De kleine tamboer. als gij niet waart gekomen, want de booz© fee had gezegd: „Den dag, dat een mooi meisje je den eerlovingskus geeft, word je weer prins Ursus, gij hebt mij dus gered." „Da-ar ben ik blij om," antwoordde Min nie, „ga nu maar gauw mee." Maar plot seling bedacht zij zich en zei: „Ach, ik kan hier niet vandaan, voor ik haar warm gemaakt heb." De prins dacht even na en zei toen: „Kom maar mee, prinses, wij zullen haar eens beetnemen 1" Hij nam haar mee naar een heel klein hut je en riep: „Mijnheer Yoo!" Een klein, bruin dwergje sprong naar hen toe en vroeg: „Wat is er?" „Mijnheer Yoo", zei de prins, ,,vele koude nachten lang heb ik u een slaap plaats gegeven in mijn warmen pels. Nu heb ik uw hulp noodig. Je moet de ijsfee flink bijten „Zóó, dat zij het or benauwd van krijgt, zeide Minnie. „Yertrouw maar op mij," zei de dwerg. Hij floot even en een ander dwergje kwam te voorschijn, dat hij voorstelde als zijn tweelingbroeder. Zij gingen allen naar de hut en de ge broeders Yoo vielen de oude vrouw aan, een op den wang, de ander cp den arm. „O!" riep zij uit, „wat bijt dat." En zij krabde, maar de dwergen vielen van allo fcanten aan en zij riep eindelijk: „Hé, hoe akelig! Ik ga er van gloeien 1" En meteen sprong de deur open. Minnie en de prins liepen hard weg; zij trouwden later samen en men beweert, dat zij het nooit koud hebben. Voorval nlt den Frnnsch-JSnssiscken veldtocht in 1812. In 1812 bevond zich bij een der korpsen jongen van tien jaar, een regiments- rind, Frolut genaamd, maar die algemeen j,1s de Duikelaar bekend was. De tambo.r- majoor had hem zoo dikwijls met zijn ^rooten stok op de vingers getikt, dat de marsch- cn verdere trommelmelodieën in zijn hoofd en handen genesteld waren. Men hield hem vaak voor den gek, en zelden kon hij den soldaten voldoen. Den 27en Juli 1812 ontving de generaal bovel van den Keizer, zich meester te ma ken van een punt, aan de overzijde van een hollen weg gelegen.. De toegang word verdedigd door zes stukken geschut, waar door geheele gelederen weggemaaid wer den, en om het aangewezon punt te berei ken, moest die batterij veroverd worden. Do troep, waarbij de Duikelaar diende, bevond zich op den oever van de Duna. Eensklaps verschijnt een adjudant van den generaal, did aan twee compagnieën fuse liers het bevel bracht, de batterij te ver overen. 't Was een stoutmoedig waagstuk, waarbij men kon voorzien, dat wellicht drie vierde gedeelten zouden sneuvelen van hen, die er heentrokken, zoodat de soldaten, ondanks hun beproefden moed, het hoofd schudden en de schouders ophaalden. Soldaten, riep de adjudant, de Kei zer beveelt heten hij reed in galop heen. Dat had men dadelijk moeten zeggen, sprak een oude sergeant, terwijl hij do ba jonet op zijn geweer stak; vooruit, niet dralen 1 Als de kleine korporaal beveelt zich te laten doodschieten, ziet hij niet gaarne een zuur gezicht. Ten dorde male werd den tamboer-ma joor order gegeven, maar hij scheen nog weinig lust te gevoelen om te gehoorza me®, toen de Duikelaar eensklaps op sprong, zijn trom omhing, de stokken ter hand nam, vlak voorbij den tamboer-ma joor ging, hem van het hoofd tot dc voe ten opnam en hem toevoegdevooruit, laf aard. De majoor hief zijn stok op, maar de joegen had zich reeds aan het hoofd der beide compagnieën gestold en sloeg den aanval met de kracht van een bezetene. Bij dat geluid kwamen de manschappen bij den kleinen trommelslager en stormden zij naar de vree-selijke batterij. De zes stukken gingen te gelijk af en velen der dappere fuseliers vielen om niet meer op te staan. De soldaten vlogen vooruit, terwijl dc tamboer steeds zijn ran, plan, plan! liet hooren; een tweede losbranding volgde en verspreidde een regen van schroot tus- schen de overblijselen der beide com pagnieën. Op dat oogenblik trommelde de Duikelaar nog veel harder; 't scheen als of twintig tamboers tegelijk aan 't werk waren. Men deed een nieuwen aanval, en men wierp zich, de Duikelaar het eerst, in de batterij. Gedurende dien tijd stond Napoleon op een kleine verhevenheid de heldhaftige onderneming to taanschouwen hij zat onrustig op zijn geelkleurig paard, en toen do soldaten in do batterij storm den, boog hij zijn verrekijker en mompelde: dapper volk. Op zijn bevel reed een adjudant naar de batterij en keerde in galop terug. Hoevelen hebben het doel bereikt? Yeertig, Sire. Morgen moeten er veertig kruisen be schikbaar zijn. Den volgcndc-n dag vormden het geheele regiment een kring romdom de overgeble venen dor beide compagnieën, en de na men der veertig dapperen werden achter eenvolgens opgeroepen, om de onderschei ding van het Legioen van Eer. te ontvan gen. Na het eindigen der plechtigheid wilde men zich verstrooien; maar eens klaps hoorde men een stem uit de gelede ren, roepende: En ik?Krijg ik niets?" De generaal, die de kruisen uitgedeeld had, keerde zich om en zag onzen vriend, den Duikelaar met tranen in do ,oogen voor zich staan. Wat verlangt gij? Maar, generaal, ik was er ook bij, was het antwoord; ik sloeg den aanval en ben het eerst op de aangewezen plaats gekomen Wat kan ik er aan doen, jongen? Men heeft, aan u niet gedacht, sprak de gene raal, en hem beziende, voegde hij er bij: Gij zijt nog te jong, ge krijgt er een, als de baard aan de kin is; ziedaar intusschen een troostmiddel. Dit zeggende, gaf hij hem een twintig- francstuk, maar „de Duikelaar" aarzelde het aan te nemen. Er heerschto diepe stilte en ieder vestig de belangstellend den blik op den kleinen tamboer deze bleef onbeweeglijk staan en tranen biggelden langs zijn wangen. Zij die het meest met hem gespot hadden, toon den nu belang in den knaap, en wellicht ware er een verzoek te zijnen gunste gedaan, had hij niet eensklaps het hoofd opgehe ven als bij een kras besluit, en den gene raal toegevoegd: 't Is goedgeef maar opik zal een andere gelegenheid afwachten. Yan toen af spotte men niet meer met den Duikelaar, die een plan scheen te be ramen, want in plaats van te trakteer en, zooals men verwachtte, borg hij zijn geld zorgvuldig op. Eenigen tijd later kwamen de Franschen binnen Smolensk, de Duikblaar, bevond zich onder hen en nauwelijks in de stad zijnde deed hij een wandeling door do stra ten en beschouwde de voorbijgangers met opgeruimd gelaat. Daar was van alles te koop, en zijn ge laat straalde van vreugde, want hij ont waarde een Poolsch winkelier, die een praohtigen baar had, zoo zwart als ebben hout. Hij trad binnen cn de koopman vroeg in gebroken Fransch, wat hij ver langde. Ik wil uw baard koopen, was het ant woord. Mijn baard, jongeheer, kom, ge spot..* Neen, 't is ernst, ik wil uw baard koo pen, hernam de held, de hand aan zijn sabel brengende, maar ik wil di© niet ste len. Ziedaar, een gouden Napoleon, houdt er den prijs af en geef mij het overschot terug. Dc koopman wildo den kleinen Duikelaar Aden doen verstaan, maar deze scheen een onwillig paard gelijk, en nu ontstond er een twist, waarop eenige soldaten kwamen toeloopen. Zij vroegen naar de oorzaak vanj het geéchil, en vonden het denkbeeJd van den kleinen tamboer zoo aardig, dat de! arme Pool wel genoodzaakt was zijn baard prijs to geven. Bij het regiment teruggekomen, deed hij do haren door den kleermaker op een oud stuk trommelvel naaien en zonder iets te zeggen, borg hij den baard zorgvuldig op. Spoedig was het voorgevallene vergeten, want men moest om wat anders denken. De marsch werd voortgezet en niemand dacht aan den tamboer toen men binnen Moskou kwam. Weldra daagden de ongelukken op als een stortvloed: vbrand, koude, hongers nood waren zoovele rampen, en de terug tocht moest ondernomen worden door een woest land en eindelooze sneeuwstormen. Nauwelijks bleven eenige regimenten als legerkorps vereenigd en gehoorzaamden aan hun aanvoerders. Het regiment van deri Duikelaar behoorde tot dat getal. Op zekeren dag was men een kleine ri vier overgetrokken; en om aan den vijand het vervolgen' te beletten, beproefde men twee bogen van een houten brug te doen springen, maar de kruitvaten waren zóó overhaastig gelegd, dat do ontploffing niet de gewenschte uitwerking had; de bogen werden wol uiteengerukt, maar het timmer werk rustte nog op een balk, waardoor het' aaneengehouden werd, zoodat de brug, als do vijand opdaagde, spoedig kon hersteld worden. De bevelvoerende generaal, ziende, 'dat het' heil van een gedeelte van het leger af' hing van de vernieling der brug, wilde eenige sapeurs afzenden, om den balk weg te kappen en het timmerwerk op te ruimen, maar toen zij in een schuit wilden gaan, daagde de vijand aan de overzijde der ri vier op en begon zulk een hevig geweervuur, dat 't onmogelijk scheen, dat een enkele sa- peur den noodlottigen balk zou kunnen be reiken. Men was gereed strijdende terug te trek ken, toen eensklaps een soldaat met een bijl op den schouder in de rivier sprong. IJij duikt en komt weder boven. Bij het zien van zijn grooten baard herkent men een sa- peur, die zich voor het algemeen] welzijn op offert. Het gansche regiment' volgt hem met de oogen, terwijl hij zwemt en de vijand door een kogelregen het water rond hem doet opspatten, maar zulks schijnt den on versaagde niet te hinderen. Na ongehoorde inspanning komt inj bij de brug, klimt cr op en doet met eenige bijlslagen het over schot van den balk, die in de verte heel dik soheen maar voor drie vierde verbrijzeld was, in de golven verdwijnen. Onmiddellijk zonk het hout der beide bo gen ook in de diepte, het water 6poot om hoog en de dappere soldaat was verdwenen; maar eensklaps ontwaarde men hem te mid den der brokstukken, die ronddreven, tor- wijl hij naar den oever zwom. Ieder spoedt zich derwaarts, men roept, steekt hem stok ken toe en moedigt hem aan; de generaal zelfs komt aan den kant der rivier en is niet' wéinig verwonderd, den Duikelaar tegen den kant te zien opkruipen. Wat is dat?" riep hij; wat heeft die vermomming te beduiden? Ik ben het, zeide de tamboer, het is de Duikelaar, wien ge gezegd hebt, dat hij het kruis zou krijgen, als hij een baard aan de kin had,, en nu heb ik een geduchteik hoop...... zooals u ziet, heb ik uw geld niet De generaal stond verbaasd over zoo veel moed gepaard aan overleg. Hij reikte den jongen de hand en gaf hem onmiddellijk sijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 11