LSIDSGH DAGBLAD, Zaterdag: 20 Jirni.
Anno 1008.
No. 14823.
Brieven van een Leidenaar.
Tweede Kamer.
FEUILLETON.
IJ t>l>o Galama.
ccxxx.
Do teekcneii wijzen er op dat wij in de
komende Augustusdagen niet te kort zul
len doen aan de faam, die uitgaat van de
Oud-I lollnndsehe gastvrijheid.
Wij zullen in de laatste week van Augus
tus een groot aantal Ilollaudsch sprekende
vreemdelingen binnen onze poorten herber
gen, zoo tusschen dc GOO a 900 personen
hoorde ik begrooten. Die mcnschen zullen
zich, zooals dit op een Cougrcs hoort, bezig
houden met allerlei gewichtige zaken, taal
kunde, letterkunde, geschied- en oudheidkun
de, onderwijs, toonccl en muziek, weet ik
waarmee al niet. Doch daartussclien-in en
daarna de boog kan niet altijd gespan-
aen blijven en velen der gasten zullen het Con-
grésbezoek tevens als een aardig uitstapje
beschouwen gaan ze graag van een en
ander, wat hier alzoo te genieten valt, pro-
/iteeren. En daarvoor zal denk ik wel gele
genheid in overvloed zijn.
Een ondcrafdeeling van de zeer talrijke
Regelings-commissic is dc Commissie voor
de Ontvangst en de feestelijkheden; wat die
op haar programma heeft weten wij nog
wel niet., maar behalve het bedrag dat dc
burgerij reeds voor dit doel heeft toegezegd
cl nog zal afstaan, verleende dc gemeente
een subsidie van hoogstens f2000. Als met
zulke bedragen gewoekerd wordt, kan er
heel wat mee worden gedaan.
Maar daarbij zal liet niet blijven.
Immers de Leidsch^ Vereeniging tot be
vordering van liet Vreemdelingenverkeer
nccft terecht gevoeld, dat ook zij geroepen
was, hare medewerking te verleenen tot de
veraangenaming en dc ontspanning der cou-
gresbezoekers.
En wat *ij wil doen is, in hoofdtrekken
althans bekend.
Zij wil organisceren een Oud-IIolland-
scho Markt, op het Pietcrskcrkhofplein, dat
bereids door den gemeenteraad voor dit doel
werd afgestaan.
Ik weet daarvan reeds ecnige meerdere
bijzonderheden en geloof de nieuwsgierig
heid der Leidenaren cenigszins te kunnen be
vredigen, wanneer ik er alvast wat van ver
tel.
Eerst moet ik daarbij een misverstand uit
den weg ruimen. Velen schijnen in do dwa
ling te verkeeren, dat hetgeen op het Pic-
terskerkhofplein zal worden vertoond een
verkapte kermis zal wezen. „Niets is min
der waar dan dat."
Verschillende ondernemers op de buiten-
kermis bij 't Postkof waren ook iu die mea
ning en meldden zich voor een standplaats
bij het bestuur aau. Hun verzoeken zijn
natuurlijk gewezen van dc hand, misschien
wel voor kennisgeving aangenomen. „Vreem
delingenverkeer" denkt er natuurlijk niet
ean met kermisvermakelijkheden uit te Ico
nen
Wat daar straks op het rustige Pictcrs-
kerkkofplcin zal verrijzen zal de klassieke
omgeving niet ontwijden, bet middcleeuwsch
marktplein zal zich waardig aansluiten, bij
de statige Pieterskerk, 't forschc 's-Graven-
etein en 't stemmig Jan Pesijnshofje.
Levendig zal het er wezen, zooals we ons
kunnen voorstellen, dat de tijdgenooten van
Rembrandt konden ziju, vroolijk en goed
lachs, maar wat op kermisroezemozs gelijkt
zal men er verre houden. Niemand zal zich
behoeven tc schamen do poort, die aan den
ingang van het plein en de Kloksteeg zal
gebouwd worden, binnen te gaan.
Daar zal in het midden van het plein,
waar nu een bloedarm plausoentje kwijnt,
een muziektempel verrijzen, naar 15de
eeuwsch model gebouwd, waarin ons Stede
lijk Muziekkorps naar wij verwachten in de
kleedij uit die dagen, Oud-Hollandsche mu
ziek ten beste zal geven, afgewisseld door
■andere muziek, uit de oude doos.
Verder zal naar den kant van 's-Gravenstein
een openlucht-theater worden opgericht en
als iemand mocht meenen, dat we daarmede
op de grens van het kermisachtige zouden
komen, zoo niet er over heen, dan kan ik
liem onmiddellijk geruststellen. Het bestuur
van „Vreemdelingenverkeer" heeft zich reeds
in verbinding gesteld met de verse bill en do
hier ter stede gevestigde sport-vcrecnigingen
en hoopt uit de boste krachten onder de Leid-
schc sportmannen een vendel te vormen,
dat in dat theater vertooningen zal geven
en optochten zal formeeren, zoodat men dc
congresleden in ommegang door onze veste
kan geleiden bijv. van Zomerzorg naar het
Stadhuis, de vergaderzaal of naar... het
marktplein zelf.
Aan den kant van de kerk cn aan do
overzijde zullen, als ik het goed begrepen
heb, schuin tegenover elkaar twee groote
taveerne's opgericht worden. Wij weten im
mers dat onze vaderen uit de vorige eeuweu,
vroolijk eu gezellig als ze waren graag
eens een zoopje in dc taveerne namen. Daarbij
zullen zich aansluiten kleinere gebouwljes:
een theehuis, ccu melkhuis een bierknijp, win
kels voor „toebach en cigaren," kramerijen,
bloemen, aardewerk, 'n zilversmidswinkel en
winkel van oudheden, stalletjes met Oos-
tcrsche vruchten, een zuurkraam, enz. enz.
De gehecle groepeering van den genoemden
ingang, tot den uitgang aan de Muskadel-
steeg, zal zoo trouw mogelijk weergeven een
Oud-Hollandsche Markt, in écn woord.
Mij dunkt dan ook dat het Pieterskerk-
hol plein in de Congresdagen het groote aan-
trekkingspunt zal vormen, voor stadgenoot
en vreemdeling. Ik stel mij voor, dat de
gulle, van vroolijkheid houdende Vlamin-
gers, die natuurlijk in grooten getale aan het
congres zullen deelnemen, er zich vooral op
hun gemak zullen gevoelen, en de Hollan
ders niet minder.
Dat hel plan van „Vreemdelingenverkeer,"
waarvan de uitvoering aan knappe deskun
digen is toevertrouwd, al dadelijk met sym
pathie is ontvangen blijkt wel hieruit, dat
het vrij groote waarborgfonds, binnen korten
tijd volteekend was.
Dc Leidschc burgerij voelde, dat dit plau
moest slagen als liet flink en onbekrompen
kon worden uitgevoerd. En daarom heeft het
royaal iu den zak getast.
Ook liet dagelijks stijgend aantal nieuwe
leden van „Vreemdelingenverkeer" is 'n be
wijs boe men in breede kringen voelt voor het
geen deze voreeniging op het getouw heeft
gezet.
De Eegeliiigscommissie voor het. Congres
mag zich wel gelukkig prijzen dat zij bij
haar pogen om liet den gasten, die in Augus
tus in de Sleutelstad komen, aangenaam
to maken, in „Vreemdelingenverkeer" zulk
een welkome bondgenoot heeft gevonden. -
Toch zou ik namens mijne medc-Leitbnaren
'n verzoek willen richten tot 't bestuur der
vereeniging en willen vragen of het ook niet
zorgen kan dat zij, die niet in eenige betrek
king staan tot het Congres, eens een of meer
kecren van haar Markt kunnen genieten. Zou
het kinderfeest op Koninginnedag daar zijn
middenpunt niet kunnen vinden, en zou in
verband met dien nationalen feestdag er op
31 Augustus ook niet een volksfeest kunnen
worden gehouden
't Zijn maar vragen die ik onder de aan
dacht van het bestuur van „Vreemdelingen
verkeer" breng, overtuigd als ik ben, dat
het gaarne zal willen medewerken om dan
zooveel mogelijk vreemdelingen en ingezete
nen liet leven*te veraangenamen.
De tijden zijn ernstig zeker, en iemand
wicn ik van de feestplannen sprak wierp mij
tegen, dat het hoofd van velen niet naar feest
vieren staat.
Als er onder mijn lezers ook zijn die er
zoo over denken dan zou ik hun antwoor
den wat ik dien man antwoordde: Juist zij,
voor wie het leven moeilijk is en die het
ernstig opvatten, hebben de meeste behoef-
om zich bij tijd en wijle op prettige en te
vens waardige wijze te ontspannen.
Dus zal ik met genoogeu zien dat ons
stil en rustig gelegen Pieterskerldiofpicin,
dat zeker nooit zal hebben gedroomd nog
eens een punt van aantrekking te worden
voor vreemdeling en ingezeten, straks aan
het publiek verkeer zal worden onttrokken
om langzamerhand te worden herschapen in
iets uit vervlogen eeuwen: een Oud-
Hollandsch Marktplein.
Kunst, letteren, enz.
Jan Feith, heeft Heijernians gesproken
over diens levcn-verandcring, m Berlijn.
Het oordeel valt ten nadeele, zóó ten na-
deele van Holland uit, dat voor ons een
latere reactie hierop, niet vreemd zou zijn.
Jan Feith voert Heijcrmans sprekende in.
Wij lichten een stukje uit het verhaal dat
in het „Handelsblad" staat.
Dat is natuurlijk de vraag: waarom
is hij toch eigenlijk naar Berlijn gegaan?....
Maar nu weet je, net zoo goed als ik, dat
als je schrijft, als je toch al geregeld aan
den weg timmert, 't een vervelend, een moei
lijk cn lastig ding is, om over jc zelf te spre
ken. Natuurlijk zegt de helft vau de men-
scheu: liij praat over zich zelf, dus maakt-ie
reclame voor zich zelf. Daarom, wees nu as
jeblief wat discreet, als ik wat zit te praten
over Berlijn, en vertel waarom ik uit Holland
ben verhuisd, eu vooral als ik niet kan na
laten, een vergelijking te maken tusschen
do toestanden op letterkundig cn tooneelge-
bied iu Holland en in Duitschland.
Want ik zet voorop, dat ik altijd heel veel
van Holland en de Hollanders heb gehou
den, en dal ik nog van ze hou'maar dat
ik tegelijk ecu groot respect voor de Duit-
schers heb gekregen en met den dag meer
't Is dan, juist in ons vak van schrijver,
toch wel zoon groot onderscheid 1
Je weet, dat de eigenlijke reden waarom
ik uit ons land ben weggegaan, geweest is
de Berner Conventie... 't Wordt vervelend
misschien, om daar altijd weer op terug te
komenmaar dat kan ik toch niet helpen,
't Is immers mijn beroep om te schrijven,,
en als je dan t.ien jaar lang feitelijk besto
len wordt, zonder dat je d'r iets aan kunt
doen, èn in het buitenland, omdat ons land
met is toegetreden tot de Berner Conventie,
èn ook in je land zelf, dan loopt dat einde
lijk de spuigaten wel eens uit.
Als auteur, die afhankelijk is van zijn
pen, heb je in Holland geen rechten, ben
je in je eigen land als een burger zonder
burgerrechtenterwijl ik nu iu Berlijn een
vreemdeling ben, maar een mèt burgerrech
ten.
Wat elke bakker, slager en kruijenier in
Holland geniet, het aanspraak kunnen ma
ken op zijn récht dat kan in Holland
alleen een auteur niet.
En nu weet je niet hoeveel goed jo dit
gevoel van bescherming m het buitenland
doet, maar ook hoe onaangenaam het is als
je je daar bekend maakt als Hollauder cn.
je krijgt er de ergerlijkste staaltjes over
dio literaire hebbelijkheid van ons te lioo-
ren. Verleden kreeg ik nog zoo iets van
Kadelburg te slikken. „U is Hollander,"
zei hij, „dan moet ik u toch eens vertellen
wat ze verleden met mijn stuk „Huzaren-
koorts" in Holland hebben gedaan. Ik wist,
dat het in Holland geregeld werd gespeeld,
en dat ik geen recht kon laten gelden op
eenig honorarium; maar ik schreef toch een
ironisch briefje aan den directeur van het
gezelschap, dat het stuk speelde, en zei, dat
er voor den Duitschen auteur zelfs geen
glaasjo Hollandsche jenever was overge
schoten. En weet u wat ik als antwoord van
dien Hollandschen schouwburg-directeur ont
ving?Een prijscourant van Lucas Bols."
Nu, dan trek je als Hollander een onge
lukkig gezicht en jc schaamt j2 eigenlijk 1
„Met de Grotius naar Genua" vindt in
„Buiten" het slot van de zeereisbeschrijving,
kiekjes van boord cn als laatste kiekje, de
automobiel waarmee dc terugreis wordt on
dernomen, die uit dc „Grotius" wordt gehe-
schenhangende aan ccn kraan met een lich
ter naar den wal gebracht. De drie reizi
gers zitten in het zware gevaarte dat aan
louwen cn ijzeren kabels hangend, deuken
doet aan een luchtballon-schuitje.
„Nieuwe Banen", onder redactie van
dr. A. H. de Hartog, geeft weer keur van
stof.
„Natuur en Geest" van den redacteur
zelf, vindt in dit nummer zijn slot.
Over het begrip „Wetvervolge prof.
dr. A. Dorner.
Van prof. dr. F. Cannegieter wordt beo
boekje. „De moderne Richting'' besproken;
bet deelte uit tic „Kerk en Sccte", serie der
H ol 1 a nd i a- d r u kkc r i j
Naast grooten lof aan dit werkje, dat hem
een getuigenis van geloofs-ei varing dunkt,
kt men toch kleine bezwaren er togen opzet
ten. Het is i\iet universeel genoeg, het houdt
niet in liet algemeen-menschel ijk; dit woord
van prof. Cannegieter moet te optimistisch
voor sommige naturen zijn. Het is te \cel
des schrijvers eigen znle-leven dat hier
spreekt. Anders aangelegde naturen zullen
in hetgeen hij zegt geen vollc-digen vrede
kunnen vinden.
Dit tijdschriftje heeft een „vraag-ru-
briek".
Zoo treft ons de vraag: „heeft de uitdnric-
king „overdreven Godsdienstzin recht van
bestaan?" Wat het antwoord nu is...?
Men leze daar dit ernstige wederwoord in
het tijdschriftje zelf op ua.
P h o t o g ra v e e ren der stem.
In dc Académie des Sciences heeft de
heer Poincaré bijzonderheden medegedeeld
over een ontdekking van den heer Devaux
Charbonnel tot het photograveeren van het
geluid der menschelijke stem, zoo duidelijk,
dat het geluid kan gelezen worden. Een
„Blondcl oseillograaf", een uiterst gevoelig
instrument, brengt de geluidstrillingcn over
op een photographische plaat, in den vorm
var kronkelende lijnen, die men met een
weinig oefening ontcijferen kan.
Doorwerth.
„De Kampioen" brengt een blijde tijding:
„Tot ons bijzonder groot genoegen verne
men wc, dat door den heer J. W. F. Schef-
fer, te Oosterbeek, eerelid van V. V. V. te
Arnhem, die onlangs door aankoop eigenaar
werd van het oude kasteel Doorwerth
en daarbij behoorendo landerijen, dit kas
teel gerestaureerd zal worden.
„We brengon hulde aan den heer Scheffer,
die er voor zorgt, dat dit oude mtnumenb
niet verloren gaat. Do Doorwerth, een
kasteel uit de 11de eeuw, is en blijft een
attractie voor bezoekers van Arnhem'r om
streken."
Zitting van 19 Juni, geopend té 3.15 uur.
Door de afdeelingen der Tweede Kamer
zijn benoemd tot rapporteurs:
lo. over het wetsontwerp tot nadere wij
ziging der Militie wet 1901 de lieercn Schok
king, Jansen ('s-Gravcnliage), Plate, Eland
en De Beaufort;
2o. over de suppletoire Marinebigrooting
voor 190S voor den bouw van een proefsta
tion enz. te Schevcningcn ten diensto der
verlichtingde overeenkomst met de prov.
Noo ïxl-Bra bant in zake de brug over de
Din tel to Stampersgab, en over de wetsont
werpen tot naturalisatie van J. Hilbcrink
e. a. en J. H. Felken e. a.« de heeren Van
Veen, Van Styrum, Van Deventer, Vcrhey
en Schaper;
3o. over de raming der voor de Kamer
l>enoodigdc uitgaven in 1909, de heeren
Brummelkamp, Li ftinck, Ferf, Van Nispen
(Nijmegen) en Schaper.
Regeling der werkzaamheden.
De voorzitter stelt voor, na de behande
ling van het wetsontwerp tot toekenning
van een renteloos voorschot ten behoeve van
den spoorweg van Hontcnisse naar Sclzac-
tc, nog ccn drietal kleine wetsontwerpen aan
de ordte stollen.
Aldus wordt besloten.
Wat de definitieve vaststelling der oor*
logsbegrooting voor 1908 betreft, daarom
trent kan dc voorzitter nog geen voorstel
doen, aangezien bij L -1 nog geen bericht is
ingekomen, dat eindverslag daaromtrent is
uitgebracht. Wanneer hem dit bericht for
meel bereikt, zal hij met inachtneming van
de bevoegdheid, hem verleend bij artikel 65
reglement van orde, voorstellen de openba
re behandeling daarvan te doen aanvangen
binnen den voor openbare behandeling be
stemden termijn.
De vergadering wordt hierop verdaagd
tot Dinsdagochtend elf uren.
Beschikbaar stellingvan gel
den, wegens door hetdepar*
tcmentvan oorlogg cdanc
verstrekkingen voor
den dienst va n 1 908.
In een nota naar aanleiding van bet ver
slag verklaart de Minister van Oorlog niet
in te stemmen met den wensch, ook de re
serve-officieren bij dc bereden wapens in de
gelegenheid te stellen paarden uit de re-
mont te koopen, op denzelfden voet als
waarop dit aan beroepsofficieren is toege
staan. Zoodanige maatregel toch zou aan
leiding kunnen g _-n tot liet telkens koo
pen en weer teruggeven van paarden, het
geen niet in 's Rijks belang zou zijn.
De vraag omtrent het verstrekken van
paarden uit den troep aan reservisten bij
tweede en opvolgende opkomst onder de wa
penen, met vorplichting om bij eerste op
komst en in oorlogstijd met eigen paard on
der de wapenen te komen, verdient meent
de Minister overweging.
Neerboscli.
De ledenvergadering gisteren gehouden
werd geopend door den president ds. A.
Pijnacker Hordijk. Na afdoening van zaken
en goedkeuring der rekening werden tot le
den der vereeniging benoemd ds. J. G.
Knottnerus em.-pred. te Apeldoorn; mr. J.
F. de Beaufort oud-burgemeester van Wou
denberg, J. Brunt, lid van de Prov. Sta
ten, te Woerden en ds. G. van Dis, predi
kant te Zaamslag.
Benoemd werden tot leden der commissie
tot het nazien dor administratie over 1908/,
1909 de heeren G. P. Schuller te Nijmegen,
J. de Jong v. Schouwenburg te Amsterdam
on J. M. Voorhoeve te Nijmegen.
Gemeenteraadsverkiezing te
Heemstede.
De Minister van Binnenlandsche Zakon
heeft goedgevondenna ingewonnen advies
van Ged. Staten van N.-Holland ,to bepa
len, dat in het kiesdistrict voor de verkie
zing van ledon van den Raad der gemeente
Heemstede, dc zitting van het hoofdstembu-
teel tot het vaststellen van den uitslag der
verkiezing gehouden wordt onmiddellijk na
afloop van de werkzaamheid, bedoelt in art.
92, eorsto zinsnede, der Kieswet.
(„St.-Ct.">
Slot)
Igo zag Ada aan en hij vroeg ten aanhoo-
re van al de aanwezigen:
„Jonkvrouw Ada van Lauwersga, hebt gij
mij lief en wilt gij mijn vrouw worden
Ferm antwoordde Ada: „lgo, ik bemin u
en wcnsch te leven op uw stins.
Toen ging Igo naar deu jongen Jonker
van Lauwersga, stak hem dc hand toe cn
vroeg: „Jonker van Lauwersga, wilt ge mij
broeder noemen?"
„Schande! Schande!" stiet Ubbo Galama
uit. „igo, onze roemruchtige vader, die ge
storven is, moet zich op dit oogenblik wel
van s. aiulc over u iu zijn graf omkcercn
Ik zeg, dat Jonker van Lauwersga een dom
me en laffe ridder is, en wilt gij zijn broe
der zijn?"
Ubbo waggelde naar den wand, zocht zijn
wapenrusting en trad naar buiten. Hij riep
zijn schildknaap eu weinige minuten later
galoppeerden beiden weg.
IgL. bleef tot den volgenden morgen. Hij
nam afscheid van Ac) i cn de gehcelc familie
eu vertrok naar zi.in stins.
Ub.i» was reeds aangekomen cn zat. in dc
hooge burchtzaal bij zijn moeder. Hij had
haar verhaald en zijn stem had getrild
van gekrenkten familietrots wat er was
voorgevallen op de stins van Lauwersga.
De weduwe zag met zorgvollen maar tevens
fiereu blik naar de jonge gestalte van
Ubbo.
Was het niet haar zoon, die den belecdi-
ger der Galama's den handschoen had toe
geworpen'! En zij was te zwak om hem te
berispen.
Toon Igo binnentrad, zweeg Ubbo. En Igo
sprak mooie woorden over vriendschap cn
christelijke vergevensgezindheidop het
einde ging Ubbo naar zijn oudcron broeder
en zoid „Vanmiddag ccn tweestrijd op bet
stompe zwaard en wij zijn verzoend
De w. duwo Galama richtte zich op, zi]
nam aan eiken arm een harer telgen en
ging met hen naar de kleine eetzaal. „Ja,
mijn kinderen", sprak zij, „laat geen twist
blijven tusschen broeders; ik zal heden uw
gevecht bijwonen, want ik zie gaarne, dat
gij u oefent voor de aanstaande kruis
vaart 1"
Een maand tijds was vcrloopen sedert de
gebeurtenissen op de stins van Lauwersga.
Hot tournooi was gehouden op een der
burchten, die zoo talrijk waren in Friesland.
Dc jonge Jonker van Lauwersga had een
schoenen helm als prijs gewonnen. Hoe hij
driemaal zijn weerpartij uit den zadel had
kunnen werpen, begreep men niet; zeker
waren zijn tegenstanders dronken geweest
of hun paarden vermoeid. Nu reed Jonker
van Lauwersga trotsch als een, die roemrijtc
uit den veldslag komt, naast de reiskoets,
waarin zijn oude vader en zijn zuster, Ada
van Lauwersga, gezc-ten waren. Lijnrecht
strekte dc brecdo weg eigenlijk maar een
strook grond, waar het hout was weggekapt
zich tusschcu de bosschen uit. Daar in
de verte naderde een ruiter. Ada merkte
hem het eerst op. Vader cn zoon maakten
onderstellingen omtrent den ridder, die zijn
paard in galop had gezet. Zwart was zijn
wapenrusting, zwart zijn ros; alleen boven
op zijn helmkam blonk een witte vederbos.
Op ongeveer een speorworp afstands hield
dc nadeiende zijn paard in, lichtte de vi
zierklep op cn sprak luide en trotsch:
„Sta, Jonkvrouw van Lauwersga. Nu zult
gij mij r.iet ontkomen. Sinds lang begeer ik
u tot mijn eehtgenoote. Een vorige maal
heeft die ver wensch to Galama u gered, maar
uw broeder zal wel zoo verstandig zijn daar
toe zelfs geen poging te wagen!"
Een spottcnd-valc lach gleed over de
trekken van den spreker. Ada verbleekte.
Haar oude vader zag in vertwijfeling op
naar zijn zooil die beefde in den zadel.
Doch in de onmiddellijke nabijheid was
er een, die voelde het bloed opsidderen naar
zijn wangen. Het was Ubbo Galama, die op
weg was naar de st' s van een bevriend rid
der om hem te gaan waarschuwen, dat de
kruistocht-prediker, zijn broeder lgo en hij
zelf wenschtcn te overnachten. De priester
en Igo zouden over een paar uur komen.
Ubbo had in de verte een reiskoets en een
ridder zien naderen, en, langs den broeden
bosckweg de familie Lauwersga vau hel
tournooi tcrug\crwachtende, was hij langs
het klein- pad gereden op eenigcn afstand
van den grooten weg, want hij wilde Jonker
van Lauwersga niet- ontmoeten. Toen hij
luide woorden vernam, was hij nog dichter
bij den weg gekomen en had bijna alles ge
hoord.
Ubbo achtte zijn tijd dtiar. Behoedzaam
leidde hij zijn paard door het vrij dichte
hout onmiddellijk langs den weg en slinger
de zich .met een zwier weer iu den zadel,
vlak voor dcu roofridder van Hunsingoo:
deze was de zwarte ruiter. Ubbo ontJekte
zijn gelaat, richtte zich hoog op cn zeidc
ferm en vast: „Wie spreekt hier van ver-
wenschte Galama's? Wie wil de verloofde
van Igo Galama ontvoeren? Weet, dat ik
Ubbo Galama lyn, de broeder van Igo. En
waar Igo niet is, daar zal Ubbo voor de
eer der Galama's waken! Zwarte ridder,
ik daag u uit ten tweestrijd".
Hij liet zijn vizierklep neer en stelde zich
reeds in dc houding van aanval.
Spottend antwoordde de roofridder: „Tk
ben dc roofridder van Hunsingoo! Bij Thor,
schoouc knaap, gij belooft veel voor de toe
komst, want uw stoutmoedigheid is groot,
maar treedt mij niet in den weg en bemoei
u niet met de zaken van mannon. Ge liever
jagen en rijden om het hardst met uw ge
zellen Als hier gestreden moet worden,
dan zal ik het doen met den Jonker van
Lauwersga, dat is ten minste oen volwas
sene, en zonder schande zal ik nujn lans uit
zijn lichaam kunnen terugtrekken!"
Maar de jonge Jonker van Lauwersga
sprak niet en hield met mo itc ziin trappe
lend paard in. De oudo Lauwersga nam liet
wooul op: „Ridder van Hunsingoo, mijn
zoon zou zeker bereid zijn op uw boleediging
het antwoord tc geven, dat aan een ridder
past, namelijk u zijn handschoen toe te wer
pen, maar hij is nog zeer vermoeid van het
tournooi en van den langen rit; daarom
stelle ik voor een paar uren rust te nemen
en dan den tweestrijd aan te vangen." De
oude Lauwersga had met smart do lafheid
van zijn zoon gezien. Hij wilde niet Ubbo
met den roofridder doen strijden, maar ver
moedde Igo „den besten ridder der
streke" in de nabijheid, want liij wist, dat
beiden veel op reis waren in voorbereiding
voor den kruistocht.
Maar de roofridder spot lach te luid: „Ha,
oudo rat, gij wilt den strijd uitstellen, tob
er misschien macht van dorpers komen om
mij mot hun pieken af te maken, of ridder»
van het tournooi, die niet zeer vermoeid
zijn, maar wel dapper, dapperder voor het
minst dan uw zoon. Oudo man, ik beklaag
u, dat gij de vader zijt van Jonker van
Lauwersga."
Ubbo begreep ook volkomen dc bedoeling
van den ouden Lauwersga En het was zoo:
Igo zou komen cn dan zou Igo met den roof
ridder strijden en hom overwinnen. Maar,
dan kon hij, Ubbo, niet toonen, dat hij ook
een Galama, dat hij „de zoon zijns vaders"
was. Daarom sprak hij: „Roofridder van
Hunsingoo, wanneer gij uw rekening met
Jonker van Lauwersga vereffent, gaat mfj
niet aan, maar gij hebt mij en mijn broeder
gehoond en dat zal niet ongewroken blijven
Maak u gereed, want binnen korten tijd zal
mijn broeder Igo hier ziin
Die laatste bijvoeging maakte indruk op
den roofridder. Hij wenschte Ada tc scha
ken vóór Igo daar was. Daarom besloot hij
eerst dien schoonen knaap omver te rijden
en dan den Jonker van Lauwersga uit het
zadel te werpen, om vervolgens Ada op zijn
ros bij zich te nemen en snel tc ontvlieden.
„Welaanriep hij sarrend, „Ubbo Gala
ma, pas op 1" Hij bracht zijn lans naar vo
ren, drukte tot bloedens de sporen in de
flanken van zijn rijdier en stormde op Ubbo
los. Maar ook deze bracht zijn ros vooruit.
De paarden bonkten legen elkander, de
lans van den roofridder schoot onder Ubbo s
arm door, deze brak do zijne tegen den dik
ken halsberg van zijn bestrijder. Bliksem
snel liet Ubbo het onnutte overschot, dat hij
in de hand hield vallen, en greep zijn goed
zwaard dat aan den zadelknop hing. Hij
rekte zich ver naar voren, gaf zijn slag eu...
daar vloog in het zand de witte pluim van
den roofridder; deze had zich behendig ge
bukt.
De zwarte ridder voor hot oogenblik'
niet in staat gebruik te maken van zijn
lans wegens den korten afstand wilde
deze nochtans behouden en had met de rech
terhand zijn slagzwaard getrokken, dat hij
nu vloekend zwaaide. En beiden brachten
rake slagen toe, zoodat de vonken spatten
van helm on halsberg.
Daar was Ubbo den ridder weer op zijdo
gekomen. Plotseling wendde deze zich, maar
zijn zwaard schampte af op Ubbo's schou
derbedekking. De schoone knaap had nu zijn
kans. Hij wierp zijn rank lijf tegen dat van
den roofridder, keerde zijn zwaard snel om
en stiet zijn bestrijder met hot gevest op do
borst, dat hij achterover van zijn paard
stortte en er bloed sprong uit de spleten'
van zijn kuras.
Ubbo wachtte. Misschien was do roofrid
der nog bij krachten en wilde hij to voet den
strijd voortzetten, maar roofridder van
Hunsingoo stond niet meer op; dc stomp op
de borst had zijn dood veroorzaakt.
Ubbo sprong uit den zadel. Nog steeds
op zijn hoede, naderde hij den roofridder,
trok hem het zwaard uit do hand eu maakte
de wapenrusting los. Toen zag hij, dat do
zwarte ridder reeds gestorven wag en een
vaag gevoel van spijt bekroop zijn ziel. Wat
zouden do priester en Igo zeggen? Neen, het
was niet goed zijn cvenmcnsch zoo to doo-
den. Maar was hot zijn schuld Hij wensch
te echter deze daad voor Igo tc verbergen
en riep. „Jonker van Lauwersga, help mij',
dezen van den wog dragen en zweer mij allen
den afloop niet aan Igo mede te deelen.
Zegt hem, zoo go wilt, dat ik Hunsingoo uit
don zadel heb geworpen on dat hij daarna
afgedropen is".
Zoo geschiedde. Hot lijk werd in het boscli
gebracht, met vollo handen wierp men het
mulle zand over het gestorte bloed, het
paard vau den roofridder was weggerend.
Ubbo zou voorgeven, dat zijn lans gebro-
ken was bij liet doorrijden van een dicht
hosehje..