No.
LETDSCH DAGBLAD, Zaterdag- 16 Mei.
PERSOVERZICHT.
Romantische liefde.
Anno 1906.
Nu do Raad van Dofonsie door de
benoeming der vier burger leden'' voltallig
is geworden, vindt „De Tijd" aanleiding
een woord over dezo instelling te zeggen.
Vooraf wordt de benoeming van pastoor
Evers als „burgerlid'' hoogelijk geroemd
©n de overtuiging uitgesproken, dat in de
kringen der militaire en niet-militaire des
kundigen deze benoeming met instemming
<al zijn begroet. Do andere drie „burger-
Jcden" laat het blad geheel onbesproken.
Wat betreft den Raad zeiven, verklaart
zich „De T ij d" volkomen tevreden, zoo
wel wat samenstelling als wat bevoegdheid
betreft. Dat met name de commandanten
der stellingen in deze hun kwaliteit zitting
hebben in den Raad acht zij in legen
stelling met „De Standaard" na
tuurlijk. En ook de vraag van laatstge
noemd blad, of het gewenscht is dat bij ge
wichtige besluiten de Minister don Raad
presideert, beantwoordt ,,De T ij d" beves
tigend. Het zou, zegt zij, een heel laag stel
len zijn van het gehalte van den Raad als
men de mogelijkheid onderstelde, dat de le
den zich zouden laten intimideeren door
een presidcerend minister. Het zijn geen
school jongens, die bang zijn voor hun
meester. Het getal niet-militaire led. n acht
het blad voldoende.
Ook de bevoegdheid, aan den Raad toege
kend, heeft de goedkeuring van het blad.
Men klaagt, dat het recht van initiatief den
Raad onthouden is. Zeker, in het openbaar
is dit het geval. Maar kan niet in den Raad
zei ven een initiatief worden genomen van
eenigen maatregel Kunnen do 'eden geen
voorstellen doen, om te voorzien in een of
ander hun gebleken gebrek? Is het zoo noo-
dig, dat iedereen wetc dat deze of gene
maatregel van hen is uitgegaan? Zóó be
schouwd, hebben de leden wel degelijk het
recht van initiatief.
AHes te zaracn genomen koestert „Dc
T ij d" van de werking van den Raad grootc
verwachtingen.
Al belmoren de vi.r burgerlijke leden van
den Raad van Dcfensio tot verschillende
partijen, deze omstandigheid zal aan de
keuze toch wel niet ten grondslag hebben
gelegen, meent „De Standaard' Wel
ke grondgedachte zat dan voor
Geen dezer vier beeren is ooit gebleken
zich bijzonder met de vraagstukken van
onze Defensie te hebben bezig gehouden,
d.w.z. met de vraag, op wat wijze ons land,
als het op oorlog gaat, zich op dc meest
afdoende wijze tegen den aanvaller zou kun-
ïien verdedigen. En toch, deze vraag is het,
die aan heel den Raad van Defensie het
aanzijn gaf.
Men blijft dus, zoo men alleen let op het
'doel van de instelling van den Raad, in
het duister tasten, en eenig nader licht geeft
alleen het optreden van pastoor Everts.
Deze heeft zich bezig gehouden m t dc so
ciale positie van onzen Janmaat. En aan
doze gedachte voortspinnend, zou men dan
kunnen zeggen, dat een oud-minister van
landbouw, nijverheid en handel licht kon-ver
spreiden over den economischen toestand
van de militairen; dat de heer 't Hooft hun
rechtskundige positie zuiver zou kunnen
houden, en dat de heer 's Jacob i9 aangewe
zen om dc verhouding tusschen het civiel
en militair gezag op juiste wijs te helpen
regeleniets, waartoe een oud-burgemeester
rich als vanzelf leent.
Ligt hierin iets waars, dan zou het op
treden van deze vier heeren in dit onder
ling verband metterdaad een geheel vor
men, dat voor geheel onze militaire inrich
ting niet zonder belang was.
Doch dan blijft nog de kwestie van de
juiste regeling der verhouding tusschen de
militaire diensten en militaire geldelijke
lasten èn het burgerlijk belang van hen, die
daartoe geroepen worden; een kwestie, die
veel dieper in het vraagstuk der Defensie
indringt.
Dit op zichzelf zeker niet minder gewich
tig vraagstuk blijft dus voorshands aan do
militaire heeren overgelaten, om het straks
bij de definitieve regeling wettelijk op an
dere wijze tot beslissing te doen komen.
„Wat tc zeggen van de vier niet-militaire
leden van den nieuw ingestelden Defensie
raad?" vraagt „De Nieuwe 0 o u-
r&n t".
„Uit een politiek oogpunt bezien, is het
viertal zetels nogal goed verdeeld: een
vrijzinnig-democraat, de oud-minister Vee-
gens; een gematigd-liberaal, do heer
's Jacob, oud-burgemeester van Rotterdam
en oud-lid van de Eerste Kamer; een anti-
rev., mr. P. C. 't Hoofd, lid der Eerste
Kamer; een katholiek, pastoor Evers,
door zijn geschriften over dc marine wel
bekend.
Maar overigens: wat kan het zijn, dat
juist deze vier heeren in aamnerking deed
komen om zitting te nemen Jin een college,
dat den bij uitstek deskundigen minister
van oorlog in militaire zafken adviseeren
moet? Wij zoeken tevergeefs."
Dc „Haag sc he Courant" maakt
daarbij deze opmerking:
„Is het wel do moeite waard om te
zoeken
Wie hecht er eenige waarde aan den
Raad van Defensie, zooals deze is mge
richt en geïnstrueerd
Hij is immers slechts een nieuw militair
bureau bij al de andere.
Op do personen der leden is niets te
zeggen Maar de lieele instelling mist
haar doel."
„Land en Volk" zegt van de benoe
ming der niet-militaire leden:
Dc Regeering heeft aan den ltaad van
Defensie de „burgerlijke" franje genaaid.
Wij moeten tot ons leedwezen verklaren,
dat de keuze der dignitarissen, uit een po
litiek en tactisch oogpunt niet onverdien
stelijk, geen verandering brengt in onze
verwachting, dat deze „burgerlijke" ele
menten niets anders zouden zijn can
franje.
De „Nieuwe Rotterdamscho
Courant" oordeelt over de benoe
ming van mr. D. Fock tot gouver
neur van Suriname als volgt:
Aangezien wel mag worden aangenomen,
dat do heer Idenburg, dio met 20 Mei als
minister van koloniën in functie treedt,
over deze benoeming, zij het onder do
hand, zal zijn geconsulteerd, mag men
haar, dunkt ons, zonder reserve toe
juichen. Daaruit blijkt dan immers, dar
bet beleid der Westindische kolonie in
dezelfdo richting zal worden gehouden, als
waarin het sedert het optreden van den
heer Lely is gestuurd. Do heer Idenlmrg.
en mr. Fock hebben de gelegenheid ge
had over tal van onderdeden vaD het West-
indiscb bestuur van gedachten te wisselen-
Dat nu mr. Fock tot opvolger van den
heer Idenburg is aangewezen, wijst er op,
dat d© denkbeelden en inzichten van deze
beide bewindslieden over hetgeen de kolo
nie behoeft, althans wat de grootc zaken
betreft, overeenstemmen. Hun samen
werking zal daardoor gemakkelijk zijn en
dit zal do kracht van het bestuur ontegen
zeglijk ten goede kunnen komen.
Men weet, dat de heer Idenburg goed
vertrouwen heeft op de toekomst onzer
kolonie. Bij de laatste begrooting werden
van hem afkomstige plannen overgelegd,
om do kolonie van het moederland weer
financieel onafhankelijk te maken Mlr.
Fock heeft die plannen als minister van
koloniën met warmte verdedigd, en het
moet hem aangenaam zijn, thans als gou
verneur der kolonie, daaraan voort te kun
nen werken. In de jaren, waarin mr. Fock
op het Plein heeft gezeteld, is daarenboven
gebleken, dat het hem aan do noodige
voortvarendheid geenszins ontbreekt. Men
mag er dus wel op rekenen, dat, ook nu
tusschen de beide bewindvoerders de rol
len zijn verwisseld, met dezelfde kraicht
aan de opheffing der kolonie zal worden
doorgoworkt. Dc kolonie kan daarbij slechts
wél varen.
,,H et Vaderland" schrijft
De benoeming van den oud-minister mr.
D. Fock tot gouverneur van Suriname ach
ten wij een zeer gelukkige.
Tijdens zijn ministerschap heeft de heer
Fock getoond een groote kracht op kolo
niaal gebied te zijn. Hij is nog betrekkelijk
jong, bekwaam, ondernemend, bezit grootc
organiseerende en administratieve gaven,
heeft menigmaal bewezen, de koe bij d©
horens te durven vatten, en zijn regeerings-
taak tc bezien van een hooger plan dan het
gemiddelde. Wij verwachten van hem als
gouverneur van Suriname veel, en geloo-
vcn de kolonie, waar nog zooveel voor een
doortastende hand te doen is, met zijn be
noeming geluk te mogen wenschen.
Er is in den laatsten tijd een merkwaar
dige wisselwerking tusschen de portefeuille
van Koloniën en den gouverncurszetel te
Paramaribo, zoowel wat de personen, als
wat de bovendrijvende politieke richtingen
b. treft.
Het blad wijst dan op de eigenaardige
verwisseling van functies tusschen de hee
ren Idenburg en Fock en schrijft:
Deze persoonsverwisseling geeft ook aan
leiding tot het stellen van een politieke
puzzle.
Idenburg was pas als minister afgetre
den, toe i hij door een ministerie, niet van
zijn kleur, als gouverneur naar Suriname
werd geroepen.
Fock desgelijks.
Idenburg keert, na nog geen drie jaren
daar rkzaam te zijn geweest, weer aan
het hoofd van Koloniën op het Plein terug,
in een Kabinet van zijn eigen kleur.
Vrage Zal het met Fock na drie jaren
óók zoo gaan 1
Wij hopen, dat ook in dit opzicht, de ge
schieden-' van h't departement en de ko
lonie zich herhalen zal
Hiervan zijn wij intusschen zekermet
zijn benoeming bot gouverneur van Surina
me is de carrière van een man als mr. Fock
niet afgesloten.
Dat geloovcn wij ook niet.
Het zou ons ten minste niets verwonde
ren als èn Idenburg èn Fock in de toekomst
nog eens als „toewan b©saar" in Buitenzorg
kwamen.
,,D e N ieuwe Courant" zegt:
De keus mag gelukkig genoemd worden.
Geregeerd te worden door een betrekkelijk
jonge man, met bestuurservaring en lust om
iets in hot belang van het hem toevertrouw
de gewest tot stand tc brengen, kan Suri
name slechts ten goede komen. Wij wen
schen haar, den heer Fock en de Regeering
met deze benoeming geluk.
De ,,N ieuwe Arnhemsche Cou
rant" heeft bedenkingen tegen het stel
sel, waarvan deze benoeming een uitvloei
sel is.
Continuïteit in het bestuur is zeker m
hooge mate gewenscht; doch zij krijgt iets
bedenkelijks, wanneer ten slotte do perso
nen ondergeschikt worden gemaakt aan het
stelsel, dat onaantastbaar blijft, onafhanke
lijk van de personen. Of minister Fock werd
geïnspireerd door gouverneur Idenburg,
dan of minister Idenburg wordt geïnspi
reerd door gouverneur Foek, de inspiratie
blijft onveranderd; de bril, waardoor ge
zien wordt is steeds dezelfde, al dient ze
voor verschillende oogen.
Bij alle waardeering van het vele uitne
mende, door de twee opvolgende gouver
neurs voorbereid en tot stand gebracht, is
twijfel geoorloofd, of het tegenwoordige
6telsel van ongelimiteerde Staatszorg op
Suriname toegepast, wel het meest geschikte
is om de Kolonie tc leeren op eigen becncn
te staan; of men niét, in een aanvankelijk
goede richting, te ver is gegaan.
Voort3 mag gevraagd, of het aanbeveling
verdient achtereenvolgens de hoogste Staats
ambtenaren tc benoemen tot gouverneur.
Zal men, als er geen keuze meer is van be
schikbare oud-ministers, in do Kolonie niet
ontstemd zijn over de benoeming van een
minder aanzienlijke persoonlijkheid en do
zen dan niet doen gevoelen, dat men hem
niet voor „vol" aanziet?
,,H et Centrum" oordeelt:
Een gelukkige benoeming, die door de
zelfde loyale gezindneid is ingegeven, wel
ke drie jaren geleden den destijds afgetre
den minister van koloniën als opvolger van
den heer Lcly naar de West deed zenden.
De nieuwe gouverneur is ongetwijfeld een
man van groote bekwaamheid. Van hem
valt, evenals van zijn beide voorgangers,
veel te verwachten.
In hoofdzaak zal wel dezelfde koers wor
den gevolgd, waarbij men ook vertrouwen
mag, dat dc kloeke strijd, door den heer
Idenburg aangevangen tot bevordering der
zedelijke belangen, door mr. Fock zal wor
den voortgezet.
En in moreel, èn in stoffelijk opzicht is,
na de zoo groote en langdurige miserie van
vroegere jaren, voor Suriname nog zeer
veel te doen, wat een krachtige hand ver-
ei scht.
Moge de arbeid van gouverneur Fock,
evenals die van zijn voorgangers, de kolo
nie ten goede komen, opdat zij ten slotte
geheel worde opgeheven uit haar staat van
verval I
In een driestar Onderwijs in I n-
d i e zegt „D c Standaar d"
Minister Idenburg wacht een schoono taak
in de beten- regeling van het lager onder
wijs in Tndië
Ter onzaliger ure heeft, men in de hitte
van den schoolstrijd de soort school, waar
in men destijds hier te lande zijn ideaal
zag, ook in Indie overgeplant.
Ook daar moest de bevolking met onze
neutrale school gezegend worden.
Voor een bevolking van over de 30 mil-
lioen zou dit natuurlijk onzen krachten zeer
verre te boven gaan, en bovendien, heel het
stelsel deugde niet.
De inlander heeft vóór alJe dingen be
hoefte aan een onderwijs, dat hem in staat
stelt, nu hij uit de landbouwend© periode
voor een deel id industrieel© periode
moet overgaan, op dit. nieuwe terrein zich
tc kunnen roeren en in zijn levensonderhoud
te voorzien.
Heel de regeling ie men er nu heeft, in
gevoerd, deugt niet. Deugt niet voor den
landbouwenden Javaandeugt niet voor
den Javaan, die hooger op moet; en deugt
evenmin voor de Christelijke bevolking op
Amhoina, in de Minahassa cn onder de
Battaks.
Yoor de laatsten zal heel anders dan
dusver door subsidie moeten gezorgd wor
den.
De Overheid kan in die Christelijke stre
ken niet zelf het onderwijs geven zij moet
dit laten doon door de missies. En daar die
missies hiervoor gr-n geld hebben, moet dc
Overheid bijspringen
Allo denkbeeld om in die Christelijke stre
ken een neutraal onderwijs door te zetten,
verzuimt te rekenen met- de positie, waarin
Christen-inlanders 'te midden van dez-m Mo-
hammedaanschen Archipel verkeeren.
Mcfc woorden is men hier niet geholpen.
Do Overheid in Indie moet den moed heb
ben om tc erkennen, dat in de genoemde
Christen-streken van onzen Archipel een
soort oase-toestand zich voordoet, die ge
heel eigen voorziening vraagt.
Gelukkig, dat. thans ook hierop zal kun
nen worden aangestuurd.
Een Overheid, die in Indië nalaat tc too-
nen, dat ze den Christen-inlander geven
wil, wat bij zijn toestand past, zou haar ka
rakter als gededtgeerde Overheid van ceil
Christen-natie prijsgeven.
In dc „Kroniek" van „Stemmen
voor Waarheid en Vrede' z gt dr-
Bronsveld, to Utrecht, dat de a n t i-re v o-
1 u t i o n n a i r e n willen aansturen Op een
verkiezing in 1909, waarvan het pa
rool zal zijnvoor of tegen Kuy
per, «en de chris t.-h istori scheu
willen uitkomen met ile leus: voor of t e-
gonhctministcrio. Maar de houding
der christelijk-historischen munt daarbij
niet uit door klaarheid. Want „D e N c-
derlander" verklaart ook dat dr. Kuy-
per minder kwaad kan als minister dan als
leider der anti-revolutionnairen. Dus
meent dr. B. als er eens een ministerio-
Kuyper kwam. dan zou de heer Lobman
doen wat hij reeds meermalen deed: te
gen dr. Kuyper spreken, maar met
hem stemmen.
Velen vinden den heer De Savornin Loh-
man „zoo erg niet", cn in elk geval te ver
kiezen boven dr. Kuyper. Ik wild ook wel,
dat het zoo ware, maar in de practijk zio
ik niet het. verschil tusschen deze beiden.
Op hen is het oud© rijmpje van toepassing:
B ij elkander deugen zij niet,
Van elkander meugen zij niet.
Wat de roomsch-katholicken betreft, dezo
blijven zegt dr. B. onder het geharre
war van hun beide hondgenootcn tamelijk
kalm.
Zij weten wel, dat bij de stembus de een
heid hersteld zal zijn, en dr. De Visser met
hun hulp zal trachten herkozen te worden,
en met de anti-revolutionnaire zal ageer cn
tegen alles, wat liberaal is. Wij maken ons
dienaangaande geen illusimec-r. Tn Juni
1909 zullen ,,S t a n d a a r d", ,,N e d c r-
lander" cn „R esidenticbode'
den „c h r i s t c 1 ij k e n" mantel omslaan,
en wij voorzien, dat zij de meoïU.rheid zul
len hebben
Nog onlangs sprak „De Nederlan
der" over „Bronsveldianen." Zij schijnen
dus nog mee te tellen, en waar ze zijn, zul
len zo zich voor te bereiden hebben op een
heiligen strijd tegen de coalitie, tegen het
nu elkander bijtend en veretend broeder
paar, maar bij dc stembus strijd ..d in ver
bond met de ul tram on lanen.
In „D e Standaard" wordt nogal
eens de working der Drankwet gepre
zen als zeer heilzaam.
De „Nieuwe Venlooscho Cou
rant" doet aan dien lof niet mee.
Vooral voor dc provincie Limburg mist da
tegenwoordige Drankwet grootendeels haar
doel.
Een der grootste grieven, die wij tegen
deze wet hebben, zegt het blad, bestaat
hierin, dat zij volstrekt niet do bierhuizen
treft, terwijl het toch juist het overgroot
getal bierhuizen is, dat in onze provincie
het drankmisbruik in het leven geroepen
heeft.
En verder zegt. het:
Trouwens, dat de toestand er in de laatste
jaren niet beter op is geworden, lezen wij
in de onlangs verschenen rapporten onzer
drankwet-ipspectie, waarin wordt medege
deeld, dat het aantal verleende verloven in
schier allo gemeenten van Limburg en Noord
brabant schrikwekkend groot is.
„Voor de politie moet het ondoenlijk wor
den geacht, het bedrijf der vcrlofhouder? t©
controleeren. In vele gemeenten zien de die
naren der politie er dan ook niet naai
uit of om.
Niet alleen de vergunninghouders klagen
steen en been over de oneerlijke concurren
tie, die verlofhouders hun aandoen door
clandestien sterken drank tc verkoopen in
het klein, ook heeren burgemeesters en po
litic-dienaren erkennen volmondig, wel te
weten, dat de clandestiene verkoop in do
wna/wwwx/v
Van u ite rl ij k was zij een mooi, zon-
faig-vroolijk dame meisje. Zij was misschien
wat tenger, maar dat merkte je niet om
dat haar stralende oogen al je aandacht
bezig hielden, vonkende lichtpunten biolo
geerden je opnemend gekijk. Zij was be
weeglijk als een jong veulen in de wei, met
bok de natuurgracie van dat beest. Dien
zomer was zij heel veel op Schcveningen.
[Als je wist, dat ze in het Kurhaus was,
zag je haar in den Bar, zag een van je ken
nissen haar in de Rotonde, en een ander
haar op dc Pier. Zij was dien zomer o v o r-
a 1 Tc midden van vijf, zes druk-b&bbelen-
de, druk-Lachende vriendinnen bewoog zij
zich op alle plaatsen te gelijk in heel haar
jonge bevalligheid, verzonnigde zij elk mid
delpunt van het drukke gedoe.
Van i n n e r 1 ij k was zij een pas-ontlo
ken dweepstertje. Zij schreef verzen, die zij
zelf op muziek zette, zelf zong en accom
pagneerde. Zij keek het leven aan met haar
groote. stralende oogen, een dauw-bedro
pen violenpaar, en zij knielde voor liefde,
vriendschap godsvereering cn sentiment.
Van al het leelijke, van al het egoïste wist
zij niets ,kon zij niets geloovcn. Er was
,wol slechtheid, maar dat gleed ongemerkt
langs haar heen.
Hij speelde in de Hongaarsche kapel van
'den Kurhaus-Bar to Schcveningen. Avond
aan avond cn middag na middag haalde or
zijn strijkstok de wondervreemde, harts
tochtelijke melodieën uit zijn viool. Hij
wist, dat de mensehen van liet koude Hol
land, voor het meerendecl, niet begrepen
Eijn muzick-geklaag, niet voelden zijn ge
juich. Maar hij speelde ook niet voor de
menschen, doch voor zichzelf, en voor do
enkelen, die hom begrepen. Hij speelde in
den Bar zooala hij vaak speelde, alleen, op
zijD stille kamor, heelemaal voor het eigen
genot van te uiten wat niet in te houden is,
en... voor den eenzamen wandelaar, die, on
gezien, ongeweten, buiten stil blijft staan
onder het raam.
Zij begreep er wel een beetje van.
Maar toch dweepte zij meer met zijn mooie,
weemoedige Tziganenoogen met zijn aristo
cratische fijn-gelede vingers en met zijn
artistieke lok dan met zijn spel. Zijn oogen
kondeü haar verhalen, doen, duizendvoud,
méér dan zijn spel. Zijn oog n, waarin zij
wraak las en liefde, hartstocht eD treurnis,
heimwee en haat méér dan in zijn spel.
Zij begreep ex wel een beetje van; en toen
zij avond op avond kwam, werd zij langza
merhand, eigenlijk zonder dat zij het zelf
wist, op hem verliefd.
Het was een rom antische liefde.
Hij, al gauw, had gemerkt het mooie
meisje, dat iedereri avond, en veelal
's middags ook. zoo dicht bij het kleine
podium kwam zitten, zoo haxd applaudis
seerde na zijn solo's. Hij vond het wel aar
dig, het streelde zijn ijdelheid, zoo aange
beden te worden door een Haagsch dame-
meisjo. En hij verbeeldde zich, dat het was
om zijn muziek.
Als zij zoo luid, soms zelf „bravo" roe
pend met haar fijne stemmetje, hem toe
juichte, glimlachte hij, met zijn weemoedige
oogen even over haar heen dwalend.
Zij was heel fatsoenlijk Zij mocht nooit
zonder haar broer of heel goede kennissen
in den Bar komen, en zij gingen uiterlijk
om half elf al weer weg. Toch zon zij er op,
hoe het aan tc leggen om hem eens tc spre
ken te krijgen.
Geheel onverwacht deed de gelegenheid
zich voor. Zij had gedroomd, gedweept, dat
hot met een krans zou gaan en een brkfjo
tusschen de lauwerbladen. Maar in w e r-
k e 1 ij k h c i d ging het mot... een half
fleschje bier. Het was buitengewoon vol,
eeD verrukkelijke Augustusavond, on toen
zij met Austin, haar broer, die adelborst
was, binnenkwam, om kwart voor tienen,
toen het laatste nummer van het Kurhaus
begon, wanhoopten zij cr aan nog een
plaatsje te zullen krijgen. Ten slotte drong
de directeur, vriendelijke Duitscher, nog
twee krukjes, juist waar zij het hebben wou,
tusschen den eersten violist en een gezel
schap luidruchtige studenten in. Zij ge
noot; zij vond het heerlijk. De zomeravond
buiten, do sterren cn de maan zooeven bo
ven het Kurhaus-terras hadden haar in do
rechte stemming gebracht. En nu raakie
bijwijlen, onder het spelen, z ij n elleboog
lichtelijk haar schouder.
Er was iets intiems in dat tegen elkander
aangopropt zitten, cn dat telkens even
aanraken.
In de pauze nam hij een fleschje bier, en
bij het haastig inschenken in den tumbler
morste hij er een scheut over heen... op
haar rok. Hij stamelde honderd veront
schuldigingen; zij beweerde, vuurrood, dat
het „niets" was, terwijl zij zacht depte met
haar zakdoek. Maar het ijs was gebroken.
Van dien dag af groette hij haar, als hij
haar zag binnenkomen, als zij wegging.
Maakte hij ook vaak, met enkele korte zin
netjes, een praatje tusschen de nummertjes
door. En vroeg zij hem, dit of dat te spelen.
Niet, dat zij zoo bijzonder hield van eenig
stuk, dat hij speelde. Maar zij vond het leuk
staan, wanneer iedereen hen daar samen
praten zag; zij vond het. typisch om haar
kennissen, die bij hen zaten, vrienden van
haar broer, of ook wel meisjes, terwijl zij
erg opkeken van haar brutalititeit, te too-
nen, dat hij speelde, wat zij hem vroeg. Hij
ook vond het leuk, typisch; hij ook pochte
een beetje cn praalde een beetje bij zijn rac-
de-orkostleden, dat dat mooie meisje hem
zoo in het oog vallend het hof maakte.
Op een middag baggerde zij alleen door
het zand tusschen de badstoelen heen, om
cvcd wat fruit te gaan halen aan de tentjes,
toen... zij opeens hem vóór zich zag staan.
Zij schrikte en zij kleurde weer hevig, ter
wijl hij zijn hoed afnam.
„Ganz allein, Fraulein?" vroeg hij, met
zijn vrouwelijk-wecmoedig accent.
Zij wist eerst niet te antwoorden van
vreugde. Maar vanzelf ging hij naast haar
voort-, over de planken langs de kraampjes.
Hij bood haar een glas limonade aan, hij
kocht voor haar de mooiste perziken.
Zij kon haar geluk niet op. Zij dacht or
niet aan, dat het hinderen zou, dat al dio
menschen hen konden zien. Zij dacht alleen
maar: „Dit is de extase! Dit is dc extaseI"
En zij bouwde haar gebrekkige Duitsche
zinnetjes op, zoo goed en zoo kwaad als het
ging, vertellend en vragend heelemaal niets
bijzonders, een complimentje voor zijn spel,
een beschouwinkje over den zomer cn over
Schcveningen als badplpats, terwijl er toch
zoo veel, héél andere dingen, diep in haar
drongen cn drongen naar buiten.
„Morgen", suste zij dat in slaap
En toen zij afscheid nam (in de stoelen
eatcn haar moeder en een tante te w a c Li
te n op het fruit, zij zou maar zeggen, dat
zij haar niet meer terug luid kunnen vinden)
spraken zij af, dat zij den volgenden dag.
om halfdric, weer zou staan bij de perzik- n.
Maar het was een romantische liefde. En
aan zoo iets behoort een einde te kom. n
la Walter Scott.
Den volgenden ochtend kreeg haar moeder
een briefje van de vriendin, die het 't- best©
van allemaal met haar meende. En mijn
heldin bleef dien dag, onder toezicht, iu
Den Haag; vertrok den volgenden uit lo-
geeren naar Yelp.
Vijf jaren later dweepte zij niet meer
Den armen Hongaar tvas zij lang vergeten
en zij trouwde met een flinken zeeofficier,
een vriend van haar broer
En toen zij op hun huwelijksreis to Pa
rijs een middag binnenkwamen het „Pavil
ion Bleu", om daar tc dineeren, schokt©
het opeens door haar heen. Vóór in liet
Zigeuner-orkestje, dat daar speelde lucht©
muziek om dc gasten onder het oten te ver
maken, had zij haar vriend herkend.
Hij ook herinnerd© zich haar. Met één
blik van diezelfde, zoo vaak nog geziene,
weemoedige oogen zei hij het haar.
Zij schrikte. Hij, liet eerstvolgend urn»'
mer, speelde de wals, waarom zij Le*n te-
Schcveningen zoo dikwijls had gevraagd.
Haar man merkte niets. En zij droomde
een oogen blik zich weer jong meisje in den
Kurhaus-Bar.
Doch toen het stuk uit was, kwam zij tot
zich zelve. Zij keek naar haar man. dien
zij liefhad, wiens vrouw zij was nu. En
ineens kwam het in haar opHoe w a s het
ook weer, in Schcveningen? Hield ik nu
heusch van dien brutalen Zigeuner-jongen?
Heb ik ooit van hem gehouden? Hoo
kon dat zijn?
„Laten w ij weggaan", zei zo, opstaande.
En zonder een blik meer naar het oiL.sije
verliet zij trotsch het paviljoen.