FEUILLETON.
Onder- den grond.
XJiezTSg-Q ELaacLselfl.
gaat als men één, twee, drie telt. Zij aar-
jelt.
Daar bedenkt zij, dat de uitvinder van
iet jongensspeelgoed een rijke koopman is;
bij dc zingende pop stond een arme man, die
2en bleek mager kind legen zich aan druk
te. Daar ziet zij twee blauwe oogen baar
jmeckend aanzien.
En bet gehandschoende vingertje wijst op
de mooie pop met het lieve stemmetje en
Vet kloppend hart en zij fluistert, met haar
twarte kijkers Grietje aanziende:
„Die pop verdient den eersten prijs".
Een fanfare weerklinkt en Hans komt
Oevend van vreugde den zak met geld in
ontvangst nemen, die aan den prijswinner
was beloofd.
Dien avond was het groot feest bij do
Shiner's-en ook in het hart der kleine prin
0C6.
BLEEKNEUSJE.
„Wel, bleekneusje, hoe gaat het er meet"
Boer Jansen strokte een groote bruine
hand uit en Nellie legde er een klein, smal
pootje in.
„Heel goed, dank u, mijnheer", zeide ze.
„Ho", zeide de boer, „als iemand een
deur heeft als ec-n vaatdoek, dan maakt hij
Pet niet goed. Zij heeft behoefte aan de
buitenlucht, juffrouw Smit".
Juffrouw Smit, Nellie's moeder, keek
luchtend naar het bleeke gezichtje van haar
dochtertje. De buitenlucht, ach ja, zij wist
bet wel; die had Nellie noodig. Het was in
de Amsterdamsche straten zoo warm en zij
hrd het kind den gcheelen zomer zien weg
kwijnen. Maar hoe moest zij haar de bui
tenlucht verschaffen? Zij kon met hard wer
ken nauwelijks voor voedsel en kleeding
voor hen beiden zorgen en zij kon dus niets
in de vaoantie extra uitgeven. Zij zuchtte
nogmaals, terwijl zij overdacht hoe anders
dies geloopen zou zijn, als haar man was
blijven leven.
De goedhartige boer hoorde haar zuchten
tn begreep haar.
„Luister eens,, juffrouw Smit", zeide hij,
„ik neem dat bleekneusje daar, naar de
boerderij mee en laat baar in de wei loo-
pen en dan sta ik u borg, dat gij over een
week of zes het kind niet meer herkent."
Nellie slaakte een kreet van verrukking,
maar haar moeder riep: „O neen, het is
heel, heel vriendelijk van u, maar ik kan
het niet toe staan. Ik heb nog geen geld om
baar spoorkaartje te betalen". En de arme
trouw kreeg de tranen in de oogen.
3)
Andreas had vernomen, dat niettegen
staande de slechte tijden enkele bewoners
van het dorp voornemens waren den vol
genden Zondag een kolfwedstrijd te hou
den, een spel, dat bij de werklieden in de
buurt zeer geliefd was. De heer Martel
had een prijs van honderd franken uitge
loofd; er waren vier spelers voor noodig,
die zich in twee partijen verdeelden zoo
dat de winnende kampioenen elk vijftig
franken zouden kunnen verdienen.
Welk een buitenkansje zou het voor An
dreas in de tegenwoordige omstandigheden
zijn, indien hem zulk een gelukje mocht
ten deel vallen. Hélaas, kinderen werden
niet toegelaten en daarbij kende hij bet
kolfspel nog niet al te best; maar onze
klein© held was bijzonder fortuinlijk de
zen keer, want Donderdagavond was een
der spelers ongesteld en daar niemand hem
kon vervangen, werd Andreas, ondanks
zijn jcudigen leeftijd aangenomen.
Men deed tevergeefs moeite om hem er
van af te houden. Hij had immers toch
geen kans om den prijs te winnen en zou
misschien een ongeluk krijgen bij dit ge
vaarlijk spel. Hij had echter slechts de
vijftig franken voor oogen en die beteeken-
deo voor hem brood, koffie en petroleum
„Ho, ho, dat i.* alles in orde", zeide de
boer en sloeg op zijn wclgevulden zak.
„Daar zal ik wel voor zorgen. Ik heb van
daag in de stad goede zaken gemaakt, dus
het kan er op over schieten. „Wat zou mijn
oude (vriend Smit wel van mij denken",
voegde hij er bij, „als hij wist, dat ik hier
kwam met meer geld dan ik gebruiken kan
en zijn kind liet wegkwijnen, zonder haar
te helpen. Neen, zulk <„n mensch ben ik
gelukkig niet. Ik neem geen weigering aan,
zeg ik u! Bleekneusje gaat morgen met mij
naar Buitenlust en daarmee basta".
En zoo gebeurde het en den volgenden
avond stond Nellie voor de boerderij. Zij
was doodmoe van de lange reis, zó<5 moe,
dat zij nauwelijks uit h rijtuig kon stap
pen.
„Arm bleekneusje", zeide de boer, terwijl
hij haar voorzichtig uit het rijtuig hielp.
Juffrouw Jansen ontving haar met opea
armon.
„Welkom op de boerderij, liefje", zeide zij
terwijl zij het bleeke gezichtjo kuste. Toen,
ziende hoe zwak en moe het kind er uit zag,
bracht zij haar dadelijk naar bed en toen
Nellie in het vriendelijke gelaat keek, dacht
zij, dat zij modder misschien toch niet zoo
heel erg zou missen.
„Hoe heerlijk", zeide zij, toen zij tus-
sehen de sneeuwwitte lakens kroop, die naar
lievc-vrouwe-bedstroo roken, en de versche
melk met het geklopte ei opdronk.
Toen draaide zij zich om, zuchtte van ge
noegen en viel in een vasten slaap. O, hoe
heel anders zag Nellie er reeds na een week
uitDe frissch© buitenlucht en het gezon
de, versterkende voedsel maakte een geheel
ander meisje van haar. En wat vond zij het
heerlijk de kippen te voeren, het vee naar
den stal to brengen, de eieren uit het hok
te halen, buiten te spelen, rond te dwalen;
in het kort, zooals boer Jansen het noem
de: „in de wei te loopen."
Zoo vlogen d© weken voorbij en eindelijk
kwam de laatste dag van Nellie's verblijf op
de boerderij. Zij zat irtden boomgaard een
appel te eten en overdacht juist, hoe heer
lijk het zou zijn, moeder weer te zien, toen
sij den boer hoorde roepen:
„Waar is mijn bleekneusje T"
Nellie lachte, maar antwoordde niet.
„Bleekneusjeriep boer Jansen weer.
Toen zag hij haar zitten op een afhan
genden tak van een appelboom.
„ik ben heelemaal geen bleekneus meer",
zeide zij, terwijl zij met gemaakte veront
waardiging den boer aankeek.
„Neen, dat ben je ook niet", stemde liij
toe. ,,Je bent nu Hollands welvaren, is 't
voor verscheidene weken. Op den bepaal
den tijd ging Andreas naar het terrein
van den wedstrijd. De bal, die den vorm
had van een ei, lag reeds bij den eindpaal;
de mannen bielden hun kolfstokken om
hoog en deden hun uitersten best om de
jongens die hen wilden volgen, terug te
drijven.
De kunst bestond om den bal door het
veld naar een bepaald doel te werpen,
waarvoor veel kracht en behendigheid ver-
eischt werden.
De spelers waren al dadelijk in twee
partijen verdeeldeen hunner wierp den
bal somtijds twee honderd meter ver van
zich af, een ander de tegenparij, trachtte
hem terug te slaan, terwijl de hartstocht
voor het spel hen beiden in spanning hield.
Het was inderdaad een gevaarlijk spel,
waarbij men gemakkelijk een arm of been
breken kon. Andreas begreep, dat hij door
behendigheid moest winnen, wat hij aan
kracht te kort schoot. Hij gevoelde geen
vermoeienis in het vuur van het spel,
noch de pijn van zijn gekneusde voeten
en ondanks de koud© liep het zweet hem
van het voorhoofd dc kolfstok brandde in
zijn handen, maar dc gedachte aan do
zijnen, die thuis koude en honger leden,
staalde zijn krachten. Neen, hij zou vol
houden, al moest hij er dood bij neervallen.
Maar o wee, bij gebrek aan oefening en
ook omdat de handen van den jongen Pa-
rijzenaar nog te teer waren, kwamen er
bl&ren op het fijne vel van zijn handen
Weldra scheen hij alleen maar werktuig-
niet? Wel, wel! Jo wangen zijn nog roode*
dan de appels!"
„Wat zal moeder blij zijn", lachte Nellie
Ingez. door D. Binnekamp te Leiden.
L
Mijn geheel bestaat uit 10 letters en it
een openbaar middel van vervoer.
Miju 5 4 3 1 is een bloem.
2 9 8 6 is een verkorte jongensnaam.
1 6 7 3 4 2 is een kleverige, zoete vloei
stof.
5 3 8 6 is zwart.
6 9 10 is een metaal.
6 4 7 8 10 kan men aan een kerk vinden
Kom, raad nu mijn geheel eens vlug.
Ingez. door „Lente" te Leiden.
IL
Dé 1 2 3 4 5 is soms zeer koud.
Een 8 9 10 is een visoh.
Als bet regent is het 18 5.
De landbouwer gebruikt een 6 7.
Mijn geheel is een zangvogel.
III.
Zoek uit elk der zinnen één woord, die
samen een spreekwoord vormen.
„Je tijd is om, vrindje."
Wat is dat voor een beest?
Heb je je geld verloren, Jan?
Ingez. door „Rozenknop" te Leiden.
IV.
I 4 3 14 is een verkort© meisjesnaam.
6 7 8 4 10 vindt men veel in tuinen.
II 4 4 5 is een lekkre vrucht.
1 8 3 9 6 doet men veel in groenten
1 2 3 is een visch.
3 2 5 is een insect.
4 7 ie een lengtemaat.
12 13 is een verkleinwoordje.
Mijn geheel is de schu'Inaam van een
tweetal raadsel kinderen.
Ingez. door Israel Slager te Leiden.
V.
In elk van de volgende zinnen bevindt
zich één woord van een bekend spreek
woord.
De man blijft thuis.
Zijn vogel is pas twee jaar.
Hij kent zijn les niet.
Men is er van overtuigd.
Men klopt aan de deur.
Hij geeft aan zijn honden te veel eten.
De haan heeft mooie veoren.
lijk te slaan; zijn hoofd begon te bonseo
en er kwam een nevel voor zijn oogen. Hij
kreeg het zóó benauwd dat hij meende'
te stikken. Een oogenhlik was het alsof de'
tegenpartij de overwinning zou behalen,
maar alsof het voorbeschikt was, dat zoo
veel t oed en volharding beloond moesten
worden, gelukte het Andreas met den laat
st© krachtsinspanning den bal het doel to
doen bereiken. D© partij van An
dreas had de overwinning behaald
Daar st. ad hij nu, doodsbleek en
zoo vermoeid dat hij bewusteloos ineenzakte.
Zijn kameraden brachten hom op een
kruiwagen thuis, waar hij langzamerhand
van zijn bezwijming bijkwam. Sukkel, die
er niets van begreep likt© hem voortdurend;
de handen en Martha, di© in angst en
spanning den uitslag had verbeid riep,
maar steeds:
„Onze Parijzenaar is een flinke jongen!'"
Den volgenden dag moest Andreas zijn
voeten zwachtelen, omdat ze op vele plaats^
son gekwetst waren, maar niettemin ge
voelde hij zich vroolijk en tevreden.
Vm. Ben nieuw plan van Andreas.
Eindelijk werd dc toestand van het ge
zin beter. Cesar knapte op, Clotilde
weder in de mijnen aan het werk en in het
dorp ging, nu do besmettelijke ziekte 5e
weken was, alles zijn gewonen gang. Toc!t
waren de zorgen nog niet voorbij, want de
schuldenlast, waaronder het gezin gebukt
ging, liet niet toe, dat men zich meer