Nieuwe Raadsels.
FEUILLETON.
Ondier den grond.
„Mijnheer de burgemeester zegt hij, ik
kom U een grooten dienst vragen. Op het
oogenblik zit de Commissaris der Koningin
bij ons aan tafel en ik heb niets voor hem
te eten. Men zegt dat U gisteren een prach-
tigen haas hebt gekregen..."
Meer was er niet noodig om ook den
burgemeester te doen opspringen. Hij had al
zoo lang gehoopt op een ridderorde en als
hij den hoogen heer een fijnen haas aan
bood.... Tien minuten later stond zijn haas
baj Pola op tafel.
De heer Albers, de oude hoofdonderwij
zer, za/t recht in zijn humeur aan tafel; hij
was dien morgen uit vissehen geweest en
had een man vol zeelt gevangen die nu juist,
kokend heet, werd opgediend.
Daar kwam Jan binnen cn vertelde met
een verschrikt gezicht dat de heer Martens,
een invloedrijk lid der schoolcommissie, w
Meerwijk vertoefde. De rest laat zich raden.
Het dessert had Jan klaargemaakt, ter
wijl de gasten aten.
Den volgenden morgen was de waarheid
featuurlijk door geheel Meerwijk bekend,
dooh wie meende dat de lieden, die Jan zoo
leelijk bij den neus had gehad, daar boos
om waren, die vergist zich. Eenigen van
hen, zijn hom misschien een paar dagen
lang uit den weg gegaan, doch ik geloof dat
mijnheer de burgemeester de tolk was van
bijna de geheele gemeente, toen hij Jan de
hand drukte met do woorden:
„Bravo Jan, ik maak je wel mijn compli
ment en ben je zeer dankbaar, dat je tegen-
ever de stedelingen den naam van Meer
wijk hebt gered."
Ingezonden door „De twee perziken."
I.
Zoek uit elk der volgende zinnen een
woord, die te zamen een spreekwoord vor-
nen.
De zieke werd gelukkig beter.
De eene Appel vied na den anderen van
idee boom.
Kijk, die heer valt van zijn paard.
Die boomen dragen niet veel vruchten.
Haar ouderlijke huis is hier ver van
daan.
Ik ben het jongste kind van mijn moe
der.
Hij was een helper in den nood.
Er stond een hooge boom in dien tuin.
16)
„Natuurlijk niet, hoe zou ik haar zulk
een verdriet kunnen aandoen 1 Maar dat
landloopersleven, dat U als een gejaagd
dier doet ronddwalen, valt toch zeker niet
in uw smaak. En de manier, waarop gij in
aw onderhoud voorziet, heeft een leelijken,
^en beel leelijken naam, dien ik niet noe
men wil en dien gij wel kent."
„Diefstal, zeg het maar I Of neen. zeg
liever niets! Het i6 waar, ik ben een ellen
deling en juist daarom wil ik in de een
zaamheid blijven, mij niet meer onder de le
venden vertoonen. Ja, ik wil onder den
grond blijven en er voor goed verdwijnen."
„Dan hebt gij Jeanne's vonnis geveld,
want er is geen keus: óf als eerlijk man le
ven óf haar tot wanhoop brengen. Neen,
■Michel, gij hebt het recht niet zoo iets af
schuwelijks te doen. Het is nooit te laat
om tot het goede terug te keeren. Ik wil
ten minste de belofte meenemen, dat gij be
proeven zult uw leven te beteren."
(Plotseling geroerd door zooveel welspre
kende genegenheid, bewogen door de goed
hartigheid mn dit arme kind, snikte Mi
chel:
„Welnu dan, ik beloof je bet te beproe
ven... o, alleen het te beproeven, ik wil niet
liegen."
„Maar dat ia al heel veel, en voor het
Ingez. door „Paarse Sering."
II.
Mijn geheel bestaat uit zeven letters en
is de naam van een huismeubel.
Een 4 5 6 7 neemt men mede, als men
gaat wandelen.
Een 12 3 vindt men aan een rijtuig.
Een 1 2 5 is een huisdier.
Een soldaat staat op 3 6 4 5.
Een 1 2 4 5 is een meubel.
Ingezonden door „Waterlelie."
III.
1, 7, 6, komt van het schaap.
8, 2, 5, 6, is een stad in Gelderland.
3, 2, 5, 10. is een verkorte jongensnaam.
4, 7, 7, 10, is een verkorte meisjesnaam.
1, 5, 4, moet door ieder gehoorzaamd wor
den.
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, is de naam van
een raadselvriendinnetje.
Ingez. door „de twee lachebekjes."
IV.
Zoek uit deze zinnen één woord die te
zamen een bekend spreekwoord vormen.
Jan had een boodschap gedaan, en kwam
met een ledige beurs terug.
Marie 1 vroeg moeder, heb je de vaten al
gewasschen
Hoor de bel van dat paard eens klinken.
Regent het nog Jan?
Pa liep in het holst van den nacht nog op
straat.
Ingez. door „Rozenknop.'
V.
Mijn geheel is een schuilnaam van een
der raadselkind'ren.
1, 2, 3, is een maand.
4, 5, 6, vindt men aan een boom.
7, 8, is een verbindingswoord.
Postbijen.
In den oorlog zijn, zooals men weet, de
postduive.ï buitengewoon belangrijk als
overbrengsters van telegrammen. Helaas
worden zij echter niet zelden het slachtof
fer van het scherpe oog van den vijandelij
ken schutter, en de boodschappen, die zij
moeten overbrengen, loopen gevaar in han
den der vijanden te komen. Omdat dit in
den Zuidafrikaanschen oorlog zeer dikwijls
oogenblik vraag ik niet meer. Ik heb ver
trouwen in Ugij hebt Ninon veel te lief
om haar niet gelukkig te maken, Michel."
Zij scheidden. Met hoeveel verdriet hij
ook was afgedaald, Andreas steeg op
met een hart vervuld van hoop.
XIV. D© Overstroomiiig;.
Men zou zeggen, dat dé beide kinderen
hadden afgesproken, Michel op den goeden
weg te brengen Den volgenden dag zocht
Jeanne haar vader in de ruïne op. Een ge
lukkige omkeer kwam in dit meer zieke dan
verdorven gemoed, maar zouden de goede
voornemens, die in hem ontkiemden, sterk
genoeg blijken? Voor zij heenging, wilde
Jeanne haar vader moed inspreken en zijn
goede voornemens aanmoedigen.
,,Ik vind U zoo veranderd, vader 1 ik weet
niet, hoe gij leeft maar deze manier van le
ven past U in het geheel niet. Wilt gij niet
meer in de mijn gaan werken? Ik houd van
de Clements heel veel, maar mijn vader gaat
voor, vooral omdat hij verlaten en ongeluk
kig is en ik zou U overal volgen. Laat mij
den heer Fabert voorstellen U weer te
rug te nemen." „Daar zal ik eerst eeDS over
nadenken", antwoordde Rabier met een
beweging van ongeduld; „laat mij nog een
poosje tijd."
„Nu ik hoop dat alles nog in orde komt;
tot ziens, vader!"
Te Vaudhelles ging het leven weer zijn ge
wonen gang. Hoe meer tijd er verliep na
!*t oogenblik, dat de heer Fabert deo ar-
18 gebeurd, is een bijenhouder in het Westen
van Engeland op het denkbeeld gekomen
bijen, die ook onherroepelijk langs den kon-
sten weg naar hun korf terug vliegen, te
dresseeren op het overbrengen van bood
schappen. Dc bijen vallen vanwege haar ge
ringe grootte niet zoo op en zijn daardoor
bijna niet te vangen. Natuurlijk kunnen de
diertjes alleen zeer kleine voorwerpen over
brengen. De mededeeling, die zij hebben
over te brengen, wordt op stukjes papier
niet veel grooter dan een erwt nycrosco-
pisch gefotografeerd en haar met gom op
den rug geplakt; dan laat men haar vlie
gen, on zonder zich te bedenken aanvaarden
de diertjes de terugreis met dezelfde be
trouwbaarheid als de postduiven.
Jeugdige bevelhebbers.
Wat er toch met jeugdige vorstenkinderen
gesold wordt.
Daar heeft de zoon van den Spaanschen
koning den aanvalligen leeftijd van één jaar
bereikt, en men haast zich om hem te laten
inschrijven als recruut bij het garderegiment
infanterie.
Recruut, nogal bescheiden dus. Neem
bijv. eens het zoontje van den Tsaar aller
Russen. Die wist nauwelijks de allereerste
verstaanbare klanken uit te stooten, of hij
was reedo. tot generaal bij het zooveelste re
giment Donsche kr-zakken, kolonel bij de
trardekurassiers en meer waardigheden be
noemd, waao* het jonge manneke voorloopig
zelfs het bestaan nog niet van zou vermoe
den.
Maar dat hoort' er nu eenmaal zoo bij.
En per saldo is het een weinig gevaarlijk
genoegen.
Ten minste zoolang men inderdaad het bij
titels zonder meer laat en de jeugdige vor-
stebjke broekjes niet in werkelijkheid zich
laten voorstaan op de bijwijze van gewoon
te verschafte waardigheid.
Op zijn eersten verjaardag zat de jonge
prins van Asturië in infanterieuniform op
de knieën van zijn vader.
De Spaansche koningin nl. had haar ko
ninklijken gemaal des morgens van den
eersten geboortedag van hun telg verrast
door hem den kleine te toonen in dit uni
formpje, dat den lieven krullebol allergrap
pigst kleedde.
En de koning, de grap voortzettende, liet
zijn klein blond zoontje onmiddellijk als
recruut inschrijven, hoe weinig strijdbaar
hij ook nog was.
men wees van de straat had opgenomen, des
te meer goede eigenschappen toonde dit
kind Zijn genegenheid voor Andreas groei
de dan ook met d -n dag, en de jongen hac
zijn weldoener niet minder lief.
Intusschen gaf de heer Fabert nog een be
wijs van zijn groote welwillendheid tegen
over de familie Clement. César die aan
rheumatiek leed en rust noodig had en Clo-
tilde, die voortdurenu hoestte ten gevolge
van de inademing van de nadeelige kolen
stof, moesten op de een of andere manier
onttrokken worden aan den nasleep van het
mijnwerkersbedrijf. Toevallig stierf de eeni-
ge kruidenier in het stadje en nu besloot de
heer Fabert het zaakje voor de familie Cle
ment aan te koopen.
Het geluk van Andreas en de zijnen, die
uitgelaten waren van vreugde was zijn be
looning.
De herstellende zou zijn leven hebben wil
len geven voor zijn weldoener en César zei-
de hem, dat op zijn eenvoudige manier,
waarop de heer Fabert antwoordde:
„Ja, ja, het is mooi; ik weet wel dat je
dankbaar bent; maar doe mij voor het
oogenblik het genoegen gauw heelemaal be
ter te worden. Zoolang je blijft sukkelen,
kunnen je vrouw en kinderen niet volkomen
gelukkig zijn. In de nieuwe woning had
tante Adelaide zich met de huishouding be
last; Clotilde bediende de klanten en Ni-
non, die geboren scheen voor den handel,
was haar behulpzaam. Clement, die altij'd
pleizier had gehad in tuinmanswerk, onder
hield een grooten moestuin, waarvan de
groenten, die van uitstekende kwaliteit