Nieuwe Ea.ad.seis.
Correspondentie.
Ingez. door „Waterlelie.''
I.
Zoek' uit elk der onderstaande zinnon ö6u
woord, die te zamen een spreekwoord vor
men.
Zij liep met haastige schreden huiswaarts.
Gij vraagt wellicht, waarvoor is die
sjr.oed?
Omdat het tijd is om tc eten.
Het g beurt dan ook zelden dat zij op
zich laat wachten.
Dat vindt gij zeker allen zeer goed.
Ingz. door „de twee Lachebekjes."
II.
Mijn geheel is een stad in Nederland van
8 letters.
Van 5 2 3 8 3 4 houdt ieder kind veel.
Die wijs is luistert naar 1 3 8 3 7.
I 2 6 5 is niet wit, en 5 6 2 4 is zwart.
In Frankrijk volgt iedereen de 5 6 8 3.
Ieder mensch heeft twee 2 6 4 3 7 en een
5 6 7 8.
Meestal hebben de soldaten 5 6 3 8.
Wie dit nu raadt, is niet 8 6 5.
Ingez. door „Gebroeders."
III.
Mijn geheel is een schuilnaam van een der
raadselikinderencn heeft 13 letters.
528 10 en 62345 haalt men bij don
melkboer.
12 13 3 is een verkorte meisjesnaam.
II 13 4 5 is een lekkere vrucht.
7 4 9 5 vindt men bij den schoenmaker.
10 9 4 7 haalt men bij den kruidenier.
1 2 8 5 bezit een timmerman.
Ingez. door A. de Graaf.
IV.
Ik ben een schuilnaam en besta uit 10
letter*.
Een 10 6 8 ia een trotsche boom.
Een 5 6 7 8 is een mooie vogel.
In een museum vindt men zeer 2 3 4 10
dingen.
1 2 3 4 is een metaal dat nooit verroest.
9 10 t is een meisjesnaam.
Een p 6 7 9 is een lichaamsdeel.
G is de beginletter.
Ingez. door Piet en Cato Hasselbacb.
V.
Neem uit eiken onderstaanden zin een
woord, die te samen een spreekwoord vor-
men.
Onze tuin is beter aangelegd. Wij wonen
in een groot huis.
Tegenover Martha's uitputting, begon hij
reeds alle hoop te laten varen, toen hij
ilotseling gek meende te zullen worden van
/reugde: het water steeg niet meer.
„Moed, kindje, het water staat stil, wtj
/.uilen spoedig hulp krijgen!"
Nu riep ook Martha:
..Andreas, Andreas, het water stijgt niet
meer. Ik sta op een droog vlak terrein; ik
«can mij halverwege oprichten en naast mij
is ook nog plaats!"
Met een laatste krachtsinspanning beesch
hij zich naast haar op en herkende het red
dende platvorm.
In het eerste gevoel van verademing, wier
pen de kinderen zich in elkanders armen,
blij, dat zij het water niet meer hoorden
«clotsen, dat zij zich de handen niet meer
open reten aan het ruwe hout, dat zij niet
meer behoefden te klimmen.
Een sterke hoop vervulde het hart van
Andreas; hij meende zich te herinneren, dat
naast dit smalle platvorm, een soort van
grot in de steenkool was uitgegraven, die
bestemd was, om in enkele gevallen tot
rustplaats te dienen voor een opzichter.
Ja daar was dc grot, aan zijn rechterhand,
zoo hoog dat een man er wel in kon staan.
Op den grond lag eenig stroo en op een
plankje stonden een paar kruiken olie. Toen
hij dit zag, zeidc Andreas tegen Martha:
„Kijk eens, wij zullen geen gebrek aan
licht hebben, want nu kunnen wij onze lam-
Bij ons luidt halfeen de bel.
Er lag dezen morgen een bijzonder groot
ei in het hok.
Als de metselaar klaar is, dan gaat hij
naar huis.
Wij zijn in een ander school.
De leege emmer staat op de plaats.
Hij is een schilder „in den dop."
Ingezonden door Jansje van den Bom.
Natuurlijke historie.
Onderwijzer: „Geef eens een beschrijving
van het buideldier?"
Leerling: „Die hebben onder het lijf een
zak 1"
Onderwijzer: „Goed en waartoe dient
die?"
Leerling: „Wanneer zij vervolgd worden,
kruipen zij daarin
Ingezonden door „Herderinnetje".-
Een nieuwsgierig heertje zag een troep
menschen aan den waterkant.
Zenuwachtig vroeg hij:
„Wat doen al die menschen daar bij el
kaar
„Men heeft er een opgehaald."
„Leeft bij nog
„Gelukkig, ja 1"
„Wie is 't?"
„Een karper of een voorn, dat weet ik
niet precies."
Ingezonden door P J. Coffrie Jr.
Een slimmerd.
Heer: „Maar, Johan, wat zoek je toch
eigenlijk? Je hebt lu al tien lucifers aange
stoken."
Knecht: „Och, mijnheer, ik heb een luci
fer laten vallen en kan hem maar niet vin
den."
Kindermond.
Mariet-je: „Jantje, waarom huil je?"
Jantje: „Ik heb mijn glas melk omge
gooid."
Marietje: „Daarom hoef je toch niet le
huilenEr is nog een hecle koe vol in den
stal."
Ingezonden door Greta Kurrels.
Zondagsruiter.
Veldwachter: „Hebt u op dat bordje niet
gelezen, dat het hier verboden is te rijden?"
Ituiter: „Ja, m'n goeie man, zie jij kans
dat dezen knol aan 't verstand te brengen?"
pen bijvullen. Ga maar op dit slroo sla
pen, je hebt rust noodig. liet is warm en
onze klcercn zullen gauw genoeg droog
zijn."
Zij gehoorzaamde; zij had slechts één ge
dachte: Haar pijnlijke ledematen uit strek
ken, rusten, slapen. Zij wikkelde de bebloe
de Kindjes in haar natten zakdoek, strekte
zich op het stroo uit en sliep terstond.
Andreas had zich voorgenomen over het
kind te waken, op te letten of die vreeselij-
ko vloed ni'ct weer op kwam, maar hij had
gerekend buiten de behoefte, die de jeugd
heeft aan slaapna eenige minuten van
strijd, gleed hij van den muur, waartegen
hij was gaan zitten, op den grond en sliep
als op een bed van rozen.
Hoe lang sliepen zij in deze soort van
grafkuil, die him, na de verschrikkingen,
die zij doorstaan hadden, een paradijs had
toegeschenen? Waarschijnlijk uren lang,
doch Andreas ken het niet nagaan, want
zijn horloge was door de aanraking vnn het
water, stil blijven staan.
In waarheid had hij bijna zes en dertig
uren geslapen en in het eerst had hij moei
te, zijn gedachten te verzamelen. Waar was
hii? Wat bct-eekendc die diepe duisternis,
die hier hcerschte'? Waarom lag hij op zulk
een harde legerstede
Zonder te begrijpen rekte hij. zich nit,
gaapte, schudde met moeite de stijfheid van
zdch af; zijn geheugen bleef hem den dienst
Vragen naar den bekenden weg.
Boer: „Zoo visschertje, hoe bijten ze vatf
daag?"
Hengelaar: „Och zoo als altijd, met deiy
bek."
Jan en Cor van der Mark, Het be-
doelde antwoord was hoogst waarschijnlijk
voor jullie bestemd. In elk geval stel ik
jullie medewerking op prijs en mogen alle
alle kinderen van abonné's aan ons kinder
weekblad medewerken. Dank voor je toege
zonden bijdragen.
„Magnolia". Wel meisje-lief hoe kon
je nu toch verzuimen mij die prettige tij
ding mede te deelen? Je weet toch hoe ik
in jullie doen en laten levendig belang stel?
Laat mij je thans nog geluikwensehen met
je bevordering, wanneer krijg je nu va-
cantie
„Broer en Zus". Met genoegen ver
nam ik je ingenomenheid met het gewon
nen prijsje;, ik hoop dat het buitenkansje
een aanmoediging voor jo zal zijn steed»
ijverig met ons mede te werken,
Henri Vorst. Alhoewel ik er geen
bezwaar tegen heb dat je zuster j© bij het
oplossen der raadsels behulpzaam is, zou
ik het toch wel aardig vinden indien je
eens wildot probeeren bet alleen te doen.
Je verzuim neem ik je geenszins kwalijk.
Jan W. Martens, to Oegstgeest.
Vriendelijk dank voor do mooio prentkaart
van het Plantsoen.
Antöon van Gelder. Als er zich" in
de bedoelde tabak plaatjes van gemeente
wapens bevinden, dan mort je het maar eens
met een onderlinge correspondentie pro
beeren, misschien kom je dan wel in het
bezit van het plaatjo.
„Do o rriroosj e". Ik" ben het met je
eeDs, dat jo, langzamerhand te oud wordt om
met ons mee te doen, en hoewel het mij
spijt, kan ik er mij mede vereenigen dat je
met Augustus met het oplossen der raad-,
seis eindigt. Het zal mij aangenaam zijn ook-
na dien tijd nog eens iets van je te hooren,
doch beantwoorden kan ik jo briefjes
alléén in het weekblad daar ik het voor
particuliere correspondentie heusch te druk
heb.
weigeren, tot hij plotseling tot bezinning
kwam... de mijn... de overstrooming...
„Martha, Martha lief vriendinnetje",
riep hij.
Hij luisterde. Sliep zij nog naast hem?
Had zij geen koorts, hoestte zij niet, ten
gevolge van dat staan in dat water, van
het slapen in doorweekte kleederen? Neen,
een zachte, regelmatige ademhaling stelcïe
hem gerust.. Zij was daar, de moedige klei
ne. Zij moest maar zoo lang mogelijk blijven
slapen.
Langzamerhand herstelde Andreas' her
inneringsvermogen zich; denkbeelden, ge
voelens, keerden terug.
Welk een verdriet zouden de menschen
hebben, die hij liefhad 1
Alles ging aan zijn geest voorbij, zelfs
Sukkel; hij hield zich vast overtuigd, dat
die hem op dc manier der trouwe honden
beweende., Toen dacht hij aan de werklie
den en vroeg zichzclvc af:
„Hoeveel zouden er, evenals wij, levend
begraven zijn?"
Hij overdacht, wal' er in het gunstigste
of ongunstigste geval kon gebeuren; bere
kende hoevelo dagen er noodig zouden zijn,
om hen te bereiken en schrikte daarvan.
Welk een ontzettend werk!
(Wordt vervolgd).