILLEM THEODORUS NIE-
BOER, wonende Lage Rijndijk No. 8 te
Leiden, op den 3den Januari 190S word be
keurd, wegens et te Leiden als vlcoschver-
kooper voorhanden hebben van ongekeurd
vleesch, en dat hij deswege op den 24sten
Februari 1908 werd veroordeeld tot 1 boe
te of 1 dag hechtenis;
3o. dat ADI'I AN IJS LA COURT, wo
bende Steenstraat No 31 te Leiden, op den
eden Januari 1908 werd bekeurd, wegens het
te Leiden als vleeschverkooper voorhanden
hebben van ongekeurd vleesch, en dat hij
deswege op den 24sten Februari 1908 werd
veroordeeld tot 1.50 boete of 1 dag hech
tenis;
4o. dat HENDRIKUS THEODORUS
STRAATHOF, wonende Doczastraat No. 8
te Leiden, op den 24sten Januari 1908 werd
bekeurd, wegens het to Leiden als vleesch
verkooper voorhanden hebben van onge
keurd vleesch, en hij deswege op den
Oden Maart 1908 werd veroordeeld tot /I
boete of 1 dag hechtenis
5o. dat CORN ELI S WILLEM ROODEN-
BURG, wonende Nieuwsteeg No. 27 te Lei
den, op den 27sten Januari 1908 werd be
keurd, wegens het te Leiden als vleeschver
kooper voorhanden hebben van ongekeurd
vleesch, cn dat hij deswege op den 16den
Maart 1908 werd veroordeeld tot 3 boete
of 3 dagen hechtenis;
6o. dat ROELOF SCHATS, wonende
Oost-Havenstraat No. 4 te Leiden, op den
7dcn Februari 1908 werd bekeurd, wegens
het te Leiden ver\oeren van ong kcurd
vleesch, en dat hij deswege op den 18den
Mei 1908 werd veroordeeld tot 3 boste of
3 dagen hechtenis;
7o. dat HENDRIK DE JONG, wonende
te Oudshoorn, op den Bsten Februari 1908
werd bekeurd, wegens het te Leiden vervoe
ren van ongekeurd leesch, cn dat hij des
wege op don 16den Maart 1908 word veroor
deeld tot 8 boete of 4 dagen hechtenis
8o. dat JAN RIETHOVEN, wonende
Haarlemmerstr aat No. 237 te Leiden, op
don 2Qsten Februari 1908 werd bekeurd, we
gens het te Leiden invoeren van versch
vleesch, anders dan bij goheele of halve die
ren, on dat hij deswege op den 21sten April
1908 werd veroordeeld tot 5 boete of 3 da
gen hechtenis;
0o. dat WILLEM FREDERIK VAN
DER REYDEN, wonende Wagenstraat No.
177 te 's-Gravenhage, op den 24sten Febr.
1908 werd bekeurd, wegens het te Leiden
invoeren van versch vleeech, anders dan bij
geheel© of halve dieren en dat hij deswege
op den llden Mei 1903 werd veroordeeld
tot 1 boete of 1 week tuchtschool.
lOo. dat BARTHOIOMEILS NEUTE
BOOM, wonende Vrouwenkerkploin No. 9
te Leiden, op den 29st- u Februari 1908 werd
bekeurd wegens het te Leiden vovvoeren van
ongekeurd vleesch, •- dat hij deswege op
den 6den April 1908 werd veroordeeld tot
5 boete of 5 dagvsn hechtenis
llo. dat GERRIT VAN I FR HOE VE,
wonende te Zoeterwoude, op dea lSden
Maart 1908 werd bekeurd, wog&oa het te
Leiden op de markt aanwezig hebben van
vee,hetwelk ziektever schijnen! en vertoonde,
en dat hij deswege op den Isten Juni 1908
werd veroordeeld tot f 3 boete of 2 dogen
hechtenis
12o. dat DIRK BAKKER, wonende te
Haarlemmermeer, op den SOsion Maart
1908 werd bekeurd, wegens bet te Leiden op
de markt aanwezig hebben van vee, hetwelk
ziekteverschijnselen vertoonde, en dat hij
deswege op den lsten Juni 1908 werd ver
oordeeld tot 3 boete of 2 dagen hechtenis;
13o. dat JOHAN GOEDHARDT, wonen
de te Leiderdorp, op den 20sten Maart
1908 werd bekeurd, wegens het te Leiden op
de markt brengen van vee, hetwelk ziekte
verschijnselen vertoonde, en dat hij deswege
op den lsten Juni 1908 werd veroordeeld tot
3 boete of 2 dagen hechtenis
14o. dat SIMON 01 ERE, wonende
Morschstraat No. 15 te Leiden, op den
26sten Maart IC werd bekeurd, wegens het
te Leiden als vleeschverkooper voorhanden
hebben van ongekeurd vleesch, en dat hij
deswege op den llden Mei 1908 werd ver
oordeeld tot 10 boete of 5 dagen hechte
nis;
15o. dat SIMON GIERE, wonende
Morsohstra-afc No. 15 te Leiden, op den
26sten Maart 1908 werd bekeurd, wegens
het te Leiden als vleeschverkooper voorhan
den hebben van ongekeurd vleesch, on dat
hij deswege op don 25stcn Mei 1908 werd
veroordeeld tot f 10 boete of 5 dagen hech
tenis
lGo. dat WILLEM SIRA, wonende Oran
jegracht No. 135 te Leiden, op den 26sten
Maart 1908 werd bekeurd: a. wegens het te
Leiden als vleeschverkooper voorhand© a
hebben van ongekeurd vleesch, b. wegens
het niet onmiddellijk aanwijzen van het
vleesch, dat zich onder zij beheer of in zijn
bezit bevindt, en dat hij deswege op den
lsten Juni 1908 werd veroordeold tel twee
maal 15 boete of tweemaal 5 dag mi hech
tenis
17o. dat JOHANNES SIRA, wonende Le
vendaal No. 72 te Leiden, op den lsten
April 1908 werd bekeurd wegene het te
Leiden als vleeschverkooper voorhanden
hebben van ongekeurd vleesch, en dat hij
deswege op den 18den Mei 1908 werd ver
oordeeld tot 10 boete of 5 dagen hechtenis
18o. dat MARTINUS STAFFLEU, wo
nende Wagenstraat No. 5 te Leiden, op den
2den April 1908 werd bekeurd, wegens het te
Leiden invoeren van vleesch, zonder voor
zien te zijn van een duidelijke schriftelijke
aanwijzing van den persoon, door wien het
vleesch was verzonden, en van den persoon,
voor wien het bestemd was, cn dat hij des
wege op den Sösten Mei 1908 werd veroor
deeld tot 5 boete f 5 dagen hechtenis
l9o. dat JOHóJSfNES SJ.ERE Jr., wo
nende Koolstraat No 10 te Leiden, op Oen
&den April 1908 werd bekeurd: a. wegens het
te Leidon slachten van vee, elders dan in
het Openbaar Slachthuis, b. wegens het te
Leiden als vleeschverkooper voorhanden
hebben van ongekeurd vicesch, en dat hij
deswege op den l6tcn Juni 1908 werd veroor
deeld tot tweemaal 10 boete of tweemaal 5
dagen hechtenis;
20o. dat CORNELIS VERMEULEN, wo
nende Morschstraat 17a te Leiden, op den
6dcn April 1903 werd bekeurd, wegens het
te Leiden invoeren van vleesch zonder voor
zien te zijn van een duidelijke schriftelijke
aanwijzing van den persoon, door wien het
vleeeob was verzonden, en van den persoon,
voor wien het bes^md was, en dat hij ctes-
vrege op den lf 'en Mei 1908 werd veroor
deeld tot 3 boete of 2 dagen hechtenis;
21o. dat DIRK DRIEBERGEN, wonende
t» Eatwijk-aan-Zee, op den llden- April
1908 werd bekeurd, wegens het te Leiden in
voeren van vleesch, zonder voorzien te zijn
van een duidelijke schriftelijke aanwijzing
van den persoon, door wien het vleesch was
verzonden, en van den persoon voor wien het
bestemd was, en dat bij deswege op den
leten Juni 1908 werd veroordeeld tot f 1
boete of twee weken tuchtschool;
22o. dat JAN HERREUR, wonende' Wiel-
makersteeg No. 18 te Leiden, op den I7den
April ]90S werd bekeurd, wegens het te Lei
den slachten van vee, elders dan in het
Openbaar Slachthuis, en dat hij deswege op
den 6den Juni 1908 werd veroordeeld tot
10 boete of 6 dagen 1 htenia
23o. dat JACOBUS PENNENBURG, wo
nende Janvossensleeg No. 6 te Leiden, op
don 13den April 1908 werd bekeurd, wegens
het- te Leiden invoeren van versch vleesch,
anders dan bij geheel© of halve dieren, en
dat hij deswege op n 6den Juni 1908 werd
veroordeeld tot f 3 boete of 2 dagen hech
tenis
24o. dat KAREL FRANCISKUS WIL
HELMUS VAN LUYKEN, wonende Jan-
vossonsteeg No. 52 te Leiden, op den 18den
April 1908 werd bekeurd, wegens hot te Lei
den invoeren van vleesch vóór des voormid-
dags 7 uren, cn dat hij deswege op den
22sten Juni 1908 werd veroordeeld tot 1
boete of 1 dag heohtenis
25o. dat JOHANNES VOORBERGEN,
wonende te Aar lam- een, op den 16den
Mei 1908 werd bekeurd: a. wegens het niet
onmiddellijk op de eerste aanmaning ver-
toonen van. heb vleesch, hetwelk zich in zijn
bezit l>evond, b. wegens het te Leiden ver
voeren van ongekeurd vleesch, en dat hij
deswege op den 22sten Juni 1908 werd ver
oordeeld tot tweemaal f 6 boete of twee
maal 5 dagen hechtenis
26o. dab ARTE DORREPAAL, wonende
Groenendijk te ïïazerswoude, op den 29sten
Mei 1908 werd bekeurd: a. wegens het to
Leiden op do markt aawezig hebben van
vee, hetwelk ziekteverschijnselen vertoonde,
b. wegens hot niet onmiddellijk op de eer
ste aanmaning overbrengen van vee, dat
aan een onderzoek op het Openbaar Slacht
huis moest worden onderworpen, naar de
goDocmdo inrichting, en dat hij deswege op
den l7den Juli 1908 word veroordeeld tot
tweemaal f 5 boete of tweemaal 2 dagen
hechtenis, en
27o. dat JOHANNES DE VOS, wonende
Voldersgraoht No. 44a te Leiden, op den
20ston Juni 1908 werd bekeurd, wegens het
te Leiden vervoeren van vleesch, dat uiter
lijke teekenen van ondeugdelijkheid ver
toonde, en dat hij deswege op den lOdcn
Augustus 1908 werd veroordeeld tot f 5 boe
te of 5 dagen hechtenis.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE RÏDDExi, Burgemees-er.
VAN STRI JEN, Loco-Sccr.
Leiden, 28 Augustus 1908.
„Het Vaderland" schrijft over de
verhooging der premie voor los
sen en laden:
De beweging tegen de verhooging der on-
gevalspremien in het bedrijf van Laden en
lossen is uit een belangen-oogpunt volko
men begrijpelijk. Het is inderdaad voor
den handel verro van aangenaam, de kos
ten, die het bedrijf medebrengt, opeens zoo
aanmerkelijk te zien verhoogd.
Toch verlioze men niet uit het oog, dat
er ook andere belanghebbenden zijn, en dat
zijn niet alleen de verzekerde arbeiders,
maar alle burgers van den Staat. En uit
him oogpunt bekeken, doet de zaak zich
natuurlijk ©enigszins anders voor.
Het cardinale punt in deze kwestie werd
aangegeven door een deelgenoot eener
groote cargadoorsfirma, met wien ,,D e
Nieuwe Courant" een onderhoud
had.
,,Tot dusver'' zeide hij stond Rot
terdam in den vreemde als een betrekkelijk,
goedkoopc haven aangeschreven", waar
op dan vorder een uiteenzetting volgt van
de financieel© offers, die de verhooging
vordert van den Rotterdamscheh handel.
Rotterdam was tot dusverre een betrek
kelijk goedkoop© haven". Juist, maar waar
door was zij goedkoop Ook om deze reden,
dat, ten gevolge van een te lage indeeling
van het bedrijf, de kosten der verzekering
van de werklieden voor een belangrijk
deel niet werden betaald door hen, die dat,
evenals in alle andere bedrijven, haddon
moeten doen, d. i. door de werkgevers,
maar door den Staat. Men weet, dat deze
onjuiste taxatie van het aan dit bedrijf ver
bonden gevaar, de Rijksverzekeringsbank
op f 30,000 per maand kwam te staan. Deze
30,000 moest maandelijks uit de opbrengst
der middelen van den Staat, d. i. door de
belastingbotalenden, worden bijgepast-, en
heeft belangrijk bijgedragen tot het Mil-
lioenentekort dei1 Rijksverzekeringsbank,
waarover zooveel te doen is geweest.
Aan dien misstand tegenover andere be
drijven is een einde gemaakt door het be
kende wetje, waarbij het door de carga
doors te betalen percentage in overeen
stemming is gebracht met de koeten, die de
verzekering vorderde.
De verhooging, die daartoe ncodig
was, is aanzienlijk, dat valt niet te ontken
nen. Maar in andere bedrijven betaalt ook
ieder naar gelang van de gevaren, aan het
bedrijf verbonden. Welko reden zou er
kunnen zijn, om voor het bedrijf van laden
en lossen een uitzondering te maken 1 Wel
ke aanspraak kunnen de cargadoors doen
gelden op betaling van een belangrijk deel
der door hen van rechtswege verschuldigde
premiën door den Staat, d. i. door de be-
lüdtingbetalenden
Wij zien daarvoor geen enkele reden, en
gclooven, dat deze oppositie, op de onver-
antwoordeLijkste wijze aangevuurd door
sommigen, die er belang bij hebben, steeds
tegen de Rijksverzekeringsbank te ageeren,
vanzelf zal luwen, daar de billijkheid van
den maatregel hoe rauw deze den carga
doors ook op het lijf gevallen moge zijn
boven alle verdenking verheven is.
De Rotterdamsche handel kan op den
duur niet begeeren, een protectie to genie
ten, die aan geen ander bedrijf ten deel
valt, en waarvoor geen enkele grond is aan
te voeren. Rotterdam, dat juist altijd
vooraan gestaan heeft in het vorziet tegen
protectionistische maatregelen, van wel
ken aard ook, zou zijn in dit opzicht
schitterend verleden verloochenen, indien
het ditmaal onder den impuls van een be
grijpelijke, maar niettemin ongemotiveerde
zucht van eigenbelang, van deze gedrags
lijn afweek.
Een bijkomstige grief is, dat de verhoo
ging terugwerkende kraoht heeft. Maar, be
halve dat men den termijn van terugwer
king sterk overdreven heeft, is die regeling
bovendien volkomen wettig, on men kan
zich er alzoo niet over beklagen, tenzij
men ook in dat opzicht uitzonderingsmaat
regelen voor zichzelf verlangt.
De Centrale Raad van Beroep heeft nl.
door zijn uitspraak van 26 Februari des
vorigen jaars uitgemaakt, dat, de Konink
lijks machtiging eenmaal verkregen zijnde,
een dergelijke wijziging ingaat met den
datum van het Kon. Besl., waarbij die
machtiging was verleend, i. c. 28 Juli. Men
wist alzoo, sedert 26 Februari jl., dat de
verhooging komende was, en dat doze
terugwerkende kraoht zou hebben. Na het
afkomen der Koninklijke machtiging (23
Juli) was er natuurlijk eenige tijd noodig,
alvorens de Rijksverzekeringsbank beslist
had. Maar dece tijd heeft op en al circa
drie weken geduurd, en kan dus niet van
zoo c/verwegend belang zijn. Wanneer men
ook dit voorstelt als een geweldigen slag
voor den Rotterdamscken handel, overdrijft
men tot in het belachelijke.
In een kruiskopjo in „D e Maasbod e",
waarboven staat Toeken des tijds,
lezen wij:
Door de bladen van allerlei richting deed
dezer dagen op gezag van den Amsterdam-
8cken briefschrijver van ,,P atrimo-
n i u m" volgende kleine geschiedenis de
rondo, volgens dezen scribent afgespeeld
op het kantoor van een Chriatelijken pa
troon, schildcrsbaas te Amsterdam:
,,'t Wordt Zaterdagmiddag. Dan komen
de knechts één voor één binnen om hun
centen". Die zijn weekgeld heeft ontvan
gen gaat heen en do baas roopt: ,,Wie
volgt
Nu ia 't Zaterdagmiddag.
Eén voor één komen de knechts binnen.
Ook een bejaarde kneoht komt in het
kantoor.
„Dat ia vaaudaag 50 jaar, dat ik hier
ben 1"
„Zoo? Jonge, jonge, waar blijft die
tijdl Wie volgt?''
Het lakonischo antwoord van desem pa
troon zou den lozer ©en oogenblik kunnen
doen glimlaehen; in werkelijkheid is het
een droevig teekon des tijds.
Een bewijs, dot men ook in Christelijke
kringen verleert, den arbeider Christelijk
te bejegenen.
Dat ook daar vaak niet de ware verhou
ding besta-at, die tussohen patroon en werk
man door het Christelijk beginsel wordt
geei&cbjfc.
De invloed der liberale econ^mie-lcer, die
patroon en werkman als elkanders gelijken
uaast elkander plaatste en van de verbit
tering, gezaaid door de klassenstrijd-prc-
diking der sociaal-democratie, die beideD
tegenover elkander stelde, heeft evenzeer
aan de zijde der patroons als aan den kant
der arbeiders slachtoffers gemaakt.
Bovenstaand stukje is de droeve illustra
tie van dit feit.
Samenwerking, vertrouwen en wederzijd-
sche waardeering de grondslag voor een
gezonde verhouding tusschen patroon en
werkman, en de noodzakelijke voorwaarde
voor den bloei van het bedrijf zijn maar
al te dikwijls ver te zoeken. En de verwij
dering tusschen beide partijen komt vaak
voor een niet gering deel op de debet-zijde
van do patroon zeiven, die het ware begrip
van Christelijke naastenliefde mist, en soms
den arbeider niet hooger tolt dan de ma
chines, welke hij voor zijn bedrijf bezigt.
Het zij verre van ons, met do socialisten
te beweren, dat alle „patroons" dien veel
beteekenenden naam ten schande zijn,
maar to ontkennen valt toch niet, dat ve
len het treurig bedrijf dezer ontevreden
heids-predikers door hun houding ton op
zichte van hun werklieden in de hand
werken.
Mocht het zijn, dat men althans van
Christelijke zijde daaraan niet mede deed l
De ondervinding leert, helaas, anders.
En toch, geen duurzame verbetering der
maatschappelijke misstanden is te verhopen,
wanneer niet de geest des Christendoms
de verhouding tusschen patroon en arbei
der beheerscht.
Niet in verscherping der klaeson-tegen-
stelling maar in wederzijdsche toenadering
ligt het behoud der maatschappij.
„Wie volgt", zoo klonk het vaak in kleine
en groote zaken,
En menigeen trad vaak in 't aangewezen
spoor
Dien schilder had zijn baas heel blijde
kunnen maken
Maar baasje stelde hem, o, jammer, zeer
to loor.
Een trouwe abonné van al uw duizend
tallen,
Zelf werker, zendt U hier met vreugde
een feestflorin,
En als die abonné zijn luid: „Wie volgs?"
doet schallen,
Dan hoopt hij, dat die roep niet tever
geefs zal zijn.
Alzoo een ingezonden bijdrage in ,,H e t
N i e uw 8 van den Da g", waarop d?
Redactie antwoordt:
Wij danken den inzender, die met zoo
veel blijkbaar medegevoel het berichtje
in ons nummer las, en zullen zijn gave aan
„Patrimonii! m" toezenden.
Het „Nieuwsblad voor Neder
land" zegt onder het hoofd Algemcoi?
Kiesrecht:
Evenals allo jaren, wordt ook dit jaar
een groote betooging voor algemeen kies
recht voorbereid, te houden vlak voor de
plechtige opening der nieuwe Kamerzitting,
Toch zal er ditmaal een verschil zijn.
Do voorstanders van algemeen kiesrecht
vindt men in nagenoeg allo partijen; als
men er maar rekening mee houdt, dat zolfs
de radicaalste voorstander toch altijd ééni-
ge uitsluiting als noodzakelijk zal moeten
blijven erkennen, wie zou bijv. zoo ver
willen gaan, om op verkiezingsdagen ge
vangenen in de gelegenheid te stellen, van
het kiesrecht gebruik te maken? dan ziet
men wel in, dat men het over de billijkheid
van algemeen kiesrecht volmaakt eens kan
zijn, terwijl er nog een ruim veld voor
meeningsverschil omtrent do noodzakelijke
of wensohelijke uitsluitingen overblijft.
Tot dusver hield men dit bij de organi
satie der jaarlijksohe betooging in het oog.
Het comité, dat zich met die organisatie
belastte, stond buiten, stond boven de par
tijen.
Wel zaten er de voornaamste woordvoer-'
Sloii
Geen van ons beiden sprak. Het was een
loaan-avond, een breedo zilveren baan lag
over de zee, en wy konden du'ue.yk tikaars
gelaat alen.
Ik keek naar hem, hy keek niet naar
my; hy deed dat zelden en mot een plotte-
linge inconsequentie kwam de berinnering ln
me op aan dien dag, inear d*n e»n jaar
veleden, toen Donald Elviston mij gekust
had. Daarna dacht lk aan Bob, don urmen
Bob, en dan aan den avond toen hy my
goeden dag kwam zeggen, en toen vroeg lk
my af (was het erg schandoiyk mU dat af
te vragen?) hoe ik my zou voelen ale deze
man naast me ontdekte, dat hy my liefhad,
rooals mei my jegens hem was gebeurd, en
als hy my ku&tel
Ik huivorde plotseling.
De man wendde zyu oogen van de zee af
en koek naar me.
„Bent u koud?" vroeg hy.
„Neen," zei ik. „Neen, dank u."
Maar hjj wendde zyu blik niet van rayn
oogen af, en ik kon hst evenmini
Moot men den tyd vaii zulke ^ogenblikken?
■ik weet het niet, inaar het iGek me toe aon
uur te duren, en toen barstte ik eensklaps
uit, byna zonder het zelf te weten, en kin
derachtig:
„Zie me niet zoo aan, zie me niet zoo aan."
Hy stond op.
»Wo zullen wat gaan loopen," zei hy
kortaf, en lk stond gehoorzaam uit myn stoel
op. Torwyi ik dat deed, dacht ik er aan, hoe
lk iederen anderen man, die my zoo toege
sproken had, gehaat zou hebben.
Wy gingen den tuin door naar de zee.
Het was daar rustig.
Toen verbrak hy het stilzwygon.
„Gelooft u aan liefde op het eerste ge
zicht?" vroeg hy.
„Noen," zei ik. „Natuuriyk niet. Zooiets
boalaat niet."
Waarom zei ik dat? Ik weel bet niet, teuzy
hot kwam door een Instinctmatig verlangen
om voor nsm do waarheid te verbergen.
In het maanlicht zag ik de ïynen van zyn
gezicht verharden.
Hy wierp zyu sigatel weg en zich plotse
ling omwendend, koek hy me aan.
„Meent u Jat?" vroeg hy met een vreem
de stem.
Hy keek op my neer met zyn vaste oogen;
ik dwong my om dien blik te beantwoorden.
„Natuuriyk," zei ik luchtig. „Niemandmet
gezond verstand gelooft er aan, wel? Liefde
ls tegenwoordig een kalm, water-en melkachtig
getooi, en heeft ongeveer drie jaar noodig om
tot oen besluit to komen. De moderne man en
vrouw herkennen eikaars iwoeilngzielen niet
Kiaer alleen door lu eikaars oogen ie kyken."
Het was oon hateiyk gezegde, maar ik kon
er niets aan doen, dat ik zoo sprak.
O, lieve Man, als je toon konder hebben ge
weten, als je koudot hebben geweten I
Hy koek my nog oon seconde aan, liet toen
e#ü kort lachje hooien en liep door.
„Ik merk, dat u erg moderuo ideeën hebt,"
zei hy met eea zwakken spot. „Ik had ge
dacht, dat u andera soudt zjn. Het bewyet
alleen maar, hoe omuogaiyk a«t is een vrouw
te begrypon."
En toen wiet ik ook, wist ik even zeker
alsof hy het me gezegd had, dat hy voor my
hetzelfde wonderlyke, onverklaarbare gevoel
had gehad, dat ik voor hem had. En ik?
Wat had ik gezegd? Ik liep naast hem als
in een droom.
Ik probeerde iets te zeggen om de zaken
weer in orde te brongoD, maar het was biyk-
baar myn straf, dat ik het niet kon, en we
liepen zvvygend naar het hotel terug. Aan de
deur zoi hy m\j goeden dag en lk strompelde
de trap op naar bed.
0, die af8chuweiyke drie dagen, die volgden l
Niemand kan ooit begrypen hoe lang en on
duldbaar ze voor me waren 1 Den vierden
morgen, toen ik vroeg opgestaan en naar het
strand gegaan was, omdat lk voelde, dat ik
gek zou worden als Ik nog langer naar het
leelyko behangsel bleef kyken, ontmoette Ik
hom.
Hy kwam over het strand naar me toe, zyn
bruin haar verwaaid door don zeewind, en toen
ik hem zag maar lk kan niet zeggen wat
ik toon voelde. Misschien voelde ik niets. Ik
geloof soms, dat mon niets voelt, als de crisis,
die alles beteekent, gekomen is.
Hy kwam naar me toe mot zyu langzamen
pas.
„Goeden morgen," zei hy.
„U bent vroeg op," antwoordde ik, en hy zei:
„U ook"
Toen bleven we beiden naar zee kyken.
Hy verbrak de stilte,
„Ik ga morgen weg."
Hoel in de verte hoorde lk een stem zoggen
Weikoiyk?"
Maar ik voelde my alsof lk in een diopen
donkelen put was gevallen, of ik myien en
myion ver weg was van do wereld en van den
man, die in werkeiykheld vlak by me stond.
Toen zei hy:
„En de volgende week verlaat ik het land."
Weer zei ik: „Werkeiyk?"
Een dom papegaaien-gozegdet Maar er wil
den geen andere woorden komen.
„Ja," ging hy voort. „Ik ben een van die
mannen, dlo bier beschouwd worden als een
mislukking. Bygevolg ga ik myn geluk elders
beproeven."
„Waar gaat u heen?" vroeg lk.
Ik bukte me om eon schelpje op te rapen,
dat aan onze voeten in het natte gras
glinsterde.
„Naar Oalifornië," zelde hy.
Er volgde weer eon stilte. Daarna begon by
plotseling:
„Toen ik u ontmoette, dacht lk, het was
dwaas, dat weet ik, maar iedere man heelt,
geloof ik, zyn eigen gedachten over een vrouw
dat u de vrouw was, waarnaar ik gezocht
heb. Ik heb nooit veel met vrouwen omgegaan
maar ik heb altyd de gedachte gehad, dat als
een man wacht, en een fatsoeniyk leven leidt,
een of andoren dag de vrouw van zyn droomen
in zyn leven zal komen...."
Hy hield oven op. „Ik dacht, dat u die vrouw
was," ging hy voort. „Ik ken u slechts een
week, dat weet ik; maar ik geloot niet, dat
in zulke dingen de tyd meetelt. En ik meen
de om een of andere reden dien eersten avond,
toen uw rok aan myn 6toel bleef haken, dat
u hetzelfde voolde, dat u het begreep, en dat
lk geen vergissing beging. Toen vroeg ik u
of u in Helde op hot oerste gezicht geloofde.
Ik ben heelemaal niet romantisch. Er bestaat
geen andere vrouw ter wereld, aan wie ik
dat gevraagd zou hebben. Maar ik dacht, dat
u zoudt weton wat ik bedoelde, wat ik voor
u voelde. Maar u begreep hot niet,"
Hy liet weer eon lachje hooren, dat eindigde
in eon zuoht, en keek me aan.
„Vindt u my erg dwaas?" vroeg hy na esn
poosje spottend.
De wereld om ons heen scheen plotseling
geheel stil te zyn gewordenzelfs de zee schoon
haar rusteloos bruisen te hebben gestaakt, om
naar ons te luisteren.
Toon keek ik naar hem op en deed hem de
vraag, die my ai zoolang gekweld had, maar
die ik niet had durven doende vraag die
my dien avond in den maneschyn er toegebracht
had te spreken, zooals ik toen gedaan had:
„Van wie zyn de brieven, die iederen mor
gen in een blauwe enveloppe komen?"
Er kwam verbazing in zyn oogen, maar hy
gaf het antwoord zonder aarzelen:
„Myn zuster; ik..." Hy brak af, en legde
zyn handen op myn schouders. „Waarom?"
vroeg hy.
Ik weet niet wat ik zou hebben gezegd,
maar op dat oogenblik kwam het byziende
jonge mensch mei twee meisjes het hotel uit,
en wo gingen samen naar binnen.
De heer Tempest keek niet naar me, en ik
keek niet naar hem. Dien heeien ochtend
bleef ik hem uit den weg, omdat ik bang was
geworden door de plotselinge wilde biyheid,
die myn hart had vervuld by den blik in zyn
oogen, toen hy zUn handen op myn schouder®
had gelegd.
En 's middags drong tante Marian er op aan,
dat ik met haar uit ryden zou gaan, en
kwamen we eerst torug, toen de bel voor het
diner al geluid was.
Do heer Tempest kwam niet aan het diner,
en al de vreugde en het geluk sohenen in
my te sterven.
Het was zyn laatste avond. Als hy by my
had willen xyn, als hy van mij een antwoord
had willen hebben op dat „Waarom?" dan
zou by zyn gebleven.