Hoe men verschillende spijzen eet.
den" ons vreemd en schijnheilig toeschijnen.
Het zou veel korter en der waarheid meer
getrouw zijn, indien men in dergelijke ge
vallen eenvoudig zette: reden van den
self moordhet menu
Waschgelegenheden en
waschénrichtingen
in EngeBand.
In een met illustraties verduidelijkt op
stel schrijft dr. B. Timmer in de ,,Yiertel-
jahrsschrift'für körperliche Erziehung" over
waschgolegenheid aan de scholen in Enge
land.
Een groot gebrek in de inrichting van
vele onzer scholen bestaat daarin, dat de
jeugd in den loop van den dagelijkschen
schooltijd nooit eens in de gelegenheid ge
steld Wordt, zich handen en gezicht te
wasschen. Heel anders in Engeland. Daar
is voor de waschinrichtingen op voorbeel
dige wijze door opstelling van een reeKs
waschtafels op enkele verdiepingen van de
schoolgebouwen gezorgd. In de grootere in
dustrie-steden vindt men de zoogenaamde
,,Clarifont Rangers" uit hard, witsteen.
Het systeem bestaat daarin, dat een klein
waschbekken in een grooter zit. In de pau
ze laat dc knecht het water loopen, de klei
ne bekkens vullen zich, cn het kind hcett
een relatief geringe, maar voor *.c handen-
reiniging voldoende waterhoeveelheid te
zijner beschikking, die zich voortdurend
vernieuwt en over de randen wegstroomt.
Op d^ze wijze ontstaat geen tijdverlies bij
het vullen en ledigen, zoodat zich dit
systeem vooral voor gemeenschappelijke rei
niging in de pauze na het spelen leent,
waarop dan de geheele klasse weer schoon
en verfrischt het onderwijs voortzet.
De concierges der scholen zijn tegen een
kleine vergoeding verplicht, den leerlingen
het benoodigde aantal handdoeken, alsme
de zeep, te verstrekken.
Londen zal nu ook Chineescho waschhui-
zen krijgen. Zooals L.kend is, zijn de Chi-
neezen in het witgoed-wasschen onovertrof
fen, en waar zij zich op dezen tak van be
roep toelegden, daar gelukte het hun, ih
korten tijd iedere concurrentie te verslaan.
Het is niet alleen dc qualiteit van den ar
beid, waarin de Chineezen uitmunten, maar
ook hun merkwaardige correctheid in de
aflevering, waarbij nooit een vergissinkje
insluipt, terwijl door de Engelsche wasch-
huizen, wat dit aangaat, geregeld vergis
singen begaan worden.
In Liverpool bedienen de Chineesche
waschhuizen bijna geheel de stad. Nu heeft
echter een ondernemende zoon van het Hc-
melsche Rijk een groot waschhuis in een
noordelijke voorstad va® Londen opgericht,
en wanneer dc onderneming succes heeft,
waaraan niet tc twijfelen valt, dan zullen
zich spoedig ook Chineesche wasch inrichtin
gen in de andere stadsgedeelten, met name
vooral West End, vestigen.
De ouderdom van vissehen.
Het is gebleken, dat sommige vissehen een
verbazend hoogen ouderdom kunnen berei
ken.
Een tweetal bewijzen daarvoor: ,,Den
3den Februari 1887 vingen een tweetal vis-
schers uit Berlijn in de Spree bij de Keur-
vorstenbrug een reusaebtigen karper, die
36 pond woog, 1 meter lang was en een om
vang had van 78 c.M. Onder aan den bek
droeg hij een ring, waarop nog enkele in- f
schriften zichtbaar waren, die evenwel sterk
door roest hadden geleden. Men kon er ech
ter nog uit lezen, dat die karper in het jaar
1618 te Haselhorst te water was gelaten; dus
dat hij bij het vangen den ouderdom van 268
jaren had bereikt. Den 3den December van
het voorafgaande jaar werd toevallig door
dezelfde visschers te Engelbecken, bij Ber
lijn, een snoek opgehaald, die 1 M. 28 c.M.
Lang was en een zwaarte had van ongeveer
50 pond; door deskundigen werd zijn leef
tijd op 100 jaren vastgesteld. Daar zulk een
visoh vel© jaren achter elkander op dezelfde
plaate blijft en zich alleen bij den roof be
weegt, had zich op den rug en kop van de
zen veteraan een breede donkere streep mos
gevormd, waardoor dit dier den titel „be-
moostes Haupt" letterlijk verdiende.
Intusschen had een andere snoek, evenwel
van minder recenten datum dagteekenende,
reeds bewezen, welken hoogen ouderdom
zoo'n dier kan bereiken, terwijl deze tevens
nog kon bogen op historische herinneringen.
In 1197 waren eenige visschers tc Kaisers-
lautern in dc Beiersche Rijnpfalz in een
grooten vijver aan het vissehen. Eens nu,
dat een hunner het net ophaalde, vond hij
het zwaar belast ,en er bleek in te zitten zulk
een reuzensnoek, dat men den gelukkigen
visscher helpen moest hem op het droge te
brengen. Na het dier gedood te hebben,
werd nauwkeurig de lengte gemeten, die
bleek te zijn negentien voet (een Amster-
damsche voet is 28 c.M.), en bij het wegen
van het dier vond men een gewicht van 350
pond. Een schilder bracht het dier op doek
en toen men het begon schoon te maken,
kwam er aan den kop, achter de kieuwen,
een gouden band te voorschijn, waarin ge
graveerd was: ,,Ik bon de eerste visch, die in
dezen vijver werd geplaatst en wel door de
hand van Keizer Frederik II, den vijfden
October 1230".
Hij was dus tweehonderd zeven en zestig
jaren minstens oudGeen wonder waarlijk,
dat afbeelding en geraamte van dezen ouden,
historischen snoek zorgvuldig bewaard zijn.
Naar wordt gemeld bevindt zich de afbeel
ding in het kasteel van Kaiserslautern en
het geraamte te Mannheim.
Gestoofde groenten, als spinazie,
kool, Brusselsche spruitjes en lof, snijboo-
nen, erwtjes, enz., worden met de vork ge
geten. Artisj okken, wanneer deze in
hun geheel worden voorgediend, zijn zeer
lastig om te behandelen. Ieder blad wordt
aan het vleezige gedeelte naar den mond ge
bracht en uitgezogen, totdat niets meer dan
de zoogenaamde bodem over is. Dat het eer
ste met de vingers geschiedt, spreekt van
zelf. Deze bodem wordt dan met saus over
goten en met mes en vork gegeten. Op de
zelfde wijze als de artisjokken eet men
schorsen eerenen Fransche 8 e 1 d e-
r i e. Bij de laatste wordt het zachte groen
meegegeten. Fijnproevers beweren echter,
dat ook deze edele groente niet met bet mes
in aanraking mag komen. Dit is echter
een kwestie van inzicht.
Ook over asperges heerscht groot
verschil van meening, hoe deze moeten ge
geten worden. Eenigen verzekeren, dat zij
met de vork naar den mond moeten worden
gebracht; anderen daarentegen zeggen, dat
zulks met de vingers even appetijtelijk kan
geschiedende een zegt: men mag alleen de
punten eten, de anderen beweren, d&fc do
asperge tot aan het vezelachtige gedeelte
kan worden gebruikt. De gemakkelijkste en
netste manier is de volgende: Nadat men
zich met de tang eenige stelen op het bord
heeft gelegd, bevochtigt men de koppen met
wat saus. De vingers der linkerhand wente
len dc asperges, elk afzonderlijk aan den
onderkant vastgehouden, door de saus en
men brengt den geheelen steel aan den
mond. Het fijne gevoel der lippen voelt
dan vanzelf de grenzen, waar het harde ge
deelte begint. Dc rest legt men weer op het
bord. Ook kan men de asperges handig af
snijden tot waar het zachte gedeelte op
houdt, zo in de saus weeken en met de vork
naar den mond voeren.
Salades worden met de vork gegeten
met behulp van een s,tukje brood.
Yoor het eten van kaas bedient men
zich van mes en vork. Met deze instrumen
ten verwijdert men de korst niet met de
vingers en eet ze met brood of beschuit,
die men bij het smeren met boter op het
bord vastlegt door de vork.
Zoete spijzen eet men naarmate zij
week of hard zijn met lepel of vork.
Het dessert (gebakjes, amandelen, ro
zijnen, suikergoed, enz.) wordt met de vin
gers behandeld.
Hetzelfde geldt voor de vruohterij
men betrachte echter hierbij zekere soort
van gratie en brenge de vrucht niet met de
geheele hand aan den mond. Aan den steel
vastgehouden, kan men de vrucht gemakke
lijk verdeelen. Of men de stukjes met de
vork of met de vingers aan de lippen
brengt, is onverschillig, als het maar zinde
lijk gebeurt; voornamer staat het eerste.
Aalbessen worden aan nette tafels ge
rist voorgediend; men bestrooit ze met sui
ker en eet ze met een vork. Marmelades
en compotes worden met een lepel ge
nuttigd, evenals honig. Wanneer men
zich uit een schotel bedient, draait' men don
gevulden lepel eenige malen om, en ver
mijdt alzoo, dat draden of druppels op het
tafelkleed vallen.
Ten hoogste onpassend is het rich Wj het
eten u.n welke spijs ook van een meB te
bedienen. Het mes dient' om te snijden en
voor niets anders.
Witte mieren.
Een merkwaardige plaag, welke den land
verhuizer in Australië voortdurend in zijn
bestaan bedreigt, zijn de witte mieren. Se
dert dc dagen, dat de blanken zich aan den
oever der Botany-baai nederzetten, voeren
deze kleine schepseltjes onafgebroken strijd
tegen de indringers, vallen hun huizen aan
en maken ze dikwijls onbruikbaar. Over
al vindt men sporen van hun arbeid; zelfs
in de steden moeien dikwijls gebouwen
worden afgebroken, en op het land is ieder
bruis, waarvan bekend is, dat het door wit
te mieren bewoond wordt, niet te verkoo
pen. Daarbij verricht de gevaarlijke vijand
zijn arbeid geheel in het verborgene. Jaren
lang kunnen geslacht op geslacht in een
door witte mieren bezocht huis gewoond
hebben, zonder dat iets van deze bezoekers
gemerkt wordt, en eerst wanneer al het
hout verteerd is en de balken ineenstorten,
wordt het ongeluk bemerkt. De Regeering
heeft reeds, zooals in „Chamber's Journal"
verhaald wordt, honder.4 ,^iijjzenden uitge
geven, om een middel tegen deze plaag te
vinden; maar de witte mier heeft altijd ge
zegevierd.
Het insect, dat onder dezen naam be
kend is, behoort tot de familie der „termiti
diae;" is ongeveefr een vierde duim lang en
van zoo lichten bouw, dat een aanraken
met den vinger het diertje reeds plat drukt.
Ook de witte mieren vormen een staat, die
is samengesteld uit de koningin, de arbei
ders en de soldaten. Alles in de kolonie groe
peert zich om de koningin, die grooter is
dan de arbeiders en de soldaten, en ver
scheidene cellen alleen bewoont. In de gan
gen en openingen van het nest staan solda
ten op wacht; zij houden scherp wacht en
verrichten geen arbeid. Slaat men met een
stok op het nest, dan komen zij vol strijd
lust te voorschijn, en wanneer de verstoring
geëindigd is, herstellen zij de aangerichte
schade. De mieren bouwen overal bun nest;
aan den wortel van een boom en in de tak
ken, in een steenhoop of in de open vlakte,
op het dak of in een' schoorsteen eener wo
ning, op den preekstoel of op het altaar
eener kerk, aan de zuilen en in de gangen
van openbare gebouwen; overal kan men
ze vinden. Zij bouwen onderaardsche tun
nels, zoodat niets hun aanwezigheid ver
raadt, of rij richten muren van 18 voet
hoogte op, die van verre reeds zichtbaar
zijn. Altijd zijn zij den mensch schadelijk.
Yroeger meende men, dat zij in beschadigd
hout leefden, maar de ervaring heeft ge
leerd, dat zij de voorkeur geven aan gezond,
zacht dennenhout en ook den harden eik
geheel uithollen. De grooto aarden wallen,
zoo karakteristiek voor het Australische
landschap, zijn onlangs nog eens in het bij
zonder ondenzocht.
Deze nesten der witte mieren befióoren tóf
de wonderen van insecten-bouwkunst. In
INieuw Zuid-Wales, in Queensland en ih
Zuid-Australië vindt men wallen van 12
voet omvang en 20 voet- hoogte; men meent,
met werk van mensohenhanden te doen t6
hebben, en hield deze veraterklngee van aM-