FEUILLETON. Onder den grond. Nieuwa S&aa&sels. „Drommels, dacht hij, als die man mijn cassette wilde bewaren kon ik mijn reis met een gerust hart voortzetten." Hij ging denzelfden avond naar het opge geven adres en werd beleefd ontvangen. Toen hij het doel van zijn bezoek blootlegde, vond hij dadelijk gehoor. De grijsaard wilde voor dezen dienst volstrekt niet beloond worden, on wilde zelfs, toen de koopman hom verzooht de waarde van één der dia manten te willen uitbetalen, daar bij natuur lijk geld moest hebben, om te reizen, dezen sfceeu veel te duur betalen. Daarna moest hij mee om te zien dat de cassette in een der brandvrijs kelders van hot huis geplaatst word. Ook brandgevaar was dus uitgesloten, en de koopman zegende het toeval, dat hem met zulke brave lieden in aanraking had gebracht. Hij ging op reis, bezocht Turkije, Klein- Azië en Egypte, genoot het leven en werd een geheel ander mensch en dacht eindelijk na twee jaren eens thuis te gaan kijken. Te Venetië te komen, ging hij naar den grijsaard, doch deze scheen hom niet te herkennen, evenmin als zijn bediende. Hij waa daarover zeer verbaasd doch zijn ver wondering verkeerde in woede, toen de be diende, op zijn vraag naar de casette, don vinger aan het voorhoofd bracht om hom te toonen dat het bij hem niet pluis was. Nil begon hij heer en knecht uit te maken voor al wat leelijk is, waarop de grijsaard antwoordde „Mijnheer, deze aardigheid heeft nu lang genoeg geduurd. Daar ik niet de eer heb CT te kennen, zult U zeker wel willen ver trekken." En heer en knecht duwden hem met vereende krachten in zijn gondel. Nu schoot er niets anders over, dan zich tot de justitie te wenden, doch het hielp hem weinig, want de grijsaard zeide voor 8e rechtbank: „Kom, mijnheer de rechter, U zult toch niet gelooven dat een handelsman zulk een groote som zal uitleenen zonder kwitantie I" En dit argument scheen zóó overwegend, dat hij onschuldig werd verklaard. En men vond hem nog zeer edelmoedig, dat hij zijn beschuldiger niet aanklaagde wegens laster. De koopman was aan groote wanhoop ten prooi, toen bij het verlaten van het ge rechtsgebouw een onbekende tot hem zei: „Mijnheer, ik geloof dat gij in een be treurenswaardige dwaling verkeert, doch misschien zijt gij wel te helpen." „Mijnheer," was het antwoord, „om mij trft de verlegenheid te redden, zou een won der noodig zijn/' ,vAeh, zeg maar niets, en ga mede." En d© koopman die begreep dat hij er niets bij verliezen kon, noodigde den vreemdeling in xajh gondeL M) Het bleek nu dat men met een van die ge weldige overstroomingen te doen had, die aarde, boomen en rotsen doen splijten en de menschen meesleepen naar de schachten en galerijen om daar ten slotte te verdrin ken. Martha kon niet meer loopen. Andreas zette haar op zijn schouder en toen zeide zij od haar lieve manier: „Ik maak mij zoo licht als ik kan." Het water reikte hun reeds tot de knieën. Plotseling kwam i zij bij een kruispunt tsuschen een menigte vluchtende werklieden. Eensklaps weerklonk de kreet: „Het water stijgt nog steeds." En het ergste van alles was, dat, zooals men zeide, ook de beschoeiingen van den uitgang gebroken waren. Men hoorde een dof geruisch: het hout, geheele planken zwichtten voor het water, dien vreeselijken vijand. De opzichters beproefden te vergeefs de orde te handhaven; hun stemmen werden in het lawaai niet gehoord, het zweet, dat Andreas van het voorhoofd droop, verblind de hem de oogenzijn beenen verstijfden van koude. Gelukkig was hij groot voor zijn leeftijd en had de lengte van een mid- Zij voeren verschillende grachten door, tot zij stilhielden voor een huis dat er zeer armoedig uitzag. Daar gingen zij binnen. „Mijnheer," zeide de vreemdeling, de ellende waarin ik mij bovind, is het werk van denzelfden schurk die U bestolen heeft Voor drie duizend dukaten heeft die aartshuichelaar mij afgezet. Ge begrijpt dus dat het mij een waar genoegen zal zijn, hem te ontmaskeren Ga naar de haven, Vertel Uw ongeluk aan een van Uw landgenooten en breng hem mee hierheen. Met ons drieën zullen wij den schurk wel straffen. Acht dagen later Ontmoette onze koop man aan de haven een landgenoot, en nam hem mede naar den onbekende. Op aanwijzing van dezen huurden de beide kooplieden nu ieder een gondel en gingen 's nachts naar de woning van den grijéaard. In de eerste gondel zat de nieuw aangeko mene met zijn bediende, in de andere zat bet slachtoffer der huichelarij van den grijsaard, met drie groote kisten gevuld met kcisteenen. Bij den grijsaard toegelaten vertelde do nieuwaangekomene dezen ongeveer hetzelfde wat de andere twee jaar geleden gezegd had. Alleen sprak hij niet van één casette maar van drie kisten vol goud en kostbaar heden. Men begrijpt dat hij goed ontvangen werd. Geholpen door ziin bediende zette bij de kisten in de brandkluis, toen de grijsaard plotseling tot ziin onsteltenis zijn slacht offer zag binnentreden. Hij vloog hem om den hals en zeide: „Gelukkig dat- gij daar zijt, ik vreesde al dat gij dood waart! Hier is Uwe casette." En zachter voegde hij er bij „Als gij geen woord rept over het proces, geef ik do vijfhonderd dukaten toe." Een kwartier later, waren beide Fran- schen op weg naar het huis van den onbe kende, die natuurlijk de vijfhonderd duka ten ontving, waarmede de grijsaard zich een medeplichtige liad willen koopen. De zaak werd ten tweede male aangegevn en de grijsaard, die meer dan één misdaad op zijn geweten had, zit op het oogenblik in een cel, naast die van zijn vroegeren bediende. Ingez. door „Rozenknop". I. 2 3 4 is een deel van het hoofd. 6 7 8 9 is een welriekende bloem. 1 11 5 is een boom. 10 11 is een verkleinwoordje. 3 9 een sterk dier. delmatigen man. Nu waa hij evenwel uitge put en moest, om adem te scheppen, Mar tha even tegen den muur zetten; het water kwam haar tot liet middel. Andreas was een weinig uitgerust en nam zijn last weer op, voortgeduwd door de me nigte, die naar den uitgang drong. Hii stelde Martha gerust: „Wij zijn er I nu zijn wij gered; houd maar moed." Wat gebeurde daar boven? werkten de bakken nog? Zouden zij het daglicht nog ooit aanschouwen?" Van de bovenste galerijen konden al hon derden werklieden naar boven gebracht zijn. Andreas en Martha waren met verscheiden anderen aan de beurt om in den bak te stap pen, teen uit de menigte een wanhoopskreet opging. Het vreeselijkstc was gebeurd: Ach ter een bak, dien men, dank zij de lampjes der werklieden die er in stonden, in het don ker kon zien opstijgen, barstte de beschoei ing van den put; de aarde brokkelde af, het zand liep weg, de put vulde zich. Die bak, die daar met zijn last omhoog steeg, zou niet terug komen And.t as gaf zich rekenschap van het ge vaar en dacht aan de ladders. Maar hoe zou hij de zes en twint'g ladders, die hem van den begapen grond scheidden, opklimmen, met Martha op de schouders? Toch moest hij het wagen. Hij nam zijn last weer op en ging naar den reddenden ladder voor welken ^en menschen zich ver- Ingez. door „Lente." II. Neem uit elk der zinnen één woord, die samen eeD spreekwoord vormen. Ik smeed een plan tegen hem. Hoe laat is het? IJzer is een metaal. Als de tram al vertrokken ia, gaan wij loopen. Het is warm vandaag. De even is gloeiend heet. Waar is JanP Ingez. door een „Raadselvriendinnetje". III. Mijn geheel bestaat uit 9 letters en if een schuilnaam van een der Raadselkinderen. Aap een huis zit een 6 2 1. 1 7 7 8 is ee: metaal. 4 7 1 is een speeltuig. Men gaat eiken avond naar 6 9 8. Op de kermis staan 4 9 3 4 5 3. Een 8 2 3 is de naam van een boom. De visscher gaat visschen met een 3 6 4. 5 8 2 is een dorpje in Gelderland. Ingez. door Geertruida en Marinus Staflen. IV. Mijn geheel heeft 11 letters, 3 lettergre pen, en is voor iemand met een slecht ge- zich onmisbaar. 2 9 10 8 is een kleur. Ik heb mijn 9 10 6 4 bereikt. I 3 6 2 is in den zomer een verfrisscbende drank. 6 3 6 8 is voor menig mensch verkwikkend. II 7 96 11 is een meisjesnaam. 10 11 is een sterk dier. Ingez. door „de Witte Roos", te Zocter- woude. V 3 4 5 vindt men bij het kippenhok. 3 7 8 9 drijft op de melk. 1 2 4 3 is een vrucht. 6 7 8 3 gebruikt de timmer map. 2 4 3 wil iedereen graag bezitten. 7 8 3 is een lichaamsdeel. 6 -l 2 5 is een lichaamsdeel. 6 7 8 9 staat langs den weg. 6 7 8 5 2 5 kan men eten. Mijn geheel bestaat uit 9 letters en is een vruchtboom. Onderlinge Correspondentie. Marinus Ulden, Oranjegracht 33, zou gaarne de letter K van de Quaker Oats, ont- va: gen. Hij geeft daarvoor in ruil de Q, W, A. E. R of de cijfers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8. drongen. Een hevig gedrang dreef hem de eerste sporten op. Andreas had Martha voor zich neer gezet, steunde haar en be stuurde haar voeten. Hij verbaasde tien over de geestkracht van dit teere kind, dat zonder een klacht voortliep, terwijl ze de zwakke handjes openhaalde aan de boven ste sporten, waaraan zij zich opheesch, terwijl hij haar zoo goed hij kon tegen den vreeselijken drang van beneden beschermde. Reeds waren zij een heel eind gevorderd, toen een der sporten waarop zij stonden be zweek en zij beiden naar beneden vielen Hoe zij terecht kwamen op een massa licha men zonder dat hun lampen uitgingen, zou den zij onmogelijk kunnen verklaren. Wat nu te doen, terwijl het water lang zaam maar zeker steeg? Nog eens de ladders opklimmen, danra-i- viel niet te denken; het was trouwens on mog 'ijk geworden. Toch bleef hem éét hoop over. Daar alle pogingen, om uit d mijn té komen, verijdeld waren, moest h de bovenste lagen zien te bereiken, als ct instortingen den weg ten minste niet ree' versperd hadden. Hij beproefde zijn gezellin gerust te st len: „Ik heb een uitstekend plan, Martha, n - één inspanning en wij zijn in veiligheid let vooral goed op je lamp. Het water raakte nu zijn borst. Hij ken de den weg; spoedig bereikte hij een der aderen, waar hij vroeger gewerkt bad. Hij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 12