De grotten van Han en van Rochefort. STOFGOUD. Jodenjongen later nog eens tegenkomt, dan kun je hem een hand geven en hem excuus vragen. Dan moet je hem zeggen, dat je dat alleen gedaan hebt, omdat je dom was. Maar als nu een ander hem weer kwaad doet, zul je hem wel helpen." Ik kan het mijn kleinen jongen aanzien, dat hij bereid is te doen wat ik graag heb. Want hij is nog maar een landsknecht, die niet naar het vaandel vraagt, waaronder hij dienen zal, maar alleen naar gevocht en buit verlangt. Het is mijn plicht hom te vormen tot een dapper recruut, die zijn lief Vaderland verdedigt. En daarom ga ik voort: „Ik zal jo eens wat zeggen. Do Jcden zijn heel bijzondere menschen. Je herinnert je David wel, waar Wiesje op school van geleerd heeft... Hij was een Jodenjongen. En van het Jezuskindje, dat alle menschen vereeren en liefhebben, hoewel het twee duizend jaar geleden gestorven is... Hij was ook een Jodenjongen." Mijn kleine jongen staat met de armen op mijn knie geleund. En ik vertel. De oude Hebreërs stijgen voor onze oogen op in al hun glans en macht; heel anders dan in Wiesjes cateohisatieboekje. Ze rijden op hun kameelen in bonte kleeren, en met lang© baarden. Mo zes en Jozef met zijn broeders, en Simeon, en David en Saul. Wonderlijke verhalen hooien wij. De muren van Joricho vallen voor het geluid der bazuinen. „En wat toen?" zegt mijn kleine jongen, een uitdrukking, die hij gebruikte, toen hij veel kleiner was, en die nu nog altijd terugkomt, als liij door iet-s meegesleept Wordt. Wij hoeren van do verwoesting van Je ruzalem en hoe de Joden htm kleine jon gens bdj de hand namen en van de eene plaats naar de andere zwierven, gehoond, veracht, mishandeld. Hoe zij geen huis of akker mochten bezitten, maar alleen han del drijven, en hoe de Christelijke roovers hun al het gold afnamen, dat zij verdiend hadden. Hoe zij toch aan hun Gcd bleven geloo- ?en en hun oude, heilige gebruiken be waarden onder do vreemde menschen, die hen haatten en vervolgden. Do heel© dag is aan de Joden gewijd. Wij kijken haar eenige oude boeken op de plank, waar ik het allerliefst in lees, en die ge schreven zijn door een Jood met een won derlijken naam, dien een' kleine jongen heeletmaa-1 niet kan onthouden En we hoo- ren, dat de beroemdste man. die nu in De nemarken leeft-, een Jood is. En als het avond is en moeder aan de piano gaat zitten en een lied zingt, waar vader liet meest van houdt, blijkt het, dat de woorden van een Jood zijn, en dat een andere Jood de melodie gecomponeerd heeft. Mijn kleine jongen is rood en gloeierig als hij dien avond in slaap valt. Onrustig woelt hij in zijn bedje en praat in zijn slaap. „Hij heeft wat koorts," zegt zijn moeder. En ik buig mii over hem heen en kus zijn voorhoofd. En ik antwoord kalm: „Dat is zoo vreemd niet. "Vandaag "heb ik hem ge vaccineerd tegen de ellendigste van alle be smettelijk© ziekten." Sedert de ontdekking van de Grot t© Han en tc Rochefort zijn telken jare duizendefi en duizenden bezoekers uit verschillende landen derwaarts getrokken, om een bezoek te brengen aan deze wereldbekende grotten. Dank zij den verbeteringen, welke in 1906 1907 door de directie zijn aangebracht, heb ben de grotten een nog grootere vermaard heid bekomen, en is de aantrekkelijkheid voor den toerist verdubbeld. Sinds eenigen tijd is ook een spoorlijn aangelegd van Rochefort naar den ingang van de Grot t© Han. Uitgaande van het station Rochefort, voert de t-ein den toerist door do schilder achtige vallei „la Lomme", waar zich grootsc-he panorama's aan het oog vertoo- nen. Bij de verschillend© krommingen van den spoorweg, w©lke geleidelijk stijgt, doe men de heerlijkst© gezichten telkens voor onzen blik als om strijd op; nu eens zijn het vergezichten vol van bekoring en liefelijk heid, dan is men ih een wereld van bergen en ravijnen, waar de gescheurde spitsen ©n tinnen der rotspartijen van de „Rochers de Faule" overal in de grilligste vormen tussohen de kronen van eiken en dennen uitsteken. Langs de steile toppen van d© „Rochers d© Faule" nadert de trein zijn bestemming bij de „Gouffre de Belvaux", van waar een bezoek aan de Grot van Han wordt aange vangen. De toerist treedt de Grot binnen en aanschouwt een reeks van zalen, gaan derijen en gewelven, dio hem mot ontzetting en verbazing vervullen.' Die zalen maken een grootschen indruk, zoowel door de reusachtige afmetingen als door de bewon dering, welke zij s&lwingen. Een der zalen, genoemd „la Sallo du D'óme", is het meest interessant, heeft een lengte van 154 me ter, een breedte van 140 meter en haar ge welf verheft zich 120 meter boven de boor den van de rivier >de Lesse. In do zalen zijn verschillende bruggen en hangbruggetjes, waaronder de onderaardsche rivier le Styx stroomt, en welke toegang geven tot de fantastische onderwereld. Men gevoelt zich nietig tegenover zooveel schoons, en ge behoeft waarlijk geen enthu siast te zijn, om hier in geestdrift te ont steken en een kreet vam bewondering te slaken. Op al dit grootsohe rustte iets als een sluier, die den glans van het majesteuze verzwakte. Elke toerist, die hot voorrecht genoot de Grot te bezichtigen, wees op dien sluier, omdat hij onvolmaakt .vond, wat volmaakt had kunnen zijn. "Voorheen toch waren de gidsen voorzien van cenige lantaarns en benga-alsch vuur, hetwelk op sommige plaatsen werd ontsto ken om eenige merkwaardigheden in het volle licht te stellen. De slechte verlichting was dikwijls de oorzaak, dat de bezoeker soms de fantastische gedeelten onbezocht moest laten. De Directie der Grotten heeft echter den sluier opgetrokken en in het groote bezwaar van slechte, geheel onvoldoende verlichting voorzien, door in den winter van het jaar 19061907 een groote elecrtrische verlich ting in beide Grotten te doen aanbrengen, welke in het voorjaar van 1908 is voltooid en boven verwachting is geslaagd. De Grot van Han, die zich over een op pervlakte van 5 K. M. uitbreidt, is thans ge heel electrisch verlicht. De kunst van deze installatie, welke is aangebracht door de Maatschappij „Foroe-Eclairage", te Brus sel, ligt- hierin, dat het licht zich verspreidt in de duizenden en duizenden bochten der Grot. Het aanleggen der geleidingen kan dan ook een waar meesterwerk genoemd worden. Te midden der indrukwekkende natuur be straalt een glans van kunstlicht de schoon ste en fantastische gewelven. Een huivering van bewondering houdt den toerist staande in de „Salie du Dóme", waar een zee van licht een 60,000 tal kaarsen overtreft. De bezoeker wordt tot diepe droefgeestigheid gestemd door het majestueuze en de groot- sche stoutheid der tooneelen, die hij aan schouwt. Nu eer.st leert hij de reusachtige kracht kennen, die in de aarde werkt en zooveel schoons kan tot stand brengen. Een aanblik, zooals liij dien droomde in zijn jeugd, toen zijn fantasie toovergezich- ten borduurde op de behangsels zijner in schemerdonker gehulde slaapkam*"?, wan neer hij in ademlooze stilte had zitten luis teren naar de wonderlijke vertelsels uit de verhalen van „Duizend-en-één-Nacht" Onder den indruk van dit hartverheffend tooneel nadert hij den uitgang, welken hij door middel van een bootje over een meer, gevormd door do rivier de Lesse, bereikt. Een betooverend gezicht levert deze donkere waterplas op. Langzaam het daglicht te gemoet gaande, geniet de bezoeker van de schoonste lichtverschijnselen, dio de na tuur te zich geeft en waarbij dc fantastische luchtspiegeling van de „Grotte d'Azur" vergeleken nog slechts een gewoon ver schijnsel is. Geen pen is ih staat deze on ver getol ijken indruk weer te geven, volgens getuigenis van allen, die de lichtverschijn selen waarnamen. Ten slotte schiet men met een klein kanon een schot af, waarna men den indruk krijgt of alles dreigt in te storten en waarvan de echo zich gedurende 30 seconden herhaalt. Een bezoek aan deze Grot duurt onge veer 2& uur. Een bezoek aan de Grot te Rochefort is evenzeer aanbevelenswaardig en is eeD aanvulling van hetgeen men in dio te Han heeft gezien. De fantastisch© onderwereld geeft een geheel anderen aanblik. Langs een laan eeuwenoude lindeboomen, welke veelal te Rochefort voorkomen, treedt men do Grot binnen door een reusachtige spleet. Eensklaps wordt men nu toeschouwer van de gevolgen van een ontzaglijken onder- aardschen ommekeer. De hemelhoog© gewelven, de peillooze af gronden en de enorme rotsblokken geven u een denkbeeld van de reusachtige werken des Scheppers. De aantrekkelijkheid van dc Grot te Rochefort bestaat vooral in een be zoek aan de „Cataolysmes" en de luister rijke zaal „du Sabbat", welke kleiner van afmeting zijn dan van de Grot te Han en eveneens electrisch verlicht. Ter opmerking diene nog, dat het niet aanbevelenswaardig is den tocht van Roche fort naar Han-sur-Lesse per rijtuig te ma ken, daar dc weg, bestemd voor rijtuigen, niet over de Rotsen van de „Eaule" loopt en men als gevolg de schoonste panorama's niet te zien krijgt, waardoor een gedeelte van de aantrekkelijkheid verloren gaat. De trein biedt achtmaal per dag de ge legenheid van Rochefort naar Han-sur-Lesse te sporen, van waar men zesmaal per dag kan terugkeeren naar genoemde plaats. Eetbare bBoemen. Hoewel men van bloemen geen speciale schotels maakt, wordt er toch menig bloempje verbruikt, schrijft „De Banket bakkerij". Wij denken in de eerste plaats aan de goudgele bloemen van Oostindische kers, waarvan de hloemen door de salade gewerkt worden en aan deze een pikanten smaak geeft. Het met honig gevulde spoortje is een lekkernij, ook zonder slablaadjes, en meermalen snoepen wij daarvan. Ook de he melsblauwe bloempjes van de Bern age wor den ter versiering van de kropsla aangewend en opgepeuzeld. De Chineezen kruiden hun sauzen met een Dagbloem (Hemerocallis graminea) en dat hiervan een veelvuldig gebruik wordt ge maakt, bewijst de uitvoer, die tot drie-en- een-half millioen kilo per jaar bedraagt. De Japanners smullen van de „leliën des velds"zij zijn verzot op een Chrysanthe mum-bloemkorfje. Vooral de verscheiden heid, die zij Dyorigiku noemen, vindt veel aftrek. In sommige gedeelten van Indië stooft men Waterlelies en worden de bloemen van Bassia longifolia als een lekkernij be schouwd. De kelk van deze bloemen is bij zonder zoet, terwijl de smaak aan rozijnen herinnert. De met donkerros© gekleurde bloemen van Calligonum polygonoides, waarvan de aardbeiengeur u tegenstroomt, worden met meel en met gebraden vleesch gebruikt. Te Parijs maakt men de bloemen van de bekende Acacia (Robinia pseudacacia) zoo lekker klaar, dat wij met vader Van Alphes kunnen zeggen: „Zij smaken naar meer!" Er zijn ketens van goud, als men ze va verre ziet; van lood, als men ze draagt van ijzer, als men ze wil verbreken. E u g. Scribe. Zeg mij hoe gdj uw avond slijt en ik zal n zeggen wie gij zijt en welke toekomst u aangrijnst of toelacht. Oharles Boitfce.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 16