Nieuwe Raadsels. Oplossingen dear Raadsels, FEUILLETON. Oraciei- den grond. werpt een forme schop steenkool in oe kachel. Onderwijzer„Wat doe je daar, jongen!" Leerling: „Och, meester, ik wil mij eerst nog eens goed warmen, want het is in Si- besrié zoo kond." Ingez. door M. Reynevoid te Voorschoten. Jagerlatijn. Een jager: „Zoudt ge wel kunnen geloo- iseo dat ik in drie dagen 999 hazen gescho ten hebt" Tweede jagecr: „Waarom zegt ge niet maar ineens 1000 V' „Eerste jager: „Denkt ge, dat ik ter wille van één baas, mij tot een leugenaar wil maken?" Ingez. door Gerard V- Oyen. Slim. Schoenmakersjongen, die voor zijn baas twee broodjes met ham moet halen, tot den winkelier: „Baas, twee broodjes met heele vette hstrn 7" Winkelier: „WaaTom heel vette V' JoDgeo: „Ja, ziet u, de baas kan niet tegen vette ham, en dan zeit te: „Schelm, eet die zelf maar op." Ingez. door Anna Birtnekade te Sassen - heim Wacht even. Zns Marie, komt de kamer binnen, waar haar broertje bezig is met zijn huiswerk af te maken: „O Jan," roept ze vroolijk uit, „ik wil je eens blij maken hoor. Zeg, we hebben een zusje gekregen 1" Jan: „Twee en een is drie en vijf..." Marie: „Maar Jan, ben je nu niet erg in )e schik?" Jan: „Wacht even tot ik mijn som goed heb, dam zal je eens zien, ho© blij ik ben." Ingezonden door „Woudlelie". I. L2 6, die nu willen .weten, Hoe men den naam der plaats jnoet hee- Die hier 12 6 opgegeven is, ten, Verzoek ik eens aan zee te kijken. Dan zal het ook wel spoedig blijken, Dat daar gehandeld wordt 3 6 visch. Wie 4 3 6 heeft meer te weten, Die mag toch zeker niet vergeten, Dat 't altijd zoeken blijven moet. Toch wil ik hem nog dit verklaren": M©n vindt 't geheel sinds dag en jaren In stad en dorp 3 6 overvloed. IL Het geheel bestaat uit 13 letters en i3 de naam van een beroemd man, die iets heel nuttigs heeft uitgevonden. Een 2 4 geeft des winters veel vermaak. Een 13 2 7 hond is veel waard. Die schipper gaat morgen pas 1 9 10 7 6 6. 8 9 13 is een verkorte meisjes- of jon gensnaam. „2 3", riep 6 6 1, „je doet mij pijn.'* Een 11 12 6 11 wordt door de soldaten gebruikt. Zonder 12 11 6 6 kan men niet leven. Ingezonden door „Waterlelie." hl De dokter ging met groote voorzichtig heid te werk. Hij is om zeven uur eerst vertrokken. Daardoor is hij den trein misgelooperi. Moeder had hem nog gewaarschuwd. Waar is de deksel der suikerpot; toch niet gebroken? Neen, ik denk, dat hij nog in de porse leinkast staat. Zoek uit ellk dezer Zinnen een woord, die te zamen een spreekwoord vormen. Ingezonden door „Donna Amante". IV. Verborgen glaswerk. Den heelen Zondag las ik een mooi boek. „Versche visch: aal, schol, bot", riep cte vischvrouw. Sta stil, Beb, orde moet er zijn! Loop eerst recht uit, dan den hoek om en je bent er. Ingez. door een „Haadsel vriend je." V. Neem uit elk der zinnen een woord, die te zamen een spreekwoord vormen. De soldaat was dapper in den oorlog. Het kind kocht voor 2 cent een grooteu appel. Die hoog klimt, valt laag. lik wil niet, dat gij gaat schaatsenrijden. Hij moest zeer ver loopen om bij de brug te komen. Vertelde zij van een man, die zeer arm iwas-? Vindt gij een sparretak of een tak van een den? Hij schildert den bast van den boom. L De morgenstond heeft good in den mond IL Doornroosje. IIL SproIckehnaiaDcL IV. Doorn Lemmer Velp Sneek Alkmaar. V. Gaaster land.! Onderlinge Correspondentie. 'Wie wil met mij Verkade'a plaatjes rui len? Wie mij 1 plaatje Zomer geeft, krijgt, daarvoor 2 van Lente. Mijn adres is K.. Vergouwen, Nieuw** Rijn 28. Wie heeft- voor mij een der volgende plaatjes: Van Zomer No. 6 Voederwikken met Beemdgras, No. 75 Asperge, No. 81 Pu- ro-la, No. 90 gewone Wederik, No. 105 St.- Jacobsvlinder, No. 110 Dophei. Van Lente No. 113 Kneutje, No. 120 Kikvorsch. Vooi een van deze plaatjes geef ik twee plaatjes Zomer. Adres Suze Tegelaar, Hansenstraat 35A, Leiden. Ik heb om te ruilen de volgende 36 post zegels: Mexico, 1; Chili 1; Egypte 1, Rus land 2; Zwitserland 5; Amerika 8; Italië 4; Denemarken 1; Indië 4; Spanje lj Honga rije 1; Oostenrijk 5. Alle ongeschonden. Wie wil deze met mij ruilen voor andere postzegels? Schriftelijke aanvragen. Mijn. adres is Hendrik Bos Cz,, Voorweg 135,' Zoeter meer. Wie wil met mij ruilen, ik geef een Kwa- ber-Oats, letter E E en 25 plaatjes lente, wie geeft mij daarvoor een van deze vier H.-O.-beestjes, Paard, Konijn, Rhinoceros, of Kameel. Mijn adres is J. Mieremet, Vrou-J westeeg 6A, bij de Haarlemmerstraat, Leiden. Marie van Gent, Dorpsstraat 56 te Zoo terwoucLe, zou gaarne H.-O.-beestjes ruilen. Zij geeft voor het paard, de rhinoceros, de kameel of het konijn vijf andere beestjes in ruil. Verder geeft zij vijf letters in ruil voor de K van de Quaker-Oats. 4) Het kleine meisje danste van pret. Men had echter niet op den poedel gerekend. Deze luisterde niet naar haar roepen, maar bleef voor de voeten van zijn jongen meester, liggen. Men moest hem met kracht en geweld beetpakken en in de automobiel zetten en nog van uit de verte, toen het voertuig wegreed, boorde men Sukkel janken. Met tranen in de oogen trad Andreas het huls van zijn oom binnen. Op hetzelfde oogenblik kwamen tante Ade laide en nicht Clotilde de trap af. Er volgden nu uitroepingen van verba zing, van blijdschap zonder einde. „Ben je daar... eindelijk... wij zullen ons best doen je te troosten... arme jongen". Zij omhelsden hem om beurten. Tante Adelaide, die nooit in de mijnen gewerkt had, was op acht en dertigjarigen leeftijd nog een frissche vrouw en iedereen hield veel van haar. Zij was een uitstekende huishoudster, zoodat bij haar alles r even helder uitzag en als het te pas kwam, wist zij den buurvrouwen, die haar tijd stonden te verbabbelen, een vermaning te geven dat zij in de eerste plaats moesteD zorgen, dat het eten gereed was. als de mannen van hun wenk kwamen. Bij ziekbedden of waar om andere reden hulp of bijstand noodig was, kon men vtouW Clement steeds vinden. Niemand begreep waar zij den tijd vandaan haalde om altijd zoo bij te springen, want behalve haar eigen huisgenooten woonde bij haar in Michel Rabier, een ongelukkige weduwnaar en zijn dochtertje van negen jaar, die beiden goed door haar werden verzorgd. Clotilde, de dochter van Adelaide, eeü alleraardigst meisje van zeventien jaren, nog al mager, evenalé alle menschen die iu de mijnen werken, zeide eensklaps op verma nenden toon: „Moeder, Andreas zal wel moe zijn; laat hem maar eerst gaan slapen, dan kunnen we de kennismaking morgen voortzetten". Men had te voren een bed voor Andreas gereed ge-maakt, in het kamertje van Mi chel Rabier en Gesar voegde hem toe, toen hij hem daarheen bracht: „Je zult het hier niet schitterend vinden, arme jongen, en wij zouden het je gaarne beter geven, maar dan moeten we Michel wegzenden en die stak- kert is toch al zoo ongelukkig, Daarbij hou den wij zooveel van de kleine meid". Onze kleine vriend viel zijn oom haastig in de rede: „Oom, ik voel mij nu reeds zoo gelukkig als ik mij ooit had kunnen voorstellen. Duizendmaal dank voor uw hartelijkheid." Michel Rabier lag reeds vast te slapen, toen zij het kamertje binnentraden; hij keerde zich om, snorkte even en sliep toon weder in. Clement zeide op medelij denden toon: „Hoe treurig tochvroeger Was hij zulk een flink werkman, maar nadat zijn vrouw in de mijnen verongelukt is, begon hij te drinken... hot is wel treurig! En na, tracht den eersten nacht onder mijn dak maar rustig te slapen." IV. Bij sïjn bloedverwanten. De familie Clement woonde in een van de kleine huisjes met een tuintje er voor. •die de Woning-Maatschappij voor zea fratiken in de maand aan de mijnwerkers verhuurde. In het tuintje werden groenten en aardappelen verbouwd en achterin was een hokje voor het tuingereedschap en da konijnen. Een gemeenschappelijke water put voorzag vier gezinnen te gelijk van wa ter. Het huisje van Clement onderscheid de zich van de andere door de sierlijke ranken wilde wingerd, die het omlijstten, en door de perken met reseda en gera niums. Dit alles was het werk van ClotiK do, die daar zeer veel pleizier in had. 's Winters echter zag het huisje er evep somber en droefgeestig uit als de andere. Ondanks de goede wenschen van zijn oom sliep Andreas dien eersten nacht zeer slecht, doordat Rabier hem telkens met een schrik deed opspringen. Toen hij daar om 's morgens wat laat wakker werd en het bed van Michel ledig zag, had hij ftpijt van zijn luiheid. Hij kleedde zich haastig aan en ging naar de huiskamer, waar hij alleen zijn tante en Jeanne, het dochter tje van den kostganger, vond. Het kleine

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 12