ZONDAG5BIAD H-ID5CH DAGB1AD No. 13 Juni. Anno 1908. V if gs e 18 g in 18 Id nS in J! g 81 iS g J EEN ONDANKBARE TAAK. 3 iwOTflO»®°vl OA^Ö^leA*®®!©**©®! I •V VAN HET Ï- ,,De heer Louis Duval accompagneerde/' Zoo stond het cr, als bevestiging van een gewoon feit, als een kleine aanvulling, aan het sJot van een uitvoerig verslag van „het prachtige en belangwekkende Ballade-con cert, dat gisteravond in Queen's Hall ge geven werd/' Louis Duval wierp de courant op den grond en schonk zich wrevelig nog een kop thee in. Dat was dus alles, na al do ontzaglijke moeite, die hij zich met deze accompagne- mentcn gegeven had, waarvan sommige zoo moeilijk waren, dat hij heole dagen noo- dig had gehad voor het instudeeren. Hij was benieuwd te weten, terwijl hij peinzend voor zich uit staarde, wat er zou gebeurd zijn, wanneer zijn spel minder zeker, zijn begeleiding minder zuiver was geweest. Zeker, mejuffrouw Lester, die zulk een groo- ten bijval had verworven cn over wie de critici vol lof waren, zou zonder hem niet met zooveel succes gedebuteerd hebben cn de cellist, wiens geheugen hem bijna in den steek liet, zou waarschijnlijk niet weer op dreef gekomen zijn zonder de hulp van den accompagnateur Zij waren allen wel zeer te gemoeC ko mend en dankbaar geweest na het concert, dat waren zij altijd maar dat gaf hem niets en hij werd ouder en zijn gezondheid was ook niet meer zoo goed als vroeger. Hij liep de kamer op en neer een magere, ge woon uitziende man, met blond haar, dat reecls begon te grijzen, en een paar spre kende blauwe oogen cn opende den prachtigen Bechsteinvleugel, zijn cenige be zitting van waarde. Er lagen eenige losso bladen muziek op den vleugel. Hij sloeg ze open en begon te spelen. Het was zijn eigen werk en terwijl hij speelde, wist hij, dat bet goed was; dat, al mocht het publiek het erkennen of niet, dit viool-concert, waaraan hij zoovele uren had opgeofferd, een compositie was, waarovor geen musicus zich behoefde te schamen. Hij legde de mu ziek ten slotte weg met een zucht en nam een nieuwen liederencyclus van geen "bijzon dere kunstwaarde ter hand, om dien door te spelen, voor het concert, dat d: n avond tou worden gegeven. Toen hij dien avond het Concertgebouw binnentrad, ontmoette hij een zijner vrien den een knappen, veelbelovenden, jon gen zanger in druk gesprek met een meisje, op wier gezicht zich groote teleur stelling afteekende. „Nu komt alles terecht", zeide Cyril Dennison vroolijk; „Louis, mag ik je voor stellen aan mejuffrouv Harrington? Haar accompagnateur is plotseling ziek gewor den maar ik heb haar gezegd, dat jij wel voor haar spelen wilde."* „Het zal me zeer aangenaam rijn," ant woordde Louis met een buiging; „wat zal u zingen, juffrouw?" „U, is zeer vriendelijk", zeide rij dank baar. „Het is zeker zeer moeilijk, iemand te begeleiden zonder voorbereid te zijn. Maar ik zal niet veeleischend wezen." Zij sprak verder rr.t een vriendelijke, welluidende stem over de liederen, die zij moest zingen, en toen haar beurt kwam, leidde Louis haar op het podium. Zij had een wonderlijk-mooie stem en zoug met een diepte van uitdrukking, die niet alleen hem, maar ook de toehoorders in extaso bracht. Zij word stormachtig toegejuicht. Toen het concert geëindigd was en hij afscheid van haar wilde nemen, kwam zij naar hem toe met uitgestrekte handen. „Nog nooit ben ik zoo goed geaccompag neerd," zeide zij op eenvoudigen toon en haar oogen schitterden ai's sterren. „Ik hoop, dat u nog dikwijls voor mij wilt spe len maar u verdiende meer dan de helft van het applaus. Iemand moet wel kunnen zingen, wanneer u accompagneert." Zij ging heen, nog voordat Louis eenige woorden van dank kon stamelen. Maar hy ging naar huis in een buitengewoon opge wekte stemming. Zes maanden later liet Louis zich snel naar het Concertgebouw rijden. Het geluk scheen hem eindelijk te zullen toelachen. Zijn compositie was door een be kenden violist in zijn repertoire opgenomen; hij had vele leerlingen en talrijke goed be taalde engagementen en bovendien zou hij dezen avond Gaynor Harrington accompag- neeren. Hij deed dit gewoonlijk in de laatste maanden en zij hadden elkaar dikwijls ont moet om te oefenen. Ziji was altijd vriendelijk en het was Louis somtijds moeilijk gevallen haar niet te vertellen van zijn liefde voor. haar, die als zonneschijn in zijn leven gekomen was. Maar hij had willen wachten tot zijn toe komst verzekerd was, want moeder en zus ter waren van hem afhankelijk en hij had iemand niet durven vragen zulke armoede als hij gekend had, met hem te deelen. Maar nu hadden de zaken voorgoed een gunstige wending genomen en indien hij hot geluk mocht hebben haar naar huis te begeleiden, dan zou hij haar dezen avond eens vertellen, hoe het er in zijn hart uit zag. Terwijl hij in de kamer der artisten wachtte, kwam zij binnen met Cyril Denni son. Zij droeg een wit kleed en had twee lichtroode rozen in hi. r ceintuur gestoken. Haar oogen schitterden meer dan ooit en Louis zuchtte diep, toen hij haar begroette. Toen haar beurt kwam, leefde hij als ip een droom van geluk. Haar succes was dien avond buitengewoon en Louis accom pagneerde zooals nooit te voren. Als toegift zong zij een lied, dat hij goed kende en het was hem daardoor mogelijk telkens weer vol bewondering naar haar te zien, terwijl zij daar stond, slank en mooi in haar wit kleed. Den geheelen avond leefde hij voort in dien droom van geluk, tot' rij ten slotte het laat.3 nummer van het pro gramma zou zingen, te zamen met Cyril, een duet, getiteld: „De sleutels der hemel poort." Louis had het dikwijls voor hen gespeeld on terwijl hij hen volgde en achter hen om ging, om aan den vleugel plaats te nemen,' zag hij er in de oogen van de meerderheid van het publiek zooals gewoonlijk uit als! een onbeduidend persoon, slechts de ac compagnateur, een man, in wien niemand belang steldo. Hij üocg de eerste akkoorden aan en speelde verder, naar de zingendeD met rustige belangstelling luisterend, maar toen zij zich bij het laatste vers tot Cyrïl wendde, nadat hij haar „de liefde van zijn hart" had aangeboden, zag hij in haar hel dere oogen een uitdrukking, die zijn hart bijna deed stilstaan. Zijn vingers beefden een 0ogenblik, maar hij herstelde zich spoe dig en toen het applaus losbarstte, stond hij op en verliet werktuiglijk het podium en bleef zwijgend wachten in de kamer der ar tisten, terwijl rij telkens en telkens weder, heengingen om te danken voor de ovaties- Toen zij eindelijk terugkwamen hieJicfien zij elkanders handen omvat. Haar oogen schitterden van geluk, toen rij tot Louis, eeide: „Meneer Duval, u is altijd zoo vrien delijk geweest, dat wij behoefte hebben u ons geluk mede te doelen." Hij haalde diep adem, ofschoon hij ver- waoht had, dat zoo iets komen zou, en Cy ril zeide glimlachend„Wij zijn reeds ge- ruimen tijd verloofd, maar door familie omstandigheden hebben wij het geheim ge houden. En vandaag rijn wij in stilte ge huwd." Louis beheersehte zich. „Ik wensch 11 beidon het grootst moge lijke geluk toe", zeide hij en in zijn ooren klonk zijn stem als uit de verte. „Van har te geluk gewenscht. U zult zeker zeer, zeer gelukkig worden." „Dat gelooven wij ook," zeide het meis je, ,,u moet dikwijls bij ons komen, meneer Duval, en ons bij dc studie helpen. U ac compagneert prachtig." „Het zal me zeer aangenaam zijn." Cy ril sloeg haar den mantel om, hij wensohte te vertrekken. „Goeden avond, meneer Duval 1" had hij gezegd. Hoe gelukkig schenen rij. Zij verlieten juist de kamer, hun stemmen stierven weg en Louis Duval stond alleen en staarde we zenloos voor zich uit. „Is u klaar, meneer?" Een bediende vroeg het en met een verontschuldiging greep Louis zijn hoed en ging heen. Twee dames in avondtoilet wachtten nog op haar rijtuig en spraken vol enthusiasm© over het concert. Toen Louis met rijn muziekboeken onder den arm het Concertgebouw verliet, zeide een der dames: „Zie eens, is dat een van de artisten?" „Die, o, neen, dab is maar de accompag nateur. Hoe is zijn naam ook weer?" Zij verdwenen, nog steeds sprekende, en alles, wat artist in Louis Duval was, kwam in opstand tegen dat wreede oordeel, uit onwetendheid zeker, maar toch... Hij aar zelde een oogenblik verder te gaan, maar liep toen haastig verder naar zijn woning door den somberen rogenavond.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 13