laar man bedroog haar! If©. 3L4&883» LEIDSGH DACrBLAD, Zaterdag* 8 Augustus. Anmo 1908. PERSOVERZICHT. Bij dc uitgevers Oostorbaan en Lc Coin- trc, te Goes, heeft het licht gezien een bro chure, getiteld: „Critiek op „De oponbare school" van jhr. rar. A. jr. do Savornin Lohman, door A. Klooster man." Zij bevat een critiek op een zestal artikelen van de hand au den heer Lohcnan, onder 't opschrift: „De openbare school" in „De Nederlan er" verschenen. Aangehaald wordt hier uit dc brochure do tegenstelling, die de schrijver maaKt tus- ichen rnr. Lobman en dr. Kuyper. Na opgemerkt to hebben, dat mr. Loh- flian, hoewel hij het Unicrapport van 1900 onderteckend heeft, het daarmede niet eens ig, maar nog altijd hangt aan dat van 1895, tcgt de schrijver het volgende: Hot eerste Uni rapport al zoo wil i.o Christelijke overheidsschool, wil dat de Overheid onderwijs geve. Hot tweedo brengt de school aan de ouders. Dit verschil karakteriseert geheel den strijd, die ont-staan is door den terug- teer van de:v heer Lohman tot zijn vorig standpunt. Den strijd tussehen anti-revo lutionairen en Christel ijk-Historischen. Tussehen de twee groote leiders, mr. Loh man en dr. Kuyper. Verwondering kan dit niet baren voor wie deze twee mannen ent in hun karak ter on denkwijze. In 188G hebben beid-a ongetwijfeld, om een woord van mr. Lol:man te bezigen, do Kerk willen ontd en van den band, die j do natuurlijke ont\ likeling der Gerefor meerde Kerk belemmert en de tijdens de republiek aanwezigziektekiemen zorgvul dig bewaart. Toen afzetting volgde en de Gereformeerde Kerk (Néd.-Herv.) bleef de banden en zij beiden deze Kerk voor zich gesloten zagen, moet dit voor mr. Lob man veel pijnlijker geweest zijn, dau voor dr. Kuyper. Do ee.r&te hield van do volks kerk, (zooals hij ook houdt van een volks school,) waarin de gereformeerde belijde nisschriften band van gemeenschap waren men modernen en ethisch n den kansel zou kunnen ontzeggen. Dr. Kuyper bekoorde ook wel dit nega tieve, maar bij zijn dieper inzicht in den aard der gereformeerde beginselen, zag hij meer op den rijken schat voor de geloo- vigen, als die beginselen zicb vrijelijk ont wikkelen konden. Mr. Lohman was do rechtsgeleerde, de staatsman, die de Ned.-He vormde Kerk in haar vorigen staat wilde herstellen; dr. Kuyper was de gereformeerde theoloog, die wegnomen wilde wat dc prediking de-r waarheid, de rijke ontwikkeling der ideeën belemmerde Dat. was het groote verschil Lohman wacht op het erstel der Kerk oro terug te kceren tot haar; Kuyper wonsoht, dat zij zich als de Gcreforfnéèrd'o Kerk zal open baron en zal dan weer mot haar zich trachten te voreenigen. Lohman de wet, Kuyper dc loet-;Hè£ hoofd on het hart, dc »:.an van dc balie en de redenaar in de volksvergadering»" de aristocraat en dc democraat. Beidon hoog in aanzien >i.j het Christen volk, beiden geroepen -Heer c te arbei den aan eenzelfde iniversitr en hun kracht te wijden aan land cn volk in de ho?gstc rcgeeringscolleges. Maar Kuyper bemind om zijn persoon, zijn woord, zijD arbeid; Lohman geliefd, omdat hij, man van hooge geboorte, zich bij ons voegde. Dr. Kuyper werd en wordt be grepen; r Lohman heeft men gezegd te begrijpen, door te vergeten, waarin hij niet begrepen werd. Lohman mag zeggen: ,,de overheid is aangewezen om voor de school te zorgen" en „ik verlang, dat de overheid Christelijk zij," en een jaar later, doelende op deze woorden: „niet de Christianiseering van de volksschool werd toen bepleit." Niemand toont zich daarover verontwaardigd. Een enkele schijnbare tegenstrijdigheid in dc geschriften van dr. Kuyper is vol doende om hem een vervolging te bezorgen, die maanden aanhoudt. Omdat men hem meer liefheeft. Dat de»ze twee niet konden samenwerken is duidelijk. „Seinpost" bewees er iele van. Ik kan me voorstellen Lohman in de Eerste, Kuyper in do Tweede Kamer; Kuy per minister en Lohman in den Raad van State. Zoo Lohman maar in hoogcr positie stond, dan mocht Kuyper leiden het gan- scfoe volk. Maar was dr. Kuypor overwin naar in do match, die deze twee opzette lijk te zien gaven, dan zou het tot botsing komen. Niet alleen omdat mr. Lohman nu juist de eerste moot zijn, maar meer nog, omdat hij uit den aard der zaak tegenstan der is van de beginselen van dr. Kuyper. Reeds de invloed van dezen in de Deputa- ten-vergadering maakte hem tegenstander van organisatie. Wai Lohman de leider geweest, de man van den invloed, hij zou do organisatie voorgestaan hebben als nu dr. Kuyper. Merk aardig is dc bekentenis, dat een partij niet zonder organisatie kan, verkondigd op de eerste vergadering der Chr.-Historische Unie.'' Tot het r>an-de-or -stellen van „De Ovorheidsschool" was niet do minste aan leiding voor de voorstanders voor de bij zondere seh 'd Dit erkent mr. Lohman thans zelf. Dat hij het evenwel deed op de Unie-vergadering was een onvoorzichtig heid, op zijn zachtst. Reeds is gewezen op het verschil tussehen onze beide groote voormannen. Vast staat bij mr Lohman, dat de in vloed van dr Kuyper moet tegengestaan Hij is voor Christelijk onderwijs, voor de vrije school voor 1 de natie. Van den christelijken onderwijzer wel, maar van on ze christelijke onderwijzers is Lohman even wel geen vriend. Zij zijn hem te democrar tisch, wat bij al weer wijt a...i de doorwer king der anti-revolutionaire (Kuyperiaan- sdlie) beginselen. Dc meeste besturen onzer scholen zijn van hetzelfde nat overgoten daarom is het beter, dat dc overheidsschool christelijk worde, dan wordt de bijzondere school overbodig en voor do propageering van zekere beginselen is geen gelegenheid meer. Het is het aristooratischo tegenover het democratische; de reflectie tegenover het instinctieve. De heer Lohman aanvaardt de vrije school tot weer cV openbare school Christelijk is. In „D c T ij d" lazen wij het volgende: Het is al geruimen tijd geleden, dat pater Raay makers S. J. in ons blad het bewijs le verde, hoe volkomen werd misgetast door degenen, clic zich op zekere uitspraken van deD H. Thomas van Aquino beriepen ter verdediging van algemeen stem recht. Als Thomas spreekt van een verkiezing „door allen" en „uit allen", dan heeft, zooals toen ten duidelijkste werd aange toond, dat „all en" een zeer beperkten zin en wordt aan een directe deelneming van het geheel© volk niet gedacht. „De Voorhoede" vult dit betoog aan door de aandacht er op te vestigen, dat bij den schrijver der ,,S u m m a" ook het woord „kiezen" volstrekt niet do betce- kenis heeft van imperatief benoemen, die men tegenwoordig er aan hecht, maar den kerkelijken zin van aanbeve le n of voordragon. Door aanhaling der bedoelde plaatsen, waarin gehandeld wordt over de regeling vaji het bestuur van het Joodsche volk on der de wet van Moz^s en over de samenstel ling van het, aan elke overheid ten voor beeld gestelde, bestuur der Kerk, wordt door dc redactie van ,,D e Voorhoede" in verband met het onmiddellijk volgende en voorafgaande boven allen redelijken twijf 1 vastgesteld, jdat het „kieren", door den-VH. Thomas bedoeld, met verkie zing van volksvertegenwoordigers, enz. in den tegemvoordigen zin niets te maken heeft. Wij mogen vertrouwen, dat hiermede voorgoed een einde zal zijn gemaakt aan de malle pogingen, om den grooten, XlIIde- eeuwschen wijsgeer, theoloog cn heilige, uit spraak te laten doen in den strijd over den meest geschikten vorm van kiesrecht voor onze. Tweede Kamer, Provinciale Staten en Gem ec n te raden Als wijsgeer cn schrijver over Staatsrecht was ook de H. Thomas een kind van zijn tijd. En zoo iets aan den geest van zijn tijd vreemd is gebleven, dan zeker de begrippen van parlementarisme en van constitutionee- len regeeringsvorm in do boteekenis, welke daaraan in onze dagen gehecht wordt. Zonder in het minst te kort to doen aan den eerbied, den reuzengeeat van den II. Thomas en het universalisme aan zijn werk verschuldigd, mag dan ook worden aange nomen, dat d© kwestiën, welke tegenwoor dig ons Staatsleven in beroering brengen, uit haar aard geheel vielen buiten h"t veld van beschouwing van hem als XlIIde- eeuwer; dat derhalve dc H. Thomas zich nooit met die kwestiën heeft bezig gehouden en dus ook nooit een oordeel daaromtrent kan hebben uitgesproken, waarop men zich nog in onze dagen beroepen mag. In een artikel Taal in den volks mond in „De Zceu w" komt het volgen de voor: Voor taalzuivering, voor vereenvoudiging van spelling ijvert men tegenwoordig Men richt er bonden en verecnigingcn voor op. Het mag ons wel verwonderen, dat in de kringen der modernen, die zich bij intuïtie als de meest beschaafden gevoelen en pre senteeren, het veeltal verecnigingcn nog niet aangevuld is met een anti-vloek ver bond. Al ware de grondslag misschien niet een veroordeeling van den hoon door vloe ken 's Heercn heiligen Naam aangedaan, maar als onfatsoenlijke uiting van ruwe taal, ongepast van fatsoenlijke lippen Onder den titel van leden van den Heiligen Naam bestaat in de Vereenigd:« Staten van Noord- Araerika wèl zoodanig verbond. Een ver bond, dat door optochten in dc groote ste den ook propaganda zoekt te maken. In ons land gaat alles zijn gewonen gang, zonder dat iemand daarvoor zich interes seert. Kwajongens gevoelen zich mannelijk door het uiten van krachtwoorden, dc ontwikkel de gevoelt zich slechts in het hijzijn van dames tot beschaafden conversatietoon ver plicht, cn dc onontwikkelde ontziet zich niet, zijn armoede aan denkbeelden en vor men te openbaren door erbarmelijke grof heid. Onder de Roomsche Inndgenooten bestaat eeD Geestelijk Verbond, dat zich ten doel stelt do ruwe uitingen in den volksmond te beteugelen. Het reglement van dit Geeste lijk Verbond luidt: Al wie in deze vereeniging ia ingeschre ven, maakt een vast voornemen om zich van godslasteringen, verwenpchingen, lichtvaar dig zweren en het spreken van onkuische woorden met de meeste zorgvuldigheid te wachten, daarom nooit te lachen, noch op eenigo wijze daaraan deel te nemen. Ouders en oversten, leden van dit Geeste lijk Verbond, zullen, voor zoover zij kunnen, bij hun kinderen en onderhoorigen, bij hun dienstboden en werklieden, deze zonden door al hun gezag beletten. Wij vermoeden, zoo eindigt „D e Zeeuw", dat deze dingen in onze krin gen vrij wel onbekend zullen zijn, en het is, om even tc laten gevoelen, dat ook buiten eigen kring, zij het dan ook in zeer be perkte mate, het oog opengaat voor deze schaduwzijde van het rijke leven. De „S t i c h t s c h e Courant" wijst er op, dat er tegenwoordig schier overal aangedrongen wordt op het aaanstel- 1 c n van schoolartsen. Nu is daar op zichzelf iets voor tc zeggen. In de school brengen de kinderen een groot deel van hun jeugd door, en het is van belang, dat de geheelc inrichting der school en het schoolleven aan de^schen der hy giëne voldoen. Ook hcerschen onder de kindereD y«mis allerlei ziekten, aandoenin gen, die bosmettclijk zijn, of die hinderlijk zijn voor het onderwijs, waarbij een opzet telijke behandeling gewcDscht is, en die door ouders en onderwijzers soms niet wor den opgemerkt. Het is daarom niet kwaad, dat van tijd tot tijd eeD deskundige de school bezoekt, om op dergelijke dingen te letten en advies te geven. Toch, gaat de „Stichtsche" dan voort, moet men met deze dingen voorzich tig zijn, en waken, dat niet de zorg voor de kinderen aan de ouders onttrokken wordt cn van het huisgezin verlegd wordt naar de school. Men komt zoo licht van het een tot het ander. Zoo volgen nu op dc schoolartsen alweer de schoolverpleegsters, voor de aanstelling van welke een pleidooi gehouden wordt in dc ,,V ragen van den Dag" door me juffrouw Van Lanschot Hubrccht. Die schoolverpleegsters zullen volgens d© schrijfster moeten dienen: lo om den schoolarts te assistceren bij het onderzoek der kinderen; 2o om de kinderen voortdurend volgens het voorschrift van den schoolarts te be handelen 3o. om do gezinnen tc bnzoeken, waarvan aan de kinderen door den schoolarts tijde lijk het bezoeken der school verboden is, ten einde bij besmettelijke ziekte te controleeren, of de kinderen onder behandeling van een dokter zijn gesteld, cd bij niet besmettelijke ziekte de verpleging gedeeltelijk op zicb te nemen; 4o. om den ouders te loeren, hoe zij hun kinderen moeten behandelen en 5o. om zoo noodig met de kinderen naar een specialiteit te gaan. Men ziet uit zulke voorslagen, conclu deert het orgaaD dat hier een verkeerdo geest werkt., dc geest nl. om steeds meer de zorg voor de kinderen van de ouders on staatsambtenaren over te brengen. Een zui ver paganistisch idee Anti revolutionnaire gemeenteraadsleden hebben daarom wel steeds toe to zion, dat ze, zonder zioh tegen goede.' maatregelen verzetten, toch niet meegaan op dergelijke bedenkelijke paden. In een artikeltje Hier eo over de grenzen zegt de „Provinciale Groninger Courant:" Id ons land bestaat de t-oesfcand, dat de Tweed© Kamer Indië niet kent. Herhaalde lijk is dat gebleken, mot name gedurende de laatste zitting. Ingezonden stukken cn een enkele particuliere brief moesten den Kamerloden vertellen, hoe het ginda to®* ging. Overigens mets dan officieel© inlich- tingon van de Regeering. Do Kamer heeft geen gelegenheid om uit eigen oogen te kij ken, een krediet votooren om eon oommi»* sie, door (en ui tl) de Kamer bonoe i, naar Indië te zenden, ten einde zich ter plaats© op de hoogte te stellen en inlich tingen aan de Kamer tc geven ho maar. Het i6 alles te buitengewoon, te nieuw, tc duur. Dan hot liever maar laten aan komen op sensatie-ingezonden stukken^ waar de goede Neder landsche pers niet sterk genoeg is om zeJf Indische beroeps* correspondenten aan tc 6tellcn en met ruimo middelen 1c voorzien. En nu over dc grenzen. Er is te Aeulcn een hoogoschool voor den handel. Voor de leerlingen acht men het van gewicht bij hun studiën «ok de praktijk te zien. Sedert 1005 stelt men hen daarom in de gelegen heid greoto zeereizen te doen, om zich prao- tiscb 'c ontwikkelen. En. nu gaan in 1908 25 jongelui een studiereis ondernemen naar de Engelsehe cn ^uitscbo kononiën in Oost* Afrika. Zondag zijn de jongelui met enke le professoren en o.a. een verslaggever van de „Kölnischc Zeitung" vertrokken. Do tocht gaat over Suez, Aden, Oeganda, Nai robi, Victoria Njansa, Entebbe, Boekoba, Tanga, Ocsambara. Dar es Salam, Zanzi- bar en terug, cn is 13 October weer in Na pels. Voortdurend wordt ook aan boord t U logo gegeven. Wel een krasse tegenstelling! Het Nederland^he parlement vindt geen gelegenheid ora in f^dië te gaan kijken o( voor zich te coen kijken. De reusachtig- grooto belangen, bij zulk een daad van on& parlement betrokken, rijn nog niet groof genoeg, dan dat de kosten daartegen zoude» opwegen. En voor de ontwikkeling van 25 leerlin gen van een handelsschool in een groot© Duitscho provinciestad zijn evenredige kos* ton niet to groot. Inderdaad: er wordt in Duïtsohland an* ders aangepakt dan in Nederland. En N<v derland heeft op dit gebied wel de inge zonden-stukken''-^ geering, die het verdient. „D e Rotterdammer" schreef Wil men de Eerste Kamer af schaffe n, ons best. Mits wij dan maar niet simpel be houden een Tweede Kamer, die, vooral in dien de radicalen hun algemeen-stemrecht- wenschen eens zouden verwezenlijkt zien, nog erger spotbeeld van een goede volksver tegenwoordiging zou worden dan ze thanJ reeds lang was en is Nu doet de Eerste Kamer, juist doordat de Tweede Kamer op zulk een eigenaardi ge wijze wordt samengesteld, zeer g o e* den dienst. De Eerste Kamer kan echter gemist wor* den, als wij eens in het bedt zouden komen van een op gezonde wijze saam gestel de Tweede Kamer, die alsdan de eenige Kamer zou zijn. Maar bij een Tweede Kamer zooals wij thans genieten, welker ontzetting bijv. mo gelijk is, doordat enkele raddraaiers een leugen-campagne gelieven op touw te zet< ten en eenige maanden door het ganscho land gelieven te roepen „Weg met Kuy* per", is het een zegen, dat er nog eonf instituut bestaat, hetwelk ten minste de gfr volgen van „een waan van den dag" eenig» zins kan temperen. „Het Volk" teekent hierbij het vol gen de aan: ,,D e Rotterdammer'' vindt du* goed een „volksvertegenwoordiging, dia stemt zooals Kuyper wil, en slechts een, dia Denk niet, lezer, dat ik onder dezen me- lodramatischen titel u een ontzettend ver haal ga geven van echtelijke ontrouw 1 Niets van deze hebt ge te vreezen bij het aanhooren van de werkelijk gebeurde ge schiedenis van het echtpaar Van Houtum, tfelke ik u hier vertellen wil. Mijnheer en mevrouw Van Houtum leef den sa men gelukkig-tcvrcê de eerste 2 jaren van hun huwelijk. Hij was een degelijke vent, die goed voor zijn zaken zorgde, doch na afloop van zijn dagelijk&che taak toch stcecU weer met een innig genoegen tramde of fietste naar het boveDhuisjc, waar zijn kleine vrouw hem wachtte aan de gezellige, altijd goed klaargemaakte tafel. Het was hem gedurende die twee jaar of iederen middag zijn geluk niet alleen heelemaal JUeuw, maar ook telkens grooter werd. Emmy, zijn vrouwtje, was een tikje poëti scher aangelegd dan hij, was een klem dweepstertje, en hij had beter gedaan haar dit een beetje af tc leeren in plaats van al- lijd zoo blij en met alles ingenomen te zijn. Maar toch, het harmonieerde alles wèl, die- twee jaar. Dat zij geen kind kreeg, was een kleine teleurstelling. Klein addertje van ontevre denheid en mokken was dat in heel verbor en hoekje van haar hart, doch het groei de. Eerst wist zij niet goed te analyseeren wat het was, dat haar na die twee intieme jaren, zich nu opeens zoo ongelukkig cn mis kend deed voelen. Toen, aan het eind van het derde jaar, bemerkte zij, dat haar hu- welijicsgeluk uit haar handen was wegge beden. Heelemaal. Hoe het gekomen was, mmgzaam of ineens, door haar schuld ot door de zijne, zij wist cr niets van. Het kon haar ook niet schelen. Maar weg was het. als haar man, zonder haar een zoen tc ■^obcn gegeven, naar zijn kantoor was. snikte zij het uit. Heelemaal alleen I Het .stond nu vast: zij was ongelukkig getrouwd. En zij zon op een middel om te kunnen scheiden. Ze zou, ze zou, ze moest van hem af, cn zij vond maar niets. Haar man bemerkte wel haar vreemde houding, maar als degelijke, nogal nuchtere vent, dacht hij: „Kuurtjes, niets dan kuurtjes, zal wel overgaan, maar afwach ten, en zonder je op te dringen zoovéél mo gelijk goed en lief voor haar zijn!" En hij dacht verder: „Ze heeft gebrek aan aflei ding, dat is alles. Jammer toch, hè, zoo'n aardig, mooi wijfje? En ik houd zoo van haar, hè; maar hou je nou een beetje in, jongen, niet opdringen, dat is erg ver keerd 1" En ook hij zon, en zon, ze moest wat afleiding hebben, maar hij vond niets. Op een morgen, dat Emmy weer snikkend in haar kamertje tc zinnen zat, kwam er een briefje van een onbekende hand. Zenuwach tig brak ze het openmaar do inhoud over trof zelfs wat haar meest romantische ver beelding had durven droomen. Op een vuil papiertje stond niets anders dan gedrukt, met dikke, vette letters: „UW MAN BEDRIEGT UI" Daar had zij het! Zij schrok er zelf van, maar het stond cr, het stond er, zwart op wit. Gedrukt, zeker om dc hand niet te her kennen En, ofschoon ze, in haar koortsach tige fantasieën, altijd iets dergelijks had verlangd (dit was nu immers liet prachtig ste middel, dat je maar bedenken kimt om van je man af te komen), toch brak, nu ze het zoo zwart op wit voor zich zag, al haar woede en ergernis los. Haar man bedroog haarO, als ze dat ooit had kunnen denken Ze had toch zoo van hem gehoudenen nog, hij was altijd zoo goed cn zoo lief voor haar, hij vroeg haar nooit wat en hij zorgde maar stil voor alles. Ohoe kon d i e man haar bedriegen Maar... „kalm zijn kalm zijn nu 1" ver maande zij zich. Ze wou bedenken, wat haar nu te doen stond. Hij bedroog haar, ja, goed, zij geloofde het graag, maar hoe, waart Je kan toch geen echtscheiding aanvragen op vertoon van zoo'n papiertje 1 Eerst moest zij al het vrccsclijke te weten komen. Aan de koffie keek zij hem scherp aan, lette op de minste van zijn woorden cd ge baren. „Die man bedriegt mij nul" dacnt zij. En dan weor: „Och neen,- dat is niet mogelijk 1" Om half twee, toen hij weer naar zijn kan toor ging, sloop ze op een eerbiedigen af stand als een. dief hom achterna. Haar hart klopte in haar keel. Maar hij liep gewoon door. Toen hij het bureau binnen was, nam zij een rijtuigje; cn nog vóór het portier was dichtgeslagen, snikte zij het uit. Dien avond smeekte zij hem om bij haar thuis te blijven. Hij deed het bereidwillig; en hoe angstig zij ook speurde, zij merkte aan hem niets vreemds. Den volgenden ochtend kwam weer pre cies hetzelfde briefje. Weer bespionneerde zij haar man overal, waar hij ging, en weer merkte zij niets. Zoo duurde het verscheidene dagen. lede ren morgen dat smerige gedrukte briefje „Uw man bedriegt u!" Zij haalde het nu zelf uit dc bus, ora de meid geen argwaan tc geven. En iederen dag vergeefsche toch ten als een moordenaar achter haar man aan. Zij werd er tureluursch en warahopig onder. Allerlei dwaze denkbeelden kwamen in haar op: nu eens was zij van plan naar een pri- vaat-detective-bureau te gaandan weer haar man de briefjes te toonen en hem rond uit naar do waarheid te vragen. Maar do moed ontbrak haar. Zij had nog liever de zen twijfel dan de afschuwelijke, zoozeer ge vreesde zekerheid. Want, vreemd, nu ze wist, dat hij haar bedroog, was zij weer van hem gaan houden, was zij nog veel ster ker van haar man gaan houden dan ze ooit had gedaan! Hoe kwam dat? Was het, door dat zij nu afleiding had? O, afleiding had zij genoeg, maar è.1 te veel. Het koffiedrinken, het eten, de wa&cö, alles verslonsde, omdat zij nu zooveel aflei ding had. Zij moest hem nu immers overal naloopen, overal bespionneeren. En dan, met een tergende regelmaat en een nog tergender geheimzinnigheid, iede ren ochtend maar weer opnieuw dat brief je: „Uw man bedriegt u „Maar zeg dan toch eindelijk eens waar en hoe 1" riep zij op een morgen uit, het- vod woedend in elkander frommelend. Tocb maakte zij het nog altijd open; zij had maar steeds hoop, dat er eens een na dere onthulling zou volgen. Waarvoor anders dat iederen ochtend te rugkomen? Eén keer was toch meer dan ge noeg geweest! Zoo gingen haar dagen om in vrees, angst, afschuw, ontzetting, nieuwsgierigheid, lief de. De vijfde was een Zoudag. Toen haar man 's ochtends bij den barbier het huis uit kwam, stond hij ineens voor zijn vrouw. Doodmoe en doornat van den regen had zij alle zclfbelieersching verloren. „Maar, kindje, wat kom jij hier doen?" vroeg hij lachend. Maar toen hij zijn arm door den hare stak. en haar zacht tegen zich aandrukte, begon zij zenuwachtig te huilen. En zij toonde hem het laatste pa piertje. Hij was een oogenblik wat van zijn stuk gebracht, hij fronste ernstig heb voorhoofd, kneep het voel toornig ineen. Maar toen scha terde hij heb uit. Zij, in een oogenblik van zwakheid, ver telde hem alles, al haar ellende vaa die briefjes iederen dag, va-n het spion-spelen en alles. Hij drukte haar inniger togen zich aan; blij, dat eindelijk haar vreemd doen zich had opgelost. Hij verklaarde plechtig, dat hij haar in niets bedroog; bovendien, dat hij van h a a r hield en van haar alleen En beiden, zielsgelukkig en glimlachend oiu de gebcurdo dwaasheid, klommen zij dc tragj van hun bovenhuisje weer op. Maar het intrigeerde hem nog haast meeÉ dan haar, van w i e die briefjes zouden ko* men en wat ze toch tc beduiden hadden. Ze bloven trouw komen, iederen morgen tegetf. elf uren. Alleen Zondag waren zij er nie? geweest. Maar nu zij wist, dat zij logen, da5 haar huwelijk niet ongelukkig was, into gendoel, nu konden ze haar ook niet zooveel meer schelen Zij maakte ze nauwelijks mee* opener stond toch altijd hetzelfde ia Donderdag van die week had zij een paaï boodschappen to doen. Zij verlaatte zich een beetje, en om twaalf uren haalde zij haar man van het kantoor en gingen zij sa men naar huis. Zij waren nu bijna nog ge» lukkiger dan de eerste maanden van hun- huwelijk. Dc angst liem te zullen verliezen^ en de afleiding, hadden haar heelemaal ge* nczen. Toen zij de huiskamer binnenkwamen,, stond het briefje op den schoorsteen tegen; de pendule aan. Emmy wilde het in de ka chel gooien, maar haar man, nog ialtij<t nieuwsgierig en iu vage hoop, dat nu toch wel eens eindelijk dc oplossing zou komea van die geheimzinnige boodschappen, wilde het eerst zien, cn brak het open. Enhij proestte, het uit 1 „Neemaar schaterde hij. „Die is goed I'e Hij sloeg zich op dc knieën van plezier. „Wat is er?" vroeg zij verbaasd. Zij ging naar hem toe en las over zujr£ schouder 'met groote vette letters op hetzelf de schunnig papiertje van altijd* „Uw mast' bedriegt u, wanneer hij u uw zilver niet laat poetsen met Ahoi-poetscrème, 30 cents peff pakje „O, vent!" lachte zij, toon zij weer ecuiga* zins zich verstaanbaar maken kon, „due nts heb je me toe h bedrogen !n Hij legde zijn arm om haar nek heen oo kuste haar. Do briefjes kwamen na dien dag niet meerei

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 5