Onaangenaam gezelschap. Reizend volk. RECEPT. Ze kan niet met haar kinderen reizen, dat is voor haar te vermoeiend; doch ze kan evenmin zonder haar kinde ren reizen, want dan lijdt ze hevig aan heim wee. Ze kan niet in den spoorwegcoupé de ra men open hebben, want dan vat ze koude dooh ze kan evenmin reizen in een eoupó met gesloten raampjes, want dan dreigt ze minstens te stikken. Ze kan geen groote dagreizen afleggen, want dat mat haar te veel af; doch kleine dagreizen kan ze evenmin aken,.want dan weet ze letterlijk niet, wat te met de rest van den dag moet aanvangen. Ze kan niet tegen achteruit rijden, want dan wordt ze duizelig; doch vooruit rijden kan ze ook niet, want dan heeft ze last van den tocht. Van den D-trein kan ze geen gebruik ma ken, want haar hindert het gedrentel en gedraai op den corridor; van den niet-D-trejn kan ze echter even min gebruik maken, omdat daarin de corri dor ontbreekt. Ze kan gedurende de reis niet eten, want dat bekomt haar slecht doch ze kan tijdens de reis evenmin vas ten, want dan heeft ze last van honger. Ze kan tijdens de spoorreis niet spreken, want dat veroorzaakt haar kriebeling in de keel; doch ze kan tijdens de reis evenmin zwij gen, want dat kan ze immers nooit. Ze kan niet in een boekplaats van den coupé zitten, want dan krijgt ze rook van de locomotief in het gezicht; doch de middelste plaatsen kan ze ook niet nemen, want dan zit ze te veel als aaring gepakt. Ze kan niet voortdurend blijven zitten, want dan heeft ze last van slapende voe ten" doch staan kan ze ook niet, want dan ver liest ze het evenwicht. Ze kan niet met het hoofd achterover leunen, want dat is kwaad voor haar kapsel; doch ze kan ook niet overeind zitten, want iat houdt haar ruggegraat niet uit. Ze kan niet lezen tijdens de spoorrers, want dan wordt het haar groen en geel voor ie oogen; doch ze kan ook geen lectuur ontberen, want dan houdt ze het niet uit van verve ling. Ze kan in den ooupé niet' wakker blijven, want ze is veel te slaperig; dooh ze kan ook niet inslapen, want daar voor schokt de wagen veel te veel. Ze kan tijdens een zeereis niet op het dek blijven, want dan waait ze over boord; doch ze kan evenmin in de kajuit blijven, want daar is het haar veel te bedompt. Ze kan niet op het voorschip vertoeven, want dan wordt ze zeeziek dooh ze kan ook niet op het midden van het schip blijven, want daarriekt het zoo naar machine-olie. En evenmin kan ze het op het achterschip uithouden, want daar... riekt het naar teer. Ze kan niet op het bed in de hut slapen, want dat is haar te> eng; doch ze kan evenmin in het salon op de sofa slapen, want dan valt ze er af. Zé kan niet in een bergwoud wandelen, want dan verstuikt ze den voet; doch er liggen kan ze ook niet, want dan ïestoken haar de mieren. Ze kan niet klimmen, want dan krijgt ze last van hartkloppingen; doch ze kan ook niet bergaf gaan, want dan beven haar de knieën zoo. Ze kan niet over gletschers gaan, want dat zou ze besterven van angst; doch van gletschers geen notitie nemen kan ze ook niet, uit nijd tegenover de dames en heeren onder haar kennissen, die glet- ichers bezocht hebben. Ze. kam niet in kleine hotels logeeren, want dan slaat het gebrek aaü comfort haar op de zenuwen; doch in groote Kotels kan ze ook niet lo geeren, want dan slaan de rekeningen haar op de zenuwen. In een hotel op een der bovenverdiepingen logeeren kan ze niot, want dan geniet ze te weinig bediening; doch in een hotel op de bene denétage logeeren kan ze ook niet, want daar is te veel leven en geloop. Ze kan niet op haar kamer ontbijten, want dat is haar to vervelend doch in dc eetzaal ontbijten kan ze even min, want daarvoo^r komt zo niet gereed met haar toilet. Ze kan niet op de waranda ontbijten, want daar hinderen haar de wespen; ze kan geen thee gebruiken aan het ont bijt, want dat is haar te flauw; ze kan geen koffie gebruiken, want die is haar door den dokter verboden; ze kan geen chocolade gebruiken aan het ontbijt, want dat maakt haar te dik; ze kan niet hebben, dat de jaloezieën in de hoogte blijvon, want dan hindert haar de zon; doch ze kan ook de jaloezieën niet neer laten, want dan krijgt ze ze niet meer om hoog; ze kan niet aan het strand blijvon, want als ze daar is, wil ze naar het gebergte ze kan echter evenmin in het gebergte blijven, want als ze daar is, wil ze naar zee; ze kan niet in zee baden, want het water is haar te koud doch het baden nalaten kan ze evenmin, want waarom is ze dan naar een badplaats aan zee getrokken? Enz., enz., enz., enz. 1 Deze dame, een charge, ontleend aan de Lustige BUitter", zou wellicht nog het best passen bij den landziekigen Hollandschen heer, van wien indertijd gedicht is: Zijn fijn sigaartje smaakt hem niet, Zijn zoetlief meisje raakt hem niet, Zijn baardje zelfs vermaakt hem niet, Want ach, hij heeft zoo'n groot verdriet JSn wat, dat weet hij zei ven niet. Het is nog niet zoo heel lang geleden, niet meer dan een kwart-eeuw ongeveer, dat de bewoners van het platteland, die thans nog de plaag van hot rondtrekkend volk uit de woonwagens kennen, een groot deel van hetgeen zij dagelijks noodig hebben, gewoonlijk koohten van allerlei reizend volk. Spoor- en tramwegen, een dicht net van harde wegen en kanalen, en ten laat ste de post, hebben ook op het platteland honderden reizende kooplui overbodig ge maakt. Zou het aantal vagebondeerende bewoners van woonwagens daardoor niet sterk zijn vermeerderd? Wie reisden een vijf en twintig jaar gele den het platteland al niet af? Allereerst kooplui met de mars op den rug. Wat een schatten droegen zij mee op hun tocht! Bovenop de mars vegers, pot lepels, kwasten, muizenvallen, enz., en in de laatjes messen, lepels, vorken, pijpen, portemonnaies, enz., enz. Het- was een gebeurtenis, de komst van den marskramer. Dagen te voren wist feeler huisgenoot al, wat hij koopen wilde. Wat werd zijn komst met ongeduld verbeid „Dorus nappekoop" was in elke woning een welkome gast. Dan do koopmau met zijn groote mand met blikwaren; de linnenkoopman met zijn onmisbaren ellestok in de hand, het groote pak met graslinnen en ruitjesgoed op den rug; de zwavelstokkenkoop mande potten- kraraer; de koopman met tuinzaden, de koopman met russchen- en biezen matten de scharenslijper. Allen waren zij onmisbaar voor het platteland en steeds welkome gas ten bij boer en burger. En ruim verdienden zij hun brood. Velen heugt echter ook nog ander bezoek. De medicynman met zijn kwakzalversmid delen; de man met de kijkkast; de beren leider; de Jan Klaasscn; liedjeszangers om oud en jong te vermaken, doch allen lui, die niet in een goeden reuk stonden, even slecht ter naam en faam bekend als de goochelaars en waarzeggers, en vaak even groote gauwdieven als de rondtrekkende Zigeuners. Maar toch: zij brachten allen een weinig poëzie tiissohcn het proza van het platte land. Thans is hot anders geworden.» Vagebon- deerend volk genoog. Allon echte of ver momde bodelaars. Wie verlost het platteland daarvan? HONDEN. Het houden van mooie goede honden i» een kostbaar grapje, dat zich slechts de- rijken dezer aarde kunnen veroorloven. De overdrijving, waaraan de Amorikaansohe millicnnairs zich echter in dezen schuldig maken, grenst inderdaad aan het ongeloof lijke. Zij houden groote, sterke, bijtachtige heem- en waakhonden, om zich voor dievin, moordenaars, bedelaars en andere onge- wensehte indringers te beschermen. Daar naast zijn de honden voor de wandeling, jachthonden, schoothonden en honden voor de kinderen, om er mee te spelen. De mode zorgt daarbij voor afwisseling. Het eene jaar is deze soort honden modern, het vol gende jaar een andere, en de modes worden natuurlijk steeds nagevolgd. Voor de ver zorging en verpleging der honden zijn af zonderlijke bedienden. De honden hebbeu eigen gebouwen met gemakkelijke legers en eetbakken; voor do schoot- cn huishonden zijn er zachte bedden, kussens en vellen, eu voor halsbanden en sieraden geeft menig millionnair een vermogen uit. Bekend is, dat een dame der familie Astor voor een harer mopsen een halsband kocht, die met diamanten was bezet en tien duizend doilar ongeveer vijf en twintig duizend gulden kostte. Een der grootste hondenliefhebbers is een zekere heer Morgan. Deze houdt zich in zijn vrijen tijd bezig met het fokken \an Schotsche herdershonden. Op zijn landgoed aan de Hudson heeft hij hondenstallon laten bouwen, die dertig duizend dollars kosten. Zij bevinden zich in een in stijl gebouwde inrichting, omgeven door een prachtige grasvlakte. Tien personen zijn daar onder de leiding van een opzichter werkzaam, om don honden het leven zoo aangenaam mo gelijk te maken. Onder de honden, wier aantal thans ongeveer tachtig bedraagt, be vinden zich exemplaren, die met negen dui zend dollar werden betaald; do gezamen lijke waarde der honden bedraagt ruim een kwart-milliocn gulden. De opzichter houdt zorgvuldig aanteekoning over h?t doen on laten zijner beschoraaelingrrn. Hij schrijft op, wie de vader en moeder der jongen wa ren, wanneer ze geboren werden en hoe ze zich ontwikkelen. Elke hond heeft zijn stamboom, die d'k- wijls op een lange reeks van geslachten te ruggaat. Dc honden worden bij hun gehcort? en vervolgens elke maand gofotocrafeo d door een der heambten, die anders niets heeft te doen. Voor de bereiding van hot vo der voor de honden is een keuken met groote stoom ketels aanwezig, welke in den winter het geheele hondengebouw verwarmen. Hav r- meel met bouillon is het clngelpksche voer. en eens per week wordt er rauw rund- of schapenvleesch opgediend. Op een dergelijke wijze wordt nog door verschillende andere millionnairs voor hun honden gezorgd. Zoetzure komkommers. Men schilt de komkommers, snijdt re in stukken en haalt het zaad er goed uit. Men weegt vervolgens de stukken en kookt op een pond daarvan, ven flesch wijnazijn, met vier ons suiker, eenige pijpen kaneel, wat kruid nagelen en foelie. Hierin worden de kom kommers gelegd, en een poosje gekookt, doch zij mogen niet te zacht worden. Ver volgens doet men ze in een steenen pot; het nat wordt cr niet kokend, doch wel nog warm overheen gegoten. Dit nat moet na verloop van acht dagen, en ook later nog eens, worden opgekookt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 17