Anekdoten. Beetle oplossingen ontvangen van: DIRK'S VERiAARDAGSGESCHENK. Dirk werd vandaag zes jaar en te oor- deelen naar de geschenken en brieven, die hij dien morgen gekregen had, zou men zeggen dat er niemand was, die dezen dag vergeten had, behalve misschien het weer 1 Het was werkelijk heel vervelend, dat het zoo stortregende, want nu zou geen van de vriendjes, die uitgenoodigd waren, mogen komen, Dikkie zat bedroefd in de speelkamer op den te wachten. Eindelijk borg hij zijn speel goed maar weer stuk voor stuk m de kast. Hij had groote luet om te gaan schreien en de kindermeid, die dat zag, deed haar best Om hem op to vroolijken. Opeens werd er gebeldbet was al don ker, maar Dikkie's neusje was tegen de ven sterruit gedrukt. Hij had zijn vriendjes al •btng opgegeven» Daar kwam de kindermeid de trap op; wat had »j daar? Dikkie wreef zijn oogen uit, om beter to kunnen zien. Wel, wel, het liefste, mooiste, Ijongo hondje, dat me a zich denken kan en het had een briefje aan den halsband, waarop geschreven stond: „Ik breng de vriendelijke groeten over van oom Dirk". Dat deed Dirk de geheele in het water geval! - a visite vergeten en spoedig hadden hij en het hondje de grootste pret met elk ander. En ondanks het slechte weer waren dien dag weinig kinderen gelukkiger dan Dirk. Inge*, door „WaterlcKe" té Leiden. 0 Duurzame stof. Huisvader: Wat zijn do paraphries te genwoordig toch slecht. Mijn vader heeft w in zijn tijd een gehad, waarvan het over trek zóó uitstekend en zóó sterk was, dat ik er nog een nieuw zom crkostunm uit ge had heb, boen de baleinen alle stuk wa ren." Ook een reden. "Vreemdeling (in een Nederlandaobe Uni versiteitsstad) „Wat, hebt U hier een elec- crische tram, waarom maakt ge dan geen rlectrische installatie?" Burger„Dat hebben de heeren studen ten verboden, dan kunnen zij 'a avonds geen lantaarns meer uitdraaien. Ingez. door P. J. Coffrie Jr. te Leiden. Precies. Een onderwijzer laat zijn kleinen scholie- liercn eon zebra zien en zegt: „Wat is dat?" „Een paard met een badkostuum aan", wae het antwoord. Ingez. door ,,De twee Perziken", te Leiden. Een goede reden. „Dat 's modi vogeltje, oma I" zei een klei ne jongen. „Ja", sprak dc oude dame „en 't schreeuwt nooit". „Dat 's omdat het nooit gewasschen wordt", hernam het kind. Ingezonden door „Anjelier", te Leiden. Bij het afscheid. Mama: „Nu Greta, spijt het u niet, 'dat tante weggaat, en huil je nu niet?" Greta: „Het spijt mo erg, maar ik heb gisteren al gehuild". Ingezonden door „Krullebolletje". Leuk antwoord. De schoolopziener behandelde met de kin deren den dagelijkschen loop der zon. „Maar veronderstel nu eens, vroeg hi], dat ik jullie vertelde op zekeren dag de zon in 'b Westen te hebben zien opkomen, wat zoudt ge dan zeggen?" trJa meneer", was hert schalksche ant woord van een meisje, ik zou zeggen, dat n dan nogal tamelijk laat bent opgestaan."- Johannes Janssen, Jansje en Pietje vao den Bom, Jacobus Smittenaar, Anna Eijn- boufct, ,,De drie witte Roosjes", „Avond ster". „Mt-iklokje" Suze Bmit, Annie Sw'tzer, M. den Hoed. )rPioenroos", Ma ria Verhoeven. Gerard Wakka, Maria Wij- iand. Nellie, Cato en Marietje Buitendijk, Johanna en Barbara Poppinck, Joh. Cor- nelissen, Martha en Gathriena van Klave ren, Johan SeHor, Arie v. d. Bijl, Johanna Goddijn, Cornelia Beurze, Greta en Jose ph in a van Wijk, Greta Louwrier, >rDe drie Alpenviooltjes", Reinier du Pon, „Reseda", Helena Mes ,,Witt- Sering", Cato en Lena de Vrind, „Potch-anerooon" P et de Haas, Moric Blansjaar, Jan van der Waals, D Binnekamp, P. J. Coffrie Jr., „De twee Perzikc-n", Cor Dirkse, Cato van Weizen, „Adinda", Gerard Righart van Gelder, „Anjelier", Jansje en Greta Bernard, Hen- drika Gulay, „Hagedisje", Albertus Valk, Petra Methorst, Jacob Massaar, Netj» Schutter, Rika Cossee, Johan van Leen wen, Martha, Gerard en Anton Loozen, Charley Ball, Jan en Maria van den Bosch „Het drietal", „Flora", Abraham va* Rosmalen, „Rozamonde", „Kleintje", Ja cobus en Nicolaas Selier, Jansje en Johan na Selier, G. H. Schaap, „Oranjevlinder"4 Henri Vorst, J. van Wee ren, „Lentebode", „Perenbloesem", Mart Weyers, P. Waaa dorp, „Appelbloesem", Cornells v. d. Kleiig „Lente", „Vergeet- mij-niet", „De twea, Peren", „Herfst", Marietje van Hooidonk. Jootje van Hooidonk, „Narcis", Geertrui/ da en Marmus Stafleu, „Muurbloem", Necltje en Betsy Groen, „Brunette", Wü lem de Jongh, „Hyacint", „Boter bloempjes", Barend de Wit, Greta Teeoi wen, Bertha Bijtel, ,D© twee witte Roosjes", Israel Slager, Ah da Bousie, „Pirola", „Goudenregen", Ida Dirkse, Cornelia vaif der Veer, Anton Gaykema, „Zonnetje", „Rozenknop", „Waterlelie", „De paarsq Sering", Magnolia", „Herderinnetje", „Kapitein Marryat", Anna Teeuwen, alleil te Leiden. Marie van Klaveren, té Ha set wonde. Marietje, Beteie, Anriy en Johanna Boer», t© 's-Gravenhage. Geertruida van der Werf, te EH fle go m. „Edison", Marie Ocwehand, te Kate w ij k-a a b-Zee. K. de Vries CnL, Jb, Haeina en Mrentj» Lemmerzaal, to K a a g. „Att&lanta", Arie en Oor van "der Bij!, „Carmen Sylva", te K ondekerk. „Frederik de Toledo", te Ou de wetb- Ting. Anton Gadri, Wilbelmma Odendaal, Nel lie, Johanna en J&nnie Trmmers, Oor van Heusden, Jan Martens, te Oegstge© st.-! Catharina v. d. Mey, Jan v. d. Mey, Jo hanna en "Willem van Egmond, Sarnne!' Star, Janna, Jan en Gerrrit van Esmond, Jan van Vliet, Johannes Noorfc, Catharina en Antoon van der Mey, Oor van Iterson teRijnsburg~ Femia Roozen, te SasseKb e tm. Harmi Prakbee, teVeenendaaL Lina de Graaf, Marietje Reyneveïd „Dahlia", Masje Rcyneveld, te V oor schot e ÏL Mecheltje de Jong, te W ass-enaa Willy Stadhouder, Willem v. Gent, tf Zoeterwoude. De prijzen vielen te deel aan: ,,De twee witte Roosjes" en „Vergeet-mij-nietje", te Leiden. dan het al le moedigste verschafte. Ge lukkig was de lente in aantocht. De April zon stemde vroolijk en blij en maakte het gebruik van brandstof overbodig. De boo- men begonnen al uit te loopon, het gras werd licbt-gxoen van kleur en de lentere gen deed de beekjes zwellen. De geheele familie Clement verheugde zich, toen de eerste zwaluwen verschenen deze boden van geluk, die hun nest bouw den tusschen de batken van den zolder. Andreas en Ninon vonden het een ge not om de ontwikkeling der natuur gade te slaan. Hun grootste genoegen was, om in een nabijgelegen poel het ge- kwaak der kikvorschen te gaan hooren en i to kjjkeD naar do jonge cendje-s die vader en moeder trachten na te doen. '*8 Zondags kwam Martha dikwijls bij hen en dan gingen ze mot hun drietjes een wan- deling doen of vermaakten zich met hen- J gelen in. de beek, waar de zilverkleurige i vischjes in de zon schitterden. A ndr< a.4 bleef in den regel niet lang bij de meesjes; hij dorstte naar meer kennis en werkte voor zijn toekomst op een wijze, die de be- i wondering van den heer Fabert afdwong, zoodat deze hoe laDgcr hoe meer met zijü b sehennding ophad. Tante Adelaide was trotsch op haar i vcrigen neef en indien ze niet zoo gebukt waren gegaan onder de geldzorgen, die haar kwelden en waarover zij tijdens de ztekte van haar man nimmer met dezen ge sproken had, zou ze volmaakt gelukkig zijn geweest. Zooals we reeds ixoden, werd va der Clement langzamerhand beter en het was aandoenlijk hem 'a morgens in de zoele voorjaarslucht voor het geopend venster te zien zitten, terwijl zijn trouwe gade hand in hand naast hem zat. Intusschen was er nog iets, waarover de familie verdriet had en dit betrof den ouden Rabier, die dikwijls in de herberg zat en weinig werkte. Men wist niet wat met hem aan tc vangen en het hielp niet of men met hem sprak, want hij luisterde naar nie mand; alleen het jonge meisje scheen nog eenigen invloed op hem te hebben. Men moest er dus ;n berusten. Toen kwam Juni in het land en kon Cle ment, hei-stel d, zijn werk weer opvatten. Het was heerlijk weder en het stemde de mijnwerkers tot blijdschap, want in de na burige stad wrerd er jaarlijks om dien tijd een soort van kermis gehouden. Dit jaarfeest bracht Andreas op een denkbeeld waardoor hij hoopte, als zijn plan gelukte, iets te kunnen bijdragen tot de welvaart van het gerin, waarvan hij deel uitmaakte Hij herinnerde zich nog goed, hoe hij na zijn vaders dood, op reis naar zijn oom onderweg met- zijn occarina en Sukkel aardig wat geld verdiend had. Deze kermis bood hem een goede gelegen heid om in zijn vrije uren hel zelfde werkje ter hand te nemen en hij besloot niemand met zijn voornemen in kennis te stellen be halve kleine Jeanne, die hem van veel nut, zou kunnen zijn, daar het kleine ding ieder een voor zich wist in te nemen. Hij zou haar op twee Zond^-en 's middags -naai de kermis meenemen een 'a avonds zo® bij alleen gaan. Toen de bewuste Zondag was aangebro ken, begaf ad wat jong was zdch op weg naar de stad en Andreas maakte zich even eens gereed. Hij behoefde niet bang te zijn, dat hij iemand van rijn familie zou ont moeten, want daar ze zich geen uitgaven konden getroosten, besloten zy thuis te blij ven. Men zag op den weg, die naar de stad leidde, een stroom van mensohen pratende en laohende. De vrouwen droegen op heur glad gestreken haren allerlei hoofddeksels, versierd met veeren, linten en bloemen. Tal van fietsers vlogen als groote vogels, met het hoofd vooruit, over den weg en joegen dikke, grijze stofwolken voor zich uit. Jeanne, die een bijzondere voorEcfde voor waarzegsters had, begon telkens: „Laat ons vooral naar de Zigeuners toe gaan. Ze zijn in de stad, want ik hob fe van morgen voorbij zien trekken en ik fccb gehoord dat ze voor een dubbetje je toe komst voorspellen." Maar Andreas ankwoordde baar dan: „Hoe kom je er aan? Je wsst t<rsh wd dat ze niets dan leugens verteiKn. Die man- schen lachen ons l^ter maar dfc." „Och, ik wil het zoo £7037. Kcusch, zo vertellen je de waarbrid Ik heb cr 300 dik wijle van geboord, to© zeg csct jaT" fSRcnH verraScji.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 15