Jfo. 14883. LEIBSCJS2 ©ACa-BlsAB, Zaterdag1 2@ Augustus. Officieels Kennisgeving. PERSOVERZICHT. FEUILLETON 13e wai*e Jakob. Anno 1808. Burgemeester en Wethouders der gemeen te Leiden; Gelet op artikel 34 dor verordening van 22sten Januari 1903 (Gemeenteblad No. 4) op den invoer, het vervoer, den door voor, de keuri g van vee vleesch en den handel in vleesch in dj gemeente Leiden; Brengen ter alge- ne kennis: 10. dat HENDRIK JOH AN OVERMARS, wonende Hoogewocrd No. 163 te Leiden, op Jen 16den December 1907 werd bekeurd, we gens het te Leiden niet onmiddellijk naar het kcuringslokaal cp het Openbaar Slacht huis brengen van ingevoerd vleesch en dat hjj deswege op den 16den Maart 1908 werd veroordeeld tot 3 boete of 1 'ag hechte nis; 2o. dat WILLEM THEODORUS NIE- BOER, wonende Lage Rijndijk No. 8 te Leiden, op den 3den Januari 190S word be keurd, wegens et te Leiden als vlcoschver- kooper voorhanden hebben van ongekeurd vleesch, en dat hij deswege op den 24sten Februari 1908 werd veroordeeld tot 1 boe te of 1 dag hechtenis; 3o. dat ADI'I AN IJS LA COURT, wo bende Steenstraat No 31 te Leiden, op den eden Januari 1908 werd bekeurd, wegens het te Leiden als vleeschverkooper voorhanden hebben van ongekeurd vleesch, en dat hij deswege op den 24sten Februari 1908 werd veroordeeld tot 1.50 boete of 1 dag hech tenis; 4o. dat HENDRIKUS THEODORUS STRAATHOF, wonende Doczastraat No. 8 te Leiden, op den 24sten Januari 1908 werd bekeurd, wegens het to Leiden als vleesch verkooper voorhanden hebben van onge keurd vleesch, en hij deswege op den Oden Maart 1908 werd veroordeeld tot /I boete of 1 dag hechtenis 5o. dat CORN ELI S WILLEM ROODEN- BURG, wonende Nieuwsteeg No. 27 te Lei den, op den 27sten Januari 1908 werd be keurd, wegens het te Leiden als vleeschver kooper voorhanden hebben van ongekeurd vleesch, cn dat hij deswege op den 16den Maart 1908 werd veroordeeld tot 3 boete of 3 dagen hechtenis; 6o. dat ROELOF SCHATS, wonende Oost-Havenstraat No. 4 te Leiden, op den 7dcn Februari 1908 werd bekeurd, wegens het te Leiden ver\oeren van ong kcurd vleesch, en dat hij deswege op den 18den Mei 1908 werd veroordeeld tot 3 boste of 3 dagen hechtenis; 7o. dat HENDRIK DE JONG, wonende te Oudshoorn, op den Bsten Februari 1908 werd bekeurd, wegens het te Leiden vervoe ren van ongekeurd leesch, cn dat hij des wege op don 16den Maart 1908 word veroor deeld tot 8 boete of 4 dagen hechtenis 8o. dat JAN RIETHOVEN, wonende Haarlemmerstr aat No. 237 te Leiden, op don 2Qsten Februari 1908 werd bekeurd, we gens het te Leiden invoeren van versch vleesch, anders dan bij goheele of halve die ren, on dat hij deswege op den 21sten April 1908 werd veroordeeld tot 5 boete of 3 da gen hechtenis; 0o. dat WILLEM FREDERIK VAN DER REYDEN, wonende Wagenstraat No. 177 te 's-Gravenhage, op den 24sten Febr. 1908 werd bekeurd, wegens het te Leiden invoeren van versch vleeech, anders dan bij geheel© of halve dieren en dat hij deswege op den llden Mei 1903 werd veroordeeld tot 1 boete of 1 week tuchtschool. lOo. dat BARTHOIOMEILS NEUTE BOOM, wonende Vrouwenkerkploin No. 9 te Leiden, op den 29st- u Februari 1908 werd bekeurd wegens het te Leiden vovvoeren van ongekeurd vleesch, •- dat hij deswege op den 6den April 1908 werd veroordeeld tot 5 boete of 5 dagvsn hechtenis llo. dat GERRIT VAN I FR HOE VE, wonende te Zoeterwoude, op dea lSden Maart 1908 werd bekeurd, wog&oa het te Leiden op de markt aanwezig hebben van vee,hetwelk ziektever schijnen! en vertoonde, en dat hij deswege op den Isten Juni 1908 werd veroordeeld tot f 3 boete of 2 dogen hechtenis 12o. dat DIRK BAKKER, wonende te Haarlemmermeer, op den SOsion Maart 1908 werd bekeurd, wegens bet te Leiden op de markt aanwezig hebben van vee, hetwelk ziekteverschijnselen vertoonde, en dat hij deswege op den lsten Juni 1908 werd ver oordeeld tot 3 boete of 2 dagen hechtenis; 13o. dat JOHAN GOEDHARDT, wonen de te Leiderdorp, op den 20sten Maart 1908 werd bekeurd, wegens het te Leiden op de markt brengen van vee, hetwelk ziekte verschijnselen vertoonde, en dat hij deswege op den lsten Juni 1908 werd veroordeeld tot 3 boete of 2 dagen hechtenis 14o. dat SIMON 01 ERE, wonende Morschstraat No. 15 te Leiden, op den 26sten Maart IC werd bekeurd, wegens het te Leiden als vleeschverkooper voorhanden hebben van ongekeurd vleesch, en dat hij deswege op den llden Mei 1908 werd ver oordeeld tot 10 boete of 5 dagen hechte nis; 15o. dat SIMON GIERE, wonende Morsohstra-afc No. 15 te Leiden, op den 26sten Maart 1908 werd bekeurd, wegens het te Leiden als vleeschverkooper voorhan den hebben van ongekeurd vleesch, on dat hij deswege op don 25stcn Mei 1908 werd veroordeeld tot f 10 boete of 5 dagen hech tenis lGo. dat WILLEM SIRA, wonende Oran jegracht No. 135 te Leiden, op den 26sten Maart 1908 werd bekeurd: a. wegens het te Leiden als vleeschverkooper voorhand© a hebben van ongekeurd vleesch, b. wegens het niet onmiddellijk aanwijzen van het vleesch, dat zich onder zij beheer of in zijn bezit bevindt, en dat hij deswege op den lsten Juni 1908 werd veroordeold tel twee maal 15 boete of tweemaal 5 dag mi hech tenis 17o. dat JOHANNES SIRA, wonende Le vendaal No. 72 te Leiden, op den lsten April 1908 werd bekeurd wegene het te Leiden als vleeschverkooper voorhanden hebben van ongekeurd vleesch, en dat hij deswege op den 18den Mei 1908 werd ver oordeeld tot 10 boete of 5 dagen hechtenis 18o. dat MARTINUS STAFFLEU, wo nende Wagenstraat No. 5 te Leiden, op den 2den April 1908 werd bekeurd, wegens het te Leiden invoeren van vleesch, zonder voor zien te zijn van een duidelijke schriftelijke aanwijzing van den persoon, door wien het vleesch was verzonden, en van den persoon, voor wien het bestemd was, cn dat hij des wege op den Sösten Mei 1908 werd veroor deeld tot 5 boete f 5 dagen hechtenis l9o. dat JOHóJSfNES SJ.ERE Jr., wo nende Koolstraat No 10 te Leiden, op Oen &den April 1908 werd bekeurd: a. wegens het te Leidon slachten van vee, elders dan in het Openbaar Slachthuis, b. wegens het te Leiden als vleeschverkooper voorhanden hebben van ongekeurd vicesch, en dat hij deswege op den l6tcn Juni 1908 werd veroor deeld tot tweemaal 10 boete of tweemaal 5 dagen hechtenis; 20o. dat CORNELIS VERMEULEN, wo nende Morschstraat 17a te Leiden, op den 6dcn April 1903 werd bekeurd, wegens het te Leiden invoeren van vleesch zonder voor zien te zijn van een duidelijke schriftelijke aanwijzing van den persoon, door wien het vleeeob was verzonden, en van den persoon, voor wien het bes^md was, en dat hij ctes- vrege op den lf 'en Mei 1908 werd veroor deeld tot 3 boete of 2 dagen hechtenis; 21o. dat DIRK DRIEBERGEN, wonende t» Eatwijk-aan-Zee, op den llden- April 1908 werd bekeurd, wegens het te Leiden in voeren van vleesch, zonder voorzien te zijn van een duidelijke schriftelijke aanwijzing van den persoon, door wien het vleesch was verzonden, en van den persoon voor wien het bestemd was, en dat bij deswege op den leten Juni 1908 werd veroordeeld tot f 1 boete of twee weken tuchtschool; 22o. dat JAN HERREUR, wonende' Wiel- makersteeg No. 18 te Leiden, op den I7den April ]90S werd bekeurd, wegens het te Lei den slachten van vee, elders dan in het Openbaar Slachthuis, en dat hij deswege op den 6den Juni 1908 werd veroordeeld tot 10 boete of 6 dagen 1 htenia 23o. dat JACOBUS PENNENBURG, wo nende Janvossensleeg No. 6 te Leiden, op don 13den April 1908 werd bekeurd, wegens het- te Leiden invoeren van versch vleesch, anders dan bij geheel© of halve dieren, en dat hij deswege op n 6den Juni 1908 werd veroordeeld tot f 3 boete of 2 dagen hech tenis 24o. dat KAREL FRANCISKUS WIL HELMUS VAN LUYKEN, wonende Jan- vossonsteeg No. 52 te Leiden, op den 18den April 1908 werd bekeurd, wegens hot te Lei den invoeren van vleesch vóór des voormid- dags 7 uren, cn dat hij deswege op den 22sten Juni 1908 werd veroordeeld tot 1 boete of 1 dag heohtenis 25o. dat JOHANNES VOORBERGEN, wonende te Aar lam- een, op den 16den Mei 1908 werd bekeurd: a. wegens het niet onmiddellijk op de eerste aanmaning ver- toonen van. heb vleesch, hetwelk zich in zijn bezit l>evond, b. wegens het te Leiden ver voeren van ongekeurd vleesch, en dat hij deswege op den 22sten Juni 1908 werd ver oordeeld tot tweemaal f 6 boete of twee maal 5 dagen hechtenis 26o. dab ARTE DORREPAAL, wonende Groenendijk te ïïazerswoude, op den 29sten Mei 1908 werd bekeurd: a. wegens het to Leiden op do markt aawezig hebben van vee, hetwelk ziekteverschijnselen vertoonde, b. wegens hot niet onmiddellijk op de eer ste aanmaning overbrengen van vee, dat aan een onderzoek op het Openbaar Slacht huis moest worden onderworpen, naar de goDocmdo inrichting, en dat hij deswege op den l7den Juli 1908 word veroordeeld tot tweemaal f 5 boete of tweemaal 2 dagen hechtenis, en 27o. dat JOHANNES DE VOS, wonende Voldersgraoht No. 44a te Leiden, op den 20ston Juni 1908 werd bekeurd, wegens het te Leiden vervoeren van vleesch, dat uiter lijke teekenen van ondeugdelijkheid ver toonde, en dat hij deswege op den lOdcn Augustus 1908 werd veroordeeld tot f 5 boe te of 5 dagen hechtenis. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE RÏDDExi, Burgemees-er. VAN STRI JEN, Loco-Sccr. Leiden, 28 Augustus 1908. „Het Vaderland" schrijft over de verhooging der premie voor los sen en laden: De beweging tegen de verhooging der on- gevalspremien in het bedrijf van Laden en lossen is uit een belangen-oogpunt volko men begrijpelijk. Het is inderdaad voor den handel verro van aangenaam, de kos ten, die het bedrijf medebrengt, opeens zoo aanmerkelijk te zien verhoogd. Toch verlioze men niet uit het oog, dat er ook andere belanghebbenden zijn, en dat zijn niet alleen de verzekerde arbeiders, maar alle burgers van den Staat. En uit him oogpunt bekeken, doet de zaak zich natuurlijk ©enigszins anders voor. Het cardinale punt in deze kwestie werd aangegeven door een deelgenoot eener groote cargadoorsfirma, met wien ,,D e Nieuwe Courant" een onderhoud had. ,,Tot dusver'' zeide hij stond Rot terdam in den vreemde als een betrekkelijk, goedkoopc haven aangeschreven", waar op dan vorder een uiteenzetting volgt van de financieel© offers, die de verhooging vordert van den Rotterdamscheh handel. Rotterdam was tot dusverre een betrek kelijk goedkoop© haven". Juist, maar waar door was zij goedkoop Ook om deze reden, dat, ten gevolge van een te lage indeeling van het bedrijf, de kosten der verzekering van de werklieden voor een belangrijk deel niet werden betaald door hen, die dat, evenals in alle andere bedrijven, haddon moeten doen, d. i. door de werkgevers, maar door den Staat. Men weet, dat deze onjuiste taxatie van het aan dit bedrijf ver bonden gevaar, de Rijksverzekeringsbank op f 30,000 per maand kwam te staan. Deze 30,000 moest maandelijks uit de opbrengst der middelen van den Staat, d. i. door de belastingbotalenden, worden bijgepast-, en heeft belangrijk bijgedragen tot het Mil- lioenentekort dei1 Rijksverzekeringsbank, waarover zooveel te doen is geweest. Aan dien misstand tegenover andere be drijven is een einde gemaakt door het be kende wetje, waarbij het door de carga doors te betalen percentage in overeen stemming is gebracht met de koeten, die de verzekering vorderde. De verhooging, die daartoe ncodig was, is aanzienlijk, dat valt niet te ontken nen. Maar in andere bedrijven betaalt ook ieder naar gelang van de gevaren, aan het bedrijf verbonden. Welko reden zou er kunnen zijn, om voor het bedrijf van laden en lossen een uitzondering te maken 1 Wel ke aanspraak kunnen de cargadoors doen gelden op betaling van een belangrijk deel der door hen van rechtswege verschuldigde premiën door den Staat, d. i. door de be- lüdtingbetalenden Wij zien daarvoor geen enkele reden, en gclooven, dat deze oppositie, op de onver- antwoordeLijkste wijze aangevuurd door sommigen, die er belang bij hebben, steeds tegen de Rijksverzekeringsbank te ageeren, vanzelf zal luwen, daar de billijkheid van den maatregel hoe rauw deze den carga doors ook op het lijf gevallen moge zijn boven alle verdenking verheven is. De Rotterdamsche handel kan op den duur niet begeeren, een protectie to genie ten, die aan geen ander bedrijf ten deel valt, en waarvoor geen enkele grond is aan te voeren. Rotterdam, dat juist altijd vooraan gestaan heeft in het vorziet tegen protectionistische maatregelen, van wel ken aard ook, zou zijn in dit opzicht schitterend verleden verloochenen, indien het ditmaal onder den impuls van een be grijpelijke, maar niettemin ongemotiveerde zucht van eigenbelang, van deze gedrags lijn afweek. Een bijkomstige grief is, dat de verhoo ging terugwerkende kraoht heeft. Maar, be halve dat men den termijn van terugwer king sterk overdreven heeft, is die regeling bovendien volkomen wettig, on men kan zich er alzoo niet over beklagen, tenzij men ook in dat opzicht uitzonderingsmaat regelen voor zichzelf verlangt. De Centrale Raad van Beroep heeft nl. door zijn uitspraak van 26 Februari des vorigen jaars uitgemaakt, dat, de Konink lijks machtiging eenmaal verkregen zijnde, een dergelijke wijziging ingaat met den datum van het Kon. Besl., waarbij die machtiging was verleend, i. c. 28 Juli. Men wist alzoo, sedert 26 Februari jl., dat de verhooging komende was, en dat doze terugwerkende kraoht zou hebben. Na het afkomen der Koninklijke machtiging (23 Juli) was er natuurlijk eenige tijd noodig, alvorens de Rijksverzekeringsbank beslist had. Maar dece tijd heeft op en al circa drie weken geduurd, en kan dus niet van zoo c/verwegend belang zijn. Wanneer men ook dit voorstelt als een geweldigen slag voor den Rotterdamscken handel, overdrijft men tot in het belachelijke. In een kruiskopjo in „D e Maasbod e", waarboven staat Toeken des tijds, lezen wij: Door de bladen van allerlei richting deed dezer dagen op gezag van den Amsterdam- 8cken briefschrijver van ,,P atrimo- n i u m" volgende kleine geschiedenis de rondo, volgens dezen scribent afgespeeld op het kantoor van een Chriatelijken pa troon, schildcrsbaas te Amsterdam: ,,'t Wordt Zaterdagmiddag. Dan komen de knechts één voor één binnen om hun centen". Die zijn weekgeld heeft ontvan gen gaat heen en do baas roopt: ,,Wie volgt Nu ia 't Zaterdagmiddag. Eén voor één komen de knechts binnen. Ook een bejaarde kneoht komt in het kantoor. „Dat ia vaaudaag 50 jaar, dat ik hier ben 1" „Zoo? Jonge, jonge, waar blijft die tijdl Wie volgt?'' Het lakonischo antwoord van desem pa troon zou den lozer ©en oogenblik kunnen doen glimlaehen; in werkelijkheid is het een droevig teekon des tijds. Een bewijs, dot men ook in Christelijke kringen verleert, den arbeider Christelijk te bejegenen. Dat ook daar vaak niet de ware verhou ding besta-at, die tussohen patroon en werk man door het Christelijk beginsel wordt geei&cbjfc. De invloed der liberale econ^mie-lcer, die patroon en werkman als elkanders gelijken uaast elkander plaatste en van de verbit tering, gezaaid door de klassenstrijd-prc- diking der sociaal-democratie, die beideD tegenover elkander stelde, heeft evenzeer aan de zijde der patroons als aan den kant der arbeiders slachtoffers gemaakt. Bovenstaand stukje is de droeve illustra tie van dit feit. Samenwerking, vertrouwen en wederzijd- sche waardeering de grondslag voor een gezonde verhouding tusschen patroon en werkman, en de noodzakelijke voorwaarde voor den bloei van het bedrijf zijn maar al te dikwijls ver te zoeken. En de verwij dering tusschen beide partijen komt vaak voor een niet gering deel op de debet-zijde van do patroon zeiven, die het ware begrip van Christelijke naastenliefde mist, en soms den arbeider niet hooger tolt dan de ma chines, welke hij voor zijn bedrijf bezigt. Het zij verre van ons, met do socialisten te beweren, dat alle „patroons" dien veel beteekenenden naam ten schande zijn, maar to ontkennen valt toch niet, dat ve len het treurig bedrijf dezer ontevreden heids-predikers door hun houding ton op zichte van hun werklieden in de hand werken. Mocht het zijn, dat men althans van Christelijke zijde daaraan niet mede deed l De ondervinding leert, helaas, anders. En toch, geen duurzame verbetering der maatschappelijke misstanden is te verhopen, wanneer niet de geest des Christendoms de verhouding tusschen patroon en arbei der beheerscht. Niet in verscherping der klaeson-tegen- stelling maar in wederzijdsche toenadering ligt het behoud der maatschappij. „Wie volgt", zoo klonk het vaak in kleine en groote zaken, En menigeen trad vaak in 't aangewezen spoor Dien schilder had zijn baas heel blijde kunnen maken Maar baasje stelde hem, o, jammer, zeer to loor. Een trouwe abonné van al uw duizend tallen, Zelf werker, zendt U hier met vreugde een feestflorin, En als die abonné zijn luid: „Wie volgs?" doet schallen, Dan hoopt hij, dat die roep niet tever geefs zal zijn. Alzoo een ingezonden bijdrage in ,,H e t N i e uw 8 van den Da g", waarop d? Redactie antwoordt: Wij danken den inzender, die met zoo veel blijkbaar medegevoel het berichtje in ons nummer las, en zullen zijn gave aan „Patrimonii! m" toezenden. Het „Nieuwsblad voor Neder land" zegt onder het hoofd Algemcoi? Kiesrecht: Evenals allo jaren, wordt ook dit jaar een groote betooging voor algemeen kies recht voorbereid, te houden vlak voor de plechtige opening der nieuwe Kamerzitting, Toch zal er ditmaal een verschil zijn. Do voorstanders van algemeen kiesrecht vindt men in nagenoeg allo partijen; als men er maar rekening mee houdt, dat zolfs de radicaalste voorstander toch altijd ééni- ge uitsluiting als noodzakelijk zal moeten blijven erkennen, wie zou bijv. zoo ver willen gaan, om op verkiezingsdagen ge vangenen in de gelegenheid te stellen, van het kiesrecht gebruik te maken? dan ziet men wel in, dat men het over de billijkheid van algemeen kiesrecht volmaakt eens kan zijn, terwijl er nog een ruim veld voor meeningsverschil omtrent do noodzakelijke of wensohelijke uitsluitingen overblijft. Tot dusver hield men dit bij de organi satie der jaarlijksohe betooging in het oog. Het comité, dat zich met die organisatie belastte, stond buiten, stond boven de par tijen. Wel zaten er de voornaamste woordvoer-' Sloii Geen van ons beiden sprak. Het was een loaan-avond, een breedo zilveren baan lag over de zee, en wy konden du'ue.yk tikaars gelaat alen. Ik keek naar hem, hy keek niet naar my; hy deed dat zelden en mot een plotte- linge inconsequentie kwam de berinnering ln me op aan dien dag, inear d*n e»n jaar veleden, toen Donald Elviston mij gekust had. Daarna dacht lk aan Bob, don urmen Bob, en dan aan den avond toen hy my goeden dag kwam zeggen, en toen vroeg lk my af (was het erg schandoiyk mU dat af te vragen?) hoe ik my zou voelen ale deze man naast me ontdekte, dat hy my liefhad, rooals mei my jegens hem was gebeurd, en als hy my ku&tel Ik huivorde plotseling. De man wendde zyu oogen van de zee af en koek naar me. „Bent u koud?" vroeg hy. „Neen," zei ik. „Neen, dank u." Maar hjj wendde zyu blik niet van rayn oogen af, en ik kon hst evenmini Moot men den tyd vaii zulke ^ogenblikken? ■ik weet het niet, inaar het iGek me toe aon uur te duren, en toen barstte ik eensklaps uit, byna zonder het zelf te weten, en kin derachtig: „Zie me niet zoo aan, zie me niet zoo aan." Hy stond op. »Wo zullen wat gaan loopen," zei hy kortaf, en lk stond gehoorzaam uit myn stoel op. Torwyi ik dat deed, dacht ik er aan, hoe lk iederen anderen man, die my zoo toege sproken had, gehaat zou hebben. Wy gingen den tuin door naar de zee. Het was daar rustig. Toen verbrak hy het stilzwygon. „Gelooft u aan liefde op het eerste ge zicht?" vroeg hy. „Noen," zei ik. „Natuuriyk niet. Zooiets boalaat niet." Waarom zei ik dat? Ik weel bet niet, teuzy hot kwam door een Instinctmatig verlangen om voor nsm do waarheid te verbergen. In het maanlicht zag ik de ïynen van zyn gezicht verharden. Hy wierp zyu sigatel weg en zich plotse ling omwendend, koek hy me aan. „Meent u Jat?" vroeg hy met een vreem de stem. Hy keek op my neer met zyn vaste oogen; ik dwong my om dien blik te beantwoorden. „Natuuriyk," zei ik luchtig. „Niemandmet gezond verstand gelooft er aan, wel? Liefde ls tegenwoordig een kalm, water-en melkachtig getooi, en heeft ongeveer drie jaar noodig om tot oen besluit to komen. De moderne man en vrouw herkennen eikaars iwoeilngzielen niet Kiaer alleen door lu eikaars oogen ie kyken." Het was oon hateiyk gezegde, maar ik kon er niets aan doen, dat ik zoo sprak. O, lieve Man, als je toon konder hebben ge weten, als je koudot hebben geweten I Hy koek my nog oon seconde aan, liet toen e#ü kort lachje hooien en liep door. „Ik merk, dat u erg moderuo ideeën hebt," zei hy met eea zwakken spot. „Ik had ge dacht, dat u andera soudt zjn. Het bewyet alleen maar, hoe omuogaiyk a«t is een vrouw te begrypon." En toen wiet ik ook, wist ik even zeker alsof hy het me gezegd had, dat hy voor my hetzelfde wonderlyke, onverklaarbare gevoel had gehad, dat ik voor hem had. En ik? Wat had ik gezegd? Ik liep naast hem als in een droom. Ik probeerde iets te zeggen om de zaken weer in orde te brongoD, maar het was biyk- baar myn straf, dat ik het niet kon, en we liepen zvvygend naar het hotel terug. Aan de deur zoi hy m\j goeden dag en lk strompelde de trap op naar bed. 0, die af8chuweiyke drie dagen, die volgden l Niemand kan ooit begrypen hoe lang en on duldbaar ze voor me waren 1 Den vierden morgen, toen ik vroeg opgestaan en naar het strand gegaan was, omdat lk voelde, dat ik gek zou worden als Ik nog langer naar het leelyko behangsel bleef kyken, ontmoette Ik hom. Hy kwam over het strand naar me toe, zyn bruin haar verwaaid door don zeewind, en toen ik hem zag maar lk kan niet zeggen wat ik toon voelde. Misschien voelde ik niets. Ik geloof soms, dat mon niets voelt, als de crisis, die alles beteekent, gekomen is. Hy kwam naar me toe mot zyu langzamen pas. „Goeden morgen," zei hy. „U bent vroeg op," antwoordde ik, en hy zei: „U ook" Toen bleven we beiden naar zee kyken. Hy verbrak de stilte, „Ik ga morgen weg." Hoel in de verte hoorde lk een stem zoggen Weikoiyk?" Maar ik voelde my alsof lk in een diopen donkelen put was gevallen, of ik myien en myion ver weg was van do wereld en van den man, die in werkeiykheld vlak by me stond. Toen zei hy: „En de volgende week verlaat ik het land." Weer zei ik: „Werkeiyk?" Een dom papegaaien-gozegdet Maar er wil den geen andere woorden komen. „Ja," ging hy voort. „Ik ben een van die mannen, dlo bier beschouwd worden als een mislukking. Bygevolg ga ik myn geluk elders beproeven." „Waar gaat u heen?" vroeg lk. Ik bukte me om eon schelpje op te rapen, dat aan onze voeten in het natte gras glinsterde. „Naar Oalifornië," zelde hy. Er volgde weer eon stilte. Daarna begon by plotseling: „Toen ik u ontmoette, dacht lk, het was dwaas, dat weet ik, maar iedere man heelt, geloof ik, zyn eigen gedachten over een vrouw dat u de vrouw was, waarnaar ik gezocht heb. Ik heb nooit veel met vrouwen omgegaan maar ik heb altyd de gedachte gehad, dat als een man wacht, en een fatsoeniyk leven leidt, een of andoren dag de vrouw van zyn droomen in zyn leven zal komen...." Hy hield oven op. „Ik dacht, dat u die vrouw was," ging hy voort. „Ik ken u slechts een week, dat weet ik; maar ik geloot niet, dat in zulke dingen de tyd meetelt. En ik meen de om een of andere reden dien eersten avond, toen uw rok aan myn 6toel bleef haken, dat u hetzelfde voolde, dat u het begreep, en dat lk geen vergissing beging. Toen vroeg ik u of u in Helde op hot oerste gezicht geloofde. Ik ben heelemaal niet romantisch. Er bestaat geen andere vrouw ter wereld, aan wie ik dat gevraagd zou hebben. Maar ik dacht, dat u zoudt weton wat ik bedoelde, wat ik voor u voelde. Maar u begreep hot niet," Hy liet weer eon lachje hooren, dat eindigde in eon zuoht, en keek me aan. „Vindt u my erg dwaas?" vroeg hy na esn poosje spottend. De wereld om ons heen scheen plotseling geheel stil te zyn gewordenzelfs de zee schoon haar rusteloos bruisen te hebben gestaakt, om naar ons te luisteren. Toon keek ik naar hem op en deed hem de vraag, die my ai zoolang gekweld had, maar die ik niet had durven doende vraag die my dien avond in den maneschyn er toegebracht had te spreken, zooals ik toen gedaan had: „Van wie zyn de brieven, die iederen mor gen in een blauwe enveloppe komen?" Er kwam verbazing in zyn oogen, maar hy gaf het antwoord zonder aarzelen: „Myn zuster; ik..." Hy brak af, en legde zyn handen op myn schouders. „Waarom?" vroeg hy. Ik weet niet wat ik zou hebben gezegd, maar op dat oogenblik kwam het byziende jonge mensch mei twee meisjes het hotel uit, en wo gingen samen naar binnen. De heer Tempest keek niet naar me, en ik keek niet naar hem. Dien heeien ochtend bleef ik hem uit den weg, omdat ik bang was geworden door de plotselinge wilde biyheid, die myn hart had vervuld by den blik in zyn oogen, toen hy zUn handen op myn schouder® had gelegd. En 's middags drong tante Marian er op aan, dat ik met haar uit ryden zou gaan, en kwamen we eerst torug, toen de bel voor het diner al geluid was. Do heer Tempest kwam niet aan het diner, en al de vreugde en het geluk sohenen in my te sterven. Het was zyn laatste avond. Als hy by my had willen xyn, als hy van mij een antwoord had willen hebben op dat „Waarom?" dan zou by zyn gebleven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 9