Jettie's taak. Hoe eens zes duizend kinde ren soldaatje speelden. In een in het Nederduitsch vertaalde reis beschrijving van de Deensche schrijfster Frederica Breiner, getiteld Zwitserland, lezen wij het volgende omtrent een opmerke lijke feestviering, die in den jare 1&56 te Zurich plaats had. ,,Bij onze aankomst in die stad lag er een glans van genoegen op aller gelaat. Er werd juist een groot feest gevierd, zooals men tot hiertoe in Zwitserland er nog geen had gezien. Sedert verscheidene dagen waren zes duizend knapen uit de Duitsche kantons, allen in den wapenhan del reeds geoeiend, hier vereenigd en had den op het Marsveld buiten de stad een veldslag voorgesteld, die ik weet niet in welk jaar tusschen de Oostenrijkers en Fnanschen in de nabijheid van Zurich ge leverd was. Al deze kinderen waren inge kwartierd bij de meer gegoeden onder de bewoners, en alles scheen met hart cn ziel aan dit krijgshaftige kinderfeest deel te nemen. Dit feest had zoovele reizigers naar Zu rich gelokt, dat alle logementen vol waren en er noch in het groote hotel ,,Bauor" noch m een der andere logementen voor ons meer plaats te krijgen was. ,,Des namiddags stroomde de menigte naar de „Thalacher Strasse". Uit alle ra men staken hoofden, en zagen, met een uit- druikking van vroolijko verwachting naar denzelfden kant. Heel in de verte hoorde men een geweldig getrommel, en op ieders gezicht stond te lezen: „Daar komen ze aan I" Het was het knapenlegioen, dat, na afloop van het spiegelgevecht voor de poort, de stad binnenrukte. In gesloten gelederen marcheerden de kleine toekomstige verde digers van het vaderland, kantonsgewijzc, in volle uniform, met vliegende vaandels en in voortreffelijke militaire houding ons voorbij, vooruitgegaan door een grooten troep kleine tamboers, die zoo goed trommel den als hadden zij haar geheele leven nooit iets anders bij de hand gehad. Het was inderdaad een genoegen, die ze9 duizend knapen, met rozen der gezondheid op de bolle wangen, aldus te zien voorttrekken, terwijl zij in gelaat en houding een ernst vertoonden, als gevoelden zaj, dat zij be reids in dienst van het vaderland stonden. In het huis, waarin ik mijn intrek geDO- men had, lagen twee van die kleine helden in kwartier. Het waren flinke jongens van negen tot tien jaren uit het kanton St. Gal len. Hun dialect kon ik echter niet ver staan, en ook mijn gastvrouw en haar doch ters hadden er moeite mede. Intusschen getuigde de beleefde en te gelijk vrijmoe dige wijze, waarop die beide kinderen zich bij het avondeten gedroegen, van de goede opvoeding, wel'ke zij ontvingen. Het waren een paar veel belovende leden van de op groeiende republiek. Des avonds werd door de stad, ter eere van de zes duizend mede burgers, een vuurwerk gegeven." Potloodbulzen en aardappelmeel. Als gevolg van het bijzonder groot hout- verbruik bij de potloodfabricage wordt het voor dit doel uitsluitend bruikbare ceder hout, langzamerhand schaars. Bij de proeven, welke gedaan worden om voor het potloodenhulsel een ander mate riaal te zoeken bediende men zich aanvan kelijk van papier. Daar dit zich er echter niet toe leende zooals spoedig bleek, kwam men van deze methode weder terug, waar van men zich veel had voorgesteld. Nu heeft, volgens de „Revue Scientifi- que", een Fransche maatschappij echter een stof samengesteld, welke voor het groot ste gedeelte uit verhard aardappelmeel be staat. De met deze nieuwe uitvinding ge maakte proeven moeten, naar het blad me dedeelt, alle geslaagd zijn. Dientengevolge bestaat in Frankrijk een groote navraag naar deze potlooden, welke in formaat, af werking en vorm volkomen op de potlooden met houten omhulsel gelijken, slechts iets zwaarder zijn en tegen dezelfde prijzen als de tot dusver gebruikelijke in den handel worden gebracht. Ongetwijfeld is deze uit vinding ook voor de belangrijke aardappel- meelindustrie in Groningen van groote be- teekenis. ONS ZUSJE. Ons zusje is een aardig cling met blonde krullen en blauwe kijkers. Ze is altijd vtoo- lijk en vriendelijk tegen iedereen. Soms gaat ze hier of daar een buurpraatje ma ken, vooral wanneer ze iemand voor een open raam ziet zitten. Dan zet ze haar eenen elleboog op het kozijn en steunt haar kinnetje op de hand. Een uur lang babbelt ze zoo over haar poppen, over school of vraagt van allerlei, dikwijls meer dan men haar beantwoorden kan. Iedereen in den omtrek kent onze kleine zus dan ook en menige snoeperij wordt haar in de mollige handjes gestopt, welke giften zus met een vriendelijk lachje en een paar bloemen uit haar eigen tuintje als tegengift gaarne aan vaardt. In den winter speelt zus graag met haar ark, waarin zij allerlei beesten heeft en ook een poppetje. Telkens als ze een dier laat loopen, bootst ze het geluid er van na, ze miauwt als een kat, brult als een leeuw, blaft als een hond en la-aait als een haan. Komt één van ons dan in de kamer, dan vraagt zus dikwijls wat voor grlird een of ander dier maakt en menigmaal moeten we die vraag met een „ik weet het niet pre cies" beantwoorden. Zoo speelt pnze zus soms uren achtereen alleen en behoeft nie mand naar haar om te zien. Yalt een van haar dieren om dan schatert zus van het lachen en breekt er een poot, dan spalkt ze dien met een lucifer en een touwtje. Zoo vermaakt zus zich zomer en winter, is altijd vroolijk, altijd lief. waarom ieder dan ook veel van haar houdt* Mijn zesjarige Jet kwam een week ha haar eersten schooldag stralend van blijdschap thuis. „Paatjeik heb ook een taak," riep zij. „Zoo, zoo,", zei ik. „En laat ik je taak 'reis kijken." „Och nee, snibde kleine Jet. D'r is niks te kijken. Ik mag de schriften onder de kin deren ronddeelen." „Zóó, dat ia prachtig 1" riep ik in vader lijken trots. Die trots verminderde wel een weinig toen kleine Jet me vertelde, dat er van de dertig kinderen in de klasse min stens negen en twintig een taak hebben. Lotje Verrijn moest den stoel van de juf frouw recht zetten voor het bord, Phietje Judel moest de schriften ophalen en zoo hadden ze alle negen en twintig wat te doen. Welke taak ieder kind precies had, ben ik vergeten, maar mijn kleine Jet kon 2» alle opnoemen. „Doe nu maar goed je best, Jeppie," zei ik, dat de juffrouw tevreden over je is... En ik wilde een ernstige redevoering gaan houden, toen Jet me in de rede viel: „O pa, Liesje Meyer heeft zoo'n mooie taak. Die had ik zoo graag gehad." En zaj zuchtte. „Ja? En wat is dat dan voor een taak?" „Die mag eiken morgen de spons voor het bord natmaken." „En vindt je dat zoo'n mooi werkje?" „Ja* lekkerVanmorgen heeft ze een hee- len tijd aan de kraan gemorst." Dus dat was de oorzaak van de zucht 1 „Als je haar eens een paar Verkade' a plaatjes gaf en je vroeg haar of jij haar taak mocht overnemen?" „Ja maar paatje," zei Jet wijsjes, „als Liesje de mazelen krijgt en niet op school komt, krijg ik misschien lekker de taak." ,,'t Zou toch akelig zijn als Liesje de ma zelen kreeg." „Nou, 't hoeven geen mazelen te zijn, koorts is ook goed." Ik achtte mij verplicht Jetje te vertal len, dat ieder mensch tevreden moet zijn toet de hem toevertrouwde levenstaak. An dere kinderen zouden haar misschien bene den om het schrift rondbrengen. Dit troostte haar een weinig: Jetje is niet ontoegankelijk voor rede. Waarop ik nog zei, dat ik schriften rond deelen een veel belangrijker werk vond dan spons nat maken. Een week later kwam Jetje weer stTaleno van pret uit school. Beneden in de gang hoorden we haar al: „Liesje Meyer was absent!" „En heb jij toen de spons mogen nat ma ken." „Ja! jubbelde zaj*" En meteen vloog zij haar moeder in «Je armen, moeder die gelukkig was haar na drie uren bange scheiding terug te hebben. Plotseling brak mijn vrouw echter de om helzing af met een verschrikt: „Maar kind, wat zie je er uitl" Jet had niet alleen de spons nat gemaakt, maai- ook haar jurkje en zelfs hoe ze 't klaargespeeld had begrepen we niet zelfs haar tasch met inhoud. In elk geval bleek dat niet elke taak tot orde leidt. Een geluk bij een ongeluk was, dat Lies je Meyer gelukkig mazelen noch koorts noch een andere ernstige ziekte had. Den volgen - dag was zij weer op post en kon baar ge vaarlijke taak zelf vervullen. Jet mocht dat onaangenaam vinden, wij allen verheugden er ons over-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 14