FOX' DROOM. No. 14829, I«EIDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 2*7 J*mi. Anno 1908. PERSOVERZICHT. >Taar aanleiding van het verslag van uverncur-generaal Van Heutsz over ,D toestand in A t j c h en dc bcstuurs- Irlc/aamheden van gouverneur-generaal ft ii D a a 1 e ii bevatten vele organen een tikel. pe. „Arnhemsche Courant" irijft. Maakt eenerzijds het rapport wegens de «nhartigheid, waarmede de fouten van leraal Van Daalcn's civiel bewind wor- n in het licht gesteld, een gunstigen in- uk, aan den anderen kant ligt er iets zeer jderlings in, om het zoo zacht mogelijk te drukken, dat die fouten zóó mee- genloos worden opengedekt door den verneur-generaal Van Heutsz, die zelf eraal Van Daalen als zijn opvolger in jeli aanwees, en thans verklaart geweten hebben, dat deze wegens enkele karaktcr- pnschappcn voor dc hem opgedragen taak ]t ten volle berekend te achten was, en danks die wetenschap zich omtrent de ze, waarop generaal Van Daalen in At- liet bestuur voerde, niet op do hoogte :1de, totdat de vele klachten, welke daar- •r in dc pers werden geuit, voor dc Re- riug in Den Haag aanleiding werden om n Gouverneur-Generaal op te dragen rap- rt over den toestand op Atjeh uit te bren- n. Dit. punt vereischt naar dc meening van blad nadere opheldering, t generaal Van Daalen als zondenbok woestijn in te zenden, zijn dc fouten, lke thans blijken in het Atjek-bcstuur te n begaan, niet hersteldook een herha- ig daarvan moet worden voorkomen. En arvoor is liet noodig, dat worde vascgc- id of niet ook elders dan op Atjeh de ven schuilen voor den onbevredigen- n toestand aldaar. ïerinnerend aan het „sic transit [rijft „D e Maasbode": Met den roem van overste Van Daalen het na dit ontslag gedaan. Als gouver- d. w. z. bestuurder, is bij gediskwali- Jeerd. Nog geen drie jaren geleden way 1de held van don dag, toen hij van zijn bt door dc Gajoe- on Alaslanden al9 Irwinr.oar terugkeerde: nu reeds ziet zich genoopt zich als ambteloos burger jug te trekken uit het publieke leven. Maar er is nog een andere, wiens glorie- |n bedenkelijk aan het „dalen" is; en wel Jmand minder dan dc gouvcrneur-genc- al, Van ITcutsz, zelf. [Ieder herinnert zich nog levendig, hoo verheffing van den oud-gouverneur van j.jeh tot opvolger van gouverneur Iloosc- >m in den lande werd bezongen cn be- jost. Dc rondreis van den pacificator" van jeh do r Nederland was als de zegetocht n een Romeinschen triumphator. En sinds lelde Van Heutsz op Buitenzorg als iu n nimbus van bewondering en vereering. [Maar ook deze groote der aarde moet nu ivaren, dat het een papieren aureool was, men hem in een oogenblik van opgc- uroofde geestdrift om do slapen hing. Van lo kanton poogt men don pacificator" .n Atjeh te rukken van het voetstuk, waar- [[[onberaden vereerders hem hebben gc- jaatst. [Het blad meent, dat de methode, tot nu bij de pacificatie van Atjeh gevolgd, incipiecl verkeerd moet zijn, nu we na n jaar nog aan het begin staan van de cificatie. Volgens het blad heeft het mi- [taire systeem blijkbaar in Atjeh gefaald. Men heeft dc meening geopperd, dat men dc benoeming van Overste Zwart als fipvolger van Van Daalen, in diezelfde be- jiiselfout blijft volharden, door nl. opnieuw aan een militair gouverneur dc opper ste leiding in Atjcft toe te vertrouwen. Men heeft ook het denkbeeld aan de hand gedaan, naast dezen een civiel commis saris te benoemen, die hem in het bestuur van het weerspannige gewest zou ter zijde staan, om aldus het foutieve van den opzet te corrigeercn. Al blijft het de groote vraag of bij een dergelijk tweehoofdig bestuur ooit de ge- wcnschte harmonie zal gevonden worden, of dus het plan gelijk het daar ligt voor dc practijk aanbeveling verdient ons dunkt toch, dat in de aangegeven richting een oplossing zal moeten gezochfc worden. „Het Huisgezin" (It.-Kath.) legt vooral nadruk er op, dat het rapport, be halve vernietigend voor gouverneur Van Daalen, ook compromitteerend is voor den Gouverneur-Generaal. Immers uit het rapport blijkt, dat dc heer Van Heutsz Van Daalen tijdens diens gouverneur schap „aanmerkingen had te maken met opzicht tot zijn omgang met zijn onder hebbende officieren en do keuze van onder geschikte bestuurders, zoowel als ten aan zien van do vordering van hecrendicnslen in de Peusanganstreek en do toepassing van het boetestelsel." Had deze ervaring, waaruit bleek, dat Van Daalen de oudo was gebleven, gevoegd bij do waarschijnlijkheid, dat do heer Vin Heutsz, die ver van Atjeh afzat, niet alles wist, dezen niet moeten bewegen, zich door een, persoonlijk onderzoek van den waren sta/ft.yan zaken op do hoogte te stellen? Het wil ons toeschijnen, dat door dit na tc laten totdat hij daartoe dc opdracht ontving, door den heer Van Heutsz een zeer ernstig verzuim is gepleegd en dat hij door dit verzuim mede aansprakelijk staat voor dc ellendige dingen, die, toen hij einde lijk een onderzoek mstelde, aau het Jicht kwamen. Naar het inzien van het. blad staat het dan cok nog tc bezien, of de zaak voor den heer Van Heutsz geen gevolgen behoeft te hebben. „H et X i c u w s v a n den Dag" wijst cr evenzeer op, dat do Gouverneur-Gene raal, ofschoon iedereen wist, dat het in Atjeh niet alles ging zcoals het behoorde, bij zijn persoonlijk bezoek als het ware een ontdekking deed. Maar daarnaast staat een ander gevaar, „ten minste oren ernstig als dat van deu „klewangvettcn- den Aljchcr," den fanatieken Maleier, die belasting-inning tot uitgangspunt weet tc maken voor gewapend verzet tegen dc „ou- loovigah." Dit gevaar ligt. in het streven, dat in Indic en Nederland, in parlement, pus, of waar ook, zou kunnen leiden tot hot tcn-val-brengcu van den landvoogd op dit ocgeiiblik Voor do misslagen, die dc beer Tan Heutsz begaan moge hebben, sluiten wij do oogen niet, maar vragen thans geen verantwoording. Geen wankelende politiek: doorzetten wiat begonnen is! Er is, voor zooveel wij do zaak overzien kunnen, niets gebeurd, dat. ons het recht zou geven, den heer Van Heutsz ons vertrouwen als krachtig bewindsman op tc zeggen; integen deel, do erkenning, dat hij zich ten aanzien van zekere personen vergist beeft, verschaft den besben waarborg voor een betrrc gedragslijn onder den nieuwen bestuurder van Atjeh. „Land cn Volk" komt tot do con clusie, dat, toen de heer Van Heutsz, Gou verneur-Generaal geworden, den heer Van Daalen tot gouverneur van Atjeh benoem de, hij dit deed bij gebrek aan beter, en met volkomen wetenschap dat en waarom do heer Van Daalen niet ten volle voor zijn taak berekend was. En toch liet hij hem maar zijn gang gaan, ook toen het voor con ieder duidelijk was, dat do zaken in Atjeh niet liepen zooals gc- wenscht was Hierin ligt iets zeer zonderlings, dat dringend nadere toelichting behoeft. In elk geval is nu reeds gebleken, dat zelfs een in Atjehzaken zoo ervar-n man als dc tegen woordige Gouverneur-Generaal, zich in de beoordeeling van do toestanden in dat gewest cn van fe leiding, aan het bestuur over dat gewest gegeven, schromelijk ver gissen kan. Dit is vooraf*van betcekeni», omdat der gelijk© vergissingen zich in de toekomst ook zouden kunnen voordoen. Het. is een leemte in het. Atjeh-vcrslag, dat niet naar middelen wordt omgezien om een herhaling van zulk een ramp te voorkomen. Als zulk een middel werd bij de behande ling der laatste Indische begrooting in overweging gegeven de aanstelling van een hoogstaand civiel ambtenaar tot regeerings- commissaris voor Atjehsche aangelegenhe den, die, zonder bekleed te zijn met be stuursmacht, als adviseur van den Gouver neur van Atjeh zou kunnen optreden cn, bij verschil van gevoelen met dézen omtrent gewichtige politieke of bestuursaangelegen heden, een beslissing van den Gouverneur- Generaal zou kunnen uitlokken. Zoolang wij niet van het tegendeel over tuigd worden, meenen wij, dat de aanstel ling van zulk een regceringscommisaaris warme aanbeveling verdient. „Het O e n t r u m" zegt De gouverneur-generaal windt er in zijn rapport geen doekjes om, hoe hij over het door generaal Van Daalen gevoerde beleid denkt; en het zal wel niet dikwijls voorko men, dat in een ofliciecl stuk, voor open baarmaking bestemd, een zoo besliste ver oordeeling wordt uitgesproken over een be stuurder, die met zulk een gcwichtigen post was bekleed. Tc meer valt dit op, wijl het juist de le- genw rdige Gouverneur-Generaal was, wien de thans vervangen l>ew indvoer-der van Atjeh zijn benoeming dankte. En verder: Nu doet zich echter vanz-df de vraag voor: hoe komt het, dat de G.-G. eerst, door eigen aanschouwing zich van a 1 deze dingen op de hoogte heeft, kunnen stel len Staat men hier voor een bijzonder ge val Of is het feit, dat de landvoogd te. Ba tavia door de rapporten, welke hij uit de verschillende deelen van ons Indisch rijk ontvangt, jaren lang in een verkeerden waan kan worden gebracht, van meer.a lgcmee- n e n aard Het rapport geeft aanleiding tot nog an dere vragen. Koe was het mogelijk, dat de heer Tan Heutsz zich zoozeer in overste Van Daalen vergissen kon, ofschoon hij hem toch uit een jarenlange samenwerking kende? Hoe is het te verklaren, dat hij te Batavia nog steens een goeden dunk van Van Daalcn's bestuur kon behouden, ofschoon hij wist, dac de ge neraal als gouverneur van Atjeh niet altijd met de noodige bezadigdheid en overleg was te werk gegaan? Bezadigdheid en overleg zijn toch wel de eerste voorwaarden tot. het bevorderen eencr pacificatie, gelijk de land voogd die wenschte. Vreemd klinkt ook de mededecling, dat dc heer Van Daalen inderdaad de hem gedane aanwijzigingen heeft tor harte genomen. Hoe laat zich daarmede rijmen, dat zijn be stuur en dc uitkomsten van zijn bestuur naar het oordeel van den G.-G. zoo teleurstellend waren? Het rapport zal ongetwijfeld een bron worden van breede discussie, ook in de Ka mer. Al heeft de heer Van Heutsz zeer open hartig gesproken en ruiterlijk bekend,, dat hij zich in de hoedanigheden van generaal Van Daalen voor het civiele bestuur heeft vergist, cr zijn toch nog verschillende pun ten, die opheldering behoeven cn wellicht tot critiek aanleiding zullen geven. Wat ons in het rapport verblijdt is, dat daarin het vaste voornemen domineert, om bovenal verzoenend cn bevredigend op te treden tegenover de inlandsche bevolking en zoo weinig mogelijk maatregelen van ge weld te gebruiken. Gehéél te vermijden zui len deze laatste wel nooit zijn; maar ze moe ten tot het strikst noodzakelijke worden beperkt. Een „houwdegen" kan als zooda nig vele goede eigenschappen bezitten, rnaar is misplaatst in eon gewest, dat gepacifi ceerd moet. worden. En wat daarbij ook dringend noodig mag heeten, is de consequente doorvoe ring van het eenmaal op goede gronden aangenomen stelsel. Juist aan do voortdu rende wisseling van systeem hebben wij een groot deel onzer ellende op Atjeh te wijten. Die ongedurigheid brengt de goedgezinden aan het wankelen en maakt dc kwaadgezin- den overmoedig. Het tijdperk der proefnemingen en... der misgrepen, moet eindelijk op Atjeh worden afgesloten, en aan geheel ons koloniaal llijk duidelijk gemaakt, dat Nederland een wel is waar krachtig, maar tevens een vrede lievend en humaan bestuur wil, ten J>ate der bevolking zelve. Afgezivii nog van hoogere overwegingen, eischen dc ernstige tijdcomstandighedea zulks gebiedend. „De Residentiebode": Vernietigend voor Van Daalen als civicl- bestuurder van Atjeh. Dat is de algorv.eene indruk, dien het Rapport dadelijk wekt. Zijn beleid, dat op gewichtige punten van dc methode van zijn voorganger, generaal Van Heutsz zelf, afweek, werd reeds daar door veroordeeld, dat zijn voorganger steeds won, en wc nu rnaar aldoor aan in vloed verloren. Om volledig hier te kun nen oordcelen, zou men natuurlijk de om standigheden moeten kennen, welko Van Daalen bewogen af te wijken van een be proefd stelsel. Maar het feit zelf, dat de onrust terugkeerde, toont duidelijk, dac hij toch niet het wuro inzicht had. Intinschen, het rapport-Van Heutsz laat, zoo schrijft het blad verder, ook dezen Gou verneur-Generaal niet geheel en al intact. Waarom heeft de gouverneur-generaal zich niet beter op do hoogte gehouden, we tende, dat Van Daalen niet geheel en al do geschikte persoon was. Was men te Ba tavia voortdurend in nauwe relatie met Atjeh gebleven, dan zou do Gouverneur-Ge neraal terstond hebben moeten mérken dat het misliepdan zou hij order tot anders handelen hebben kunnen geven of eerder tot ontslag noodzaken. Intusschcn acht „D c Residcntiebo- d e" het niet zonder gevaar, te streven naar het ten-val-brengen un den land voogd op dit oogenblik. Daarvoor zouden, zegt zij, in elk geval nadere bijzonderheden moeten worden afgewacht. Als slot van haar eersten indruk van het Atjch-ra.pport maakt do „N i e u w c Rotterdam sc he Courant" dc vol gende opmerking: De omstandigheid, dat do gouverneur- generaal Van Heutsz een onderzoek had iu te stellen naar den toestand van een ge west, waarover hijzelf vroeger zoo lange jaren het bestuur gevoerd heeft cn waarop hij als algemeen landvoogd thans controle heeft uit te oefenen, maakte dit, op uit nodiging van den Minister van Koloniën ingesteld onderzoek reeds dadelijk tot een onderwerp van kicschen aard, nog verhoogd door 't feit, dat de bestuurder, dio hem heeft opgevolgd, daartoe door hem zelfs was uit verkoren cu benoemd. Toen nu het onderzoek tot een uitkomst leidde, die de gouverneur-generaal niet had verwacht, en hij, naar zijn overtuiging, een afkeurend deel toest uitspreken over Van Daalen als civiel bestuurder, werd dc zaak, men g*vo«lt het, bepaald pijulijk, en het is ongetwijfeld gemeend, als de hoer Van Heutsz daarover zijn „oprecht leedwe zen" uitspreekt. Maar de zooeven bedoelde omstandigheid leidde cr als vanzelf toe, dat door het ge- heele rapport, naast een oordeel over Van Daalen, ook als een roode draad loopt, een verdediging van het vroeger in Atjeh gevolgde beleid en \an het ecnigszins zon derlinge verschijnsel, dat dc landvoogd to Buitenzorg een geheel onjuiste meening had over dc richting, waarin de toestand in Atjeh zich ontwikkelde. Zonder het hoor cn wederhoor is het niet mogelijk een ge vestigd oordcel te vellen omtrent het in Atjeh vóór cn na het optreden van Van Daalen gevolgd beleid, maar we nemen voor- loopig met den Gouverneur-Generaal aan, dat Van Daalen niet den goeden weg be wandeld heeft cn dat hij teu onrechte af week van dé door Van Heutsz gevolgde richting. In zijn poging, om verklaarbaar to maken, dat hij te Buitenzorg niet kon weten, dat Van Daalen als civiel bestuur der faalde, is de gouverneur-generaal echter naar onze mecning niet geslaagd. „Dó Sta ud'a a r d" merkt op, dat uit' het verslag blijkt, dat de minder gunstige toestand het gevolg is van min voorzichtig beleid, en vervolgt dan: Dat beleid week op gewichtige punten zeer beslist af van de methode, door gene raal Van Heutsz tijdens zijn bc-stuur ge volgd. Toen wonnen we van maand tot maand. Nu liep het weer mis. De uitkomst besliste alzoo over de deugdelijke waardo van het eerst g. volgde stelsel, en stelt het door generaal Van Daalen ge\olgde beleid in donkere schaduw. Men zou natuurlijk bij „cross-examina tion" het verweer van generaal Van Daalen moeten hoor n, om tc weten tc komen, wat» hom tot afwijking van het eerste stelsel, dat de proef had doorstaan, bewogen heeft, ten einde alzoo een eind-oordeel over zijn. gedrag tc kunnen opmaken. Maar het feit, dat ten g vol ge van zijn veranderde metho de de oude onrust weer terugkeerde, laat geen twijfel over, of hij zag mis en generaal Van Heutsz zag goed. Toch komt, blijkens dat Rapport, ook generaal Van Heutsz er niet zonder kleer scheuren af. Niot, in zooverre de keuze van generaal Van Daalen als Gouverneur, van achteren een min gelukkige bleek. Men ban zich in zulk een geval vergissen, en al heeft rncS zekere vrees, de ontstentenis van een beter candidaat kan wel eens noodzaken, om ceii op zichzelf min gcwenscht man te benoe men. De keuze voor zulk een gewichtige bo- trekking is nooit ruim. Maar wel geeft het aanleiding tot gcreecto critiek, dat do Gouverneur-Generaal zich niet beter op de hoogte heeft gehouden van wat cr in Atjeh voorviel. Hij wist, dat generaal Van Daalen, bij veel uitnemends, ook „zijn zwakke zijdo" had, en hij kon dus weten, dat hij zich op het nemen van min gewenschte maatregelen door dezen Gouverneur had voor te berei den. Waarom, zoo vragen we dan, heeft de Gom erncur-Generaal zich niet beter op d« hoogte gehouden van wat er in Atjeh onder het bewind van Van Daalen voorviel? Hij jOnzc Fox droomde. lik zat te werken en liij lag aan mijn voe- [n op het berenvel onder mijn schrijftafel, ieen gerold, 's Ochtends was ik mot hem b duinen in geweest, cn ik had met het dier Istoeid cn geravot tot wij allebei hijgend I dood-op de wandcl'ng naar huis weer Iden ondernomen. Nu sliep*hij, aan do feten van zijn baas. En in zijn slaap liet hij tijd tot tijd een dof gebrom hooren, mensmonds geblaf, het geluid van ccn, [e droomt. )nze Fox droomde, dat hij in den „hon- dlijhemer' was. Hie zag er niets dan honden. Mcnschen wa- er heel zeldzaam; do enkele, die jo er hadt, waren cr voor het pleizier of hei glmak van dc honden. Zoo zag Fox cr op groot plein, dat niet met keien, maar flfel dik, mul zand bestraat was, waar het :*pnetjo lekker te broeien op stond, twee klein© kindertjes, alleraardigst© snoesjes, Pejn jongetje en een meisje. Die waren daar zoo neergezet voor dc honden, die met klei ne kindc-rtjes spelen wilden. Een groote z*artc New-Foundlandcr was dan ook met «fn aan den gang. Het was nog ccn jong jbecsfr, en icdoren keer liet hij do kinderen Weghollen en dan hij hen achterna. En als hij dan een rokje of een broekje te pakken liad tusschcn zijn jonge, scherpe tanden, fear dat zoo goed voor was, dan ruk to cn plukte cn schudde hij, net zoo lang, tot hij een flard in zijn sterken bek hield. Er om heen stonden vele hondjes te kijken. Meest jengo nog, en kleiner. Zij hadden ook wel [graag zoo gespeeld, cn nu wachtten ze alle- Pil kalm hun beurt af, tot de Ncw-Found- der moe zou zijn en hun het speeltuig laten Want afgunst cn nijd waren cr niet in dit hondenparadijs. De ouderen lagen meest een oindje verder op, omzoomden het zandplein. Hun interes seerde niet het spel met de kindertjes. Zij lagen maar voor hun huizehokken heel pla tonisch zich te koesteren in het licht cn de warmte. Sommigen sliepen, uitgestrekt op één zijde, de pootcn plat naar op zij; an deren lagen met. den neus tusschcn de voor- pooton te kijken naar dc drukte op het groote plein, naar de wandelaars en dc volle trams, die telkens voorbij rinkelden. Voor op de tram stond óók een menscheen koet sier om het paard to sturen. Koetsier cn paard mochten hier ook zijn voor het gemak van de honden. Een conducteur hadt je er niet op; want jo behoefde niets tc betalen en als je er uit wou, trok jo zelf even met je voorpoot, (do honden, die er nog pas kort waren, deden het met hun bek) aan het riempje van de bel. Dienders hadt je er geen céncn allo hon den liepen natuurlijk zonder muilkorf. Iedere hond had een heel huis voor zich al leen, waarin hij mocht doen net wat hij maar wou. Het zag er zoowat uit als een mcnschenhuis op narde; alleen waren de tafels (waar allerhande eten op stond) veel lager en hadden de provisiekasten geen deu ren. Er was tóch niemand, die zou stelen. Voor het plezier van do jachthonden vloog cr allerlei wild door de uitgestrekte plant- soeneu en waren er een paar jagcrmcnschen, die den heelon dag maar niets anders deden dan schieten. Ze misten nooit, en de hond mocht den buit zelf héélcmaal opeten. Voor het plezier van dc taxen en do foxen waren er rattenkweekorijen op grooto schaal. Van tijd tot tijd liet men wat ratten los, die dan vlogen door boschjes cn riolen, over grach ten cn muurtjes; en in een dolle, uitgelaten jacht de honden hen dan achterna. Op het eind vingen ze hen altijd, want het was zóó gemaakt, dat, 'als do tax of de fox moe werd, zijn rat altijd raakte in een impasse. Voor het plezier van do New-Foundlanders vielen er kinderen in het water; en voor de Sint-Bernhaicls lieten mcnschen zich levend begraven onder de sneeuw Zoo had ieder zijn liefhebberij, en was liet er verbazend heerlijk. Onze Fox had op het Kindcrplcia een daar stationneerend open rijtuigje genomen, nadat hij eerst een heelc poos bij den Ncw- Founlander cn de kindertjes had staan kij ken en wel gemerkt, dat in de eerste uren dc beurt toch niet aan hem zou komen. Nu toerdo hij wat door al d'e straten, waar de honden buiten lagen voor hun huizen of een klein eindje opliepen langs het trottoir, zacht deliboreerend tweo aan twee, terwijl de jongen stoeiden over de heel© breedte van den weg heen. Hij was gereden langs allo publieke vermakelijkhcd:n, cn had zijn koetsier stil laten houden bij de jagerhuisjes en bij de rattentu'nen, bij dc verdronken kinderen cn bij do vlakte, waar de mcnschen zich lieten insneeuwen. Hij dacht, dat hij het gansche heerlijke oord nu wel zoowat was rond geweest. ,,XTu zal ik u brengen naar het Berg- plcin", zei de koetsier. De breede weg, waar zij reden, werd al drukker en drukker. Trams snorden zij voorbij, waar vóór op het bordje allemaal „Bergplein" stond; zij zaten stampvol; de balkons, de treeplanken waren volgepropt met honden, aan ccn rem van achteren hing een zware Ulmer dog, on zelfs op den rug van het paard zat, als een klein aapje, een verwaaid-harig Brussclsch griffon. Rijtui gen, voetgangers (fietsen waren hier niet), alles bewoog zich voort in dezelfde rich ting. Een automobiel stoof in razende vaart den heclen rommel voorbijzij geurde hcc- lcmdal niet. Dat zou wel wat interessants zijn, wat er op het Bergplein te zien waal Het stond er eivol; zoo op het" eerste ge zicht leek er geen doorkomen aan. De in richting was gisteren pas geopend, zei de koetsier. Fox stuurde het rijtuig weg, zon der te betalen, en drong zacht naar voren. Ten slotte, na veel dringen cn langzaam opschieten, kwam hij tot de ontdekking, dat iil die agitatie te doen was om ccn vrij grooten berg, die daar in het midden van liet plein stond, met ccn soort van helm be plant. ITet leek wel ccn duin, dacht hij. De honden er bovenop ravotten, rukten en trok ken aan dc helm cn hadden pleizier voor tien. Zij rolden van den top naar beneden, holden dan als dollen weer naar boven, hun pooten verward in de slierten van dc helm, én rukten maar weer of zc nijdig waren, en wroetten cn krabbelden in de planten. Kom, dacht Fox, bij z'a eigen, daar moest ik ook maar eens op af gaanl En meteen nam hij een aanloopje cn in een wip was hij boven op het duin. Maar nu zag hij eerst, dat het niet één enkel duin was, maar een veld, een uitgestrekt landschap van duinen, dat zich daar verhief midden op het plein. En overal logen cn stoeiden de honden. Dit leek wel het 't meest in den smaak vallend vermaak van heel dit paradijs. Of was het, omdat het nieuw was? „Wat ruikt het hier naar lever!" zei een smousje, dat met hem naar boven gestormd was. En nu dio het zei, ja, nu rook Fox het ook. „ITet zit hier; het zit onder de helm", zei hij snuffelend. En beiden begonnen, als de anderen, te wroeten en den grond open tc krabben met alle vier hun pooten en hun snoet te gelijk. Toon ontdekten ze, dat het hecle duin van lever was! Je kon hier je nooit ziek eten, dat was óók nog een van do voordeden. Al at je nóg zooveel van wat voor een hondenmaag het machtigste is, een „kater" had je nooit-. Dus at Fox van het leverduin met groote, gul zig© brokken; en toen hij volgegeten was en het hem begon te vervelen, ging hij in een hoekje heerlijk een oogenblik liggen maffen. Maar dat verveelde hem óók al weer \auw. Hij stond op, en rekte zich eens lek ker uiten zwaar, langzaam slenterde hij weer terug, de stad in. De straten lagen leeg te blakcrën in het middagzonnetje. Hij liep rnaar zoo doel! .os wat rond, en onder hok'loopcn zakte zijn dikte cn begon hij zich weer recht behaaglijk te voelen. Hij dronk wat uit een kristalheldere gracht en ver kwikte en leschte zich zoo. Op het eind kreeg hij eigenlijk wel wee» een beetje trek. En net toen hij dat merkte, en eens om zich heen keek, wat to doen, zag hij een slager (een menschelijke) in de deur zijner slachterij staan, die noodde: „Komt u binnen; komt u maar binnen! Ik heb versche ossehaas cn varkenspootjes! Gebraden kunt li ze óók krijgen, in malscho, goudgele boterEn hij zette de deur wijd open. Het rook er binnen heerlijk. Fox bedaohfi zich niet lang. „Komaan", zegt hij, „wc zullen maar met gebraden pootjes beginnen." Maar net heeft hij zijn tandjes in hefc druipend kluifje gezet, ofde slager geeft hem een trap, dat hij tien meter do straat opvlickl cn van schrik het pootje nog laat vallen 1 „Daar!" zegt hij. „Dat heb" je voor jo snoepen! Wij mcnschen, zijn vooreerst toch nnar do baasOok hierAls we maar wil len Hoonlachend sluit hij zijn winkel. Fox bromde, blafte luid en nijdig terug cn werd w akker. „Hola, hondje, slaap maar door", zei ik. „Fox, zoet, blijf maar liggen!" Onder 't werken had ik het dier bij on« geluk met mijn voet onder zijn' rug geschopt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 19