VOOR DEJEUGD
H-ID5CH DAGBIAD
No. 14862
Woensdag* 5 Augustus.
Anno 1908,
ÏL» t >JL» o »JL» t »JL»'jLa t tl.» i «JL» e dj i »JL» A» t «JL« t »A»»JJï»A»»A» t «JJ .wr.
Pe BijesiikonÜn^in.
fr
Aan een groot gevaar ontsnapt.
fcaaag» •■■vi;: wubs
De boer opende den k..f. ,,Naar buiten 1*'
zeide hij. „Al de bijen 1 De zon schijnt en
de bloemen ontluiken. Breng mij maar een
goeden voorraad honing in."
En do bijen waren blijde, dat zij moch
ten uitvliegen na zoo lang opgesloten te
zijn geweest. Zij fladderden bij duizenden
om den korf heen, al zoemende allerlei ka
priolen makende. Pt koningin, die groo-
ter was dan de andere, kwam achteraan.
Ziezoo, kinderen", zeide zij, „nu is het
genoegj gij moet aan het werk; een goede
bij luiert nietl"
En zij gaf ieder wat to doen.
Jelui v!' gt naar buiten om honing uit
de bloemen te halen; de andere verzame
len stuifmeel en geven hot aan die oude
bijen daar."
Maar de heel jonge bijen bleven over.
Zij moesten alleen maar zweeten en van
hun geheele lichaam droop de mooie blon
de was ai.
,,Zoo is het goed," zei de koningin. „Nu
gaan wij bouwen."
De oude bijen maakten een menigte
mooie, hoekige celletjes on intusschen kwa
men de andere terug met honing en
stuifmeel, diat zij aan de voeten der ko-
aingin neerlegden.
„Ziezoo", zeido zij, „kneed nu het deeg."
En zij kneedden en legden in ieder celle
tje een koekje.
Toen begon het werk der koningin. Zij
legde massa's eieren, die de bijen in den
bek namen, en in de nieuwe cellen legden.
Ieder ei had zijn cel en toen alle waren,
waar zij wezen moesten, gaf de koningin
bevel, deuren aan de kamertjes te maken
en ze to sluiten.
Toen moesten ^zij in een hoek van den
korf nog tien mooie, groote kamers maken.
Daarin legt de koningin tien mooie eieren
en de deuren werden gesloten.
Eiken avond, als de bijen van hun werk
thuis kwamen, bekeken rij de eieren door
een kier van de deur.
En eens op een dag braken zij en in iede
re cel lag een larve.
De bijen moesten voor alle voedsel ha
len. De tien in dc groote kamers kregen
al wat zij verkozen en iederen dag een
groote portie honing.
„Dat zijn prinsessen," zei de koningin.
„Die moeten goed behandeld worden. De
andere zijn maar wrerkbijen, en die moe
ten worden voorbereid op wat bun wacht."
De arme kinderen kregen dus maar een
klein beetje kook voor den geheeJen dag,
al hadden zij nog zoo'ri honger. In één der
cellen was een heel kleine larve, die niet
zien kon, maar wol hooren. Zij hoorde de
bijen samen spreken en zij hoorde overal
de klachten der andere larven.
Zij klopte aan de kamer van een der prin
sessen en riep;
„Laat mij in uw kamer en geef mij wat
honing. Ik sterf hier van honger en gebrek
aan licht. Ik ben even goed als gij 1"
„Jawel," zei de prinses, „als ik konin
gin ben, zal ik je die onbeschaamdheid wel
betaald zetten."
Maar toen ontstond een vreesolijk la
waai.
„Ik moet koningin worden, ik wil regee-
ren 1" klonk het van alle kanten.
De gouvcrnaüte kwam en gaf ze allen
honing en zij gingen slapen.
Maar spoedig daarna, toen alles stil
was, kwam de* koningin. Zij stond stil voor
de prinsessenkamer8.
„Eten en slapen, anders doen zij nietl"
zeide zij. „En zij worden zoo groot. Ik
heb de bijen aJ hooren zeggen, dat zij een
jongere, mooiere koningin willen hebben
en zij zullen mij wegjagen. Maar daarin
berust ik niet. Morgenochtend zal ik ze
allo dooden; dan kan ik aan de regeering
blijven tot ik sterf."
Toen verwijderde zij zich, doch de kleine
larve had alles gehoord.
„Drommels,' dacht zij, „de prinsessen
hebben mij wel slecht behandeld, maar ver
moord te worden dat is toch wel heel erg.
Ik zal die oude tang waarschuwen. En zij
klopte aan haar deur.
De oude gouvernante schrikte hevig, toen
zij het verhaal hoorde en waarschuwde on
middellijk de andere bijen.
Toen de koningin den volgenden avond
de kamer van een der prinsessen wilde bin
nen gaan, kwamen de bijen van alle kanten
aanvliegen en zetten haar buiten den korf.
Eenige oude bijen gingen met haar mc-de
en stichtten een nieuw Rijk.
„Nu hebben wij geen koningin meer, zei
den de anderen."
„De prinsessen moeten nu dubbel goed
verzorgd worden."
En de prinsessen werden volgestopt met
honing en werden groot cn d'k en mooi en
kibbelden samen. Aan do kleine larve dacht
niemand meer.
Eens op een dag gingen de kamers open
en de prinsessen traden alle tien naar bui
ten. Do bijen kwamen haar bewonderen,
maar zij kondon het er niet over eens wor
den wie de mooiste was, en dus koningin
moest zijn. Zij vlogen elkander aan cn de
bijen zagen toe en dachten: „Zoo zullen wij
zien wie de sterkste ie en dio zal onze ko
ningin worden."
De strijd duurde lang, vleugels en pooten
vlogen door de luoht en eindelijk lagen
acht prinsessen dood op don grond, de ne
gende had geen vleugels meer en de tien
de slechts vier pooten.
„Wij krijgen een armzalige koningin,"
zei één der bijen. „Hadden wij de oude maar
gehouden."
Maar op hetzelfde oogenblik staken dé
beide prinsessen elkander zoo hevig m:t
hun angel, dat ze beiden dood neervielen.
Nu moesten zij weer beraadslagen wie
koningin zou worden. Zij zaten er mee ver-,
logen, tot do oude gouvernante op hen toe
kwam en vertelde, dat indertijd een kleine
larve, de jongsto van allen, haar de plannen
der oude koningin had medegedeeld; dat
die larve getoond had karakter en opmer
kingsgave te bezitten en dus een goede ko
ningin zou zijn."
Dadelijk begaven zij zich in optocht naar
de kleine cel. De larve kon in 't eerst haaf}
geluk niet gelooven, toen haar dit wer<$
medegedeeld, doch toen men haar naar eeqi
der prinse8senkamers bracht, en zooveel ho«
ning bracht, als zij lustte, begreep dat zi|
dat het ernst was.
Zij groeide goed, nu zij gevoed werd en
na verloop van tijd werd zij koningin;
ze was zoo sterk en zoo mooi, als de bijen
slechts konden verlangen.
Hendrik en Johan Evers brachten dé
Paaschvacantio door te Gar ren, een vis-
schersdorp op één der Noord-Hol landsch*
waddeneilanden. Zij logeerden bij kapitein
Martens, een rustend koop vaar dij-kapitein
en een oud vriend van hun vader. Zij maak'
ten den geheelen dag pret, zij roeiden,
zwommen, visohten en beklommen de dui
nen en 's avonds vertelde de kapitein var
zijn ervaringen op zee.
„Wel jongens", zei de kapitein op ee;
morgen, toen zij aan het ontbijt zaten „no>
maar twee dagen, en dan moet je weer
naar school.
„Och! die nare school", zei Johan, dy
veel meer van sport dan van leeren hield
„We zullen vader vragen, of wij eens
gauw terug mogen komen", zei Hendrik,
maar als een welopgevoede jongen, voegde
hij er bij: „als u ons ten minste hebben
wilt, kapitein."
„Zeker, zeker jongens", was het viiendo
lijk antwoord. „Zoo dikwijls en zoo lang
als j'elui lust hebt; nu wat zijn dc planner
voor vandaag?"
Al pratende keek hij naar de zee, er
schudde het hoofd.