MOOR.
ALLERLEI.
Hij was toch zoo'n goedig, zoo'n vrien
delijk dier,
Der kinderen speelnoot, hun grootste plei-
zier.
Zij stoeiden, ravotten en solden met hem,
Hij kende van ieder der kleuters de stem,
Hij ging met hen mede naar 't bosch en
de hei
En sprong voor hen uit dan zoo dartel
en blij.
Kleine Annie, de jongste, reed zelfs op
zijn rug,
Hij liep dan als 'n paardje, zoo fier en
zoo vlug.
AI9 't vroolijke troepje genoeg had ge
stoeid,
En 's avonds tehuis kwam, verhit en ver
moeid,
Dan zetten de kinderen zich neer in het
rond
En vlak in hun midden lag, rustig, de
hond.
Dan strekte kleine Annie zich lekkertjes
uit,
En vlijde heur kopje op Moor's gitzwarte
huid.
En 't dier lag héél stil en verroerde geeiï
vin,
En eindelijk dommelden samen zij in.
Eens togen zij vroolijk te zamen naar 't
bosch,
Moor holde vooruit, luide blaffend en los.
Daar naderde een trein op het ijzeren
spoor,
De kinderen gilden ontzet: Moortje 1
Moor
Te laat! Want 't gevaart trof hem vlak
voor den kop
En nam hem toen ruw en meedoogen-
loos op,
En slingerde hem op de bloeiende hei,
Waar straks hij nog rondsprong, zoo dar
tel, zoo blij.
Daar lag nu him vriendelijke speelmak
ker dood,
Bewegingloos neer, en hun droefheid was
groot.
Klein Annetje, 't kind zoo zacht en zoo
teer,
Wierp nokkend bij 't lijk van haar
liev'ling zich neer,
En schreide zoo droevig en klaagde zoo
luid
En d'andere kinderen snikten het uit!
Toen zochten zij takken en mos bij elkaar,
En maakten daarvan onder tranen eeo
baar.
Bn 't troepje, op de heenreis zoo vroolijk
en dug,
Ging langzaam en stille naar btus nu
terug.
M?t 't lijk van den makker, zóó trouw en
zóó ^c?d.
O, 't was toch zoo'n droeve, zoo'n som
bere stoet!
KBEViTSEBEREfJ.
Dc kievitseiexentijd is er Zoodra in Maart
zachtere luchten de macht van den Win
tervorst gebroken hebben en de eerste
groene grassprietjes hebben doen uitko
men, komt ook de kievit ten tooneele, de
beweeglijke, in groengouden schijn glan
zende vogel, wiens eieren bij de fijnproe
vers zoozeer gezocht zijn. Te recht of ten
onrechte, dat is moeilijk uit te maken,
want over de smaken valt, zooals men weet,
niet te twisten.
Zoo lang vorst Bismarck de wereldge
beurtenissen bestuurde, werden de VToege
kievitseieren met goud betaald, want de
getrouwen van Jever" verzuimden nooit,
op den verjaardag van den Vo.rst (1 April)
hem een gebruikelijke 101 kievitseieren ter
hand te kunnen stellen, wat in koude jaren
soms lastig genoeg was. Maar ook van
andere kanten ontving Bismarck op 1
April kievitseieren.
Deze matgroene, naar het bruine over
hellende, donker gestippelde eieren legt
da kievitmoeder niet. in een nest, maar
vrij op de vlakke weide, eiken dag één ei.
Ze zijn, doordien de kleur bij de omge
ving zich aansluit, niet gemakkelijk te
vinden. Do deskundige zoeker zal van twee
of drie eieren altijd één ei laten liggen,
om den vogel niet te ontstemmen; vindt
men er vier bij elkaar, dan zijn ze in den
regel bebroed en dan natuurlijk niet ge-
wcnscht. Reeds na één broeddag zijn ze
met fijne broedadertjes doortrokken. Hoe
wel de kievit en zijn eieren een zeer gewil
de lekkernij leveren, wordt de vogel zelf als
wild niet voldoende gewaardeerd. Kenners
noemen hem de patrijs der moerassen"'
en gesmoord of in de pan gebraden
moet hij zeer genietbaar zijn. Men gebruikt
te Parijs jaarlijks ongeveer 20,OCX) kieviten,
die daar met 1 franc per stuk betaald
worden.
STOFGOUD.
Gelijk nederigheid geen wegwerpen van
zichzelven is, behoeft gevoel van eigenwaar
de met hoogmoed niets gemeen te hebben.
A. P i e r s o n.
Geef mij inzicht in den dag van heden en
het verleden en de toekomst zijn voor u.
Emerson.
Batten in de Londensche havens.
Ontelbare massa's ratten bevolken de
Londensche dokken en de pakhuizen langs
de Theems. De oude gebouwen met hun
menigvuldige schuilhoeken, het lieflijke
milieu van verrot, gebarsten hout en dik
aan afval rijke slijk, bergen van zakken
koren cn een ontzaglijke massa eetbare
zaken van allerlei aard, vormen een echt
rattenparadijs.
Er komt geen schip in de haven, dat
niet door ratten wordt overstroomd. De
schade, die ze hier zoowel als in de ma
gazijnen en winkels aanrichten, beloopt
in de millioenen; zij verdelgen de op
brengst van vele akkers, vermoorden ge
vogelte en knagen van balen met katoen
en andere 6toffen de kanten af. Zoo nu en
dan werken de ratten wel als de beroemde
honden van Konstantinopel en de aasgie
ren van het Oosten als een soort gezond-
hei dspolifcic, doordat zij allerlei afval op
eten; maar het nut wordt verre overtrof
fen door de schade, die zij aJs voortreffelij
ke ondermijners aan gebouwen en kanalen
aanrichten.
Volgens een ruwe berekening wordt de
door ratten aangerichte schade in Enge
land op jaarlijks 10,000,000 pd. st., ruim
120 mil hoen gulden, geschat; men neemt,
daarbij aan, dat elke rat der menschheid
dagelijks een farthing, d.i. li cent, kost.
Al moge deze schatting ook overdreven
zijn, toch blijft het verlies nog groot ge
noeg. Daarbij komt nog hun eigenschap ais
overbrengers van gevaarlijke ziekten, als
trichinoso en pest. Vele pogingen zijn in
de Londensche dokken reeds genomen om ze
te verdelgen. De vallen leert het listige
dier weldra vermijden; gift en katten heb
ben den vijand wel is waar groote afbreuk
gedaan, uitgeroeid hem echter niet.
Om afdoende maatregelen te nemen,
houdt een aantal bekende persoonlijkheden
zich met het plan bezig om een anti-ratten-
vcreeniging te vormen.
Ondertussehen doet een Engelschman,
die ai jen landgenooten kent, het voorstel,
van de rattenjacht een sport te maken;
wanneer dit gelukt, meent hij, zouden bin
nen korten tijd de ratten bijzonder aange
kweekt moeten worden, wilde het niet aan
sportvoorwerpen ontbreken.
RAADGEVING.
Voor het schoonmaken van deuren, ven
sterkozijnen en dergelijke verdient het aan
beveling twee emmers water en twee spon
sen te gebruiken. In een der emmers wordf
wat witte zeep opgelost en met dit zeepsop
wordt alles voldoende schoongemaakt. Dan
spoelt men met het schoone water in den
anderen emmer na en droogt het gewassche-
ne af met de spons, die zeer stijf uitgewron
gen wordt. Wanneer men deze methode
volgt, wordt het vernis niet beschadigd.
Nieuweadel. Parvenu: „Schil
der mijn rijtuig volgens mijn stand. Met
de schoonste kleuren, fijn en modern."
Schilder: „En het wapen, mijnheer,
hoe wenscht u dat?"
Parvenu: „Natuurlijk ook volgens de
nieuwste mode."
Mevrouw (tot dienstmeisje, dat zich
komt verhuren): „Waarom ben je uit den
vorigen dienst gegaan? Je hadt het er toch
zoo goed, hoor ik."
Meisje: „Omdat ik 's avonds, toen hefc
theekransje was, aan de deur heb geluis
terd".
Mevrouw: „Dat is niet mooi! Maar
op voorwaarde, dat je niets verzwijgt van
hetgeen je gehoord hebt, zal ik je in mijn
dienst nemen."
In het plantsoen. Een ijverig
lid van de „Natuurkundige Vereeniging"
vraagt aan den harkenden tuinman:
„Kunt u me ook zeggen, vrind, of deze
plant tot de arbutus-iamilie behoort?"
„Ik zou m'n handen maar thuis bouwe,
m'neer", antwoordde de harker, „d'r is
geen enkele familie, die hier wat over te
zeggen heeft, want dit is gemeente-plant
soen."
Niet zoo bedoeld. Hofbe
ambte (tot lakei): „Loop gauw naar da
politie: dc ridderorden van Zijne Hoogheid
zijn gestolen. Dadelijk moet iedere gauw
dief, die met een orde wordt aangetroffen,
gearresteerd worden. Natuurlijk niet, als
hij ze rechtmatig ale onderscheidingstee-
ken heeft gekregen."
„Mijn galant heeft me voor mijn verjaar
dag een snoer paarlen gegevenvoor ieder
jaar, dat ik oud ben, één paarl."
„Ach, hoe lief. Dit moet wel driemaal om
uw hals gaan."
Geven en houden! Man: „Ik
zal vóór elf uur thuis zijn, lieve. Ik geel
je mijn woord."
Yronw: „Ik had liever, dat je het
hieldt."
Karei: „Gooi die stinkatok weg."
Willem: ,,'t Is geen stinkstok. Ik geef
niet dikwijls een dubbeltje voor 'n sigaar,
maar als ik 't doe
Karei: „Dan krijg je negen oextten
terug."
De vertaler van Generaal
Booth. Kolonel Goovaers van het „Le
ger des Heils" zei:
„Hij was heel aardig, die mop van den
„P.and O.-steamer", die vertaald werd als
„pianostemmer", 't Is alleen minder pret
tig, dat ze er mij op aankijken. En 't is
toch al vijftien jaar geleden, de vertaler
ligt zelfs op het kerkhof toen het ge
beurd is.
Yertel liever deze. Generatal Booth
sprak op een meeting: „I expect that eve
rybody will do his duty". En de vertaler
maakte er van: „De generaal hoopt, dat
iedereen zijn dutje zal doen".
Uit een opstel. Een jongen, die
j een opstel over den ezel moest maken,
schreef: „De ezel is een zoogdier en een
scheldwoord. Zijn ooren vind je dikwijls
in de boeken."
Slim en dom te gelijkl Advo
caat (tot boer): „Dinsdag om tien uren
I komt je zaak vóór. Nu opgepast. Na moet1
I je s 1 im zijn en. je d o m houden."