van ademhalings- en urogenitaal-appa*-
'raat na oestergebruik kunnen ontstaan.
Werd vroeger aangenomen, dat deze laat
ste het gevolg waren van intoxioati* door
het bederf der oesters, ook zonder dat uit
zicht, reuk of smaak zulks deden vermoe
den, thans weet men, dat bacteriën die gif
ten zoowel in vitro als in het lichaam
'maken.
Hiermede geheel in overeenstemming is
'do immuniteit, welke voor deze stoornis
sen optreedt na eenmaal er aan geleden te
hebben, en 't feit, dat de febris typhoïdea;
optredende nadat de zieke reeds deze in
toxicatie heeft doorgemaakt, veel ernsti
ger verloopt; weten wij toch uit proeven
van Klein, dat symbiose met bacillen van
Gaertner en andere de virulentie van den
bacil van Eberth sterk verhoogt.
Herhaaldelijk zijn in de oesters zelf bac
teriën van Eberth en andere pathogene
bacteriën aangetoond; gebleken is, dat zij
allo I k 2 wekon virulent blijven; dat het
phagocytosevormogen der oesters wel groot,
maar niet bij machte is om alle bacteriën
onschadelijk te- makendat zij ook in be
vroren en doode oesters blijven bestaan.
Ten einde de gebruikers te vrijwaren voor
al deze schadelijke gevolgen, is de beste
maatregel: te zorgen, dat de oesters nooit,
d. w. z. van af baar bank tot in den mond
van den gebruiker, aan besmetting worden
blootgesteld. Van een verdachte natuur-
bank zullen zij slechts gebaggerd mogen
worden gedurende het seizoen, waarin^ zij
niet gegeten worden, opdat zij zich zuive
ren in den speentijd, doorgebracht in een
telkens ververscht mengsel van zoet en
zout water, tegen allo verontreiniging be
schermd.
De commissie is overtuigd, dat door sa
menwerking van alle autoriteiten tot toe
zicht op de banken, de parken, transport,
en verkoop der oesters alle gevaar zal
worden weggenomen.
Op zijn elf en dertigsf.
De algemeen gangbare meening was, dat
deze spreekwijze haar oorsprong vond in
de langzame wijze van beraadslagen in
de Staten van Friesland, die bestonden uit
afgevaardigden van elf steden en dertig
grietenijen. Het onhoudbare van deze mee-
ning aldus schreef ,,De School met den
Bijbel" eenigen tijd geleden aan de hand
van dr. Straatt's „Ncderl. spreekwoorden"
blijkt terstond, wanneer wij de oudste
beteekenis kennen, waarin genoemde uit
drukking gebruikt werd.
De tegenwoordige beteekenis is: „lang
zaam, op zijn doode gemak". Deze beteeke
nis had „op ziijn elf en dertigst" vroeger
niet; toen betedkendo het: „netjes, zooals
het behoort"bij Brederoo bijv. lezen we
,,ic seljc dat we opsen elvendartichst klae-
reü" (Moortje vs. 702), d. w. z, „dat z::l
ik je wel eens netjes in orde brengen".
Versohillende andere plaatsen zouden deze
beteekenis nog nader kunnen b°wijzen,
doch deze ééne zij voor ditmaal voldoende.
Onze uitdrukking kan dus niet ontleend zijn
aan de langzame wijze van beraadslagen
in Friesland; was dit het geval geweest,
dan toch zou de eerste beteekenis „lang
zaam" geweest zijn en, zooals gebleken is,
dit was niet zoo. Bovendien de verdeeling
in dertig grietenijen dagteékent in Fries
land pas uit het begin der 16de eeuw en
het is toch moeilijk aan to nerpen, dat kort
daarna die uitdrukking reeds zooveel van
haar beteekenis had verloren, dat ze ge
bruikt werd in den zin, die er thans nog
aan gehecht wordt. De oudste beteekenis
stelt dus duidelijk in het licht, dat de vroe
gere verklaring niet juist is. Onze uitdruk
king is van geheel anderen oorsprong, ze
is ontleend aan het weversbedrijf. In
Zuid-Nederland verstaan do wevers onder
,„clf en dertig" „een kam, wiardoor 4100
draden of 41 gangen kunnen geschoven
worden" en het linnen, dat op zulk eer.
kam geweven wordt, is het'fijnste e.i
breedste, dat bestaat; vandaar dat „op rjn
elf en dertigst" beteekende: „keurig, net
jes, fijn, zooals het behoort". Uit deze be
teekenis (kon die van langzaam zich gemak
kelijk ontwikkelen.
EfleciHsch bewogen sBagboo-
men voor spoor-overwegen.
Aan „Electrotechnik und Maschinen-
bau" ontleent het „Elecfcrolechu. en Werk-
tuigk. Wkbl." een beschrijving van elec-
trisch bewogen slagboomcn, welke bij uen
electrischen spoorweg Monteaux-Berner
Oberland gebruikt worden.
De slagboom bestaat u,it een lichten paal
die zoodanig gebalanceerd is, dat hij in
zijn normalen stand loodrecht staat. Hij
draait om een korte as, welke in een klein
huisje bozijden don weg geborgen is. In dit
huisje is eveneens een kleine electromotor
van 1/10 P.K. geplaatst. Deze motor drijft
een spiraalrad, waardoor een windtrom-
mel wordt bewogen. Aan het eind van het
contra-gewicht, van den slagboom bevindt
zich een riemschijf, waarover een kabel
loopt, die aan het een© einde vastgemaakt
is en aan het andere einde aan dc-i wind-
trommel is verbonden. Wordt de laatste nu
door den motor bewogen, dan wordt het
touw opgewonden, waardoor het contra
gewicht opgeheven wordt en de slagboom
daalt. De windtromrnel is zoodanig gecon
strueerd, dat bij liet opwinden de middel
lijn snel toeneemt, zoodat, als de slagboom
in zijn horizontalen stand gekomen is, do
voor -het ronddraaien van den trommel
veroischte kracht zóó groot is, dat d© mo
tor uit zichzelf stil staat. Zoolang er nog
stroom door den motor circuleert, blijft
de slagboom in zijn horizontale positie,
doch zoodra de stroom afgesloten wordt,
slaat bij snel naar zijn loodrechten stand
terug, daar het overwicht, dat juist in het
begin aan een grooten hefboom werkt, de
opgewonden trommel, voldoende is om den
motor in de andere richting te doen draai
en. Om den motor te doen werken, is paral
lel met den arbeidsdraad een hulp draad
gespannen. Nadert nu een locomotief op
dat gedeelte der lijn, dan maakt zijn beugel
contact tussohen den hulp- en den arbeids
draad. Hierdoor wordt de motor in wer
king gezet en worden op denzelfden tijd
groepen signaallampen ontstoken, terwijl
te gelijk een bel begint te luiden. Is de beu
gel de hulplijn gepasseerd, dan wordt de
stroomkring weder verbroken en keert de
toestand weder tot den normalen terug. De
slagboom is zoodanig geconstrueerd, dat
iemand, die zich tusschen de slagboomen
bevindt, op het oogenblik, dat de boomen
neergaan, deze met de hand tijdelijk kan
omhoog heffen om te passeer en.
POSTZEGELS.
Op de vraag: „Van welk jaar dateeren
de postzegels?" zal men ook van den des
kundigen philatelist tot antwoord krijgen
dat 1840 hun geboortejaar, Engeland hun
vaderland en Rowland Hill hun vader is.
Nu is het waar, dat de postzegel, zooals
wij dien kennen, een knappe grijsaard ia
van vrijwel 67 jaar. Maar dat liij, zooals
ieder grijsaard, ook voorvaderen heeft ge
had, vertelt ons de secretaris van het bu
reau der weroldpostverceniging in zijn voor
korten tijd verschenen werk „l'Union Pos
tale Universelle."
In do 17de eeuw bericht de Fransche kro
niekschrijver Pelisson Fontanier, dat ko
ning Lodewijk XIY in 1653 den ambtenaar
voor de verzoekschriften Belager het pri-
vj: verleende, om in de verschillende
stadswijken brievenbussen to plaatsen en
de voor de bewöners der stad bestemde
brieven door boden te laten bezorgen tegen
een „sou" per stuk.
Wie een brief wilde laten bezorgen,
moest kleine bladen papier koop^n en deze
aan het briefje vasthechten; op die blaad
jes stond: „Port payé le... jour du mois de
l'an 16..." i Als uitvindster van deze
nieuwigheid wordt een hofdame, mevrouw
De Longueville, genoemd Maar ondanks
den steun van het hof schijnt Belagers on
derneming niet lang te hebben bestaan.
Y;- - een nieuwe poging om brieven te be-
zorgr n op een voor den ondernemer cn den
1 gebruiker gemakkelijke wijze, hoort men in
I langen tijd niets. Eerst in 1810 komt in
Sardinië een nieuwe soort postzegels op, zij
hadden een waarde yah 15, 25 en 50 centi
mes, bestonden uit een wit z :g-itje en
dienden tevens als briefomslag. Zij bieren
in gebruik tot 1836. In dat jaar werden zij
ook in Engeland ingevoerd, maar ia 1840
maakten zij plaats voor het nieuwe, nog
geldende systeem.
Ob Keulsche Werklaczen-verzekeriog.
Keulen heeft een stedelijke instelling,
werkende zonder hulp en bemiddeling der
vakvereeniging, hetgeen een gemakkelijke
regeling geeft ten aanzien van de ongeorga
niseerden. Ieder arbeider boven de acht
tien jaar kan er lid van zijn, mits hij een
geregelde werkzaamheid hebbo. Ieder verze
kerde moet per jaar 34 weckpremicn vol
doen. Het bedrag der weekpremiën is voor
ongeschoolde arbeiders 35 pf. (21 ets.), voor
geschoolde arbeiders 45 pf. (27 ets.). De
verzekerden, dio hun verplichtingen tegen
over de kas hebben vervuld, zijn gerechtigd
bij werkloosheid buiten hun schuld en zoo-
lang hun geen arbeid wordt aangewezen, io
den tijd van 1 December tot 1 Maart daggel
den te ontvangen uit do kas. De werkloozen,
die zich aanmelden, moeten zich op verlan
gen van het bestuur der kas dagelijks twee
malen op vastgestelde uren ten kantore der
kas vervoegen. Wordt aan den verzekerde
arbeid aangewezen in overeenstemming met
zijn beroep en zijn tob dusver verdiend loon,
dan is hij verplicht dezen aan te nemen.
Hij is echter niet verplicht een door een
staking opengevallen plaats aan te nemen.
Ongehuwde arbeiders, die voor geen betrek
kingen in de gemeente hebben te zorgen,
moeten ook buiten de stad werk aannemen,
indion hun reisgeld wordt vergoed.
Do betaling van het daggeld gaat in met
den derden werkdag na de aanmelding en
wordt gedurende acht weken voortgezet. In
de eerste twintig dagen bedraagt het twee
mark, voor den verderen tijd. één mark.
Herhaaldelijke tijden van werkloosheid in
de periode van 1 December tot 1 Maart
worden beschouwd als een voortzetting van
do eerste werkloosheid.
Do verzekeringskas te Keulen bestaat
thans reeds elf jaren. Zij sloot in diep tijd
ruim 10,000 verzekeringen; van de verzeker
den werden meer dan 7300 werkloos en on
geveer 240,000 mark werd aan daggelden
uitbetaald. Een groot aantal werklooss
kreeg door bemiddeling van de kas wede-
werk. Sedert jaren draagt dc gemeente
jaarlijks 20,000 mark aan do kas bij.
Dit stelsel wil men ook to Schönefeurg
(een der Berlijnsohe voorsteden) toepassen.
Het heeft echter een groot gebrek. Het be
stuur van de Keulsche kas kan nl. de aan
neming van nieuwe leden schorsen, indien
het dit noodig oordeelt. Het is hiertoe echter
verplicht, wanneer het aantal aangenomen
leden zooveel bedraagt, dat, als allen de
raaximum-uitkeering ontvingen, de uitgaven
tweo derden der kasfondsen zouden eischen.
Sedert 1901 word door toepassing van de
zen maatregel aan een aantal werklieden
het lidmaatschap geweigerd.
Nestels.
Do oorsprong der nestcis, zooals zij cl oor
de marechaussees worden gedragen, is zoo.
oud als d© krijgstucht en do vrije heerlijke1
rechten.
Dio koorden, waarvan do uiteinden met
metalen maliën zijn voorzien en die op on
derscheidene wijze gestrengeld, gestrikt en
met knoopen worden opgekort, zijn tot een
geregelden vorm overgegaan en hebben als
het ware een adellijke beteekenis erlangd,
waar zij nog beden bij velen der civiele
standen .ten bewijze van vrije heerlijke
rechten worden gevoerd; maar de zoo ver
sierde bedienden, die hun heer vergezeldon
dragen de koorden niet meer zooals van
ouds, om, bij overtredingen, die hetzij op
het terrein der heerlijkheden, waar het hals
recht aan was verbonden, of jegens de per
sonen, daar thuis behoorende, werden
bedreven, den misdadiger terstond met de
ze koorden te kunnen knevelen en naar het