laar man bedroog haar!
If©. 3L4&883»
LEIDSGH DACrBLAD, Zaterdag* 8 Augustus.
Anmo 1908.
PERSOVERZICHT.
Bij dc uitgevers Oostorbaan en Lc Coin-
trc, te Goes, heeft het licht gezien een bro
chure, getiteld: „Critiek op „De
oponbare school" van jhr. rar. A.
jr. do Savornin Lohman, door A. Klooster
man." Zij bevat een critiek op een zestal
artikelen van de hand au den heer Lohcnan,
onder 't opschrift: „De openbare school" in
„De Nederlan er" verschenen.
Aangehaald wordt hier uit dc brochure
do tegenstelling, die de schrijver maaKt tus-
ichen rnr. Lobman en dr. Kuyper.
Na opgemerkt to hebben, dat mr. Loh-
flian, hoewel hij het Unicrapport van 1900
onderteckend heeft, het daarmede niet eens
ig, maar nog altijd hangt aan dat van 1895,
tcgt de schrijver het volgende:
Hot eerste Uni rapport al zoo wil i.o
Christelijke overheidsschool, wil dat de
Overheid onderwijs geve.
Hot tweedo brengt de school aan de
ouders. Dit verschil karakteriseert geheel
den strijd, die ont-staan is door den terug-
teer van de:v heer Lohman tot zijn vorig
standpunt. Den strijd tussehen anti-revo
lutionairen en Christel ijk-Historischen.
Tussehen de twee groote leiders, mr. Loh
man en dr. Kuyper.
Verwondering kan dit niet baren voor
wie deze twee mannen ent in hun karak
ter on denkwijze.
In 188G hebben beid-a ongetwijfeld, om
een woord van mr. Lol:man te bezigen, do
Kerk willen ontd en van den band, die
j do natuurlijke ont\ likeling der Gerefor
meerde Kerk belemmert en de tijdens de
republiek aanwezigziektekiemen zorgvul
dig bewaart. Toen afzetting volgde en de
Gereformeerde Kerk (Néd.-Herv.) bleef
de banden en zij beiden deze Kerk voor
zich gesloten zagen, moet dit voor mr. Lob
man veel pijnlijker geweest zijn, dau voor
dr. Kuyper. Do ee.r&te hield van do volks
kerk, (zooals hij ook houdt van een volks
school,) waarin de gereformeerde belijde
nisschriften band van gemeenschap waren
men modernen en ethisch n den kansel
zou kunnen ontzeggen.
Dr. Kuyper bekoorde ook wel dit nega
tieve, maar bij zijn dieper inzicht in den
aard der gereformeerde beginselen, zag
hij meer op den rijken schat voor de geloo-
vigen, als die beginselen zicb vrijelijk ont
wikkelen konden.
Mr. Lohman was do rechtsgeleerde, de
staatsman, die de Ned.-He vormde Kerk
in haar vorigen staat wilde herstellen; dr.
Kuyper was de gereformeerde theoloog,
die wegnomen wilde wat dc prediking de-r
waarheid, de rijke ontwikkeling der ideeën
belemmerde Dat. was het groote verschil
Lohman wacht op het erstel der Kerk
oro terug te kceren tot haar; Kuyper
wonsoht, dat zij zich als de Gcreforfnéèrd'o
Kerk zal open baron en zal dan weer mot
haar zich trachten te voreenigen.
Lohman de wet, Kuyper dc loet-;Hè£
hoofd on het hart, dc »:.an van dc balie en
de redenaar in de volksvergadering»" de
aristocraat en dc democraat.
Beidon hoog in aanzien >i.j het Christen
volk, beiden geroepen -Heer c te arbei
den aan eenzelfde iniversitr en hun
kracht te wijden aan land cn volk in de
ho?gstc rcgeeringscolleges.
Maar Kuyper bemind om zijn persoon,
zijn woord, zijD arbeid; Lohman geliefd,
omdat hij, man van hooge geboorte, zich bij
ons voegde. Dr. Kuyper werd en wordt be
grepen; r Lohman heeft men gezegd te
begrijpen, door te vergeten, waarin hij niet
begrepen werd.
Lohman mag zeggen: ,,de overheid is
aangewezen om voor de school te zorgen"
en „ik verlang, dat de overheid Christelijk
zij," en een jaar later, doelende op deze
woorden: „niet de Christianiseering van
de volksschool werd toen bepleit." Niemand
toont zich daarover verontwaardigd.
Een enkele schijnbare tegenstrijdigheid
in dc geschriften van dr. Kuyper is vol
doende om hem een vervolging te bezorgen,
die maanden aanhoudt.
Omdat men hem meer liefheeft.
Dat de»ze twee niet konden samenwerken
is duidelijk. „Seinpost" bewees er iele van.
Ik kan me voorstellen Lohman in de
Eerste, Kuyper in do Tweede Kamer; Kuy
per minister en Lohman in den Raad van
State. Zoo Lohman maar in hoogcr positie
stond, dan mocht Kuyper leiden het gan-
scfoe volk. Maar was dr. Kuypor overwin
naar in do match, die deze twee opzette
lijk te zien gaven, dan zou het tot botsing
komen. Niet alleen omdat mr. Lohman nu
juist de eerste moot zijn, maar meer nog,
omdat hij uit den aard der zaak tegenstan
der is van de beginselen van dr. Kuyper.
Reeds de invloed van dezen in de Deputa-
ten-vergadering maakte hem tegenstander
van organisatie. Wai Lohman de leider
geweest, de man van den invloed, hij zou
do organisatie voorgestaan hebben als nu
dr. Kuyper. Merk aardig is dc bekentenis,
dat een partij niet zonder organisatie kan,
verkondigd op de eerste vergadering der
Chr.-Historische Unie.''
Tot het r>an-de-or -stellen van „De
Ovorheidsschool" was niet do minste aan
leiding voor de voorstanders voor de bij
zondere seh 'd Dit erkent mr. Lohman
thans zelf. Dat hij het evenwel deed op
de Unie-vergadering was een onvoorzichtig
heid, op zijn zachtst.
Reeds is gewezen op het verschil tussehen
onze beide groote voormannen.
Vast staat bij mr Lohman, dat de in
vloed van dr Kuyper moet tegengestaan
Hij is voor Christelijk onderwijs, voor de
vrije school voor 1 de natie. Van den
christelijken onderwijzer wel, maar van on
ze christelijke onderwijzers is Lohman even
wel geen vriend. Zij zijn hem te democrar
tisch, wat bij al weer wijt a...i de doorwer
king der anti-revolutionaire (Kuyperiaan-
sdlie) beginselen. Dc meeste besturen onzer
scholen zijn van hetzelfde nat overgoten
daarom is het beter, dat dc overheidsschool
christelijk worde, dan wordt de bijzondere
school overbodig en voor do propageering
van zekere beginselen is geen gelegenheid
meer.
Het is het aristooratischo tegenover het
democratische; de reflectie tegenover het
instinctieve.
De heer Lohman aanvaardt de vrije school
tot weer cV openbare school Christelijk is.
In „D c T ij d" lazen wij het volgende:
Het is al geruimen tijd geleden, dat pater
Raay makers S. J. in ons blad het bewijs le
verde, hoe volkomen werd misgetast door
degenen, clic zich op zekere uitspraken van
deD H. Thomas van Aquino beriepen
ter verdediging van algemeen stem
recht.
Als Thomas spreekt van een verkiezing
„door allen" en „uit allen", dan heeft,
zooals toen ten duidelijkste werd aange
toond, dat „all en" een zeer beperkten
zin en wordt aan een directe deelneming
van het geheel© volk niet gedacht.
„De Voorhoede" vult dit betoog
aan door de aandacht er op te vestigen, dat
bij den schrijver der ,,S u m m a" ook het
woord „kiezen" volstrekt niet do betce-
kenis heeft van imperatief benoemen, die
men tegenwoordig er aan hecht, maar den
kerkelijken zin van aanbeve le n
of voordragon.
Door aanhaling der bedoelde plaatsen,
waarin gehandeld wordt over de regeling
vaji het bestuur van het Joodsche volk on
der de wet van Moz^s en over de samenstel
ling van het, aan elke overheid ten voor
beeld gestelde, bestuur der Kerk, wordt
door dc redactie van ,,D e Voorhoede"
in verband met het onmiddellijk volgende
en voorafgaande boven allen redelijken
twijf 1 vastgesteld, jdat het „kieren",
door den-VH. Thomas bedoeld, met verkie
zing van volksvertegenwoordigers, enz. in
den tegemvoordigen zin niets te maken
heeft.
Wij mogen vertrouwen, dat hiermede
voorgoed een einde zal zijn gemaakt aan de
malle pogingen, om den grooten, XlIIde-
eeuwschen wijsgeer, theoloog cn heilige, uit
spraak te laten doen in den strijd over den
meest geschikten vorm van kiesrecht voor
onze. Tweede Kamer, Provinciale Staten en
Gem ec n te raden
Als wijsgeer cn schrijver over Staatsrecht
was ook de H. Thomas een kind van zijn
tijd. En zoo iets aan den geest van zijn tijd
vreemd is gebleven, dan zeker de begrippen
van parlementarisme en van constitutionee-
len regeeringsvorm in do boteekenis, welke
daaraan in onze dagen gehecht wordt.
Zonder in het minst te kort to doen aan
den eerbied, den reuzengeeat van den II.
Thomas en het universalisme aan zijn werk
verschuldigd, mag dan ook worden aange
nomen, dat d© kwestiën, welke tegenwoor
dig ons Staatsleven in beroering brengen,
uit haar aard geheel vielen buiten h"t veld
van beschouwing van hem als XlIIde-
eeuwer; dat derhalve dc H. Thomas zich
nooit met die kwestiën heeft bezig gehouden
en dus ook nooit een oordeel daaromtrent
kan hebben uitgesproken, waarop men zich
nog in onze dagen beroepen mag.
In een artikel Taal in den volks
mond in „De Zceu w" komt het volgen
de voor:
Voor taalzuivering, voor vereenvoudiging
van spelling ijvert men tegenwoordig Men
richt er bonden en verecnigingcn voor op.
Het mag ons wel verwonderen, dat in de
kringen der modernen, die zich bij intuïtie
als de meest beschaafden gevoelen en pre
senteeren, het veeltal verecnigingcn nog
niet aangevuld is met een anti-vloek ver
bond. Al ware de grondslag misschien niet
een veroordeeling van den hoon door vloe
ken 's Heercn heiligen Naam aangedaan,
maar als onfatsoenlijke uiting van ruwe
taal, ongepast van fatsoenlijke lippen Onder
den titel van leden van den Heiligen Naam
bestaat in de Vereenigd:« Staten van Noord-
Araerika wèl zoodanig verbond. Een ver
bond, dat door optochten in dc groote ste
den ook propaganda zoekt te maken.
In ons land gaat alles zijn gewonen gang,
zonder dat iemand daarvoor zich interes
seert.
Kwajongens gevoelen zich mannelijk door
het uiten van krachtwoorden, dc ontwikkel
de gevoelt zich slechts in het hijzijn van
dames tot beschaafden conversatietoon ver
plicht, cn dc onontwikkelde ontziet zich
niet, zijn armoede aan denkbeelden en vor
men te openbaren door erbarmelijke grof
heid.
Onder de Roomsche Inndgenooten bestaat
eeD Geestelijk Verbond, dat zich ten doel
stelt do ruwe uitingen in den volksmond te
beteugelen. Het reglement van dit Geeste
lijk Verbond luidt:
Al wie in deze vereeniging ia ingeschre
ven, maakt een vast voornemen om zich van
godslasteringen, verwenpchingen, lichtvaar
dig zweren en het spreken van onkuische
woorden met de meeste zorgvuldigheid te
wachten, daarom nooit te lachen, noch op
eenigo wijze daaraan deel te nemen.
Ouders en oversten, leden van dit Geeste
lijk Verbond, zullen, voor zoover zij kunnen,
bij hun kinderen en onderhoorigen, bij hun
dienstboden en werklieden, deze zonden
door al hun gezag beletten.
Wij vermoeden, zoo eindigt „D e
Zeeuw", dat deze dingen in onze krin
gen vrij wel onbekend zullen zijn, en het
is, om even tc laten gevoelen, dat ook buiten
eigen kring, zij het dan ook in zeer be
perkte mate, het oog opengaat voor deze
schaduwzijde van het rijke leven.
De „S t i c h t s c h e Courant" wijst
er op, dat er tegenwoordig schier overal
aangedrongen wordt op het aaanstel-
1 c n van schoolartsen.
Nu is daar op zichzelf iets voor tc zeggen.
In de school brengen de kinderen een groot
deel van hun jeugd door, en het is van
belang, dat de geheelc inrichting der school
en het schoolleven aan de^schen der hy
giëne voldoen. Ook hcerschen onder de
kindereD y«mis allerlei ziekten, aandoenin
gen, die bosmettclijk zijn, of die hinderlijk
zijn voor het onderwijs, waarbij een opzet
telijke behandeling gewcDscht is, en die
door ouders en onderwijzers soms niet wor
den opgemerkt.
Het is daarom niet kwaad, dat van tijd
tot tijd eeD deskundige de school bezoekt,
om op dergelijke dingen te letten en advies
te geven.
Toch, gaat de „Stichtsche" dan
voort, moet men met deze dingen voorzich
tig zijn, en waken, dat niet de zorg voor de
kinderen aan de ouders onttrokken wordt
cn van het huisgezin verlegd wordt naar
de school.
Men komt zoo licht van het een tot het
ander.
Zoo volgen nu op dc schoolartsen alweer
de schoolverpleegsters, voor de aanstelling
van welke een pleidooi gehouden wordt in
dc ,,V ragen van den Dag" door me
juffrouw Van Lanschot Hubrccht.
Die schoolverpleegsters zullen volgens d©
schrijfster moeten dienen:
lo om den schoolarts te assistceren bij
het onderzoek der kinderen;
2o om de kinderen voortdurend volgens
het voorschrift van den schoolarts te be
handelen
3o. om do gezinnen tc bnzoeken, waarvan
aan de kinderen door den schoolarts tijde
lijk het bezoeken der school verboden is, ten
einde bij besmettelijke ziekte te controleeren,
of de kinderen onder behandeling van een
dokter zijn gesteld, cd bij niet besmettelijke
ziekte de verpleging gedeeltelijk op zicb te
nemen;
4o. om den ouders te loeren, hoe zij hun
kinderen moeten behandelen
en 5o. om zoo noodig met de kinderen
naar een specialiteit te gaan.
Men ziet uit zulke voorslagen, conclu
deert het orgaaD dat hier een verkeerdo
geest werkt., dc geest nl. om steeds meer de
zorg voor de kinderen van de ouders on
staatsambtenaren over te brengen. Een zui
ver paganistisch idee
Anti revolutionnaire gemeenteraadsleden
hebben daarom wel steeds toe to zion, dat
ze, zonder zioh tegen goede.' maatregelen
verzetten, toch niet meegaan op dergelijke
bedenkelijke paden.
In een artikeltje Hier eo over de
grenzen zegt de „Provinciale
Groninger Courant:"
Id ons land bestaat de t-oesfcand, dat de
Tweed© Kamer Indië niet kent. Herhaalde
lijk is dat gebleken, mot name gedurende
de laatste zitting. Ingezonden stukken cn
een enkele particuliere brief moesten den
Kamerloden vertellen, hoe het ginda to®*
ging. Overigens mets dan officieel© inlich-
tingon van de Regeering. Do Kamer heeft
geen gelegenheid om uit eigen oogen te kij
ken, een krediet votooren om eon oommi»*
sie, door (en ui tl) de Kamer bonoe i,
naar Indië te zenden, ten einde zich ter
plaats© op de hoogte te stellen en inlich
tingen aan de Kamer tc geven ho maar.
Het i6 alles te buitengewoon, te nieuw,
tc duur. Dan hot liever maar laten aan
komen op sensatie-ingezonden stukken^
waar de goede Neder landsche pers niet
sterk genoeg is om zeJf Indische beroeps*
correspondenten aan tc 6tellcn en met
ruimo middelen 1c voorzien.
En nu over dc grenzen. Er is te Aeulcn
een hoogoschool voor den handel. Voor de
leerlingen acht men het van gewicht bij hun
studiën «ok de praktijk te zien. Sedert
1005 stelt men hen daarom in de gelegen
heid greoto zeereizen te doen, om zich prao-
tiscb 'c ontwikkelen. En. nu gaan in 1908
25 jongelui een studiereis ondernemen naar
de Engelsehe cn ^uitscbo kononiën in Oost*
Afrika. Zondag zijn de jongelui met enke
le professoren en o.a. een verslaggever van
de „Kölnischc Zeitung" vertrokken. Do
tocht gaat over Suez, Aden, Oeganda, Nai
robi, Victoria Njansa, Entebbe, Boekoba,
Tanga, Ocsambara. Dar es Salam, Zanzi-
bar en terug, cn is 13 October weer in Na
pels. Voortdurend wordt ook aan boord t U
logo gegeven.
Wel een krasse tegenstelling!
Het Nederland^he parlement vindt geen
gelegenheid ora in f^dië te gaan kijken o(
voor zich te coen kijken. De reusachtig-
grooto belangen, bij zulk een daad van on&
parlement betrokken, rijn nog niet groof
genoeg, dan dat de kosten daartegen zoude»
opwegen.
En voor de ontwikkeling van 25 leerlin
gen van een handelsschool in een groot©
Duitscho provinciestad zijn evenredige kos*
ton niet to groot.
Inderdaad: er wordt in Duïtsohland an*
ders aangepakt dan in Nederland. En N<v
derland heeft op dit gebied wel de inge
zonden-stukken''-^ geering, die het verdient.
„D e Rotterdammer" schreef
Wil men de Eerste Kamer af
schaffe n, ons best.
Mits wij dan maar niet simpel be
houden een Tweede Kamer, die, vooral in
dien de radicalen hun algemeen-stemrecht-
wenschen eens zouden verwezenlijkt zien,
nog erger spotbeeld van een goede volksver
tegenwoordiging zou worden dan ze thanJ
reeds lang was en is
Nu doet de Eerste Kamer, juist doordat
de Tweede Kamer op zulk een eigenaardi
ge wijze wordt samengesteld, zeer g o e*
den dienst.
De Eerste Kamer kan echter gemist wor*
den, als wij eens in het bedt zouden komen
van een op gezonde wijze saam gestel de
Tweede Kamer, die alsdan de eenige
Kamer zou zijn.
Maar bij een Tweede Kamer zooals wij
thans genieten, welker ontzetting bijv. mo
gelijk is, doordat enkele raddraaiers een
leugen-campagne gelieven op touw te zet<
ten en eenige maanden door het ganscho
land gelieven te roepen „Weg met Kuy*
per", is het een zegen, dat er nog eonf
instituut bestaat, hetwelk ten minste de gfr
volgen van „een waan van den dag" eenig»
zins kan temperen.
„Het Volk" teekent hierbij het vol
gen de aan:
,,D e Rotterdammer'' vindt du*
goed een „volksvertegenwoordiging, dia
stemt zooals Kuyper wil, en slechts een, dia
Denk niet, lezer, dat ik onder dezen me-
lodramatischen titel u een ontzettend ver
haal ga geven van echtelijke ontrouw 1
Niets van deze hebt ge te vreezen bij het
aanhooren van de werkelijk gebeurde ge
schiedenis van het echtpaar Van Houtum,
tfelke ik u hier vertellen wil.
Mijnheer en mevrouw Van Houtum leef
den sa men gelukkig-tcvrcê de eerste 2 jaren
van hun huwelijk. Hij was een degelijke
vent, die goed voor zijn zaken zorgde, doch
na afloop van zijn dagelijk&che taak toch
stcecU weer met een innig genoegen tramde
of fietste naar het boveDhuisjc, waar zijn
kleine vrouw hem wachtte aan de gezellige,
altijd goed klaargemaakte tafel. Het was
hem gedurende die twee jaar of iederen
middag zijn geluk niet alleen heelemaal
JUeuw, maar ook telkens grooter werd.
Emmy, zijn vrouwtje, was een tikje poëti
scher aangelegd dan hij, was een klem
dweepstertje, en hij had beter gedaan haar
dit een beetje af tc leeren in plaats van al-
lijd zoo blij en met alles ingenomen te zijn.
Maar toch, het harmonieerde alles wèl, die-
twee jaar.
Dat zij geen kind kreeg, was een kleine
teleurstelling. Klein addertje van ontevre
denheid en mokken was dat in heel verbor
en hoekje van haar hart, doch het groei
de. Eerst wist zij niet goed te analyseeren
wat het was, dat haar na die twee intieme
jaren, zich nu opeens zoo ongelukkig cn mis
kend deed voelen. Toen, aan het eind van
het derde jaar, bemerkte zij, dat haar hu-
welijicsgeluk uit haar handen was wegge
beden. Heelemaal. Hoe het gekomen was,
mmgzaam of ineens, door haar schuld ot
door de zijne, zij wist cr niets van. Het kon
haar ook niet schelen. Maar weg was het.
als haar man, zonder haar een zoen tc
■^obcn gegeven, naar zijn kantoor was.
snikte zij het uit. Heelemaal alleen I
Het .stond nu vast: zij was ongelukkig
getrouwd. En zij zon op een middel om te
kunnen scheiden. Ze zou, ze zou, ze moest
van hem af, cn zij vond maar niets.
Haar man bemerkte wel haar vreemde
houding, maar als degelijke, nogal nuchtere
vent, dacht hij: „Kuurtjes, niets dan
kuurtjes, zal wel overgaan, maar afwach
ten, en zonder je op te dringen zoovéél mo
gelijk goed en lief voor haar zijn!" En hij
dacht verder: „Ze heeft gebrek aan aflei
ding, dat is alles. Jammer toch, hè, zoo'n
aardig, mooi wijfje? En ik houd zoo van
haar, hè; maar hou je nou een beetje in,
jongen, niet opdringen, dat is erg ver
keerd 1"
En ook hij zon, en zon, ze moest wat
afleiding hebben, maar hij vond niets.
Op een morgen, dat Emmy weer snikkend
in haar kamertje tc zinnen zat, kwam er een
briefje van een onbekende hand. Zenuwach
tig brak ze het openmaar do inhoud over
trof zelfs wat haar meest romantische ver
beelding had durven droomen. Op een vuil
papiertje stond niets anders dan gedrukt,
met dikke, vette letters:
„UW MAN BEDRIEGT UI"
Daar had zij het! Zij schrok er zelf van,
maar het stond cr, het stond er, zwart op
wit. Gedrukt, zeker om dc hand niet te her
kennen En, ofschoon ze, in haar koortsach
tige fantasieën, altijd iets dergelijks had
verlangd (dit was nu immers liet prachtig
ste middel, dat je maar bedenken kimt om
van je man af te komen), toch brak, nu ze
het zoo zwart op wit voor zich zag, al haar
woede en ergernis los.
Haar man bedroog haarO, als ze dat
ooit had kunnen denken Ze had toch zoo
van hem gehoudenen nog, hij was altijd
zoo goed cn zoo lief voor haar, hij vroeg
haar nooit wat en hij zorgde maar stil voor
alles. Ohoe kon d i e man haar bedriegen
Maar... „kalm zijn kalm zijn nu 1" ver
maande zij zich. Ze wou bedenken, wat haar
nu te doen stond. Hij bedroog haar, ja, goed,
zij geloofde het graag, maar hoe, waart Je
kan toch geen echtscheiding aanvragen op
vertoon van zoo'n papiertje 1 Eerst moest
zij al het vrccsclijke te weten komen.
Aan de koffie keek zij hem scherp aan,
lette op de minste van zijn woorden cd ge
baren. „Die man bedriegt mij nul" dacnt
zij. En dan weor: „Och neen,- dat is niet
mogelijk 1"
Om half twee, toen hij weer naar zijn kan
toor ging, sloop ze op een eerbiedigen af
stand als een. dief hom achterna. Haar hart
klopte in haar keel. Maar hij liep gewoon
door. Toen hij het bureau binnen was, nam
zij een rijtuigje; cn nog vóór het portier
was dichtgeslagen, snikte zij het uit.
Dien avond smeekte zij hem om bij haar
thuis te blijven. Hij deed het bereidwillig;
en hoe angstig zij ook speurde, zij merkte
aan hem niets vreemds.
Den volgenden ochtend kwam weer pre
cies hetzelfde briefje. Weer bespionneerde
zij haar man overal, waar hij ging, en weer
merkte zij niets.
Zoo duurde het verscheidene dagen. lede
ren morgen dat smerige gedrukte briefje
„Uw man bedriegt u!" Zij haalde het nu
zelf uit dc bus, ora de meid geen argwaan
tc geven. En iederen dag vergeefsche toch
ten als een moordenaar achter haar man aan.
Zij werd er tureluursch en warahopig onder.
Allerlei dwaze denkbeelden kwamen in haar
op: nu eens was zij van plan naar een pri-
vaat-detective-bureau te gaandan weer
haar man de briefjes te toonen en hem rond
uit naar do waarheid te vragen. Maar do
moed ontbrak haar. Zij had nog liever de
zen twijfel dan de afschuwelijke, zoozeer ge
vreesde zekerheid. Want, vreemd, nu ze
wist, dat hij haar bedroog, was zij weer
van hem gaan houden, was zij nog veel ster
ker van haar man gaan houden dan ze ooit
had gedaan! Hoe kwam dat? Was het, door
dat zij nu afleiding had?
O, afleiding had zij genoeg, maar è.1 te
veel. Het koffiedrinken, het eten, de wa&cö,
alles verslonsde, omdat zij nu zooveel aflei
ding had. Zij moest hem nu immers overal
naloopen, overal bespionneeren.
En dan, met een tergende regelmaat en
een nog tergender geheimzinnigheid, iede
ren ochtend maar weer opnieuw dat brief
je: „Uw man bedriegt u
„Maar zeg dan toch eindelijk eens waar
en hoe 1" riep zij op een morgen uit, het- vod
woedend in elkander frommelend.
Tocb maakte zij het nog altijd open; zij
had maar steeds hoop, dat er eens een na
dere onthulling zou volgen.
Waarvoor anders dat iederen ochtend te
rugkomen? Eén keer was toch meer dan ge
noeg geweest!
Zoo gingen haar dagen om in vrees, angst,
afschuw, ontzetting, nieuwsgierigheid, lief
de.
De vijfde was een Zoudag. Toen haar
man 's ochtends bij den barbier het huis uit
kwam, stond hij ineens voor zijn vrouw.
Doodmoe en doornat van den regen had zij
alle zclfbelieersching verloren.
„Maar, kindje, wat kom jij hier doen?"
vroeg hij lachend. Maar toen hij zijn arm
door den hare stak. en haar zacht tegen
zich aandrukte, begon zij zenuwachtig te
huilen. En zij toonde hem het laatste pa
piertje.
Hij was een oogenblik wat van zijn stuk
gebracht, hij fronste ernstig heb voorhoofd,
kneep het voel toornig ineen. Maar toen scha
terde hij heb uit.
Zij, in een oogenblik van zwakheid, ver
telde hem alles, al haar ellende vaa die
briefjes iederen dag, va-n het spion-spelen
en alles.
Hij drukte haar inniger togen zich aan;
blij, dat eindelijk haar vreemd doen zich
had opgelost. Hij verklaarde plechtig, dat
hij haar in niets bedroog; bovendien, dat hij
van h a a r hield en van haar alleen En
beiden, zielsgelukkig en glimlachend oiu de
gebcurdo dwaasheid, klommen zij dc tragj
van hun bovenhuisje weer op.
Maar het intrigeerde hem nog haast meeÉ
dan haar, van w i e die briefjes zouden ko*
men en wat ze toch tc beduiden hadden. Ze
bloven trouw komen, iederen morgen tegetf.
elf uren. Alleen Zondag waren zij er nie?
geweest.
Maar nu zij wist, dat zij logen, da5
haar huwelijk niet ongelukkig was, into
gendoel, nu konden ze haar ook niet zooveel
meer schelen Zij maakte ze nauwelijks mee*
opener stond toch altijd hetzelfde ia
Donderdag van die week had zij een paaï
boodschappen to doen. Zij verlaatte zich
een beetje, en om twaalf uren haalde zij
haar man van het kantoor en gingen zij sa
men naar huis. Zij waren nu bijna nog ge»
lukkiger dan de eerste maanden van hun-
huwelijk. Dc angst liem te zullen verliezen^
en de afleiding, hadden haar heelemaal ge*
nczen.
Toen zij de huiskamer binnenkwamen,,
stond het briefje op den schoorsteen tegen;
de pendule aan. Emmy wilde het in de ka
chel gooien, maar haar man, nog ialtij<t
nieuwsgierig en iu vage hoop, dat nu toch
wel eens eindelijk dc oplossing zou komea
van die geheimzinnige boodschappen, wilde
het eerst zien, cn brak het open.
Enhij proestte, het uit 1
„Neemaar schaterde hij. „Die is goed I'e
Hij sloeg zich op dc knieën van plezier.
„Wat is er?" vroeg zij verbaasd.
Zij ging naar hem toe en las over zujr£
schouder 'met groote vette letters op hetzelf
de schunnig papiertje van altijd* „Uw mast'
bedriegt u, wanneer hij u uw zilver niet laat
poetsen met Ahoi-poetscrème, 30 cents peff
pakje
„O, vent!" lachte zij, toon zij weer ecuiga*
zins zich verstaanbaar maken kon, „due nts
heb je me toe h bedrogen !n
Hij legde zijn arm om haar nek heen oo
kuste haar.
Do briefjes kwamen na dien dag niet meerei