No. 14817.
Offieieele Kennisgeving.
PERSOVERZICHT.
DE REDDING VAN DEN ERFOOM.
LEZDSCH
DAGBLAD,
13 Juni.
Anno 1903.
g_
Burgemeester en Wethouders dor Gemeen-
te Leiden, ontvangen hebbende eeu cir
culaire van den Commissaris der Koning
in in de provincie Zuid Holland, van den
14dcn Januari 1908, houdende uitnoodi-
ging om, door het aansporen der ingezete
nen tot milddadigheid, zooveel mogelijk het
welslagen te bevorderen der jaarlijksche
Collecte, welke ten gevolge van Zijner Ma-
jesteits dispositie, van den 16den Novem
ber 1820, No. 81, door de Districtscommis
sie tot aanmoediging en ondersteuning van
ien Ge wapenden dienst in de Nederlan-
V zal worden gehouden, brengen tor
ttlgcmeene kennis, dat, ingevolge het ver
langen van gemelde Commissie, de genoem-
Tj Collecte zal geschieden, door daartoe
gemachtigde personen, met gesloten bussen,
op Maandag, Dinsdag en Woensdag den
löden, 16den en 17den Juni aanstaande,
aanvangende morgens te negen uren, aan
de huizen der ingezetenen, wien verzocht
ffordt op de uitreiking hunner liefdegif
ten orde te stellen. Burgemeester en
Wethouders, gaarne voldoende aan het ver
langen in gemelde circulaire vervat, noodi-
gen de ingezetenen dezer gemeente drin
gend uit, door onbekrompene bijdragen
krachtdadig mede te werken tot de onder
steuning der instelling, welke zij zoozeer be
hoeft, maargelooven tevens, dat de bestem
wing van de opbrengst dier Collecte reeds
eon goede uitkomst verzekert en voor ieder
rechtgeaard Nederlander, die in de geschie
denis van zijn eigen land geen vreemdeling
is, alle verdere aansporing overbodig
maakt.
Het fonds, tot instandhouding waarvan
die gelden worden ingezameld, strekt toch
niet slechts in het belang der verminkten
en infirmen van den gedenkwaardigen en
beslisscnden Slag bij Waterloo (een dwaal
begrip, dat bij velen heerscht), neen, onge
lukkiger! van iederen strijd, waarin ons va
derland gewikkeld was en nog is, onder
vinden liet steeds, dat te bunnen behoeve
een blijvend liefdewerk is gesticht: strijders
van den Belgischen veldtocht, handhavers
onzer macht in Oost- en West-Indische ne-
zittingen, veteranen van 40-jarigen dienst,
genieten nu reeds, of hebben althans het
vooruitzicht te genieten, van hetgeen hun
landgenootcn hebben weggelegd en thans
nog afzonderen tot leniging hunner smar
ten, tot ondersteuning van hun gebrekki-
gen ouderdom
De Nederlandscbe soldaat wete het, t,
zoo hij werkelijk in en door den dienst in
firm is geworden, er een fonds bestaat,
met het doel om door toelage, boven en be
halve zijn pensioen, zijn o-ngeluk te ver
zachten; maar het Nederlandscbe volk zij
er dan ook, door dankbare belangstelling
gedrongeu, gedachtig aan die ondersteu
ning met meer mildheid te verleenen, op
dat hot fonds aan al die billijke aanvra-
g~:i voldoe en do lijst der sollicitanten niet
nart een aanzienlijk getal blijve aanwijzen,
tot bescliaming van den tijdgenoot, die
aan het werk, eenmaal zoo krachtig aangb-
pingen, slechts met slappe handen voort
bouwt,.
Moge de uitslag dezer inzameling,
waarvan Burgemeester en Wethouders ziob
reeds vooraf overtuigd houden, het doen
zien, dat deze roepstem niet te vergeefs ook
tot Leidens ingezetenen werd gebracht 1
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE RIDDER, Burgemeester.
VAN HEYST, Secretaris.
Leiden, 10 Juni 1908.
,,De Nederlander" legt den vinger
bp den eigenaardigen, baars inziens vrij on-
gesehikten vorm eener geheime, thans door
Indische bladen op nbaar gemaakte nota
van g e n e ra a 1 Y an H e u t 8 z» door dezen
in 1903, als gouverneur van Atjeh, gezonden
aan allo commandanten van colonnes en mi
litaire posten, met den last antwoord te
geven op de in een bijgevoegde- memorie ge
uite beschuldigingen.
Genoemde, bijgevoegde memorie, door een
vwwwvww
Mijn oom Anselme, zoo verhaalde Robert
.IPonvylie, was een tamelijk ongure, oude
ree rol. Hij had in den tijd, waarvan ik
j'spreek, nog slechts vijftien a achttien maan-
;!dcn te leven en was zoo'n schandelijke ego-
fet en vrek, dat nicm zijn heengaan zou
ikuimen betreuren. Hij was een door cn
idoor bekrompen man, maar had toch zijn
fecliaapjes uitnemend op het droge weten te
I,brengen. Twee millioen van hem, in ver-
rtechillcndo Banken geplaatst, leverden hem
'een niet hooge, maar uiterst zekere rente
bp. Eon van die milliocncn had hij aan mijn
{rader ontroofd door zich meester te maken
yau oen erfenis, welke dezen toekwam. Ik
iBou zeker den ouden schavuit niet bezocht
lifcebbcn, als ik or niet toe genoodzaakt ware
geworden door twee gebiedende redenen. ïk
P»opte namelijk, dat de erfenis van den
bde mijn moeder van haar drukkende zor-
gen zou ontheffen, en ik wist ook, dat ik
ponder do. hoop d-.arop geen aanzoek kon
oen om dc hand van Irene, die ik meer be-
ïnindo dan mijzelf en zonder wie mij het
rlevcn in deze treurige wereld tamelijk on-
ïnogclijk voorkwam.
Ik bezocht, gelijk ik zcide mijn oom, doch
Hechts eens in de .reek, en mijn bezoek
duurde dan nauwelijks twintig minuten. De
(bude had mij eigenlijk niets te zeggen en
Indisch officier aan het Kamerlid De Sa-
vornin Lobman overhandigd, was d or de
zen ter kennis gebracht van den toenmali-
gen minister Idenburg. Daarop volgde do
enquête, bij welke gouverneur Van HcutBz
aan zijn bovengenoemde subalterne gezag
hebbers inlichtingen verzocht onlfcrent eeni-
gc in de memorie van den Indischon offi
cier neergelegde mededeelingen omtrent
de ruwe en wreede wijze, waarop door offi
cieren en troepen in Atjeh werd en wordt
opgetreden."
In do nota nu, die de enquête beveelt,
komt o. a. voor:
,,dat het niet is aan te nemen, dat op een
in dienst gehouden vereeniging van officie-
rat zulke ernstige beschuldigingen zijn ge
uit als kletspraatjes aan een kletstafel en
ook niet, dat officieren dergelijke ergerlijke
handelingen, als hun bekende feiten, zullen
hebben besproken, zonder dat daarvan door
den leider der vereeniging aan hoogerhand
kon nis is gegeven",
en dat evenmin is aan te nemen,
„dat van dergelijke besprekingen geen
'aanteekening is gehouden in de notulen",
weslialve afschrift daarvan moet worden
overgelegd.
Voorts zegt de heer Van Heutsz o. a
„Kletspraatjes, lasterlijke aantijgingen,
waartoe ik reken te bekooren alles, wat ge
woonlijk de onbekende, ploertige „men"
zegt of meent gehoord te hebben, moeten
achterwege blijven. Uitdrukkingen, als voor
komen in de mededeelingen van het invloed
rijke Kamerlid (zoo zou indertijd; ook moet
het gebeurd zijn; naar beweerd wordt; zoo
zou ook, enz.), zijn mij mede een walg en
mogen ook niet voorkomen."
Ook merkt de heer Van Heutsz op, dat,
indien dc mededeelingen onwaar zijn, de
noodzakelijkheid blijkt,
„dat aan de officieren ernstig wordt on
der het oog gebracht-, dat groot kwaad
wordt gesticht door het onder elkander of
in gezelschap hier of daacr vertellen van
allerlei praatjes, dewijl tot oordeelen onbe
voegden, maar vooral Lasteraars en ander
tuig, daarvan allicht misbruik maken, om
den goeden naam van officieren en van het
leger te bezwalken."
„D c Nederlander" nu zag tot haar
bevreemding, dat door „D e Nieuwe
Courant" onder de nota, waaruit deze
uitdrukkingen genomen zijn, werd geschre
ven:
„De circulaire, afkomstig van een sol
daat, is in soldatentaal gesteldiets onge
past is er niet in te vinden Er blijkt een
ernstig streven uit, om met feiten, wanneer
die werkelijk te vermelden zijn, af te reke
nen. Afschuw van praatjes, die met „zoo
zou indertijd", „ook moet het gebeurd
zijn", enz. b ginnen, zal ieder eerlijk man
met den generaal deelen."
Tot haar bevreemding zogt „De Ne
derlander" zag zij deze woorden in
„D e Nieuwe Co u ran t". Want zelden
las zij van een hooggeplaatst ambtenaar een
meer tendonzieus stuk dan deze nota van
generaal Van Heutsz.
Afschuw van praatjes heeft ieder fatsoen
lijk mensch. Maar iedereen weet ook, dat
gemcene handelingen gewoonlijk niet bij no
tarieel© akten geconstateerd worden, maar
Langzamerhand verluiden door „praatjes",
totdat eindelijk de waarheid aan hot licht
komt. Of die praatjes al dan niet lasterlijk
zijn, kan gewoonlijk hij, die ze verneemt,
niet terstond booordeelen. Elk gerechte
lijk onderzoek begint met af te gaan op
praatjes, juist om na te gaan of, en in hoe
ver, die praatjes op feiten berusten.
En hier geldt het geen gewone praatjes,
maar mededeelingen van eigen ondervinding
en van praatjes aan de autoriteiten,
die verplicht zijn daarnaar
onderzoek te doen. Die mededeelin
gen worden gedaan, niet door een officier,
die zich verongelijkt acht of wraak wil ne
men tegen zijn superieuren, maar door een
officier, die liever, zeer tot eigen nadeel,
den dienst verlaten heeft, dan zich mede
plichtig te maken aa-n handelingen, welke
hij met zijn Ohristelijke consciëntie in
strijd acht, en te leven in een oorlogstoe
stand, dien hij voor een Christen-natie even
afschuwelijk vindt, als de oorlogstoestand,
indertijd door Eng-iand in Transvaal in het
leven geroepen.
was in den grond van zijn hart volstrekt
niet op mijn gezelschap gesteld. Doch hij
zou het mij uiterst kwalijk genomen hebben,
indien ik zonder geldige reden ook maar
een enkele week. weggebleven ware.
Op zekeren morgen in Augustus vond ik
hem in zijn tuin. Hij plaoht daarin enkele
uren per dag te zitten in een rieten stoel,
als het mooi weer was, om zijn longen een
beetje op te knappen. Op dien morgen had
zijn leelijk gezicht dien zonderlingen plooi,
half vreesachtig, lialf kwaadaardig, cüe
hem placht te kenmerken als hij iemand
een lcelijke- poets gespeeld had. Hij kuchte
mot veel drukte en zedde toen tot mij
„Mijn jongen, ik heb je belangrijk nieuws
mede te doelen."
Hij keek mij met zijn leepoogon strak
aan en wachtte ruim een minuut alvorens
te vervolgen:
„Ik ga trouwen 1"
Mijn eorste opwelling was niet malsch
voor hem I Ik voelde in mijn handen eon on
weer staanba ren drang om den ouden schurk
te wurgen Doch toen ik dacht aan mijn
arme i.. eder en aan '"ijm aangebeden Irene
maakte zich een diepe verslagenheid, een
zucht om mij van kant te maken, van mij
meester.
„Jo vraagt me niet eens met wie," her
nam de oude op oen bijkans vroolijken
toon
Ik maakte oen niets zeggend gebaar. Hij
vervolgde
„Met juffrouw Aglaé Durignaud. Ik heb
Wat nu de nota zelve aangaat: de solda
tentaal van „kletspraatjes", „dc ploertige
men", „lasteraars en ander tuig" laat „Do
Nederlander" onbesproken; daarin
is zij minder thuis. Maar een ambtenaar
ook een militair ambtenaar behoort
niet aan hen, aan wie hij een onderzoek
gelast, te kennen te geven, wat naar zijn in
zien dat onderzoek zal behooren op te leve
ren; wat de inhoud zal zijn van dc rappor
ten; hoe ver men mag gaan met onthullin
gen. Dat is te minder geoorloofd, wanneer
Hij zelf in meerdere of mindere mate de be
schuldigde is. Die zich vrij van blaam ge
voelt, handelt anders.
„D eNederland© r", aan de hand dep
nota nagaande hoe weinig ernstig dit on
derzoek was, schrijft o. m.
„Het is Diet aannemelijk, dat van derge
lijke besprekingen geen aanteekening is
gehouden!" Alsof zelfs in een officieren-ver
gadering niet wel eens „buiten de orde"
kon zijn gegaanalsof het ondenkbaar ware,
da-t men, onder elkaar zijnde, zijn gevoelen
niet langer onder stoelen en banken heeft
kunnen steken, zonder daarvan „aanteeke
ning in de notulen" te doen. Mar het is slim
gevonden van generaal van Heutsz: De offi
cieren konden nu, zonder te liegen, zeggon
er staat niets van in de notulen; het is on
aannemelijk, dat er gepraat zou zijn over
iets, dat niet in de notulen staat, dat
verzekert generaal Yan Heutsz zelf der
halve... is er niets van hetgeen, waarvan
de brief melding maakt, gezegd Ons ergert
zulk een „slimheid".
En het blad eindigt:
Indien het door den gouverneur-generaal
gedane onderzoek tegenover generaal Yan
Daal en even objeotief is geweest, als dat
van den Gouverneur van Atjeh tegenover
zijn officieren cn manschappen, dan stellen
wij daarin al bitter weinig vertrouwen I
„De ofcandaard" schrijft:
In de „L i mburger Koerier"
kon men dezer dagen een artikel ook
door ons vermeld m ons Overzicht lezen
waarin het werd voorgesteld, alsof onze
consideration over Hetgeen in 1909 de eisch
van den toestand zou zijn, eigenlijk hun
oorsprong vonden in persoonlijke eerzucht
en lichtgeraaktheid.
Het viel, gelijk ,,D e Gelderlan-
d e r" opmerkt, te verstaan, dat de Christ. -
Hist. pers in deze laf-i-oleedigende voorstel
ling van zaken was overgegaan.
Juist daarom echter mag het te meer op
prijs gesteld, dat „D e Gelderlander
zelf, hoezeer een R.-Kath. orgaan, met
ernst tegen zoo door niets gerechtvaardigde
en beleedigende voorstelling in verzet
komt.
Dan haalt „De Standaard aan
wat „De Gelderlander" ten gunste
van dr. Kuypcr schreef, dat aldus ein
digde:
„In ieder geval lijkt het ons tegenover
den antirevolutionairen leider onbillijk, en
tegenover de linkerzijde onverstandig, bij
beschouwingen over dr. Kuyper's houding
van dc onbewezen stelling uit te gaan, als
zoude deze door persoonlijke ambities zijn
ingegeven.
Te meer nu nog er onlangs in „D e
Standaard" de rondborstige verkla
ring werd afgelegd, dat „gelijk het nu liep
vol6troktelij'k uitgesleten is
een opneming van dr. Kuyper in net even
tueel reohtsoke Kabinet, dat "mogelijk in
1Ö09 zal optreden."
Daarop laat „D e Standaard" ten
slotte volgen:
„Verguisd, gesmaad en beleedigd te wor
den door de tegenpartij, is nu eenmaal het
lob, waaraan een principieel strijder voor
het Christelijk karakter van ons volksleven
ten onzent niet ontkomen kan.
Maar een veeg teeken voor de Christelij
ke politiek wordt het, als zelfs de Christe
lijke pers aan die verguizing met zekeren
wellust en met kwalijk verholen genot gaat
meedoen.
Dan werpt die pers haar eigen' eer en
eigen waardigheid te grabbel.
Vooral het volharden in die verguizing,
nadat uitdrukkelijk verklaard was, dal een
optreden van dr. Kuyper in het Kabinet
van 1909 volstrektelijk was u it-
iemand no<9dig, die voor mij zorgt en de
eenzaamheid begint me ook te drukken.
Juffrouw Aglaé is een engel van toewijding.
Met iedere andere vrouw zou er voor ons
nog ecnige hoop zijn overgebleven. Maar
dat schepsel kende ik door en door. Zij had
getoond wie zij was. Zij zou er wel weg op
weten om zich bij zijn leven van al zijn
geld meester te maken, of om te zorgen,
dat er ten behoorlijken tijde een wettig erf
genaam aanwezig was, waardoor aan alle
twisten over de nalatenschap een eind zou
komen.
Do erfenis van den oude zou ons dus ont
gaan. Mijn moeder zou tot aan haar dood
toe door armoe en zorg gedrukt worden en
ik zou niet met Irène kunnen trouwen.
„Het schijnt je weinig pleizicr te
doen", zei mijn oom eenigezins ironisch.
„Pleizier of niet, het gaat mij niet aan I"
antwoordde ik bitter. „Waar het op aan
komt is..."
„Dat ik tevreden benDat ie goed gezegd,
waarde neef, je zult er niets bij verliezen.
Jij, noch je moeder."
Het bonsde mij in het hoofd van woede
en uit vrees, dat ik mij niet zou kunnen in
houden, ging ik spoedig weg. De oude ver
gezelde mij eenigc passen en liet mij achter
in den tuin uit.
Ik stapte den weg op met een zucht van
verlichting, toen een rauwe kreet mij deed
omkeoren. Oom Anselme had, naar ik ver
onderstel, een misstap gedaan en was in
een achbhoekigen vijver terecht gekomen,
gesloten, was dan ook zoo verregaand,
dat zelfs „H et Volk" er dc „Christelij
ke liefde" in haar nummer 2501 om be
spotten kon.
Doen juist daarom moet het te meer ge
waardeerd, dat „De Gelderlander'
den moed had tegen zulk een onverdedig
bare verguizing door bondgenooten ernstig
protest in te dienen.
- Tevens verried ze hierdoor een politiekca
an, door goede politieke voelhorens gedra
gen. Of wie verstaat niet, hoe niets, zoozeer
als juist die verguizing in de Christelijke
pers de toekomst der coalitie in gevaar
brengt
„P atrimoniu m" zou zich niet ver
wonderen, indien het gerucht waarheid bu-
vat, dat minister Talma ccn reorga
nisatie van de Kamers van Arbeid
op het oog heeft. Eer zouden we teleurge
steld wezen, als hij ook niet in deze rich
ting hervorming van ons sociale leven ging
beproeven. In Patrimonium heeft van meet-
af de roep geklonken om organisatie van
den arbeid.
En men stolde zich de publiekrechtelijke
organisaties voor als Kamers van Arbeid,
toegerust met voldoende macht om in be
paalde bedrijven en in aangewezen plaatsen
het r echt van den arbeid te bestel
len en te handhaven.
Nu zijn er wel Kamers van Arbeid geko
men, maar de gewenschte organisatie van
den arbeid bleef uit.
Wat ons in 1897 geschonken is onder den
naam van Kamers van Arbeid, mist zoo
zeer het wezen van hetgeen onzerzijds be
doeld werd, dat -e in vele gevallen gewor
den zijn een sta-in-den-weg voor heusche
her vorm ingen.
De publiekrechtelijke organisaties van
den Arbeid behooren het voetstuk te wezen
voor de velerlei regelingen op het terrein
van den Arbeid.
Dc regeling der arbeidsovereenlio-mst, de
vaststelling van minimumloon en maximum-
arbeidstijd in de verschillende bedrijven,
de kwestie van het leerlingwezen, de rege
ling voor ziekteuitkecringcn, enz., zouden
veel vlotter loopen, zoo we publiekrechte
lijke organisaties van den arbeid hadden,
aan welke een belangrijk deel van de locale
regeling overgelaten kon worden.
Slaagt de Minister er in, de huidige
Kamers te transformeeren, zoodat ze gaan
beantwoorden aan de verwachting, die
daarvan in „Patrimonium" wordt
gekoesterd, dan zal hij, zegt het blad,
daardoor op belangrijke wijze den weg ge
baand hebben - tot tal van andere hervor
mingen
In den brief van den Haagschen mede
werker van de „M idde 1 burgschc
Courant" wordt o. a. het volgende op
gemerkt naar aanleiding van den wensch
van mr. Plemp van Duiveland om het g e-
8 c h i I met m r Treub in zake „D e
Nieuwe Courant, te doen uitmaken
door een raad van eer, door het bestuur
van den Ned. Journalistenkring aan te
wijzen
Ik geloof dat de hoofdredactour van „D e
Nieuwe Co u ran t", dien wij, colle
ga's, allen eeren juist om zijn onkreukbare
eerlijkheid en zijn hooge opvatting, welke
hij van het journalistenberoep bezit, hier
op den verkeerden weg is.
Immers; wat zou hier voor een raad van
eer te „onderzoeken" zijn? Er moet dan
toch een streng geformuleerde beschuldi
ging zijn; punt voor punt to noemen, en
die ontbreekt ganschelijk. Mr. Treub heeft
nergens beweerd of er zelfs maar op ge
zinspeeld, dat mr. Plemp van Duiveland
„een bewuste misleider" zou zijn van de
publieke opinie. Evenmin, dat hij zijn oor
deel „verpandt, zoo niet verkocht zou
hebben."
Wel echter luidde de aanklacht, dat „De
Nieuwe Courant" „verpandt, zoo
niet verkocht" was aan de „Yereeniging
van Werkgevers," hetgeen heel iets anders
is. Daargelaten nu of deze formuleering
niet anders had kunnen luiden, is bet ge-
noemdo feit der subsidie-aanneming juist
gebleken.
waarin karpers werden gehouden. Het toe
val had gewild, dat een pand van zijn jas
zich vastgehaakt had aan een kraan van een
waterleiding, op zulk een zonderlinge ma
nier, dat hij met den rug naar boven lag,
het hoofd in het water. Daar hij uiterst
zwak was, kon hij zelf zich niet verlossen
uit zijn netelige positie. Hij maakte aller
lei zenuwachtige en onhandige bewegin
gen, die hem meer kwaad dan goed deden.
Er was niemand op den weg en in huis
alleen een oude, doove meid, die nooit in
den tuin kwam. Binnen enkele minuten
kon dus mijn oom dood zijn. Ik mag niet
verhalen, dat ik eerst voornemens was het
nocdlot te laten werken. Niets kwam mij
voor redelijker en billijker te zijn dan het
ongeval, waardoor de wereld verlost zou
worden van dien ouden egoïst, dien slech
ten en diefacshtigen kerel. Zijn dood zou
het geluk verzekeren van mijn moeder en
van nnjn lieve Irene cn was bovendien het
eenige, dat de zegepraal kon verhinderen
van die ellendige Aglaé Durignaud, do ze
gepraal dus van de huichelarij, de roofzucht.
Yan welken kant ik ook de zaak bekeek, ik
kon niets dan goed zien in de verdwijning
van oom Anselme.
En om nogmaals oprecht tc zijn moet ik
verklaren, dat ik reeds een slap deed om
mijn weg te vervolgen.
Doeh toeu voelde ik mij door duizend on
zichtbare draden teruggetrokken. Het in
stinct nam de plaats in van het overleg; een
onweerstaanbaar instinct, waarin naar ik
„De Nieuwe Courant" heeft hefc
zelf erkend. Mr. Treub had het hatelijke
„verpanden" en „verkocht zijn" geheel
kunnen weglaten en eenvoudig kunnen spre
ken van ,,D e Nieuwe' Courant als
van het „eigendom der heeren werkgevers.
Dat is, als men niet alken oog heeft voor
bet formeele, dc werkelijke toestand. En
wat steekt daarin? vraag ik mijzelf af- Mo
gen de heeren werkgevers geen orgaan be
zitten, indien zij mee-nen, dat de sociale
wetgeving hun te veel geld kost? Waarom
mag de „S.-D. A.-P." wél een orgaan heb
ben cn de werkgevers niet? Mitszij hefc
dan ook ronduit zeggen. Ik vermeen, dab
daarin de oorzaak is te zoeken van het ko
lossale misverstand, dat aan deze pijnlijke
kwestie ten grondslag ligt.
Doordat zij er nooit voor uit gekomen
zijn, het nooit desnoods boven aan den kop
der courant Lobben doen drukken, is cr
langzamerhand een allerongelukkigste
dooreenmenging en vermenging van s c h ij n
en wezen ontstaan.
S c h ij n alsof zij zich schaamden, om
evenals de „arbeiders", er een courant op
na te houden; sc h ij n alsof „D e N i e u-
wc Courant" een orgaan was gelijk ei
honderden andere nieuws-organcn zijn;
w e z e n: dat zij wel degelijk een i n s t r u
ment de guerre op journalistiek ge
bied ha-dden; wezen dat „De N e u we
Courant" heel iets anders bedoelde dan
alleen nieuws te leveren en propaganda ie
maken voor zekere politieke denkbeelden,
maar daarbij de financieele bel an
gen van een groep geïnteresseerden had
te verdedigen.
Nogmaals, daar steekt niets in. Noch van
het standpunt der eerlijke journalistiek,
poch va-n dat der algemeene redelijkheid.
Indien morgen aan den dag een groep ban
kiers zich vereenigen gelijk nu de heeren
Stork c. s., niemand zal hun dat euvel dui
den. Mits zij het dan ook ronduit zeggen
en uitdrukkelijk constateeren, dat bedoeld
orgaan hun orgaan is."
„De Standaard" schrijft over het
b 1 ij vend gedeelte:
Minister Sa-bron heeft voor de oplossing
van de kwestie van het blijvend gedeelte
een ver van ongelukkige regeling voorge
dragen.
Hij splitst het contingent in twee ploegos
van acntmaanders, zoadat hij gedurende
vier maanden een dubbele ploeg in dienst
heeft, en hierdoor k«n het blijvend gedeel
te in tal van manschappen op 40:1 wor
den gebracht en de duur van dienst De-
kort.
Natuurlijk ware het nog gelukkiger go
weest, zoo dc splitsing in drie ploegen ha-a
kunnen vallen, zoodat er gansch geen blij
vend gedeelte noodig was; maar dan zou
het contingent grooter moeten zijn dan nu
iets, wat later misschien komt.
In elk geval zijn we nu reeds verder dan
met de exploiten van Staal en Yan Rap-
pard. Er zullen nu steeds een bevredigend
getal soldaten onder de wapenen zijn, on
de last voor de manschap is tot een mini
mum teruggebracht.
De uitkomst zal nu moeten leeren, of in
de wintermaanden, November, December,
Januari, Februari, ook bij slecht weer, do
eerste oefening krachtig genoeg zal kun
nen worden doorgezet. Slaagt dit, dan -s
het spel gewonnen, en is althans dit r 'e-
lige vraagstuk tot een voorloopige oplossing
gebracht
Of deze oplossing ook de oppositie zal
bevredigen, staat af to wachten.
Moeilijk zal ze althans kunnen ontken
nen, dat Sabron het in practische vin
dingrijkheid van zijn beide voorgangers
wint.
En evenzoo zal moeten erkend, dat Sa-
bron een Minister van zessen klaar is. Las
is hij opgetreden en nu reeds is do aan
vulling voor dit jaar, de Raad van De
fensie, en de regeling van het blijvend ge
deelte gereed gekomen.
Ook de discussie over de begrooting van
Oorlog zal door dit nieuw© wetsontwerp lie-
kort kunnen worden.
Deze kink is nu althans uit den kabel.
veronderstel, de geheele z"'el van mijn moe
der sprak. Ik dacht niet meer na, ging de
helling v«..i aen weg af, duwde het tralie
hek van den tuin open en vloog naar den
vijver, greep mijn oom bij het achterdeel
van zijn broek en trok hem zoo naar mj
toe.
Een oogenblik later lag hij languit op hef
gras, waar hij aan het hoesten raakte, zoo
dat zijn longen weder in contact kwamen
met de levend makende lucht.
Toen hij tot zichzelf begon te kom n,
droeg ik hem in mijn armen naar ziju hu
Daar droogde ik hem af met behvlp van cte
oud© Mietje en trok hem droge en warm©
kleeren aan Hij kwam toen nog beter tot
bewustzijn en liet mij vertellen, wat er ge
beurd is, dankte mij met een half wczenloo-
zen glimlach en viel in slaap.
Ik ging weg met het gevoel dat ik mijn
plicht had gedaan, maar dat dit kwalijk een
goede daad verdiende te liee*
Wat de gevolgen "i, zij waren juist
zooals ik ze had verwacht, Anselme trouwde
met Aglaé Durignaud cn stierf een jaar la
ter. Aglaé had gekregen eon welgeschapen
zoon, die dus met de erfenis ging strijken.
Wat mijn moeder bctivft, zij stierf voor
haar tijd gebogen onder haar co-gen cn ont
beringen, Iron? trouwde met een rijk n
jonkman en ik vo. mij 2.00 ngelukkig, dat
ik mij minstons eens in de week afvraag,
wat ik eigenlijk op de vereld doe.