KASTANJES POFFEN. Jan Konijn. Ja vriendje ik heb jo briefjes geruimen tijd gemist en begon reeds te denken dat mijn vriend Jan mij in den fiteek gelaten had, toen ik heden in het bij zit kwam van je schrijven, waarin je mij de roden van je stilzwijgen mededeelde. Ik hoop dat je in het vervolg weer trouw mee zult doen. Ga je in de as. vacantie uit de stad? „Opsoheppertje". Zeg eens vriend je, hoe komt het dat men je thuis zó*3 noemt, dat moet je me heusch eens vertellen, want daar ben ik wel een beetje nieuwsgierig naar. „D e twee 1 a o he b e k j e s". Met ge noegen vernam ik dat het jullie in de nieu we woning zoo goed bevalt. Van mijn fietstochtjes is tot nu toe niet veel gekomen, eerstens omdat ik het in den regel héél druk heb en ten tweede is het weer niet altijd even gunstig, want ik houd er niet van te fietsen als het erg waait, en wind hebben we in ons landje haast altijd. Je behoeft je volstrekt niet te ontzien om mij je briefjes op een vel papier uit een ichooischrift toe te zenden, want ik heb daairtegen niet het minste bezwaar. Dank voor de toegezonden raadsels en de mooie prentkaart. „D e twee witte Roosje s". Als je ingezonden raadsels geschikt zijn, worden se evengoed geplaatst als die van je zusjes; maar het is mij niet mogelijk om over de ingekomen bijdragen te correspondeeren. Jullie moet het dus afwachten. Het is wel mogelijk dat ik in de a. s. groote vacantie weer eens een teekenwedstrijd zal uitschrij ven, ik kan het eohter niet met zekerheid beloven. „Rozenknop". Je hadt ditmaal ver stomd je briefje, behalve met je schuilnaam, met je waren naam te onderteekenen, wil je daar in het vervolg wel aan denken? Het speet me uit je schrijven te vernemen <£a£ je Moe ongesteld was, is ze nu reeds ge nezen? AIb men eenmaal een prijs gewonnen Üeeft, is het volstrekt niet uitgesloten dat aoo iets nog eens gebeurt, maar dat gaat niet zoo heel spoedig, begrepen? Dank voor je beeldig mooie prentkaart van de Heeren- graoht. „M u u r b 1 o e m". Als jullie achter het huis een mooien tuin hebt, verwondert het me niet dab je met den ruil bent ingenomen, kinderen houden er van om buiten te kun nen spelen. „Geb roeder b". Met genoegen ver- ham ik jullie ingenomenheid met het gewon nen boekwerk, en het doet me tevens pleizier dat het verhaal zoo bijzonder in je smaak ,valt. T e u ni s K. Neen vriendje, je leeftijd is vooreerst nog geen bezwaar om met ons mee te doen. Ik hoop op je geregelde mede werking te mogen rekenen. „Aloë". Als je kleine broer vijf maan den is, begint hij al aardig te worden, hij kent je nu zieker al is het niet? I vind die kleuters allerliefst. Johanna Par le vliet, te Zoeter- woude. Van harte welkom in onzen kr' nieuw raadselvriendinnetje. Ik hoop de vol gende» week een meer uitgebreid schrijven van je te ontvangen. „Frederik de Toled o". Je vreest voor het a. b. admissie-examen en hebt bo vendien weinig lust in de studieZeg ecus vriendje zijn Aimard's werken daar niet voor een groot gedeelte schuld aan? Ik kan je niet genoeg waarschuwen om toch niet te veel op te gaan in lezen, want dat kost o zoo veel tijd en je komt er heusch niet veel verder mee. Veel jongens op jou leeftijd verwaarloozen hun studie, voor dat ellen dige boeken verslinden, en hebben dan later extra lessen en ik weet niet-vat al noodig om den aldus verloren tijd weer in te halen en behoorlijk bij te komen. Elk jaar dat je zitten blijft is een levensjaar verloren en dat is o zoo jammer; later heb je er vreeselijk veel spijt van. Doo daarom eens flink je best en stop dat boek voorloopig maar ver weg, totdat je eerst je doel bereikt hebt, clan kan je in de va cantie naar hartelust leeren. Ik heb een jon gen gekend die evenals jij opging in Jezen en geen lust had in de studie, bij werd te lui om zich in te spannen, en zijn eergevoel sliep zoodanig in dat het hem weinig kon schelen of hij jaar voor jaar zitten bleef en over iedere klasse twee jaar deed. Zijn moeder ha-d daar veel verdriet van, want alhoewel het niet- gemakkelijk ging kon haar zoon toch inderdaad wel leeren. Door voortdurend met hem te praten cn op zijn gemoed te werken wist, ze het eindelijk zoo ver te brengen, dat hij de leesboeken weg smeet en zich op algebra en wiskunde (.zijn minste vakken) ging toeleggen. Met veel inspanning gelukte het hem zijn einddiplo ma te halen en werd hij student. Nu werkt hij flink en geregeld tot groote tevredenheid van zijn moedor, doch zichzelf kan hij nog altijd niet vergeven dat hij twee volle jaren van zijn leven verluierd heeft ea daardoor een mooie kans aan zijn neus voorbij ging. Neem jij eens bijtijds een voorbeeld aan dien jongen, wil je? ,,G ouden Rege n'\ „Doornroos je" en K. d e "V r i e s, dank ik voor de mooie prentkaarten die ik van h«n ontvii*g. ,,G e r m a n i a". Je belangstelling voor ons blaadje doet mij veel genoeegn, en gaar ne zal ik in het vervolg je briefjes ontvan gen. Den aanhef van je brief vond ik vol strekt niet „raar" doch integendeel wel aardig, je moogt me echter eenvoudig weg „mevrouw" noemen. Wil je me de volgende week eens het een en ander van je per soontje mededeelcn? Vriendelijke groeten. MARIE VAN AMSTEL. Onderlinge Correspondentie. Wie zou mij willen helpen aan eeaige H.-O.-beestjes, ('t Komt er niet op aan welke). Voor elk H.-O.-beestje geef ik gaar ne 3 zwartjes in ruil. Mijn adres is: D. C. Noll, Rijndijkstraat 69, Leiden. Otto en Mientje waren voor een daagje bij grootvader gevraagd. Het was winter en erg koud. Daarom knapte en knetterde er een heerlijk vuur onder de ouderwetsche schouw, want daar hield grootvader van en de kinderen en Bello, de hond, hielden er ook van. Dat kunt ge op het plaatje goed zien, nietwaar? Maar weten jullie, wanneer Otto en Mientje de meeste pret hadden0 Juist, '3 avonds als het schemerdonker was en al leen het vuur in den open haard een rossi- gen gloed over de meubels wierp, en de ka mer zoo vreemd, onzeker en toch zoo mooi verlichtte. Dan stookte grootvader bet vuur wat op, de kind- •-schoven den makkelij ken leuningstoel aan en legden de lang© pijp klaar. Daarna kwamen de kastanjes te voorschijn en... ja, hoe het groepje /.ich om de schouw zette, dat kunnen al mijn kleine lezers en lezeresen zelf op het plaatje zien. Grootvader rookte en lachte maar, Bello snorkte er lustig op los, Otto legde voor zichtig met de tang de kastanjes één voor één op de vuurplaat, zóó d^pht bij de vlam men als hij maar kon en Mientje leunde dan telkens angstig met haar krullekopje tegen grootvaders knie en haar eene handje op zijn voet. Zij was bang, dat de kastanje weer zoo zou ploffen, als de vorige en daar hield onzo kleine meid niet van. Toen alle kastanjes klaar waren, hadden de kinderen er heerlijk van gesmuld en juist toen de\ twee laatste in de kleine mondjes verdwe nen, werden broer cn zus gehaald. Als het nu weer winter is, wel ik weet zeker dat jullie dan ook aan het poffen zult gaan, maar denk dan aan twee dingen en wel in de eerste plaats: dat vuur o zoQ heet is en in de tweede plaats: hoe voorzich tig Otto waa.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 14