Goede oplossingen ontvangen van: FEUILLETON. Onder den grond. Ingez. door „Waterlelie." IL 1 2 3 4 5 is de naam van een maand. 8 9 10 11 gebruikt een tamboer. 12 10 10 9 S vond men vroeger voor dc stad. 4 6 7 bevindt zich bij een kippenhok. Mijn geheel is de naam van een zeeheld. Ingez. door een „Raadsel vriendje"® III. 1 9 3 4 is een groot, ruig beest. 7 4 geeft in den vrinter pleizier. 5 6 8 9 4 lusten de paarden wel. 5 2 roept men tegen paarden. Mijn geheel is een schuilnaam van 9 letters. Ingez. door Hehri Torst. IT. *k Ben braaf, dus ben ik zeer bemind.. Bij ieder goed gehoorzaam kind, Onthoofd men mij, dan leef ik pas, En vlieg in 't rond met luid gekras. Ingez. door „Boschanemooü." T. Tien letters noemen u een dorp aan d'ouden Rijn. Tien woorden zijn het ook, die hier te raden zijn. 1 2 3 4. Heeft men een wond die bloedt. Dan is het daarvoor goed. 5 6 6 7. Dit moet. een water zijn. Geen zee, geen beek, geen Rijn. 1 2 3 9 7 8. Een krijgsman draagt dit staal. Gelukkig meest tot praal. 7 9 10. Dit is een manlijk dier. Geen bok, geen os, geen stier. 7 3 9 10.Geen huis wordt er gebouwd, Of bet wordt er in aanschouwd. 2 3 7 10. Is het zomers vaak te veel, Is het koud, men vraagt zijn deel. 8 9 10 6. Een juffrouw vol van zwier, Is mijn bedoeling hier. \0 9 3 7. Een voegwoord is dit woord, En door u vaak gehoord. 6 4 5 6 7. Schrobt straks de meid de straat, 'k Wed, dat dit bij haar staat. 1 2 3 9 7. Wat denkt gij, dat ik bedoel? Niet licht is het gevoel. Oplossingen der Raadsels. L Spoortrernl II. Nacbtegaal. IIL Tijd is geld. IV. Boterbloempje. V. De vogel kent men aan zijn veeren. Anton Lucassen, Alida Bousie, Aloë, „Flo ra", „Lente", „Herfst", „Perenbloesem", „Dik Tom", „Het Drietal", J. van Wee- ren, Jacobus en Tennis Smittenaar, Abra ham van Rosmalen, Hendrik Torst, Ar ie ,v. d. Bijl> „Rozamonde", Petra Methorst, Johannes Janseen, M. v. d. Laaken, „Piet Hein", „Boschviooltje", Kitty Halewijn, Israel Slager, „Pinksterbloem", Jozef Been akker, J. Massaar, „Tulpje", „Lijstertje", „Goudvinkje", „Appelbloesem", „Tinkje", P. Waasdorp, „Matroos", M. den Hoed, Suze Smit, Annie Switzer, „De drie witte roosjes", „Avondster", „De twee viooltjes", „Klavertje-vier", Nico Kriek, Jan en Ma rie van den Bosch, Anna Rijnboutt, Masje Reyneveld, „De twee boterbloemen", Jan en Pietje van den Born, Carolien Hooikaas, „Hagedisje", „Pioenroos", Ida Dirkse, Cor Dirkse, Piet en Cato de Haas, Gretha en Josephine v. Wijk, Cornelia Beurze, „Wit te Lotus", „Waterlelie", Zus en Francina Flesman, Marie Blansjaar, Beb van der Mark, „De Paarse Sering", Anjelier", Bert v. d. Mark, J. v. d. Waals, Jan Knottnerus, „Azalia", Charley Ball, Greta Lourwrier, „Muurbloem", Albert Talk, „Do drie Alpenviooltjes", „Magnolia", „Rozenknop", Gcertruida en Marinus Stafleu, „Nachte gaal", Gerard, Martha en Anton Loozen, „De twee perziken", Rika Uossee, Netje Schutter, „Lentebode", Jansje en Greta Bernard, Jacob de Roon Hertoge, Anton Gaykema, „Boterbloempje", J. Maria Ter hoeven, „De twee lachebekjes", P. J. Oof- frie Jr., W. S. de Jongh, Anton Gadri, M. Halbmeyer, Frans Kooistra, Gerard Wak- ka, „Solo-Polo-Kolo", „Hyacint", „De twee witte roosjes", „Herderinnetje", Joh. en Anna Antony, Johanna en Adriaan Tis- 8©r, Alida, Johanna en Hendrik Blom, Lena Betgem, „Tergeet-mij-niet", Joh. Cor- nelis8en, „Narcis", Antoon en Gerard Rig- hart van Gelder, Anna en Greta Teeuwen, Martha en Cathrina van Klaveren, te L e den. Marie van Klaveren, te Haiers- w o u d e. Betsy, Marietje, Anny en J6tjë Boers, te 'e-G ravenhage. Geertruida v. d. Werf, te H i 11 e g o m. Hazina, Mientje en Jo Lemmer zaal, K. de Tries Czn., te Kaag. „Carmen Sylva", „Attalanta", Ar ie en Cor van der Bijl, te Kondeker k. Marie en Eefje Oowehand, „Edison", te K a t w ij k. Jan Martens, Johannes van Dokkum, F. Ciggaar, Wilhelmina Odendaal, Gerrife en Sophia Hendriks, Cor van Hensden, te Oegetgeest. Jan Hogewoning, Jan van Tliet-, Cot v. Iterson, Samuel Star, Jan en Gerritje vaD Egmond, Cornelia en Dirk Driebergen, te Rijnsburg. „Zomerzorg", te Sassenheim. Lena de Graaf, „Dahlia", Marietje Rey- neveld, M. en R. de Ruyter, te Voor schoten. Mechcltje en Suze de Jong, te Wasse naar. Willy Stadhouder, te Zoeterwoude De prijzen vielen ten deel aan „Padvin der" en „Aloë" te Leiden. w Maar Andreas wilde er niet van weten en haar bij de hand nemende, ging hij met haar naar het terrein van de kermis. In het veld zag men een schiettent, een eindje verder genoot het volk binnen een planken omheining het geliefkoosde, vrreede schouwspel van een hanengevecht. Dit was niet het eenige wreede vermaak: op de deur van een herberg kondigde een aanplakbilLet een wedstrijd van blinde vinken aan. Adreas was bedroefd en verwonderd, toen hij dot alles zag en bedacht, hoe barbaarsch de menschen nog in onze dagen zijn. Er be staat in Frankrijk een wet, die de dood straf stelt op dierenmishandeling. Hoe werd die wet gehandhaafd? Hoe gaarne was hij bij die wreedaards binnengedrongen en had hun eens flink d waarheid gezegd. Het talrijkst waren de eenvoudige draai molens met paarden, geiten, schapen en allerlei andere dieren. En dan do goedbe- klante loterij tenten, waar de menschen van alles trokkenporseleinen voor werpen, konijnen, dassen, schorten. Voor het gordijn van een tent dat zeer bont beschilderd was stond een vrouw, die treurig keek, gekleed in zwarte tule, be kaaid met sterren cn die, door haar ma gerheid voor doorschijnend kon doorgaan; dat was de helderziende somnabule. Het lieve meisje met haar vlasblond haar stond de waarzegster zeker bijzonder aan, want zij verwaardigde zicht uit haar onver schilligheid te ontwaken om zich aan te- bevelen „Kom binnen, lieve jongedame, voor rijftie» centen slechts voorspel ik U dc V»komst." De toekomst 1 Andbeas maakte zich be zorgd over het heden en zag Ninon ang stig aan; zou ze niet verlangen gehoor te ge-ven aan de verleidelijke uitnoodiging van de waarzegster? Neen, nadat zij hem bij de hand genomen had als om hem mee te trekken, was zdj doorgeloopen zonder ook slechts om te zien. Nu meende onze held weldra do geschikte plaats gevonden te hebben om zijn kunstukken te vertoo- nen en wel juist déar, waar de duurste tenten en kijkspellen stonden. Hij had zeer juist bdj zdohzelven gered j- neerd dat diegenen, die geen geld hadden, om die mooie tenten binnen te gaan naar hem zouden komen kijken, als hij reclame begon te maken. Teel bagage was er niet. Zij hadden -een stuk gekleurd satinet medegebracht, om als tooneel dienst te doen en 's avonds zouden er vier kaarsen aangestoken wor den dat was alles. En nu begon hij te schreeuwen, denken de aan het succes dat hij op zijn reis had gehad. De met vuur uitgesproken aanprijzingen waren zoo wegsleepend; de twee kinderen en de bond zagen er zóó aardig uit; voor al had de hond zulk een grappige manier om de toespraak van zijn meester te be amen, toen deze hem zeer ernstig vroeg: „En wat denkt gij er van mijnheer Ruig- rok?" dat zich spoedig een breede kring van toeschouwers gevormd had. Toen de kinderen genoeg publiek om zich heen hadden, blies Andreas op de ocarina een vroolijk welkomstlied en de jonge straatmuzikant zong op een wijs van eigen maaksel één fan die liedjes in hu, dialect van de mijnstreek, die de werk lieden zoo gaarne hooren. Levendige toejuichingen weerklonken aan het eind van het liedje. Dat voorspel de wat goeds voor de opbrengst van dc voorstelling. Toen droeg hij met het vuur van een echten Parijzenaar de liedjes voor, die te Parijs in de mode waren. Het gaf een storm van toejuichingen. En tocD Ninon, met haar mooiste kleeren aan, mes het bakje rondging, was er niemand die zich trachtte te onttrekken. Den geheel en dag ging het zoo door en hun spaarpotje vulde zich meer en meer. Andreas jubelde: „Maar dat gaat van een leien dakje? Wij hebben van allen wat gekregenals dat zoo door gaat kunnen we vanavond een mooie som bijeen krijgen." De lieden uit het mij rtwerkersdorp, 'die hij was tegen gekomen, hadden zich tevre den gesteld met do uitlegging, die hij hun gaf; alleen een bengel van een jaar of vijf tien, zoo lang en mager als een boon en- staak en zoo leelijk als een aap had den liedjeszanger durven uitlachen en hem voor dagdief uitgescholden. Toen hadt gij Ninon moeten zien. Als een wilde kot zou zij hem in het gezicht gekrabbeld heb ben, wanneer de jonge Clement niet, in dachtig aan de boks- en schermlessen van zijn vader, zich op den onbeschaamden jon gen geworpen en hem een flinke dracht slagen toegediend had. Daarna nam hij rustig zijn plaats weer in en zeide tot de toeschouwers: „Dames en heeren, gij zult het mij nie-i kwalijk nemen dat ik U een oogenblik heb moeten verlatengij zult erkennen dat ik ©r niet in kon berusten om door dat heertje voor dagdief te worden uitgemaakt. Zulke dingen moeten dadelijk uit de we reld gemaakt worden. Nu is de zaak af- ge loop en en "zal hij zeker niet om een twee de pak slaag komen vragen." De FraDschman beschouwt dapperheid .\is een der grootste deugden en hij werd dan ook levendig toegejuicht. Toen de opbrengst van de inzameling des middag's werd Dageteld, bleek bet nog meer te zijn dan zijn gedacht hadden; de namiddag zou nog voord^eligtr wezen. VV U 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 14