Willy van A 1 p h e n. Neen beste vriend je nieuwsgierigheid neem ik je vol strekt niet kwalijk. De bedoelde verhaaltjes worden niet door de kinderen geschreven, doch door mij. Dik N o U. Het spijt me van je te ver nemen dat de onderlinge correspondentie jo niet in het bezit stolde van het verlangde plaatje. Je kunt de aanvrage, echter na eenigcn tijd nog eens herhalen. „Accacia". egen je schuilnaam heb ik geen bezwaar, en ik hoop dat hij dikwerf boven nieuwe raadselanekdötcn moge prij ken. Vriendelijke groetjes. Israël Slager. Je briefje kwam de vorige week te laat in mijn bezit. Mijn dochtertje laat je vriendelijk danken voor do mooie prentkaarten. Johanna Parlevlief, te Zoeter- woude. Welk een heerlijk vooruitzicht is het voor jé de a. ft. zomervakantie in Katwijk of Noordwijk te gaan doorbrengen 1 Ik be grijp best dat je cr org naar verlangt. „De twee witte Roosjes". Ik yind het flink van jullie dat je je niet zoo spoedig laat teleurstellen, want alhoewel je bijdragen niet voor plaatsing in aanmer king kwamen, bleef de moeite die je je daarvoor getroost hebt, toch niet onbe loond. Het is bovendien niet onmogelijk /oor den tweeden keer een prijsje te win nen, al gaat dat ook zoo gauw niet. ,,R o z enk n o p". In dank ontving ik je mooie prentkaart. Met genoegen verneem ik telkens de groote ingenomenheid van mijn vriendjes en vriendinnetjes met het feuilleton, en denk cr reeds over na, hoo moeilijk het mij zal vallen om na afloop van dit boeiende vervolgverhaal iets te vin den dat evenzeer in jullie smaak zal val len; want vele kinderen schrijven mij, dat ze nog nimmer Zóo'n mooie geschiedenis go- lezéü hebben. „Watêïlél ie". Néén kindje, ik heb .Ónder dén Grond" niet zelf géschreven, doch hét uit een Fransck Kindertijdschrift voor jullie vertaald. Hét zal mij niet ver- wondéren óf het is geschreven onder den indruk Van die vreeselijke mijnramp die een paar jaar geleden te Courrières plaats vond. Daar waren immers ook zooveel men- sollén dié dngên en nachtèn lêvêfid begra vend bléven 1 ,,W i t t e k i n d". Tk féliciteer je vriendje, dat het verband van je been Ver wijderd is cn de löopoófeningen nu beginnen kunnen. Ik hóóp van har té dat je goedé vor- déringéri zult rrtakèn. „K t u i d j e-ï* o e r-ra ij-n i e t". Het speet ue uit je briefjè to moeten vernemen dat je ongesteld waart, en bijna do kracht miste om tien briefje te schrijven. Ik hóóp van harte dat dc rust en het mooie weer je spoedig wat zullen doen opknappen. Vriendelijke •scoeUes ook aan je zusje. „A 1 Ik kan me vóórstèllen hóe veel móóis én bijzóndere jo in dé hóofdstad van Dnfe rijk bewónderd hebtwant het Rijks museum bevat inderdaad scfiatten van groote kunstwaarde. Lief was het van je, om mij van uit Amsterdam eén prentkaart toe to zenden, waarvoor ik je vriendelijk dank zeg. „E d e 1 w e i s s\ Met genoegen vernam ik dat jo jo tot ons blaadje aangetrokken voelt en daarom besloten hebt er aan mede te doen. Ik heet je van harte welkom in on zen kring en hoop dat je een getrouw raad- selvriendinnctjo van mij zult worden. Je moet me de volgende week maar eens het een en ander omtrent je persoontje mede- deelen. „De twee Dahli a's". Alhoewel hot billijk is, vind ik het toch lief van jo dat je het gewonnen boek aan A. hebt willen afstaan. Het bewijst dat jullie inderdaad goede vriendinnen zijn. Cato Hasselbach. Het is niet aar dig van je broer dat hij je zoo alleen laat tobbenmaar jongens houden er van des zomers buiten te spelen en met het mooie Annie was een echt stadskind. Ik bedoel daarmee niet een meisje uit een groote stad, maar uit een klem plaatsje, waar geen dierentuin en geen park is, waar do omstreken zich niet lcenen tot het maken van mooie wandelingen en waar men alleen de koeien, paarden, varkens, kippen en een den zooveel zag, dat de kinderen ze uit elkaar kenden. Overigens wist ons nieuwe kennisje weinig van planten en dieren af. Toen Annie een jaar of acht was, ging zij de groote vacant ie bij een oom en tante in Gelderland doorbrengen. Heele dagen dwaalde zij dan met haar nichtje Mina door de prachtige groote bosschen. Samen plukten de kinderen bloemen, vlochten mandjes van bloeiende struikhei en brach ten die niet zelden gevuld met rijpe bramen thuis. Op een morgen, toen dé kinderen weer een wandeling maakten, riep Annié eens klaps: ,,Óh Mientjc, kijk eens gauw/ daar boven in dien boöm zit een haas." Mina begon te lachen en antwoordde: ,,Neèn hóór, jo weet er niets van, heb rs éen eekhoorntje, hazen blijven op den grond Yroolijk lachend over Annie's ver gissing wandelden de meisjes verder. Mientje wees Annie een rond gat naast een ouden beuk en vertelde dat dit waar schijnlijk wel het begin van éen konijnen hol was, want de haas maakt eed léger tus- schen dicht kreupelhout. Onder den ouden boora vleiden de meisjes zich neer én aten him twaalfuurtje op; daarna strekten ze zich op het Zachte mos uit en sliepen spoedig in. Plotseling hoordé Anniè vlak naast zich één fiin stemmetje, dat haar bij don naam riep. Ze ging recht óp zitten én wat zag zijl Aan den eénén kant naast haat zat een mooi bruin diertje op de achterpootjes, met do oortjes en deó moóien bruinen pluim staart recht óVèreind, terwijl het tnet de voorpootjes allerlei gebaren maakte, dié overeen kwamen met hetgeen het grappige diertje tot Annio sprak. Aan den ande ren kant zag Arrnio vlak voor den in gang van het kónijnehhol, ook een bruin diertje, maar niet zóó mooi van kleur en niet zoo grappig gracieus in zijn bewegin gen. Ook dezo bezoeker had de öorén recht op staan, maar o, wat een lange oorenDo voorpootjes stonden op den grond en een weer dat wre tegenwoordig hebben verwon dert mij zulks niét. Ik geloof dat jc nog wat jong bent om zelf raadsels te bedenken en raad j© aan daar nog wat mede te wach ten, tót dat jo bijv. je briefjes met inkt kunt schrijven. Vriendelijke groetjes. Anna Veerman. Ja meisje ik heb je briefje wel opgemerkt, doch daar ik do rubriek Correspondentie" niet al te veel kan uitbreiden, moet ik mij bepalen tot die briefjes, waarvan de inhoud mij het meeste aanleiding geeft. Dank voor je beeldig mooie briefkaart. MARIE VAN AMSTEL. kort beweeglijk staartje was verborgen in het konijnenhol. Voor het gemak noem ik nu het eerste diertje pluimstaart en het an dere langoor. Annie," zeide pluimstaart, ,,wij zijn hier gekomen om je wat van onszelf te vertellen, en je moet ons nu maar eens goed aankij ken. Ik bén een eekhoorntje en leef boven in de hoornen; ik spring daar van tak tot tak en zoek ©r mijn voedsel, dat voorname lijk uit noten bestaat. In een holt© in den boom heb ik mijn warm nestje en daar kort bij in een ander holletje is mijn voor raadschuur, waar ik zooveel voedsel in ver borg als ik maar vinden kan, om in den winter ook wat te eten te hebben. Dat moet je nu goed onthouden, hoor lieve Annie?'" ,,Én ik," sprak langoor, ,,ik ben éen haas én blijf op den grond. Zooals je nichtje al vertelde maak ik een slaapplaats, mijn le ger, in dicht struikgewas. Ik knabbel aan de kool en de wortelen cn daarom noemen de menèchén mij schadelijk, zij jagen mij met honden en fcraóhten mij döod te schieten, daarom ben ik erg schuw en loop dadelijk hard weg met groote sprongen, als ik iets hoor of ruik, dat mij niet aanstaat. Je móet er nu maar voor zorgen, Annielief, dat je goed Onthoud hoe ik er uitzie, want anders vertel je wéér, dat ik boven in do boómen zit en dan zon het mij nog meer spijten, dat ik zoo hoog niet klauteren kan. Ziezoo Annie, nu gaan wo weg, ga nog een lekker slaapje doen en vergeet ons nietf" Wip 6prong het haasje weg en verdween tusschen dé boomen; het eekhoorntje klau terde echter in den ouden béuk en Annie verloor ook dezen bezoekèr spoedig uit het oog. Zonder óók maar wórd gezegd te hebben ging hot meisje vól verbazitig liggen en sliep spoedig weer in. Annie, Annie, wordt je haast wakker?"- riep Mientje. Verbaasd kéék Annie rónd en, begreep al spoedig dat zij do hèèle geschie denis van hét éekhóorntje en het haasje go- dröomd had. Onder de wandeling naar huis vertelde ze echter alle© aan haar nichtje en 's aVonds aan de theetafel werd de droom nog eens met oom besproken, die niet alleen bevestigde wat Annie al slapende van haan beidé bezoekers gehoord had, maar boven dien nog heelwat van de beid© bruinei knaagdiertjes vertelde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 12