De vrouw en de politiek. Wat een zee-oorlog zou kosten. De „Reiohspost", een Weensch bla-d, be vatte eenigen tijd geleden een schets van hetgeen er bij de laatste verkiezingen in de harten der vrouwen is omgegaan. Den vorm, dien zij voor haar studie kiest, is die eener briefwisseling van een jonge, gelukkig getrouwde vrouw met haar vrien din. „Het ongeluk loopt snel", zoo vangt haar eerste schrijven aan. Voor veertien dagen was zij nog een gelukkige, zorgen-vrije vrouw, en thans is de blijde zon, die haar pad verlichtte, droevig duister geworden. Hoe dat zoo plotseling is gekomen! Door de politiek... „Weet ge eigenlijk vrat politiek is? Je zult willen beweren, dat je het heel goed weet, maar ik zeg, jo weet er niets van. Geen flauw denkbeeld heb je er van, wat dit vreeselijke woord betee- kent." Politiek, zoo verklaart deze vrouw, wier man midden in den verkiezingsstrijd is ge raakt, is de gruwelijkste, akeligste macht, die zij kent. Een macht, die, zonder het goe de te willen, steeds het kwaad te voorschijn brengt. Zij scheidt vrienden vaneen, ver breekt de sterkste banden, verstikt de edel ste gevoelens. En nergens kan men zich voor haar verbergen: ze is waar ge ze niet vermoedt, zit met ons aan tafel, gaat mei ons slapen, verschijnt in den droom en staat als ge ontwaakt weer naast u, om u te volgen den heelen dag door. Hoe zij plotseling tot al deze ervaringen is gekomen? Op zekeren dag kwam, terwijl het huise lijk leven in vollen vrede bloeide, haar man thuis en verklaarde, dat men hem geen rust gelaten had totdat, hij eindelijk er in had toegestemd, een candidatuur voor den Rijks raad aan te nemen. Hij wilde niet graag worden gekozen; een mandaat zou hem rn de grootste verlegenheid brengen, maar candidaat is hij nu eenmaal en met de po litiek zijn thans al zijn gedachten vervuld. Weg zijn de uren van vertrouwelijk gesprek, weg de wandelingen door de bloeiende na tuur, enz., enz. Niets interesseert hem meer van alles, waarmee zijn gezin het hem vroeger aange naam kon maken, en de kinderen, na drie- of viermaal tevergeefs getracht te hebben met hem te praten, vluchten verschrikt voor, zijn boozen blik ver van hem weg. Zijn eerste vraag des morgens is niet hoe vrouw en kroost het maken, maar of het ochtendblad nog niet in de bus ligt, en 's avonds gevoelt hij zich ook eerst dan be haaglijk, wanneer hij achter groote bedrukte vellen papier zijn gezicht kan ver bergen. Zwijgend sluipt de geheele familie om hem heen, steeds maar bang dén heer des hui zes, den Kamercandidaat, in zijn politieke overwegingen te storen. „Nu weet ge onge veer, wat de politiek en wat mijn ongeluk is." In den volgenden brief zijn de klachten nog droever. „Heb je al ondervonden wat het ls, wan neer de klok middernacht slaat en je man is nog niet thuis? Wanneer dan in einde loos wachten de toren één uur, twee uur, drie uur door de nachtelijke stilte roept en je ligt steeds angstig te luisteren, of niet de sleutel in de deur wordt gestoken, of niet een bekende stap klinkt op de steenen der straatEen hond blaft, de booraen rit selen even, de pendule in de huiskamer tikt, maar van menschenbeweging is niets te be luisteren. En wanneer hij dan eindelijk tus- echen vier en vijf uren thuiskomt, is het eenig antwoord, dat op alle vragen en ver wijten wordt gegeven: Verkiezingszaken. De politiek is een Moloch, die zonder er barmen menschenoffers vraagt." Het wordt nog erger. Het wordt ondraag lijk. Het is voor eeb vrouw, aan rustig hui selijk leven gewoon, niet te verduren, wan neer ze op alle hoeken! van straten tusschen reclamebiljetten van schoensmeer en cicho rei, tusschen wagensmeer en kunstmest, on der een circusvoorstelling en boven een boot tocht den naam van haar man ziet staan. De nnam van haar dierbaren man een ar tikel geworden van politicken handelZij heeft haar man verloren, ze is een verlaten vrouw en haar kinderen zijn vaderlooze wee zen. Maar nu wil ze dan toch eens meer we ten van dat monster, dat haar geluk heeft geroofd; nu wil ze met die politiek nader kennis maken; vooreerst, schrijft ze geen brieven meer, ze gaat couranten lezen. Het is nog maar enkele dagen later, ah ze do pen weer opvat, zij noemt zich thans niet meer bij haar voornaam alleen, maar geelt zichzelve den titel van: „Je christclijk-so- ciale Tini". Midden in dc couranten zit ze, bladen, die ze al gelezen heeft of nog lezen zal, maar ze kan niet zeggen hoezeer haar die politiek begint te interesseeren; ze be grijpt nu veel wat haar vroeger duis ter was. Ze begrijpt nu, hoe een man, die zijn overtuiging hoog houdt, zich tot die naar- der politiek maakt en in het openbaar wil werken tot heil van vaderland en volk. Ze ie er nu niet meer tegen, dat haar man naar late vergaderingen gaat, ze kan het verdragen, dat de bladen der tegenpar tij hem uitschelden voor het zwartste indi vidu, dat ooit heeft geleefd, en ze heeft het stil aangezien, toen op groote biljetten zijn naam langs de straat werd gedragen. Ten slotte zendt ze op den verkiezings dag aan haar vriendin een telegram, vol vreugde meldend, dat haar man is gekozen en dat de christelijke partijen een schitte rende overwinning hebben behaald. Geen stof, geen modder meer, De groote stof plaag te bestrijden, uit hygiënisch oogpunt, is sinds vele jaren de vraag van den dag. Het toenemend verkeer van automobielen, motors en rijwielen deed de vraag ont staan: Hoo maken wij onze wegen stofvrij? Deze vraag is thans beantwoord door de toepassing van „Tarmacadiam". In Engeland is na verschillende proeven bewezen, dat de tarmaowegen met hun goe de eigenschappen de stof- en modderplaag voorgoed doen verdwijnen. De tarmacwegen geven in onderhoud op de thans bestaande stofwegen een groot voordeel, omdat men het jaarlijksch op brengen van nieuwen steenslag of grind bespaart. De wegen, éénmaal goed in orde, d.w.z. volgens dit systeem gemaakt of ver anderd, zijn dubbel zoo lang bestand als de thans bestaande macadam- en grindwe gen. De wegen blijven liggen, vlak en on der dezelfde tonrondte, zonder sporen van voertuigen of paarden, waardoor zelfs bij voortdurend nat weer de wegen berijd en begaanbaar blijven. Zij zijn onmiddellijk droog, doordat het water niet in de be- standdeelen kan doordringen en het met recht een waterdichte weg genoemd worden kan. Tevens komen deze wegen op de eerste plaats dien voetganger ten goede, omdat van stof-opwerpen geen sprake is, hetwelk zeer zeker de tuberculose-bestrijding tot haar groot genoegen zal vernemen. Paarden wordt het zware trekken ontnomen, omdat geen bergen stof meer aanwezig zijn en de wagens of rijtuigen als vanzelf over de harde oppervlakte rolkn. zoowel des zo mers als in den winter, daar weersgesteld heid hoegenaamd geen invloed op den weg heeft De moeite van het rein houden is zeer gering, wat zeer gemakkelijk is af te lei den uit het bovenstaande. Rijks- en provinciale wegen, die nu bij regenachtigen tijd, vooral des winters, zoo goed als onberijd- en onbegaanbaar zijn, wor den op zeer voordcclige wijze in orde ge bracht, d.w.z. absoluut stofvrijde te ma ken kosten worden spoedig goedgemaakt door de besparing op de kosten van het ge ringe onderhoud. Het stofprobleem is dus opgelost, 'niet door teerbesproeiing of bestrijken of ahde- ro onvol doende tijdroovende en kostbare middelen, maar door „tarmac." In Engeland werden reeds meer 'dan 800,000 vierk. M. gemaakt en is men voort- durend aan bet uitbreiden. Engeland wil eigenlijk liever oorlog3sehe pen bouwen dan ouderdomspensioenen toe kennen. Duitsehland raakt door zijn dure vloot in de schuld, zoodat het wel zijn ou- aantastbaren krijgsschat zou willen aantas ten. Zelfs in ons land is sprake van een zee-oorlog Weet men wel, hoeveel een moderne oorlog ter zee zou kosten? Een Engelsch blad is eens aan het uit rekenen gegaan. Engeland om dit land als het meest sprekend voorbeeld te nemen onderhoudt vier vloten in vredestijd: Middcllandsche Zee-, Atlantische-Oceaan-, Kanaal- en Huis- vloot. Te zamen bestaande uit 38 slagscne- pen en 46 kruisers. Elk modern slagschip raag geschat wor den op een waarde van rond 24 millioen gulden, een kruiser op de helft. De geza menlijke waarde van de Engelsche vloot is dus ongeveer 1500 millioen gulden, of zco- wat een zesde van de Engelsche nationale schuld. Elk dienstjaar gaan deze schepen tien pereent in waarde achteruit, een verlies derhalve van 150 millioen, zonder eenig i lei bijzondere schade in aanmerki .g te i e- men. Dit is een bedrag, overeenkomende met de jaarlijksche begrooting van rrvnigen kleinen Staat. Men lette op, dat. de millioenen, welke afgeschreven moeten worden op een deren.» soort oorlogsvaartuigen, n.l. de torpecio- vloot, hierbij nog niet eens in aanmerkimg zijn genomen. Een geweldige post is de ammunitie. 7n artilleriekringen berekent men ruwweg elk schot met een 30-c.M -kanon op 2500 gttldru. Een schip uit de ,.Dreadnought"-klas He» fi tien zulke groote stukken aan bcord. Het'te een behoorlijk vermogen, wanneer zoo'n tiental slechts één dag aan het vuren is geweest. Zoo berekende men, dat de Russische vloot in Port-Arthur in één dag tot een be drag van anderhalf millioen gulden ver schoot op de blokkeerende Japansche vloot. Toch werd den vijand voor geen hcalven cent schade toegebracht Een volgende post van belang is de ver nieuwing van schepen en kanonnen. Het is bewezen, dat de ontladingen der tegen woordige monster-kanonnen geweldig kost baar rijn. Na slechts zes maanden op zee te heftben gekruist, moest admiraal Togo zijn geheele vloot herwapenen. Een zee-oorlog van een jaar zou Enge land, matig geschat, 123 millioen guid n aan ammunitie en herstellingen van kanon nen kosten De brandstof is een volgende, niet min der gewichtige en noodzakelijke uitgave, de stoommachines van moderne oorlogssche pen vullen een groot deel van het schip, een groote snelheid wordt van de schepen gevérgd. En hoe meer vaart, des te meer steenkool. Daarom stoomeu in vredestijd oorlogsschepen gewoonlijk met gematigde snelheid. Het „Dreadnought"-type met machines, welke een vermogen hebben van 23,000 P K verslindt steenkool bij honderden tons ge lijk; en de gepantserde kruisers van de ,,In- vincible"-klas, welke met hun turbines 41,000 P.-K. ontwikkelen, vragen nog meer stookvoedsel. De brandstofrekening mag wel gestekt worden op 350 millioen gulden, wanneer de Engelsche vloten zee kiezen, om de eer van Groot-Britannië te gaan verdedigen ia een zee-oorlog, welks duur een jaar is. Dan als volgende post de tientallen njl>- lioenen aan gages. En dit alles nog pas te beschouwen als gewone uitgaven, waarbij geen verlies van schepen, vernieling van kanonnen, ook gee a weduwenpensioenen gerekend rijn. Bijeen genomen wordt dit, alleen om de vloot slagvaardig te hebben, ongeveer 700 millioen gulden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 17