FEUILLETON.
Be kleine koopman in papier.
Nieuwe Zl-aadsels.
lijden ook?" vielen een paar der meisjes
haar in de rede.
„Of ik, zelfs op het wildste paard. O,
't is zoo heerlijk over wei en veld te ncu-
nen. Ik gevoel mo hier in de stad als een
vogel in een kooitje en zoo gauw..."
Eensklaps kwam de onderwijzeres naar
hen toe. Als een zwerm opgeschrikte dui
ven vlogen de meisjes uit elkander, gingen
op haar plaatsen zitten, terwijl juffrouw
Leewald haar boos aankeek. Zij wilde ech
ter de lessen niet met knorren beginnen
en daarom klom zij, met langzame, afge
meten schreden op den verheven zetel, die
men ,,catheder" noemt.
Ni een j iéchti;p toespraak die op het
wederbeginnen der lessen doelde en hen
vermaande vlijtig, gehoorzaam en oplet
tend to zijn opende juffrouw Leewald de
lessen.
Hilda Busch, waarom heb je je plaat^
gekozen in dc achterste bank. Je wilt je
toch niet van je medescholieren afzonderen,
begon juffrouw Leewald.
Het meisje ston-J haastig van haar zit
plaats op en rekte zich in haar volle leng
te uit en antwoordde lachend: ,.0. neen,
niet afzonderen. Ik koos alleen deze plaats
omdat ik van daar vrijer kaD uitzien. Ik
kom van buiten, en houd er va.i voor mij
uit te kunnen kijken."
„Zoo, nu voorlopig mag je die plaats
houden totdat ik je een andere aanwijs.
Maar laten we nu do les beginnen. Hilda
Busch maak een3 een zin over de bank."
Terwijl haar gezellinnen in gespannen
verwachting op de eerste stijloefeningen
van het buitenmeisje, dat vechten f,n paaro
rijden koD, zaten te wachten, steunde
Hilda met haar handen op de lessenaar en
vloog met een vermetelen zwaai over dd
bank heen, waarop zij dadelijk stokstijf,
als een grenadier bij de para/de, op den
vloer stond.
Bleek en strak van verbazing stond juf
frouw Leewald te kijken. En de andere
meisjes? Een kreet van ontzetting weer
klonk van allo kanten. Plotseling echter
barstten allen in een schaterlach uit^ tot
gToote verontwaardiging van dc ondcrwij
.zeros. Hilda Busch stond terwijl als aan
'den grond genageld te kijken. Zij schoen
niet t© begrijpen waarom men lachte en
keek zwijgend om zich heen. Even daarna
begon zij echter op aarzelenden toon half
S)
Jacques, die zich zeer gelukkig gevoelde
dat hij zich iederen dag ouder het eten
kon warmen, was dit nog veel meer toen
hij, wat al spoedig daarop volgdo, aheen
nrnar meer om te slapen, naar zijn zol
derkamertje behoefde te gaan. Gelukkig,
dat iujyzich nuttig kou maken voor de
eenigo vrienden, die hq op de wereld had,
wellicht ook verlangend om zich aan de
.verveling van de eenzaamheid te onttrek
ken, kunde hij geen gro^t-r genoeg, n dan
vrouw Gervais in het huishouden en aan
de wasch te helpen. Op vijftien jaar heoft
men overal pret in en daarenboven wa#
de jongen op het punt van pretjes n.et
verwend. Dikwijls zat hij des avonds bij
de lamp, terwijl moeder cn dochter zich
met naaiwerk onl.dig hielden, het op
school geleerde zooveel mogelijk bij te
'houden, wel wetende hoe noodig h t voor
hem was goed to kunnen lezen, rekenen
en schrijven. Het meeste genot had hij
echter Zondagsavonds. Vrouw Gervais was
altijd even verlangend naar nieuws en
daar zij door haar vak van wasch- en
'strijkvrouw een goede klant bij den krui
denier was, leende deze haar van tijd tot
tijd couranten. De ooge-n der oude vrouw
waren niet best meer en haar nichtje
moest haar dus voorlezen, maar zoodra
zij bemerkt had, dat Jacques even goed
las als Gertrude, om niet te z ggen be
ter, deden zij het om dc beurt. De cou
ranten waren wel is waar somtijds dagen
oud, maar Jacques, die al in zoo laug
tot de onderwijzeres en half tot haar me
descholieren Ik moest immers een zin
over de bank maken en wilde nu eerst
daarover hueuspringen. Opnieuw uit
bundig gelach, hetgeen de onderwijzeres
met al haar deftigheid en waardigheid tot
zwijgen trachtte te brengendaarna begon
zij do nieuwelinge duchtig de les te lezen.
Hilda Busch betuigde onder tranen dat zij
het maar voor de grap gedaan had. Ja
onder tranenHet epnige vrouwelijke in
haar kwam voor den dag.
In het vrij kwartier werd besloten Hilda
den bijnaam te geven van „Harrras, do
vermetele springer." Alma Bumper had
dit voorgesteld cn do vier cn twintig me
descholieren hadden het dadelijk onder ge
juich aangenomen. Hilda Buseb die al lang
haar tranen had gedroogd in een wit lin
nen zakdoek ter grootte van een servet,
nam al lachende dezen naam aan.
Hilda Busch, do vermetele springer,
deed in het vervolg, bijv. op de wandeling
en op uitstapjes haar bijnaam alle eer aan;
geen sloot was te breed, geen h g te hoog,
om over heen te springen tot ja totdat
de straf kwam. Maar is straf wel 'het juiste
woord 1 Laten we liever zeggen tot de wre
kende Nemesis Harras de vermetels sprin
ger, geheel en al gena-s.
Op een middag toen Hilda BusSeh met
drie van haar beste vriendinnen naar een
kransje ging dat bij Elsa Heine zou plaata
vindep, zagen zij, toen ze de stoep daar op
gingen, twee in het wit gekleeds banket-
bakkersjongens, die op een grooten draag
plank een gelen bijenkorf droegen, blijk
baar een bruiloftstaart en deze op d© on
derste trede van dc stoep neerzetten, om
even uit te rusten.
Hilda Busch kreeg nu op eens weder een
onwederstaanbare lust om een grapje uit
to halen. Zij was immers niet voor niets
„Harras de vermetele springer"? Zij nam
een aanloopje om met één sprong over do
draagplank heen to springen en... viel zoo
lang zij was op de groote taart, die in el
kaar werd gedrukt als een oude cylinder-
hoed
Andermaal hoorde men een gil van
schrik, zoowel van de banketbakkersjon-
gens als van Hilda's vriendinnen. De ver
woesting was zóó volkomen dat er niets
meer van dc bruiloftstaart gebruikt kon
worden en dientengevolge was do reLe-
geen boeken meer had gezien, waa er uu
al zeer blijde mede.
Het was al sinds lang geen winter
meer, toen Jacques op een avond in het
magazijn komende om weder papir in te
koopen, daar tot zijn groote droefheid
vernam, dat zijn beschermer, de heer
Duflot, ernstig ziek was.
Dit trof hem zoozeer, dat hij er onop
houdelijk aan bleef denken en zoo lang
do- ziekte duurde, ging hij iederen dag aan
de deur vragen hoe de toestand was. Ein
delijk, na verloop van drie weken, was
hij weder herstellende en toe-n Jacques
hem voor het eerst weder in het maga
zijn zag, was hij zoo echt blijde, dat de
oude man er door getroffen waa.
„Ik weet hoeveel belangstelling ja mij
betoond hebt, Jacques," zeido hij, „en ik
bedank je er voor 1"
„Ik moet u bedanken, mijnheer, dat n
uw best hebt gedaan om weer beter te
wordenu begrijpt wel, dat ik verlangend
was te weten of ik u zou moeten ver
liezen of niet!"
„Wat zeg je, mij verliezen? Maar, arm
kind, ik heb toch nooit iet* voor je go-
daan misschien had ik daar mijn rede
nen voor, JVvcqucs 1"
„Hebt u niets voor mij gedaan, mijn
heer? Ofschoon u zulk een deftig boer
zijt, hebt u toch medelijden met mij ge
had en uw hartelijke woorden en uw goe
de raad zijn mij van zooveel nut geweestI
Denkt u, dat ik alles vergeten bn?"
„Je bent een brave jongen, Jacques 1"
zei de beer Duflot, hem bij de hand ne
mende. Welnu, hoe is mijn raad geweest?
Aan de hoeveelheid papier, die je hier
tijdens mijn ziekte hebt gekocht, 6ohijnt
het, dat de zaken goed gaan
„Gelukkig wel, mijnheer; de verkoop
ning, die de banketbakker aan juffrouw
Hilda Busch zond dan ook lang niet mis.
Gelukkig echter stelden do bruiloftsgasten,
di" nu hun taart moesten misson gcon
aanklacht tegen het onbezonnen moisjo in,
anders zou het nog veel erger geweest zijn.
Den volgenden dag miste men Hilda op
de school. Toen juffrouw Leewald vroeg
waar zij was zei El lie Papke, „ik denk
dat ze thuis Dog bezig zijn haar af te lik
ken." Een algemeen gelach volgde weder
om op deze woorden en toen de onderwij
zeres bet gcheele avontuur vernam moest
zij ever,ccn9 hartelijk medelachen.
„Ik hoop dat Hilda nu genezen is van
haar springen," begon zij haar toespraak.
En werkelijk was dit ook zoo. Hilda hoeft
Da dien tijd nooit meer gesprongen en geen
tweede Tbeodoor Rörncr kon eeo nieuwe
ballade van „Harras don vermetelen sprin
ger" dichten.
Ingez. door Anton ]>*zen en Si entje van
Wieringen.
I.
Tc Kom va* der bergen Up on breng
verwoesting aan.
Zei letten heb ik maar, nu kuat gij soo-
ken gaan.
1, 2 vindt na' in 4» kasi sa in de tafel
meest,
En als een speler roept „ik 3, 4, 5!" i'
't feest.
Met 6, 1 meet men nu, wat u het best be
viel,
En 3, 4, 6, 1 draait, want kijk, het ia
een...?
Ingez. door „Goudsbloem" te Voorschoten.
II.
Mijn geheel bestaat uit t letters en is iets
lekkers.
Een 3, 7, 4, 8 is een moeras.
2, 1, 3 krijgen kleine kinderen.
6, 7, 5. 8, 4 Willem heeft gewoonlijk een
groot hoofd.
Een 2, 1, 1, 5 staat in don grond. f
neemt met den dag nog tooik geloof,
dat ik al mooi op weg ben."
„Dat geloof ik oak 1" antwoordde do
beer Duflot. Daar er nu juist twee heeren
binnenkwamen, werd het gesprek afge
broken. Jacques liet zijn doos vullen, be
taalde en ging weg, vroolijker dan hij
in eeD maand tijds geweest was.
Er gingen nooit vier dagen achtereen
voorbij zonder dat Jacques weder in het
magazijn terugkwam en de heor Duflot,
die gedurig al naar zijn kleedeiron geke
ken had, voegde hem eens op lachenden
toon toe* „Weet je wel, Jacques, dat ja
jasje op den elleboog stuk i* en hard
naar een nieuw verlangt?"
„Vrouw Gervais repareert het toch dik
wijls I" antwoordde Jacques.
„Een nieuw bewijs \aD wat ik Ter-
moed 1" hernam de heer Duflot eveneens
op vrooJijkcD toon. Ik verbeeld mij ech
ter, beste jongen, dat je wel wat zult
hebben kunnen opsparen in den laatsten
tijd 1"
„Dat heb ik ook gedaan, mijnheer, maai'
dat bewaar üc voor iets veel belang-
rijkers
„Waarvoor dan?"
„Om een stalletje te huren!"
Jacques vertelde hem daarop uitvoerig
zijn plannen en zijn verwachtingen, zoo
dra hij zich in een druk bezochte straat
zou kunnen vestigen cn eindigde met te
zeggen, dat hij, volgens de inlichtingen,
die hij van alle kanten had ingewonnen,
zeker kon zijn tegen het voorjaar de be-
Doodigdc som bijeen te hebban.
„Tegen het voorjaar?" zei de heer Du
flot. „Zou jo dan Dog zulk een barren
winter willen doorbrengen als den vo
rige n
„Wat geeft drfc, mijnbeer?" antwoordde