Angst en vrees bij het paard.
in hun. of ons huis, is een welkome aflei
ding, maar men komt er zoo weinig toe el
kaar te zien. Waarom?
Omdat het zoo duur is.
Maar aan wie de schuld, dat gezel ligo om
gang zoo duur is geworden 1 Aan onszelf,
aan onze belachelijke gewoonte om alles op
te drijven, grooter en deftiger te doen dan
zij, bdj wie wij laatst op een avondje wa
ren.
Gaven dezen een broodje met rookvleesch
en kaas, limonade en bier, misschien een
taartje na en een glaasje punch; wij presen
teeren niets dan wijn, sandwiches met tong
en zalm, een marasquintaart. Worden wij
nu bij dierden gevraagd, tien' tegen éón, dat
er champagne wordt geschonken, pasteitjes
worden gepresenteerd, p&te de foïe gras, ijs,
een uitgebreid souper.
Geen wonder, dat het uitgaan en ontvan
gen een dure, zeer duro liefhebberij wordt,
en zij, die hun inkomsten en uitgaven in
evenwicht trachten te houden, er liever van
afzien uit te gaan en terug te ontvangen
dan zulk een bree in hun financien te schie
ten door op een avond meer uit te geven
'dan datgene, waarvan zij anders gemakke
lijk een week of veertien dagen konden le
ven. Dus niet meer uitgaan en ontvangen
als gezelligheid zoo duur en lastig wordt en
een zware last, maar dan komt ook de vraag
bij verstandigen op: Was het noodig zoo
uit te halen? Is dat eten en drinken dikwijls
van zware spijzen en dranken laat op den
avond werkelijk zoo bevorderlijk voor gezel
ligheid? Geeft het niet veeleer onrustige
nachten, en kweekt het geen naijver, onte
vredenheid, jaloezie? Zou men met minder
kosten niet evenveel, zoo niet meer genoe
gen kunnen hebben?
Het voornaamste is durven" men moet
bet aan zijn vrienden en vriendinnen rond
uit durven zeggen:
„Wij waardeeren zeer elkanders gezel
schap, op praat-, muziek-, kaartavondjes
zijn wij zeer gesteld;- maar... onder voor
waarde, dat zij eenvoudig en niet kostbaar
zijn.
Laat ons afspreken elkaar niet te over
troeveneen kopje thee, biscuit of krake
lingen, bier, limonade, melk, chocolade, als
het bij ons de gewoonte is niet laat'te eten,
een boterhammetje met kaas, of vleesch.
Zoo gastreerde immers ook, in den goeden
ouden tijd, de familie Stastok! Yoor de
heeren verder een sigaar niet beter dan zij
zelf gewoon zijn te rooken.
De overdreven weelde brengt de gezellig
heid niet aan; wel de hartelijkheid dos gast-
heeren, de gulheid der ontvangst, de pret
tige, ongedwongen toon, de pittige geestig
heid en de belangrijkheid der gesprekken.
Men verhaalt van mevrouw De Mainte-
non, toen zij nog mevrouw Searron was,
dat zij menschen bij zich te eten had, en cfat
tot haar schrik de coteletten aanbrandden.
Zij sprak echter zoo geestig en onderhou
dend, dat niemand iets van het ongeluk be
merkte. Zóó had zij hen geboeid.
Wanneer de conversatie ook bij ons zulk
een hoog peil bereikt, zal niemand bij onze
eenvoudige manier van ontvangen de buiten
sporige weelde van anderen betreuren.
In overeenstemming met deze bescheiden
traktaties dient ook onze kleeding te zijn,
't Is dwaas hoe zelfs mensehen uit den ge
wonen middenstand bij zulke avondjes ge
kleed gaan, de heeren in gekleede jas of
smoking, de dames in avondtoilet van kant,
zijde, fluweel.
Behalve dat deze kleeding de kostbaar
heid der soirées doet toenemen, kan dit op
gedirkt zitten niet bevorderlijk zijn voor
den gezelligen toon; men is in die onge
wone toiletten niet op zijn gemak, verveelt
zich, durft zich niet geven, terwijl daaren
tegen een nette, behoorlijke kleeding zonder
pretensie ons veel meer onszelf doet zijn.
Hoevele rampen zou men voorkomen, boe-
veel meer het leven veraangenamen, ols men
het eenvoudiger inrichtte en bedacht, dat,
waar men een dubbeltje uitgeeft aan nood
zakelijkheid, men een gulden besteedt aan...
bluf.
Bij geen ander huisdier is het gevoel van
angst en vrees in zulk een mate ontwik
keld, als bij het paard. Dit is dan ook de
reden, waarom het paard bij do geringste
aanleiding daartoe zijn vrees op een dade
lijk waar te nemen cn levendige wijze te
kennen geeft, zoo begint in het weekblad
„De Paardenvriend" een artikeltje met
bovenstaand opschrift.
Hoewel nu angst en vrees voor bcpaaldo
voorwerpen dikwijls met temperament en
ras in verband staan, zoo ligt toch in de
meeste gevallen do oorzaak in een verkeer
de behandeling der dieren. Ook kan er
vreesachtigheid ontstaan door bijzondere
gebeurtenissen, waarbij het paard iets on
aangenaams is overkomen.
Uit zijn natuur is het paard niet schuw
en ook niet vreesachtig. Uitgezonderd de
angst en vrees, die het paard evenals alle
andere dieren bij instinct gevoelt voor zijn
natuurlijk© vijanden, is de vreesachtigheid
en schuwheid meestal een product van mis
handelingen, op een onrechtvaardige wijze
bedreven door onverstandige stalknechts,
voerlieden, koetsiers, enz.
Zondor twijfel wordt ook een natuurlijk
instinctmatig angstgevoel bij de paarden
verwekt, zonder dat een verkeerde behande
ling daarvan de oorzaak behoeft te zijn,
als hot paard bijvoorbeeld plotseling en ge-
keel onverwacht met een hem naar het
leven staanden doodsvijand in aanraking
komt. Zoo herkent het paard, ten gevolge
van zijn aangeboren instinct, in den beer zijn
bloedigen doodsvijand, bij wiens nadering
het paard over het gansche lichaam bevend
opschrikt. Treedt er bijv. in de nabijheid
van het paard plotseling een berenleider
op, die zijn aan een ketting loopenden beer
als kunstenmaker met zich voert, dan zal
het paard door een onbeschrijflijikcn ang->t
worden aangegrepen, die duidelijk blijkt
door het opzwellen der neusgaten, den ver
twijfelden blitk en het uitbreken van het
angstzweet.
Anders is het met den angst, dien het
paard op stal, bij zeker werk of on een
bepaalde plaats ondervindt.
Hier vindt men dc oorzaak in mn i f
ander voorwerp of in bepaalde om-jcandig
heden. En daar het paard een uiterst goed
geheugen heeft, zoo treedt ook de herinne
ring op aan vroegere gebeurtenissen die
het dier beangstigen en vrees aaniagen.
Gingen zulke oorzaken nu met veel Invrn
<n groot lawaai gepaard, zoo zal het paard
bij de eerste gelegenheid, waar het zult
lawaai hoort, opschrikken.
Wordt nu het angstige paard nog ver
keerd behandeld, door het met de zweep of
een ander voorwerp te bewerken, dan wordt
het kwaad verergerd en de angst vermeer
derd. Dikwijls gebeurt het, dat een angstig
paard een zeker voorwerp vreest en daar
niet voorbij wil gaan, waarop men het met
geweld voortdrijft en onbarmhartig met de
zweep mishandelt.
Moeten nu die paarden later voor de
tweede maal dat voorwerp passeeren, dan
herinneren zij zich de ondergane mishande
ling en trachten, zoo mogelijk, die plaats,
waar dat voorwerp zich bevindt, te ontwij
ken. of steigeren hoog op om zoo snel mo
gelijk uit het bereik van dat kwade voor
werp te komen.
Zooals wij reeds gezegd hebben, bezit het
paard een uitstekend herinneringsvermogen
en lean het do ondergane mishandeling lan
gen tijd onthouden. Zoo zal het paard ook
het voorwerp, waarmede het geslagen of
gepijnigd wordt, niet licht vergeten. Wordt
bijv. een paard op ruwe v/ijze met een stal
bezem geslagen, dan beeft het reeds als men
naar het genoemde voorwerp grijpt en daar
mede zijn stand nadert.
Bij sommige paarden neemt die angst en
vreesachtigheid dermate toe, dat zij daaron
der lichamelijk lijden en zelfs het voeder
weigeren. Er zijn paarden, die ten gevolge
van stalmishandeling bij het geringste leven
opschrikken; er ziin er zelfs, die Langen
tijd voor de gevulde krib blijven staan en
eerst dan, als het langzamerhand tot stilte
en rust is gekomen, den honger stillen.
Het behoeft dan ook geen nadere toelich
ting, als wij zeg^n, dat zoo'n door angst
cn vrees gekweld paard dikwijls de oorzaak
is van gevoelig© verliezen, die somtijds zeer
kostbaar kunnen zijn. Zulk eea paard is
slecht te berijden en evenmin veilig als
wagenpa&rd te gebruiken, daar het door de
bekende vreesachtigheid bij het geringste
leven opschrikt en wild wordt, waarom
niemand, noch op den wagen, noch in het
zadel, zijn leven zeker is. Door zweepsla
gen en geschreeuw zal men deze kwaal niet
beperken, evenmin verminderen; maar in
tegendeel slechts verergeren. Om den angst
te doen verdwijnen, is het dringend noodig
het paard zoowel in den stal, als bij het
werk zacht te behandelen.
Paarden, die in hun jeugd zacht en rus
tig behandeld worden, blijven ook c p la te
ren leeftijd voor de gevolgen van angst en
vrees gevrijwaard.
Ontstaat er angst en vrees door het zien
of het in de nabijheid zijn van een zoker
voorwerp, dan moet men er achter zien te
komen welk voorwerp dit is. Bevindt het
zich in den stal, dan zal het bij eenige op
merkzaamheid niet moeilijk zijn te ontdek
ken, welk voorwerp tot zooveel angst en
vrees aanleiding gaf. Ook in gevallen, waar
de vreesachtigheid reeds langen tijd be
staat, is raad te schaffen, zooals men uit
ondenstaaJnd voorbeeld zal bemerken.
Een stalhouder had een paard, dat steeds
onrustig was, als de stal schoongemaakt
werd. Nadat hij een nader onderzoek had
ingesteld bleek hem, dat de staljongen het
paard eens duchtig met den bezemsteel ba/1
afgerost, zoodat het reeds angstig omkeek,
als men naar den hoek van den stal ging
en den bezem ter hand nam. Nu de oorzaak
bekend was, ging de stalhouder dikwijls
naar het paard en nam dan den bezem
mede. Hij streelde het dier, klopte het op
hals en borst en hield het steeds den be
zemsteel voor de oogen.
Het paard was eerst erg angstig, doch
na eenigen tijd begon het den bezemsteel
wantrouwig te besnuffelen en er later zelfs
in te bijten. Na veelvuldige herhaling,
waarbij de stalhouder het paard zacht met
den bezemsteel streelde en verdere mishan
deling natuurlijk achterwege bleef, ver
dween de angst en de vreesachtigheid ge
heel.
Is het paard bevreesd voor een vast
staand voorwerp, dan tracht men het door
praten en liefkoozingen te bewegen dat
voorwerp te naderen, wat in de meeste ge
vallen celukt en tot vermindering van den
angst leidt.
Met zweepslagen komt men bier niet ver
der. Daarom een zachte en rustige behan
deling; alleen daardoor worden angst en
vrees verbannen.
RECEPT.
Russische salade.
Hiervoor kookt men verschillende groen
ten: worteltjes, kleine uitjes, prinsecsen-
booncn, snijbooncn, enz., doch geen
spruitjes of kool en zijn dc^e op stoom
of wel in water gekookt, dan laat men de
ze koud worden, en is alles dooreenge-
mengd op de schaal, waarop men de salade
denkt op te dienen én met citroen en sla
olie aangemaakt, dan wordt een lang
mayonnaise daarover heen gebracht. Dezen
schotel kan m^n daarop orneeren met dop
erwten, schijfjes gekookt ei, kroten en
truffels.
STOFGOUD.
Het afwachten van een kogel of een de
genstoot eischt minder moed dan het luide
erkennen van dwalingen.
M a r 1 i 11.
De misdaad is niet in de gevolgen der
daad, maar in de gezindheid gelegen. Een
hillijk oordeel vonnist niet de daad, maar
de bedoeling der handeling.
J o r i s s e q.