Oplossingen der Raadsels. m. üoele oDlossingan ontvangen van: FEUILLETON. Ondier tiert grond. Ingez. door Pietcr Coffrio. Gevat. Twee opgeschoten jongens spreken er over weik beroep tij zonden kiezen. De een ia erg scheef gegroeid en op weg om een ronden rog te krijgen, terwijl de ander een boqgroode gelaatskleur heeft. „Jij wenscht zeker rechter te worden", zegt de laatste met een spottend gezicht." „En jij bepaald blocker", laat de ander er dadelijk op volgen. Ingoz. door Ei .na de Graaf. Kinderlijk. De kleine Anna hoeft op straat in het gedrang haar moeder verloren en vraagt nu aan iederen voorbijganger: „Hebt gij geen vronw zonder een klein meisje gezien. X. J tmidauw. II. Pendule. Eigen Haard is goud waard. 17. Middelburg. V. Breda. Liena Betgem, „Jan Evertsen", Izaak de Kloe, W. HeshusiuB, „Gebroeders", „Kla vertje vier" Lie Rooze, „Iris", Greta Louw- rier, H. v. d. Steen, „Goudhaantje", „Mag1 nolia", Willem de Jongh, Abram Overvliet, „Zomer", Cato van Wolzen, Johannes Jans sen, Ida Dirkse, Cornelia en Jantje van Ncod, Johanna Antony, Jansje en Pietje van der Born, „Lelietje der dalen", Jaco bus en Teunis Smittenaar, „Boechane- inoon" I. C. Yroom, Helena Mes, Marietje- v. Hooidonk, Cornelia Beurze, „Woudlelie", Nico v. d. Yoort, „Herderinnetje", Anna Rijnboutt, „Cromwell" Willem Laterveer. Antoon en Gerard Righart v. Gelder, Pie 2) II. Op weg. Andreas stapte flink door op den /traatweg van Parijs naar Riisel en als een echte Parijzenaar, die nog nooit in het open veld is geweest, bewonderde hij alles wat hem omringde, terwijl alles wat hij >zag hem in verrukking bracht. Het was koud maar droog weder met izonnesehijn, zoodat zjjn concerten 's inid- 'dags in de open lucht konden gegeven 'worden en de kleine muzikant zag er zóó aardig uit, zijn prettig gezichtje was zoo iaantrekkelijk, dat de ontvangst bijna al tijd meeviel. Op zekeren dag, toen hij bijna de stad Clermont bereikt had, zag hij eensklaps een bruin voorwerp op den berm van den weg liggen. Hij ging er heen om te onder zoeken wat het was en zag op den grond uitgestrekt, geheel bedekt met bloed, een mageren hond, die blijkbaar door een of ander rijtuig of door een automobiel over reden was, Andreas hield veel v.vn beesten cn daarom snelde hij onmiddellijk ter hulp. Met het water, dat hij altijd in een ïleschj. bij zich droeg, wasehte hij do won den uit: het dier liet hem stil begaan en keek hem met dankbare blikken aan, waar bij Andreas de opmerking maakte, dat hij mooie goudkleurige oogen had, hij zag ras tot zdjn groote blijdschap, dat er geen ter do Wit, „Palmtak", Willem Veldhuy- zen, Piet van Leeuwen, Geertrui van der Lof, Jan en Marie van don Bosch, „Twee perziken", Helena Yerhoog, Nelly en Hen drik Buitendijk, Jeanette Oostveen, Marie van den Heuvel. „Anjelier", Mario Wij- land, „Blondine", Cato van Dorsten, „Tor telduifje", „Yrijbuiter", Nelly do Haan, Mario en Betsy do Nie, Hendrik v. d. Werf, Hendrik Eggink, Jacobus Bonsel, Marietjo van Gijzen, Tcos, Hendrik cn Casper Boom, Jacoba Eggink, Aletta, Hendrik en Philip- pus de Nie, Cornelia v. d. Klein, Jan nie Eggink, Nioo Jasperse, „Amapta", P. L. Jung, Masjo Reyneveld, W. en C. Yink, Jacoba Stephanus, „Krullebolletje", Jaco ba van Weeren, Gerard Wagemans, Nelly Kouw, Annio Wagemans, Marietje Scboe- vers, „Pioenroos", Adriaan v. d. Spek, Ca- thriena van. Klaveren, „Kapitein Mar- ryat", „Hortencia", Elias Bomli, Anna Teeuwen, „Boerhaave", „Grace Darling", Dora Boom, „Brunette", Brinio", „Karei do Groote", Hendrika, Johanna on Alida Blom, Kitty Halewijn, Johan v. d. Reyden, Willem, Gerard en Johan Yodegel, Mario Verhoeven, Thomas en J. Mader, Nico Kriek, Dirk Groeneveld, Reinier du Pon, Pieter Coffrio, Jacoba Korenhof, „Doorn roosje", Piet Ober, U. PeerebooiD, Dora de Wilde, Hendrik Disseveld, Jacques Gulde- mond, Jansje en Johanna Selier, Willem v. d. Linden, Anthonia en Jacoba v. Rijns- wou, Charley Ball, „De twee mosroosjes", Johan Yeeren, Johanna en Adriaan Visser, Alex. Griffioen, Eduard Veeron, Aki Aroli, Jozef Beenakker, Puck I sen bach, „Mau- rits", II. G. v. Weken, J. Massaar, Johan van Leeuwen, Nico Bink, „Piet Hein", O. en Dirk v. d. Vijver, „Het Drietal", Hen drika Gulay, Jacobus Wittenaar, „Witte Aster", „Erica", K. van Zijp, Petra Met horst, Suze Tegelaar, Theo Pikaar „Cea- sar", Bertus de Jongh, M. v. d. Laaken, Annie Switeer, Jan Konijn, Abr. v. Rosma len, „Asschopoetster", „Junidauw", Ge rard en Martha Loozen, Rika Cossée, „Wit te Lotus", De Nijs Hannaart, J. v. cL Waals, Heintje Vane veld, Cornelia v. Ewijk, „Rozaimmde", „Waterlelie", Israel Sla ger, Betsie en J. Kleine, Marinus van Kerk- hoff, Annie Parmentier, Joh. en Gerrit v. d. Nieuwendajk, „Jacoba van Beijeren", Wj Stadhouder, allen te L« iden. „Postwagen", te G r o e n e d ij k. Pi eter dc Brnin, Betsy, Marie, Anny en Jo Boers, te 's-G r a v e n h ag-e. poot gebroken was en dat de wond, de hij met een zakdoek had verbonden, spoedig genezen zou zijn. Het beest had blijkbaar he>t meeste ge leden door den honger en de koude gedu rende al de acht dagen en nachten, die hij in de buitenlucht had moeten doorbren gen; men kon aan zijn haren zien, dat hij al dagen achtereen armoede had geleden; hij had ook geen halsband om en waar schijnlijk was hij een van die ongelukkige dieren, om wie hun meesters zich niet bekommeren en die er zoodoende treurig aan toe zijn. Andreas was met het beest begaan en sprak het vriendelijk toe, waar op de poedel, want tot die soort behoorde hij, begon te kwispelstaarten. „Arme stakkerdhet is treurig zoo ge itcel alleen in de wereld te zijn, nietwaar? Ik heb ten minste nog familie, die mij wil opnemen, maar jij Wees echter gerust, ik zal je niet in den steek laten." De mooie gouden oogen schenen le zeg gen „Wees gezegend, onbekende vriend. Ja, laat mij bij U blijvenik gevoel mii zoo j verlaten, zoo ongelukkig on ik zal U trouw zijn om 17 voor uw woldadan te be- loonen. Ge zult cons zien, hoe tevreden wij saruLri nullen zijn." En Andreas begreep deze taal zoo goed, dat hij den poedel over zijn kop streelde ofschoon het beest niet door zindelijkheid uitmuutto. „Ja, het is goed kameraad, maar schit terend zal je het niet bij mij hebbm. maar waar er eten voor óén is, zal er ook voor twee zijn. Maar hoe heet je toch? Laat ons eens zien, of ik het kan raden V Pietcr Verhoog, te Halfweg. Corry cn Odilia Wernink. Joh. Dorre paal, Arie cn Cornells v. d. Bül, Gerri/ c-n Jan v. cl. Lee, Beatrix en Jacobu» vaa Ommering, J. en M. Dorrepaal te Kou dekerk. J. G. de Winter, Picter den Blanken Jeannctte Volkcr, te Leiderdorp. „Cosraopolict", Gerard cn Anton Meyer, Eduard *cn Anton de Wilde, Ermina War merdam, F. Heemskerk, „Rozenrood"; Hendrik en Jacoba Admiraal, allen te N o o r d w ij k. Jo Lemmerzaal, en Klazina en M. Lem merzaal, te Kaag. Jo Sweenen, G. v. Voorst, te Li 8 se. Gerrit en Sophia Hendriks, Antan Ga- dri, Jan W. Martens, Cor v. Heusderi, te Oegatf-eest. Cornelia Tijsterman, G, van Egmond, Cath. v. d. Mey, Hélène A. de Mooy, Adri dc Mooy, D. v. d. Vijver, Anton v. d. Mey, Maria Winters, Lena Lindhout, Pieter. Brussee, Jan Kromhout, Joe. v. d. EijkeJ,' D. de Miooy, G. Jozef, Corn. v. ïtereon, Cornelia on Dirk Dtriebergen, Jobanne» Noort, allen te Rijnsburg. Nellie en Anna Binnekade, Francina Speelman, to S assenhei m. J. Vogelaar, te StompwijE. Cornelia Colijn, te Voorhout. It. C. Eggink, Marijtje Nasveld, Hen-, drika de Graaf, M. M. Reyneveld, Antjc; v. Til, Lena de Graaf, te Voorseh<K ten. „Leeuwebekje", te W assen ara r. Jan van der Graaf, te Zoetcrwoude. Prijzen vielen ten deel aan: Jan Konijn, te Leid e n, en Corn, van Itersoa, te R ij n sd> tr r g. Correspondentie. M a r i-eHt.jffe va. n ILoro i d o n k. 1^ denk dat je 6-jarig zusje nog niet veel ve-r* stand zal hebben van het oplossen van raad* seis en ze daarmede nog wel een paar jaartjes kan waqhten, -totdat ze lexen en. schrijven kan. „Eertencia". Als je naam niet bi* de inzenders van goede Oplossingen jver- meld stond, kwam je briefje waarschijnlijk te laat aan ons bureau. Hij probeerde het met verschillende na men, maar de poedel sloeg geen acht op een daarvan. ,,Ik zie wel dat ik een nienwen verzinneh moet, die voor ons Beidjes alleen moet zijn Laten wjj er eens een zoeken." Hij dacht even na en riep toen verrukt, over zijn inval: „daar je een arme stakkerd; bent, moest ik je maar „Sukkel" noemen. En nu jc gedoopt bent zal ik maar begin nen met je wat eten te geven." Hij goot water in het kommetje dat een deel van zijn bagage uitmaakte en sopte er een stukje brood in. De oogen van Sukkel begomien te glinsteren, het arme dier was op net punt van honger om te komen en hij ver-, slond tot zelfs het laatste druppeltje ter wijl zijn weldoener hem lachend toevoegde: „Het is nu niet bepaald een lekker maal, maar het schijnt je toch te smaken. Des te beter als je niet kieskeurig bent Wat moet je laag gevast hebben I Een halfuur was verloopen; Andreas dacht er over om verder te traan, maar zou het gekwetste dier wel kunnen loopen? Helaas, neen. Toen het arme beest trachtte op zijn pooten te staan, viel hij dadelijk weder op den grond. Andreas wilde hem toen niet langer plagen en zeide: „Ik zie wel, beestje, dat het niet gaat. Nu dan zal ik je maar dragen, want de avond valt en het is hoog tijd om een dorp, te bereiken." Heel voorzichtig en begaan met den hond, die ondanks alle voorzorgen veel pijn scheen' te hebben, nam Andreas Sukkel op de schouders, terwijl hij met beide handen do vier pooten bij elkander hield op zijn borst. Hij merkte al spoedig dat het niet zoo ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 13