No. 14826,
LE1SSCH DAGBLAD, Woe^dag- 24 Juni. Tweede Blad.
Anno 1908.
PERSOVERZICHT.
FE UILLE TO N.
Oe ware schuldige.
Geruchten uit het buitenland zeggendat
dit ouderwetsche middel uitstekend helpt.
Uit de ,,M iddelburgBche Cou
rant":
De honderd duizend en de vijftig duizend
der Staatsloterij zijn er ditmaal zeer
Lang ingeblcven.
Dat heeft heel wat beweging teweegge
bracht op den Dam te Amsterdam; er is
daar gedobbeld, betrekkelijk even erg
en even hartstochtelijk ah op de Beurs op
het Damrak.
Vijf en twintig en vijftig gulden werden
geboden voor een twintigje.
Eigenaardig, als wij dit alles zoo eens na
gaan.
Kleine loterijtjes met Sint-Nicolaas, en
dergelijke gelegenheden, effectenloterijen
worden door de wet belet, en dit alles blijft
rustig doorgaan.
Allerlei middelen worden bovendien aan
gewend om de loterij-wet te ontduiken.
Men bad vrij wat beter en praktischer ge
handeld door zulk een wet achterwege te la
ten. Het practische nut er van is zeer, zeer
twijfelachtig en het ergste op dit gebied,
waarop wij hiervor.n wezen, bereikt men
toch niet.
Schoolvergaderingen. Op de
jaarvergadering van onze onderwijzers
zoo schrijft „Do (anti-revolutionnaire)
Standaard" liecft do kwestie van
het schoolconsult, ingeleid door den heer
Wirtz ernstig debat uitgelokt.
Dit kan niet verwonderen. Elke poging,
om wijziging te brengen in oen bestaanden
toestand, moet aanvankelijk wel stuiten op
ernstig verzet.
En dat is goed ook.
In zulk een poging is allengs het goede
met het kwade vermengd, cn dan kan ern
stig debat den dienst doen van zeef, om het
goede tc realiseercn, cn het min goc-de uit
te zuiveren.
Consult heeft op zichzelf iets, dat zich
aanbeveelt. De schipper is naast God schip
per op zijn schip, maar raadpleegt in
oo-gen blikken van ernst toch zijn stuurlie
den. Do Koning regeert bij de gratie Gods,
maar raadpleegt toch zijn ministers en zijn
Staten-Generaal. Zelfs con vader raad
pleegt over gewichtige aangelegenheden in
het huisgezin niet zelden zijn volwassen
kinderen. Wat zou er dan op zichzelf op te
gen zijn, dat ook wie meester op school is
in gewichtige aangelegenheden te rade
gaat met zijn ondorhobbende onderwijzers?
Alleen maar, het moet blijven bij sonsult.
Het gezag moet niet verplaatst worden.
Er moet geen dwang door de geraad-
pleegden kunnen worden uitgeoefend.
Verder dan raadpleging moet het niet
gaan.
Zooals terecht is opgemerkt, het moet
geen „schoolrepubliek" worden.
Zclfö is het geraden, dat alleen daarover
consult, wordt gepleegd, v.-at door den mees
ter, of door een meerderhoid der onderwij
zers in consult wordt gebracht.
Nu baat dit zeker niet, zoo er tusschen
den meester en zijn onderhebbend- perso
neel geen goede verstandhouding bestaat.
Eon verstandhouding, geboren uit de alleu
saam bezielende zucht, om de school te
doen bloeien en het Christelijk beginsel tot
zijn recht te laten komen. Op onze school
besturen rust dan ook de ernstige plicht,
om wel toe te zien, dat men niet op school
saambrengt wat niet saam hoort.
Bij gemis aan die goede verstandhou
ding gaat het met of zonder consult toch
altoos mis en aller toeleg moet steeds blij
ven, om vóór alle dingen dat booze kwaad
uit tc snijden.
De verstandhouding moet broederlijk,
moet Christelijk, moet vertrouwelijk zijn.
En mag zo dit wezen, dan belooft, ook het
schoolconsult voor den bloei der school in
verreweg de meeste gevallen goede vrucht.
Er wordt nogal een.s geklaagd over het
verdwijnen of schaarsch worden van som
mige vischsoorten, vooral de groote exem
plaren, in onze vischwateren.
,,0 n z o Zoetw'atorvisscher ij"
vestigt evenwel de aandacht op een andero
fout, een gebrek door overvloed, n.l de
overbevolking in sommige visch
wateren, vooral van kleine visch, die
daar er geen voedsel genoeg in hun zwem-
gebied is niet voldoende groeien kunnen,
klein blijven, en klein zijnde voorttelen, ten
g volge waarvan ook weer een klein en min
derwaardig nageslacht ontstaat, zoodat men
er eigenlijk nooit groote visch aantreft.
In dergelijke gevallen kan het wegvangen
van het kleine goed er slechts toe meewer
ken verbetering te brengen, te meer, daar
deze hongerige, slecht gevoede, kleine vis
sollen massa's kuit en broed van andero vïs-
schen verslinden.
Zoo is het bijv. in sommige polders in
Noord-Holland met de legio's kleine
baarsjes.
Afdoende verbetering kan soms verkregen
worden door die kleine visch uit polders met
overbevolking over te brengen in polders,
waar weinig baars is; de ondervinding leert,
dat ze zich dan dikwijls weer flink ontwik
kelen.
In andere polders is een dergelijke over
bevolking van witvisch, vooral voorn cn kol-
blei. In dat geval kan liet poten van waarde
volle roof visch, bijv. snoek en snoekbaars,
verbetering brengen, daar zij niet alleen
zelf meer waarde hebben, maar ook een nut
tige opruiming onder de te talrijke wit-
vischbevolking houden.
Bij het ontwerpen van den algemeenen
maatregel van bestuur, in verband met de
nieuwe Yisscherijwet en het vaststellen van
de maat op de visoli en den gesloten tijd, zal
betoogt het blad met het voorkomen
van deze overbevolking zeker rekening ge
houden moeten worden. Wanneer toch de
mogelijkheid tot het zoo noodige wegvangen
van de kleine visch, in gevallen als boven
geschetst, wordt afgesneden', zal va'n een
rationeele verbetering van den visehstand in
dergelijke wateren geen sprake kunnen zijn,
zal aldaar de visehstand niet zijn te regelen
in verband met de hoeveelheid van nature
in het water aanwezig voedsel.
Hier zal de al ge me ene maatregel van be
stuur aan de visscherijvcreenigiugcn en do
eigenaren van en rechthebbenden op het
visGhwater de noodige vrijheid van handelen
moeten verzekeren.
Een middenpart ij? vraagt het
,,U fcreohtsch Dagblad", naar aan
leiding van do volgende woorden van dr.
Bronsveld, geuit in diens jongste Kro
niek" in de ,,S temmen voor Waar
heid en Vrecl o."
,,De wensch van velen en van mij is, dat
er een middenpartij worde gevormd, waar
toe zij, die men vrij-liberalen noemt, behoo-
ren met do vrij-anti-revolutionnairen. Zulk
een partij zou het vertrouwen hebben van
de kern onzer natie cn zich weten te wach
ten zoowel voor socialisme als voor clen-
calisme."
Het ,,Utreohtsch Dagblad"
acht zoodanige samensmelting niet wel mo
gelijk, vanwege den invloed op ons staats
leven, welko in do programma's der ver-
schillende christ.-hist. partijen (de in
wording zijnde Chr.-Hist. Unie daaronder
begrepen) wordt toegekend aan de Heilige
Schrift.
Die samensmelting is bovondien niet wen-
scbolijk. Naarmate van hun persoonlijke
gezindheid, zouden sommige vrij-liberalen
het bovenbedoelde beginsel voor zichzolvon
aanvaarden, anderen zouden dit niet kun
nen. Het gevolg ware, dat een deel der vrij
liberalen de fusie mot de vrij-anti-rcvolu-
tionnairen meo zou maken, een ander deel
niet. Do gotalsterkte der saamgesmolten
partij zou dus kleiner zijn dan het totaal
der bciderzijdsche partijen voor do samen
smelting. Er zou een rest van vrij-liberalen
overblijven. De bciderzijdsche partijen ver-
eenigd, zouden minder kracht ontwikkelen
dan gesoheiden.
Maar redeneert het blad verder die
samensmelting is ook niet noodig. Immers,
va-n den tbeologischcn achtergrond afgezien
denken in politieke dingen de vrij^anti-
revolutioimairen en de vrij-liberalen, zoo
veel wij kunnen zien, althans in hoofdlijnen
eenstemmig.
Men kan beter resultaat bereiken door
Graaf Moltke's tactiek: ,,getrennt marchi-
ren, vereint schlagon." Bciderzijdsche par-
In een ,,Van den Hak op den Tak" in de
Arnhcmsche Courant" lazen wij
el.geen hier onmiddellijk volgt:
Reeds jaren g leden heeft men te Kam
en do kermis afgeschaft en vreemd is
et derhalve te lezen, dat 6inds dien de
ermis aldaar geregeld in bloei toeneemt.
)it jaar zijn allo plaatsen, waar de verma-
elijkhedèn gehouden worden, bezet...
Ook hier blijkt dus alweer, dat de groote
lasstt van het volk, ,,hct publiek", gesteld
B op een .weekje van pleizier". En dat is
r natuurlijk en daarin ligt niets laak-
aars, mits men pleizier weet te maken op
aisocnlijkc wijze. Ook te dezen opzichte
iO'. -et volk nog worden opgevoed. En nu
ei-staan wij onder „het volk" niet alleen
cn werkman, want ook behalve dezen zijn
r velen, die van elke feestviering een jan-
De 1 of dronkenmanspartij maken.
Bovendien staat het bij ons vast: wie wil
ïeewcrken om onze volksvermakelijkkcden
e veredelen, wie ons volk ontspanning wil
g o, pret wil doen maken, zonder dat het
aarbij vervalt tot ongebondenheid, brood-
Ironkenheid en erger, die were allereerst:
en alcohol. Waar deze nog noodig wordt
eachb om de feestvreugde op te wekken of
c verhoogen, daar raakt omdat velen
iet in staat zijn, maat te houden de wa-
e feesttoon zoek, het dier krijgt de over-
and in den mensch ende rest weet u.
den behoeft dan ook nLt tc belmoren tot
cn, die een afkeer hebben van 's werelds
eucagten, om onder zoodanige omstandig-
ci'len vóór afschaffing tc pleiten. Men zoe-
:c echter de oorzaak van het verkeerde
laar, waar ze is te vinden, en ontneme aan
iet volk niets, zonder er althans iets an-
Icrs, iets beters voor in de plaats te geven.
Ook te Rotterdam zal dc kermis
ol het verleden gaan behooren. Althans:
„Dc vroede Raad van Rotterdam
Nam onlangs een besluit,
Dat voor een deel der burgerij
Nu juist niet gunstig luidt.
De kermis, ook nog voor 't jaar acht,
Al stond ze voor de deur.
Heeft men zoo maar om hals gebracht.
En wel na kort gezeur.
Hij (dc Raad) velde met een meerder-
A1 was ze ook niet groot-, [hcid,
Met kalmte en vastberadenheid
liet vonnis van den dood.
Begraven is nu d' oude juf,
Het is met haar gedaan
Het mensch was kreupel, ziek on suf,
Er was geen redden aan".
Zoo oordeelt dc Rotterdamscho dichter
Boudcus, maar zoo heel stilletjes zal do
litvaart der kermis, naar we vreezen,
Diet gaan, Een der Raadsleden, die ge-
itemd heeft vóór do afschaffing, krijgt er
au al last van. Hij ontvangt telkens dreig-
>rievén, waarin hem een serenade met ke
telmuziek of een pak slaag wordt toegezegd,
t Ivan cr in Augustus wel eens roerig wor
den in Rotterdam! Een politic-agent al
daar, dien we spraken, vreesde helzelfd
en dal stemde hem, naar het scheen, niet
rottig. Geen wonderbenijdenswaardig is
bet haantje van politie-agent bij zulke troe
belen niet.
,,D e. Rotter d a ra m e r", schrijvende
>ver dc ergerlijke balddadighcid van
le straatjeugd in onze groote ste
len, legen welk euyp>' tot dusver allo
niddclen gefaald hebbdn, besluit:
Veel kan ter verbetering van deze booze
ïcigingen gedaan worden, cn wordt cr na
tuurlijk gedaan, door dc onderwijzers.
Negatief door vermaan, positief door de
>ogen van het jonge volkje voor het schoo-
ie van bloemen en planten te ontsluiten,
in hen te gewennen aan fatsoen.
Maar toch is er maar één afdoend mid-
h-l
En dat is: invoering van den maatregel,
lat aan bandeloozc kwajongens wegens door
ïen gepleegdo balddadigheden, terstond na
lun vergrijp, op het politiebureau een ferm
bak slaag wordt toegediend.
I)
Toen hij nu kalmer was geworden, wilde
5k van het oogcnblik gebruik maken, om
haastig van den commissaris afscheid te
Deinen. Deze echter die, zooals ik hier wil
Vermelden, toen als plaatsvervanger van
zijn afwezigen superieur geheel zelfstandig
x-schikte verzocht mij te blijven en het
herhaal over de inbraak m elk geval mede
Dan te hooien. Ik bleef gaarne, want ik
ial het maar dadelijk zeggen de man, die
hi zenuwachtige, koortsachtige onrust op
ie smalle bank voor mij zat, boeide mij; ik
roeide, dat hier iets bijzonders moest ge
beurd zijn; dat bet hier meer betrof, dan
:en van die schurkenstreken, waarbij ven
baar brutale kerels" met loopers en vijlen
>P roof uitgaan ter wille van den buit.
En nu vernamen wij op onze vragen, wcl-
hij, opniouw zenuwachtig wordend, weer
net, uitbarstingen van smart en wanhopige
dachten over zijn verlies beantwoordde, in
phsamenhangende woorden ongeveer het vol
lende: Hij was professor aan dc universiteit
Boeda-Pcst geweest, maar voor ongeveer
^pert jaar mot zijn voorlezingen geëindigd,
jjvijl zijn zenuwen hem noodzaakten rust Le
iieraen. Hij had zich toen onder bohandcling
yan een der eerste Boeda-Pester specialitei
ten gesteld en was op diens raad voor nu
Jes weken naar een koudwaterinvichting bij
$Veeneu gegaan, waar hij een kuur deed,
welke hem, volgens zijn bowcren, veel goed
$jad gedaan. Zijn vrouw had hem vergezeld;
'»c dienstboden waren in dien tijd met vei-
lof naar huis, de woning was gesloten ge
weest. Hij was gisteravond met zijn vrouw
teruggekomen cn vanmorgen vroeg, toen hij
czijn studeervertrek voor het eerst betrad,
had hij ontdekt, dat de brandkast openge
broken was en al zijn papieren ten bedrage
van honderd vijftig duizend gulden, even
als verscheidene kostbare sieraden zijner
vrouw, verdwenen waren 1 Aan de deur der
woning was, voor zoover hij kon zien, geen
zweem van een gewelddadige bewerking te
bespeuren, ofschoon de deur van buiten be
halve van het gewone slot ook nog van een
veiligheidsslot was voorzien.
De commissaris vroeg of iemand van het
dienstpersoneel of een ander tijdens de af
wezigheid van den professor ook een dupli
caat. van den woningslcutcl in zijn bezit
had gehad.
,,Neen."
Of hij ook jegens iemand verdenking koes
terde?
Hij aarzelde, doch daarop zeidc hij met
een beslistheid, welke, naar het mij voor
kwam, iets gedwongens had: „Neen."
Er was geen tijd te verliezen. De commis
saris liet een assistent tot het maken van het
proces-verbaal komen en wij begaven ons
met ons vieren naar beneden, namen een rij
tuig en reden naar de woning van den pro
fessor. De man woonde in een dor mooiste,
nieuwe straten van Bocda-Pest; in een van
die straten, waarin eigenlijk slechts welge
stelde, deftige lieden wonen en die niet voor
het hoofdverkeer in aanmerking komen. Do
geheele wijk maakte een voornamen, rusti
ger» indruk. Ook het huis waarin professor
Versegy woonde, droeg hetzelfde deftige
stempel. Het- was een nieuw gebouw en van
uit dc portiersloge zooals ik dadelijk op
merkte kon men iedereen, die de trap
opging of uit een der woningen naar bene
den kwam. zien.
De woning vap den professor bevond zich
op de- derde verdieping. Nog voordat wij ons
de deur daarvan lieten openen, beschouwde
ik met den commissaris de beide sloten. Zij
waren, voor zoover wij het zoo spoedig bo-
oordeelon konden, geheel ongedeerd. Wij
stelden een nauwkeuriger onderzoek tot la
ter uit en betraden, door den professor
voorgegaan, de woning.
Een doordringende reuk van kamfer,
naphthaline en peper trof dadelijk ons reuk
orgaan cn herinnerde er ons aan. dat de
vertrekken wekenlaug onbewoond waren ge
weest. Door een halfdonkere gang, waarin
verscheidene koffers stonden, waarop klee-
ren een bruine pelsjas, een regenmantel
en een damesjacquet geworpen waren,
ging het in het salon, waar de meubelen nog
met papier en hoezen waren- bedekt, cn ver
der naar het studeervertrek van den pro
fessor.
Wij wilden juist die kamer binnengaan,
teen uit een deur tegenover het salon een
nog jonge vrouw met opvallend regelmatige
trekken en bijna meisjes-achtige slankheid
op ons toekwam.
Met enkele woorden stelde de professor
ons voor.
„Mijn vrouw," zeido hij daarop.
Dat oogenblik is mij bijzonder duidelijk
in herinnering gebleven, want toen ik de
jonge vrouw in haar eenvoudig morgenge
waad uit de woonkamer hot salon zag bin
nentreden, was mij dadelijk, het bepaald
koninklijk edele in haar verschijning, en het
groote contrast tusschen haar voorkomen en
dat van den professor opgevallon.
tijen behooren dus naar onze mcening zelf
standig georganiseerd te blijven, maar
overwogen kan worden of het mogelijk is,
dat zij zich in 1909 vereenigen tot een
gemeenschappelijke actie bij de stembus
Het resultaat van zoodanige gemeenschap
pelijke actie zou volkomen beantwoorden
aan wat dr. Bronsveld en velen met hem
wenscheneen politiek, die het vertrouwen
heeft van do kern der natie en die zoo
wol tegen socialisme als tegen cloricalisme
waakt.
Ter bereiking van dit doel is echter de
eerste en noodzakelijke stap: versterking
van de organisatie der Vrij-liberalen.
Het kan zijn, dat zij in 1909 geïso
leerd blijven staandan mootcn zij zjoo
sterk zijn en van hun kracht zich zoo be
wust, dat zij een macht weten te vormen
in den strijd.
Het kan zijn, dat een tactischo afspraak
omtrent de verkiezingen wordt overwogen
dan moeten zij wederom zoo sterk en wel
bewust optreden, dat zij bij zoodanige af
spraak een machtsontwikkeling weten aan
te bieden, waarmee rekening te houden valt.
Blijven zij laks bij de pakken neerzitten,
dan zal inderdaad gebeuren;, wat do-or dr.
Bronsveld niet zonder grond wordt ge
vreesd: dat de keus bij herstemming, of
zelfs wellicht bij eerste stemming tusschen
een socialist en een voorstander der anti
these beperkt blijft.
Het Atjeh-rapport.
li.
Verschil p unto n.
In een tweede hoofdstuk geeft rapporteur
een denkbeeld van de bij die gelegenheid
aan Van Daalen verstrekte instruction, ne-
derkomende op de noodzakelijkheid van het
hooghouden van het gezag der landschaps-
boofden voor een goed bestuurop tact-
v o 1 gebruik van dwangmiddelen.
Mededeeling wordt gedaan van het ver
schil in opvatting tusschen rapporteur en
Van daalen betreffende die dwangmiddelen,
welke door dezen laatste soms zeer werden
verzwaard, o. a. bij de toepassing van het
boetestelsel, het gevangenzetten van hoofden,
opsluiting van vrouwrcn en kinderen van
voorname uitgewekenen.
Van Daalen had hier aanhouding door in
hechtenisneming vervangen.
Waar tegenover de hoofden door Van
Daalen heil werd gezien in groote gestreng
heid, daar ademde zijn optreden ten opzich
te van het welgezinde deel der bevolking
denzelfden geest. Dien breeden zoom der
Atjehsehe bevolking moet men trachten het
leven z-*- min mogelijk onaangenaam te
maken. Van Daalen handelde echter niet
on ^.ie wijze. Nut werd vooral door hem ge
zien in het opleggen van zware straffen, be
boeting, enz. van landschappen of kam
nnners. Het is echter vooral Van Daalen's
eerste bestuursjaar, dat in dit opzicht re
den tot criliek oplevert; de talrijke aan
schrijvingen van den laodvoogd waren door
den gouverneur opgevolgd cn hadden verbe
tering gebracht.
In hooger genoemde instructie (24 Deo.
1907) waren voorschriften van voorloopigen
aard gegeven, bedoelende de politieke boete
oplegging in Groot-Atjeh geheel te doen sta
ken en die in de overige afdeelingen zooveel
mogelijk te beperken.
Rapporteur stelt, nu de vraag, of wellicht
Van Daalen's régime, het moge dan een af
wijking zijn van het zijne, wellicht in de
praclijk zijn deugdelijkheid heeft bewezen,
waardoor het boven dat van rapporteur zou
moeten worden verkozen.
Dc toestand achteruitgegaan.
Deze vraag dient ontkennend beant
woord. De algemeeno politieke toestand ïs
onder Van Daalen's bestuur achteruitge
gaan in het Zuidelijk deel der Westkust
de onderafdeelingen Meulabah en Ta-pa
Toean en in de 'Pedir- en Pasei-streek ter
Noordkust, stationair gebleven, althans niet
vooruitgegaan, in de overige deelen der On-
derhoorigheden, met uitzondering wellicht
van een deel der Oostkust en Poelo-Raja,
terwijl ook in Groot-Atjeh merkbare teeke
nen van vooruitgang niet- waren te bespeu
ren Ook do door rapporteur geconstatecr-
Eenvoudig en op een wijze, welke het go-
beurde als een slag van het noodlot opnam,
waartegen geen klagen, maar slechts bezon
nenheid en doortastendheid konden wape
nen, verzocht zij ons, het tooneel der mis
daad in o ogenschouw to nemen. Men hoorde
daarbij aan de een weinig zingende en eigen
aardige wijze, waarop zij de klinkletters van
het Duitsch uitsprak, dat ook zij ev.nals
haar man gewoon was, Hongaarsch j spre
ken.
Wij traden dus nu het studeervertrek van
den professor binnen en onmiddellijk violen
ons de kenteekenen van de inbraak met een
voor den criminalist opvallende duidelijk
heid in het oog. De deur van do brandkast
stond wijd open Op een stoel lagen dooreen
gewoelde bileven en papieren, andere schrif
turen waren met ik zou haast zeggen:
met een zeker demonstra tief wandal isme
verscheurd, verfrommeld en in het rond ge
strooid.
De meubelen waren gedeeltelijk op zijde
geschoven cn de vloer om de brandkast was
met afgebrande eindjes kaars, sigaretten-
asch, afgebroken stukjes ijzer en ijzervijlsel
bezaaid.
Ik moet opmerken, dat deze eerste vluch
tige beschouwing van het vertrek op mij een
zonderlingen indruk maakte. Ik was toen
bijna twintig jaar in dienst; ik kende do
eigenaardigheden der „dieven van professie"
zooals weinigen; do lieden, die in onze groote
wereld een afgesloten wereldje op zichzelf
vormen, hebben gemeenschappelijke typische
gewoonten en gébruiken alsof zij van één ras
afstammen, van één slag zijn. Mij viel den
wanordelijken toestand der kamer op: dat
was buitengewoon, dat week af van den
regel. Een inbreker moge koelbloedig door
de mocdeloozc stemming en gevoel van
machteloosheid drukken de balans van het
régime Van Daalen in niet geringe mate.
Heerendiensten, belas
tingen, enz.
Rapporteurs bevinding betreffende do
hoerendiensten en de inkomstenbelasting
was in hoofdzaak gunstig. De aanslag in de
belasting is met do meeste gematigdheid
geschied. Ook de heerendiensten, naar de
door Van Daalen gemaakte regelingen, kun
nen niet drukkend worden genoemd.
Werd over de gewone heerendiensten
van onderhoud van wegen, enz. niet ge
klaagd, zoo bleek wel bezwaar tegen do
transportdiensten.
Maatregelen zijn getroffen om in zulk
werk op andere wijze te voorzien.
Wat de klachten betreft over dwang in
zake cultuuraangclegenhedcn, bleek rappor
teur, dat inderdaad op dat gebied leering
en leiding wel eens meer dan mot een goed
politiek beleid is te rijmen, in bevelenden
vorm zijn gegeven. Strafoplegging aan do
bevolking ter zake van niet nakoming van
dergelijke bevelen, heeft echter niet plaats
gehad.
Wat te doen valt.
In een derde hoofdstuk behandelt rappor
teur de vraag wat te doen is om in Atjeh
spoediger tot afdoende resultaten te komcD,
de pacificatie sneller te doen voortschrijden.
In verband met die vraag geeft rappor
teur een eenigszins uitvoerig verslag van
den toestand en kenschetst hij den aard van
het nog ondervonden verzet.
Militair systee m.
Dit eceft hem weder aanleiding tot de
conclusie te komen, dat het tegenwoordig
Rvsteem van militaire actie, in beginsel on-
veranderd moet blijven, al zijn zekere be
denkingen tegen het huidige stelsel van mo
biele colonnes juist te achtenin dat stelsel
zal een principieele wijziging moeten ko
men.
Er zullen moeten gevormd worden enkele
mobiele colonnes van uitgezochte, tegen ver
moeienis geharde soldaten, geëncadreerd
met mannen van hetzelfde gehalte en aan
gevoerd door Atjehsch-sp rekende officieren,
eenre Christoffel.
Aan deze colonnes zal riet een bepaald
terrein worden aangewezen, maar een spe
ciale taak; aan den commandant van elke
colonne zal de opsporing van een bepaald
hoofd worden opgedragen, in den geest als
ten opzichte van den vorst van Gowa, enz.
is geschied.
Troepenvermeerdering o n-
noodig.
Voor dit doel zou, zoowel naar hot gevoe
len van vran Daalen als van rapporteur de
in Atjeh aanwezige troepenmacht voldoen
de sterk zijn. Enkel was vermeerdering ge-
wenseht met liet uitgelezen troepje, hetwelk
door Christoffel is medegevoerd.
Wanneer het aan zulke mobiele colonnes
gelukt zal zijn aan het grooto bendewezen
een einde te maken, zal het kleinere bende
wezen van zelf verloopen: zijn de speurco-
lonlies met haar hoofdtaak gereed, dan kun
nen zij, waar noodig, de civiele bestuurders
bij het kleinere werk, om de rooverbenden
te verdrijven, bijstaan.
Wordt in voege voorgeschreven met de
militaire macht geageerd, met vermijding
van ruwheid en willekeur en zondur de be
volking anders dan in geval van bepaalde
onvermijdelijkheid lastig gevallen met
transportdien ten en levering van voedsel,
zij het ook tegen betaling, dan zal binnen
niet langen tijd allerwege een gunstiger toe
stand iutred-n.
Vermeerdering van troepenmacht zou het
doel niet eerder doen bereiken.
Noch wegens het kunnen geven van meer
rust aan de troepen, noch wegens de moge
lijkheid om het aantal of de sterkte der pa
trouilles te vermeerderen behoeft de troe
penmacht aangesterkt.
Van de troepen op Atjeh wordt veel
gevergd, maar beslist onjuist is, dat er te
veel van wordt gevergd. De zicktecijferg
van den troep zijn niet ongunstig en in de
laatste drie- jaar voortdurend verbeterend
Vermeerdering van het aantal patrouilles
acht gouverneur Van Daalen niet noodig
zijn daad den beroofde ten gronde richten,
tot een bedelaar maken, zoo heeft hij toni,
eenmaal in het bezit van zijn buit, ook
meestal dat paradox medelijden met zijn
slachtoffer, hetwelk hem goedmoedig doet
zeggen: „De arme drommel zal het ten min
ste niet dadelijk merken, ik zal voor het
oog alles weer in orde brengen, opdat hij
niet te veel schrikte Aldus komt het, dat
hec tooneel der grootste misdaad er op den
eersten blik volkomen ordelijk uitziet, tot
dat men bij nader beschouwen bemerkt, dat
deze orde bedrieglijk is. In elk geval is zij
in den regel voorhanden, hetzij, zooals ge
zegd, als een uitvloeisel van een zekers'
goedhartigheid, hetzij als een gevolg van
berekenende voorzichtigheid, welke de spo
ren der daad wil verbergen, om vóór de
ontdekking zooveel mogelijk tijd to winnen.
Hier was van deze gewoonte afgeweken
de inbrekers hadden óf geen tijd meer gehad,
zich langer in de woning op te houden, öf
en de roekelooze behandeling der schriftu
ren scheen mij daarop te wijzen deze ver
woesting was mot opzet aangericht- Dit punt
was in geen enkel opzicht duidelijk. Het.
geval begon mij reeds to boeien, bezig te
houden, toen ik in den waren zin va.: hot
woord, nog slechts op den drempol van hot
vertrek, op den drempel van elk nauwkeurig
onderzoek, stond.
De vraag van don commissaris verstoorde
mijn gedachten.
„Is alles nog juist zoo, als u hot gevon
den heeft, professor? Is aan den toestand
van de kamer niets veranderd? Lag dat
alles juist zoo wanordelijk rond, als toon
gij vanmorgen vroeg voc-r het eerst dit ver
trok botradt?"
f"-!. (Wordt vervolgd.)