i-i A D D H S.
De eenige -vergiftige slang in ons land
ia de adder. Reeds op eenigen afstand is
zij vrij gemakkelijk van de andere, niet
vergiftige slangen te herkennen aan de
zigzaglijn over den rug. Deze bruine (soms
zwartachtige) streep steekt tegen do kieur
der zijden goed af. Vlakbij vallen het
„kruis" op den kop en de epleetvormige
„pupil" ook goed in het oog, maar op
eenigen afstand is daarvan niets te zien.
Het wijfje is ongeveer 1 d.M. langer dan
'het mannetje, iets roodbruin van kleur,
terwijl het ongeveer 60 o.M. lange mannetje
lichter getint is, ietwat grauw. De bruine
zigzaglijn is bij beide exemplaren goed te
zien. Droge hcgveen-en zandstreken vor
men hun vaderland, waarom ze verspreid
voorkomen in Noord-Brabant, Limburg,
Utrecht, Gelderland, Overijsel, Drente,
Groningen en Friesland. Gewoonlijk be
merkt men weinig van haar, omdat zij een
verborgen levenswijze leidt. Onder s.eenen,
hout, of mos, in een mollenhol of muizen
gat, in een holte van den grond, waar
maar een plekje in de nabijheid is, om
zich ongestoord in de zon te koesteren, daar
is de meest geschikte gelegenheid voor de
adder. In vochtige zomers boort men meer
van haar aanwezigheid dan in droge jaren
en vooral tegen den avond gaat zij ter
jacht. Dit neemt eehter niet weg, dat zij
zich ook midden op den dag wel vertoont,
boewei zij dan in bet oogvallend traag en
lui is, vooral bij warm weer. Op regen
achtige dagen of tegen den avond is zij
eerst reebt levendig.
Evenals de meeste giftige slangen, bijt
de adder vaak mis vóór zij haar doel treft;
is zij boos, dan bijt zij overal in, zelfs
tracht zij dan haar eigen schaduw te raken.
Het uitstrekken van den bals is een vast
teeken, dat zij zal gaan bijten. Gewoonlijk
gaat er ook een sissend geluid vooraf.
Toch kan men hier niet altijd op aan, want
bij verrassing valt zij plotseling aan, zon
der vooraf te sissen of zich op te blazen.
vVoor den mensch vlucht zij eerder dan ctat
zij hem aanvalt; vooral des nachts als zij
goed kan zien. Wordt overdag een mensen
door een adder gebeten, dan is het bij ver
rassing, als zij bijv. plotseling in haar
slaap wordt aangeraak:. Kinderen, do
bessen plukken, hout sprokkelen of zoo iets
en daarbij op bloote voeten loopen, loopen
het meest gevaar voor een adderbeet. Toch
zijn er ook wel voorbeelden, dat hij, door
een tamelijk dikken handschoen heen, nog
verwondde.
Vuur en warmte trekken de adders sterk
aanin sommige streken vangt men ze
hierdoor wel.
In April begint de adder eerst flink
na den winterslaap te herleven, hoewel
in het koude jaargetijde geen vaste slaap
wordt gehouden. Dikwijls komen zij bij
mooie dagen naar buiten; onder oude boom
wortels heeft men wel nesten vol gevonden,
cüo daar tegen de koude verscholen lagen.
Tegen den herfst worden de eieren ge
legd (jonge 5 of 6, oudere 12 tot 14), waar-
»uit terstond de jongen komen. Deze zijn
omtrent 2 d.M. lang en 1 c.M. dik, dade
lijk bijten zij van zicii af en hebben wel
zulk een voorraad gif, dat zij een kleine
muis kunnen dooden.
Onmiddellijk na den beet voelt men een
hevige pijntrekking door het gansche
lichaam en dikwijls valt men in onmacht.
De gewonde plokken zwel.en doorgaans op,
ïogal sterk, en zijn bij aanraking pijnlijk.
Een 19-jarig meisje, dat door een adder
m den voet werd gebeten, hield tot haar
10ste jaar een ziek been, waarop men nu
eens gele, dan weer roode of blauwe plek
ken waarnam en dat hevig pijn deed.
Toen verdween de ziekte plotseling uit
het been, doch gingen de oogen ontsteken.
Na een paar jaren verdween ook deze aan
doening, maar werden af en too hevige
pijnen waargenomen, terwijl de patiënte
vaak over doofheid kiaagde. Niettegen
staande die persoon flink oud werd, heeft
zij toch haar gansche leven geleden aan
de gevolgen van den adderbeet.
Legio is het aantal middelen, dat de
bewoners der streken, waar wel eens adders
gezien worden, weten mede te deelen, ten
einde voor den beet beveiligd te zijn. Een
der oudste en meent doeltreffende is wed
het gebruik van alcoholisohe drank,en. Na
tuurlijk is geneeskundige hulp terstond
noodzakelijk, maar wanneer deze niet da
delijk kan worden ingeroepen, moet de ge
wonde plek onmiddellijk met alcohol wor
den afgewasschen en uitgevreven.
Jenever, brandewijn, cognac, rum, het
doet er niet toeook moet de gebeten© hier
van drinken tot hij bewusteloos wordt. Uit-
wassciien der wond met een 5-procent-op-
lossing carbol zuur of een 2-procent-over-
mangaanzure kali is evenzeer aan te beve
len, maar dat heeft men niet altijd bij
de hand. Veel drinken: water, melk, thee,
of koffie, is ook best, maar dan zóó veel,
dat men gaat teruggeven en dus de kans
heeft, op deze manier het gif kwijt te
raken.
Uitzuigen der wond is uitstekend, doch
gevaarlijk voor hem, die het doet; men
weet nooit of het slijmvlies in den mond
wel overal hsel is.
Wordt een adder stevig achter den kop
aangepakt, dan kan zij niet hijten. Steelss
men haar dan met een scherp mes in de
hersenen, dan zal zij spoedig gedood zijn;
ook kan men haar zóó gemakkelijk den kop
verpletteren.
De grootste klok der wereld.
In den toren van de kathedraal van den
heiligen Renauld te Mechelen is een rcu-
zenuurwerk geplaatst, dat van zulk een
grooten omvang is, dat er waarschijnlijk
geen tweede van dusdanige grootte op aar
de bestaat. De klok bevindt zich honderd
meter boven den beganen grond. Het oor
spronkelijk uurwerk werd in het jaar 1527
vervaardigd en was tot in 1861 in werking;
toen kwam er een electrische klok voor in de
plaats.
"Vooral het klokkenspel van dit uurwerk
is wijd vermaard. Niet minder dan 45 klok
ken bevinden zich in den toren. Deze zijn
verdeeld over vier octaven. Gezamenlijk
hebben zij een gewicht van 35,000 kilogram.
De grootste klok weegt 8884 kilogram, de
tweede 6000, de derde 4235 en de vierde,
welke dagteekent uit het jaar 1498, nage
noeg 3000 kilogram. De cijfers op dit uur
werk zijn begrijpelijk enorm groot en heb
ben een lengte van ongeveer 1.96 meter; de
cirkelomtrek van de wijzerplaat bedraagt
36 meter, zoodat door elke 2 nurcijfers een
boog van 3 meter wordt omspannen. De
uurwijzer is 3.62 meter lang en 86 centime
ter breed.
Voorkeur voos* bloemen.
Dat sommige staatslieden een bijzondere
voorkeur voor een of andere bloemsoort
hebben, is bekend; wij herinneren slecnts
aan Joe Chamberlain met de nooit missen
de Orchidee in het knoopsgat. Zco had ae
vorige Amerikaansche president Mac Kin-
ley een groot zwak voor Anjelieren. Ziet-
hder wat de heer Mac Farland, naar 'ie
„American Florist" meedeelt, bij gelegen
heid van de opening der zeventiende jaar
vergadering en tentoonstelling der „Ame
rican Carnation Society" van 28 Jan. jl.
daarover zeide:
„Wij verwelkomen u hier op den avond
van den geboortedag van president Wil
liam H. Mac Kiuley, wiens herinnering le
vendig zal gehouden worden niet alleen
door het geschreven woord, maar ook door
de Anjelier. Het is een zaak van bsteeke-
nis en heerlijk tevens, dat gij de eenige
bloem vertegenwoordigt, welke zioo nauw
is verbonden aan do gedachte-nis van ten
Amerikaansck staatsman.
Do Primula der Engeleohen onderhoudt
d© gedachtenis aan dien uitstekenden
staatsman, lord Beaeonsfield, die voor de
ze bloem een bijzondere voorkeur had, en
morgen zult ge in geheel Washington de
Anjelier zien, als zinnebeeld van de toege
negenheid en de bewondering van het volk
voor dien goeden, grooten en edelen pre
sident, die zoo geëerd was hier en over ae
geheele wereld. Wij, die hem persoonlijk
kenden, herinneren ons, dat hij altijd een
Anjelier droeg. Wij herinneren ons, dat in
Buffalo, toen we hem even voor zijn einde
zagen, hij een Anjelier had.
Het is een groot mysterie, dat een man
als hij moest worden geofferd als een mar
telaar van vrijheid en recht; maar zij°
roem is verzekerd evenals zijn plaats, en
een- ieder van ons moet, als wij de Anjer
beschouwen, dankbaar zijn voor de grooto
diensten, die hij de Republiek en de we
reld bewees."
Artisten en alcohoL
De „Revue" publiceerde een reeks van
antwoorden op een vraag, die zij aan ge
leerden, schrijvers en artisten over hun
gebruik van alcohol gedaan heeft. Een
dergelijke enquête had voor eenigen tijd
een Duitsch tijdschrift onder de Duitscno
aftisten en geleerden gehouden en bijna
zonder uitzonderingen antwoorden ontvan
gen, waarin de alcohol schadelijk voor de
scheppende kracht genoemd werd. De
meeste Fransehe beroemdheden zijn van
dezelfde meening. Zoo schrijft Berthelot:
„De alcohol schijnt mij voor iedereen
schadelijk, behalve in zeldzame gevallen
als opwekkingsmiddel voor zieken."
Jules Claretie verklaart: „Ik drink zee*
weinig alcohol, heel enkel eens een glaasje
likeur, en vind den alcohol niet een opwek
kend micfdel voor den geest. Nooit werk
ik beter dan wanneer ik nuchter ben/'
Ook Zola heeft gezegd: ,,Ik drink slechts
water en kan alleen met volle kracht wer
ken des morgens vóór het ontbijt."
Sully Prudshomme was den alcohol ook
zeer vijandig. Als ik zuiver, helder, friseh
water dan krijgen, zoo prefereer ik het
hoven eiken anderen drank."
Massenet vindt den alcohol geen goed
opwekkend middel om te componeeren co
gebruikt hem niet, terwijl zijn collega
Vincent dflndy soms een glaasje cognac
drinkt, als hij des nachts werkt, maar al
leen om wakker te blijven.
Sardou heachou-wt den alcohol als een
vergif.
„Ik kan niet eens een half glaasje bran
dewijn verdragen. Nooit heb ik bij mijn
werk tot dit middel mijn toevlucht geno
men. Daarentegen ben ik een sterk koffie
drinker en slaap alleen goed des nachtw,
als ik vooraf een hal ven kop koffie heb ge
dronken."
Bourget verklaart categorisch: „Voor
mij is alcohol, in nog zulke kleine hoeveel
heid en in welken vorm ook gedronken, een
absolute hinderpaal om te werken."
Henri Lavedar is een overtuigd onthou
der; hij drinkt alleen water, en zelden een
weinigje wijn, met water vermengd. „Ik
heb nooit waargenomen, dat eenige dronk
een gelukkigen invloed op mijn inspiratie
heeft gehad. Ik ben overtuigd, dat er
slechts een enkel opwekkend middel voor
den arbeid bestaat, onschadelijk, eenvou
dig, frisch en probaat als zuiver water, en
dat heetwillen."
Ook Jules Lemaltre drinkt geen wijn
meer, maar hij houdt hem, matig genoten,
voor geen middel, dat op de geestöhjk<
werkzaamheid invloed kan oefenen.
Een hartstochtelijk voorstander van een
goeden dronk daarentegen is Camille Flam-
marion. ,,Ik heb nooit water gedronken,"
schrijft hij, „en ik waardeer het alleen
voor uitwendig gebruik. Ik drink wijn,
Bourgondischen, Bordeaux-, Champagne-,
rood en en witten wijn, mits hij goed is, en
daarin ben ik moeilijk te bevredigen. Mijn
goede oude grootvader was wijnboer en
is op negentigjarigen leeftijd gestorven
in een jaar van een slechten wijnoogst."
Ook Rodin bekent een vriend van den
wijn te zijn. „Ik meen, dat wijn een uit-:
stekende zaak is. Als men zoo weinig drinkt'
en als bet zelfs nu mode is geworden, in
't geheel geen wijn meer te drinken, ge--
loof ik mijnerzijds, dat dit alleen geschiedt,1
omdat men hem te dikwijls vervalsobt
heeft."