■lWi^iV''ii'»Ui??''{i?"i»i»?i>i»ii;i;:;iiii?;i;ii;|#Wfi K 'V •'•ZONDAGSBLAD H-ID5GH DAGBLAD ill 2 Mei. No. 14*?33. Ann© 1308. •4 A VAN HE.T eöejsö&«i©4)d©ö©óö6 A De kostbare riEafg» „Rob! Kom, Rob Pryor!" Het meisje, dat deze woorden uitte, stond ■>p een dijk bij een hek. Beneden haar kab belde een beekje. Hier was het visehwater van Rob Pry or, ^aar hij iedcren morgen gedurende zijn va- jantie kwam visschen. Mary wist zeker, dat ïij hem vandaag stellig zou ziou, hoewel zij bang was hem te ontmoeten. Een ring met grooten, schitterenden diamant stak aan aaar vinger; zij draaide hem om cn om. Een groote, gevlekte hond, met goedigen snuit kwam aantrippelen. Een lange, jonge aaan, met vuil pak, aldus toegetakeld door zijn vierbeenigen metgezel, volgde hem op den voet, gooide zijn hengel neer, maakte het koord in orde en wierp het i:i het wa ter. In plaats van weer te roepen, vatte Mary den hond bij een zijner pooten en kneep er in. Misschien was het een noodzakelijke wreedheid; hoe het zij, de hond zette het op een janken Zij kreeg haar zin. Rob kon geen weerstand bieden aan het gegil van zijn vroegere verloofde cn den hond. Hij keerde zich om en groette haar gemelijk, zijn pas langzaam inhoudend. „Wel, wat wil je?" vroeg hij, toen hij eindelijk vóór haar stond. Het meisje ketk hem door haar wimpers aan en speelde met den hond. Deze, blij dat er notAio van hem genomen werd, was op haar vingers gaan knabbelen en bijten. „Ik wou je voor altijd goeden dag zeg gen", merkt zij deemoedig aan. „Dat had je wel kunnen latenDat be grijp ik wel. 't Is natuurlijk de oude ge schiedenis. Eén meisje twee mannen één fortuin'. Twee werden één één bleef er over! Je kunt gerust Van Hess en zijn millioenen nemen en mij alleen laten. Maar waarom ben je hier gekomen? Om mijn visch op te schrikken, met zijn ring aan 'je vinger?" Zijn oog was gevallen op den grooten dia mant en dat was ook, wat Mary wilde. Zij oewoog haar hand om hem te laten schit- >eren. ,.Ik ik weet niet!" riep zij uit Er volgde een oogenblik van pijnlijke stil te. Het meisje maakte haar vingers uit den bek van den hond los, terwijl de man, met de handen in de zakken, suf naar haar stond te kijken. Zij had nu toch niet zoo veel lust om Rob op ^ear gewone manier te plagen. Een plotselinge rilling ging door haar slank lichaam. Zij sprong op bukte toen en pakte den hond m.fc bevende vingers. ,,0, Rob, help i tij den hond vasthouden I Hij mag niet weg vóór l.'j opengesneden is, len ïtc. hem er uit hebO, help mij toch hem vasthouden." ..Wat is cr?" vroeg de jonge man, dich terbij komend en haar schouder aanrakend. ,,Houd nu op met schreeuwen, Mary, en laat den hond los. Is het al niet voldoende als jc een tweebeenig wezen .00 plaagt! Waarom knijp je zoo in den poot van het arme beest, dat het jankt?" „Hij heeft nnju ring ingeslikt!" hijgde Mary. Zij liet haar kale hand zien, om haar woorden tc bevestigen. Tranen kwamen in haar oogen; haar lippen beefden. Pryor deed een stap vooruit en nam de kleine hand in de zijne. „De verlovingsring, dien Van Ness je gaf?" vroeg hij toonloos. ,,Ik heb hem wel gezegd, dat hij to wijd was", snikte het meisje. „Maar Fik hoefde hem toch niet in te slikken, 't Is een akeli ge hond, en we moeten hem geen minuut uit het. oog verliezen, totdal. hij opengesneden is." Rob deed een stap achteruit en keek haar aan. ,,Den hond dood maken? Wel, komaan! Jullie vrouwen hebt al even weinig hart als „Je begrijpt mij niet!" riep Mary uit, de punt van zijn jas grijpend en hem met één hand schuddend. „Luister, Rob; die ring kost ontzettend veel geld. Er is dus haast bij. Heb je niet een mes in je zak?" ,,Ik snap het", sprak Fiks meester, zich. bukkende om een klein voorwerp op te ra peneen heel klein iets, dat hij in zijn vestjeszak stak. „Ja, nu snap ik het. Hij heeft je verlovingsring ingeslikt. Maar de hond is altijd een dwaas geweest „Praat toch niet zulken onzinIn koortsachtigen angst sloeg het meisje do handen in elkaar. „Ik moet den ring heb ben ilc kan niet blijven leven, als de ring •weg is. Ik laat den hond niet gaan, vóór hij opengesneden is." En weer trok zij hem aan den poot tot hij jankte. „Verbeeld je, dat ik hem nu uren zoo moet zitten vast houden Stil, Fik! Zoek toch naar mijn ring. Rob. Zou hij hem hcusch hebben in geslikt?" Plotseling barstte zij in zulk hevig snik ken uit, dat Robs toorn half verdween. Zij legde haar hoofd tegen den hond aan, en weende zóó, dat Fiks lichaam er van schud de. „Neem het niet zoo erg op, meisje", sprak l..b. „Ik zal alles doen, wat je me zegt." „Doe het dan vóór mijn ring heel ver nield is! Och, bescl ouw het toch niet als ceri grap, want dat is het voor mij volstrekt niet; dat verzeker 'ik u, mijnheer Rob Pryor Als ik hem er maar uit kon krij gen." Zij voelde met een kleine, met diamanten bezette haarspeld in den bek van den hond. „Pas op, Mary, anders zal hij die ook nog inslikken, en dan moet ik hem tweemaal doodmaken." „Rob, als je nu niet dadelijk ernstig bent, dan breng ik den hor naar Van Ness en vraag hem, of hij Fik dood wil maken." „Dia akelige kerel mijn hond laten dood maken?" 'Zijn gelaat werd vuurrood van plotseling opkomenden toorn, en Mary werd wanhopig. „Och, toe, Rob," smeekte zij. „Kon je bo "niet eens met je vinger voelen naar een klein hard voorwerp en hem daar opensnij den? Je hebt altijd gezegd, dat je veel van me hieldt, maar nu breek je mij het hartl O, Rob, als je nog iets om me geeft, haal dan mijn ring T„b den hond." Plotseling een besluit nemend, stond hij op. „Ik zal het doen, AT-*.ry; kom maar mee." Zij liep achter hem aan, Fik zelf dragen de, cn hij liet het haar doen, meenende, dat de tegenstribbelende hond vanzelf wel los zou komenwant een dikke bulhond is geen lichte last, en zij hadden een aardig eindje af tc leggen. Eindelijk waren zij waar zij wezen moesten. „Zet hem nu neer, Mary, c-n houd hem goed vast", kwam het bevel. „Misschien deedt je beter op zijn kop te gaan zitten; ik zal zijn keel opensnijden." Zij liet zich tusschen de struiken en va rens op de knieën vallen, en hield den hond stevig vast. Fik maakte van deze gelegen heid gebruik om haar de hand te likken. Bij die beweging werd' zij wit en beefde, maar toch hield zij hem vast. Langzaam haalde Rob een mes te voor schijn en zette het op zijn schoen aan. Toen knielde hij naast haar neer en maak te een kleine snee in den staart van den hond. „O, maar je mag hem geen zeer doen!" riep Mary, toen het beest erbarmelijk begon to janken. „Snijd hem open en doe hem geen zeer, dat is weer echt iets voor een vrouw!" „Maar je kunt toch chloroform of zoo iets gebruiken." „Ik heb geen chloroform in mijn zakken, cn Fik moet nu maar ineens gedood wor den", sprak hij beslist. „Je hebt ook geen chloroform gebruikt, toen je mijn hart brak. Houd hem stijf vast. Laat hem niet zoo tegenstribbelen En toen tot den hond „Wees stil, arm beest." „O, Rob, ik kan niet, ik kan niet! Zij wierp Fik in zijn armen en hield haar han den voor do oogen. „Ik kan niet, beusch, ik kan niet! Je meet hem geen kwaad doen. Ik heb dien ring alleen maar van Van Ness geleend om jou te plagen; en als hij weg is ik zou immers nooit dat geld bij elkaar kunnen krijgen zou ik Van Ness moeten trouwen, en ik wil jou hebben! Wat moeten we doen. Rob? Je zult toch altijd er aan denken, dat ik jou liefhad, ofschoon ik dien akeligen kerel trouwde. Och, houd toch op! Doe Fik geen zeer!" „Meisje," sprak Rob herademend, terwij! hij den hond losliet en zich tot zijn geliefde wendde, „ik ben zoo blij, dat ik een hond heb." Met neergeslagen, berouwvolle oogen stond ze voor hem. Zij keek naar den hond. die met een afgebeten bloempje speelde. „Als dit niet gebeurd was", begon zij met zachte, lieve stem, „dan zou ik later altijd goed geweest zijn. Ik was van plan je nooit meer te plagen, en nu komt dit vrecselijkc er tusschen. Dag, Rob!" Zij stak hem haar klein, bevend handje

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 19